Organisatie | Utrecht |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening rechtspositie gemeentelijke ombudsman Utrecht |
Citeertitel | Verordening rechtspositie gemeentelijke ombudsman Utrecht |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | bestuur |
Geen.
Gemeentewet artikel 81 lid q
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2006 | 15-12-2020 | nieuwe regeling | 08-12-2005 Gemeenteblad van Utrecht 2005, nr. 97 | Raadsvoorstel 2005, nr. 153 |
Verordening inzake rechtspositie gemeentelijke ombudsman Utrecht
(raadsbesluit van 16 juni 1988).
De raad van de gemeente Utrecht, gelet op het voorstel van b. en w. d.d. 6 juni 1988, nr. 325I A.Z. (Gedr. Verz. 1988, nr. 220)
VERORDENING tot vaststelling van de rechtspositie van de gemeentelijke ombudsman Utrecht.
ombudsman: degene, die is benoemd in de functie bedoeld in artikel 2 van de Verordening gemeentelijke Ombudsman.
3.Daar waar in deze verordening de mannelijke persoonsvorm wordt gebruikt, wordt daaronder mede de vrouwelijke persoonsvorm begrepen.
Artikel 2 Voorwaarden voor benoeming
De herkeuring geschiedt door een commissie, die is samengesteld op de wijze als aangegeven in de nadere regeling als bedoeld in artikel 12, tweede lid, van het Algemeen Ambtenarenreglement. De uitslag van dit onderzoek wordt binnen veertien dagen na vaststelling door burgemeester en wethouders aan de kandidaat medegedeeld.
Aan de kandidaat worden de in redelijkheid gemaakte reis- en verblijfkosten ter zake van een keuring of ter zake van het gevolg geven aan een door vanwege burgemeester en wethouders uitgegane uitnodiging voor een sollicitatiegesprek, vergoed:
Aan de ombudsman wordt zo spoedig mogelijk een benoemingsakte uitgereikt, welke tenminste vermeldt:
Artikel 6 Bezoldiging tijdens afwezigheid
Wanneer de ombudsman anders dan in het belang van zijn functie of in verband met vakantie of ziekte, buiten zijn woonplaats verblijft en de duur van dat verblijf een aangesloten periode van zes weken te boven gaat, kunnen burgemeester en wethouders, gehoord de commissie voor Algemene en Bestuurlijke Zaken, bepalen dat de bezoldiging geheel of ten dele wordt ingehouden.
Artikel 7 Vakantie en vakantietoeslag
Ten aanzien van de vakantie van de ombudsman zijn de bepalingen van het Algemeen Ambtenarenreglement, artikel 53, leden 1, 3, 8, 11, 12, 13 en 15 en artikel 53a, van overeenkomstige toepassing. De ombudsman handelt zo mogelijk in de geest van het bepaalde in voornoemd artikel 53. Van zijn vakantie doet de ombudsman mededeling aan burgemeester en wethouders.
Indien de ombudsman langer dan acht dagen wegen ziekte of om andere reden zijn functie niet kan vervullen, geeft hij daarvan kennis aan burgemeester en wethouders. Van ziekte en herstel doet hij tevens terstond mededeling aan de geneeskundige bedoeld in artikel 9, eerste lid.
Artikel 9 Geneeskundig onderzoek tijdens benoemingstermijn
Onverminderd de mogelijkheid de daartoe door of vanwege burgemeester en wethouders aangewezen geneeskundige te consulteren ter zake van met zijn functievervulling samenhangende gezondheidsproblemen, kan de ombudsman burgemeester en wethouders verzoeken hem in verband hiermee aan een geneeskundig onderzoek te onderwerpen.
Burgemeester en wethouders kunnen bepalen, dat indien de ombudsman wegens ziekte langer dan twee maanden zijn functie niet vervuld, deze zich aan een geneeskundig onderzoek van gemeentewege moet onderwerpen ter beoordeling van de vraag of, en zo ja, wanneer en in welke mate hij de vervulling van zijn functie weer kan hervatten. Zodanig onderzoek vindt in elk geval plaats zodra de ombudsman gedurende acht maanden onafgebroken, dan wel binnen een tijdvak van achttien maanden gedurende een aantal perioden, tezamen meer dan 260 kalenderdagen omvattend, wegens ziekte verhinderd is geweest zijn functie te vervullen.
Aan een dergelijk onderzoek kan de ombudsman eveneens worden onderworpen, indien er naar het oordeel van burgemeester en wethouders, gehoord de commissie voor Algemene en Bestuurlijke Zaken, voldoende redenen bestaan om aan te nemen, dat de Ombudsman in verband met zijn lichamelijke of geestelijke toestand niet in staat is zijn functie naar behoren te vervullen.
Indien blijkens de uitkomsten van een onderzoek als bedoeld in de voorgaande leden de belangen van de ombudsman, van bij de uitoefening van zijn functie betrokken derden, of van de gemeente zulks vorderen, dan kunnen burgemeester en wethouders, gehoord de commissie voor Algemene en Bestuurlijke Zaken, de ombudsman verbieden de uitoefening van zijn functie voort te zetten of te hervatten. In dit geval wordt hij geacht wegens ziekte verhinderd te zijn zijn functie te vervullen.
