Organisatie | Amersfoort |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening identiteitskaart |
Citeertitel | Verordening identiteitskaart |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
08-07-1999 | Onbekend | 29-06-1999 Stadsberichten | Onbekend |
De raad van de gemeente Amersfoort;
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 18 juni 1999;
overwegende dat het gewenst is regels te stellen omdat er een maatschappelijke behoefte bestaat aan een officiële gemeentelijke identiteitskaart naast de bestaande documenten die als identiteitsbewijs worden gebruikt;
gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en de Algemene wet bestuursrecht;
Aan degene die de Nederlandse nationaliteit bezit of op grond van de Wet betreffende de positie van Molukkers van 9 september 1976 (Stb. 468) als Nederlander wordt behandeld en in de bevolkingsadministratie van de gemeente of in het Centraal Persoonsregister is opgenomen, wordt op diens verzoek door burgemeester en wethouders binnen de grenzen van deze verordening een identiteitskaart verstrekt.
De identiteitskaart is het document zoals dat door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten is vastgesteld en bekendgemaakt.
Artikel 6 Gegevens op identiteitskaart
Aan hen die ingevolge de wet van 9 september 1976, Stb. 468 (Wet betreffende de positie van Molukkers) als Nederlander worden behandeld, wordt op hun verzoek een identiteitskaart verstrekt met vermelding van de Nederlandse nationaliteit. Wordt dit verzoek niet gedaan dan wordt aan de vermelde nationaliteit als bedoeld in het eerste lid onder f. toegevoegd: 1. In de rubriek "aantekeningen afgevende autoriteit", wordt in dit geval vermeld: 1. Stb.76.468.
De aanvrager die door middel van schriftelijke bewijsstukken aantoont dat hij schrijft, handelt of bekend staat onder een andere naam, kan verzoeken dat deze andere naam tevens op de identiteitskaart wordt vermeld.
HOOFDSTUK 3 - DE AANVRAAG, HET BUITEN BEHANDELING LATEN, DE WEIGERING
Het formulier biedt ten minste ruimte voor de dagtekening, de ondertekening door de aanvrager, de afdoeningshandelingen en de datum van verstrekking en uitreiking, het invullen van de in artikel 6, eerste lid, en artikel 7, eerste lid, genoemde gegevens en voor het aanhechten van één van de pasfoto's van de aanvrager.
De pasfoto's zijn schuin van voren genomen, zodanig dat de afbeelding voor ongeveer 3/4 gedeelte de ene en voor ongeveer 1/4 gedeelte de andere gelaatshelft weergeeft. De grootte van de foto dient