Blijkt uit een onderzoek, als bedoeld in artikel 9, dat de ombudsman op grond van ziekten of gebreken is geraakt in een toestand van blijvende ongeschiktheid voor de vervulling van zijn functie, dan wordt door burgemeester en wethouders het in artikel I E2 van de Algemene Burgerlijke Pensioenwet bedoelde verzoek gedaan tot het instellen van een geneeskundig onderzoek volgens de bepalingen van die wet.
Artikel 11 Inhouding bezoldiging bij ziekte
Het niet uitgekeerde bedrag van de ingehouden bezoldiging kan op beslissing van burgemeester en wethouders, gehoord de commissie voor Algemene en Bestuurlijke Zaken, alsnog aan de ombudsman worden uitbetaald, wanneer uit een verklaring van een (of meer) van gemeentewege aangewezen geneeskundige(n) blijkt, dat de grond, waarop de doorbetaling geheel of ten dele werd gestaakt, zich niet meer voordoet, dan wel dat alsnog de medewerking, bedoeld in het eerste lid, onder b, wordt verleend.
De artikelen 80g, 80h, 80i en 80j van het Algemeen Ambtenarenreglement inzake ziektekostenvoorzieningen en de krachtens deze bepalingen vastgestelde regelingen, zijn van overeenkomstige toepassing.
Artikel 51, tweede lid, van het Algemeen Ambtenarenreglement inzake gratificatie wegens 25-, 40- of 50-jarige dienstvervulling en de daaruit voortvloeiende regelgeving, zijn van overeenkomstige toepassing.
Artikel 15 Kosten- en schadevergoeding
De ombudsman heeft geen recht op vergoeding van kosten en schade, indien en voor zover daarin niet in deze verordening is voorzien.
Artikel 16 Einde benoeming/ontslag
Indien de ombudsman wordt ontslagen op een grond als bedoeld in het derde lid onder b of het vierde lid onder a, of indien hij na afloop van de termijn waarvoor zijn benoeming geldt niet wordt herbenoemd, anders dan op eigen verzoek, wordt hem een uitkering toegekend overeenkomstig de bepalingen van de Wachtgeldverordening, tenzij hij ter zake van het ontslag recht heeft op een pensioen krachtens de Algemene Burgerlijke Pensioenwet.
Artikel 20 Nagelaten betrekkingen
Ten aanzien van de nabestaanden van de ombudsman respectievelijk gewezen ombudsman vinden artikel 81 respectievelijk 80c van het Algemeen Ambtenarenreglement overeenkomstig toepassing.
In gevallen waarin deze verordening niet of niet genoegzaam voorziet, beslissen burgemeester en wethouders, gehoord de commissie voor Algemene en Bestuurlijke Zaken.
BIJLAGE BEHOREND BIJ GEMEENTEBLAD VAN UTRECHT 2005, NR. 51
Toelichting op verordening inzake de rechtspositie van de gemeentelijke ombudsman Utrecht.
Bij besluit van 15 december 1987 (Gedr. Verz. 1987, nr. 433), heeft de gemeenteraad besloten tot instelling van een gemeentelijke ombudsman. De ombudsman functioneert geheel onafhankelijk van het gemeentebestuur. Om deze onafhankelijkheid te waarborgen kan de ombudsman rechtspositioneel niet gelijk worden gesteld aan overig gemeentepersoneel. Immers, er kan geen sprake zijn van ondergeschiktheid aan de gemeenteraad of het college van burgemeester en wethouders. In de Verordening gemeentelijke ombudsman wordt bepaald dat de rechtspositieregelingen die op ambtenaren in dienst van de gemeente van toepassing zijn, niet gelden voor de ombudsman.
In de onderhavige verordening maakt de functie van ombudsman in formele zin deel uit van de gemeentelijke openbare dienst. In materiële zin neemt de ombudsman een afzonderlijke positie in. Uitgangspunt is enerzijds, zoals gezegd, de onafhankelijkheid van het ambt. Deze onafhankelijkheid blijkt onder andere uit het feit dat de ombudsman niet disciplinair kan worden gestraft. Anderzijds wordt daar waar mogelijk aansluiting gezocht bij de bepalingen van het Algemeen Ambtenarenreglement, bijvoorbeeld ten aanzien van 'de ziektekostenvoorziening.
De bezoldiging van de ombudsman is ingevolge voornoemd raadsbesluit bepaald op het normbedrag van salarisschaal 16 van de Bezoldigingsverordening. Het normbedrag van deze schaal wordt gevormd door salarisnummer 6 (per 1 september 1987 f 9.092,-- per maand).
De ontslaggronden zijn grotendeels ontleend aan de gronden welke gelden voor de nationale ombudsman. Bij ontslag of niet herbenoemen wordt de ombudsman voor de toepassing van de Wachtgeldverordening en de pensioenregeling geacht ambtenaar in vaste dienst te zijn geweest.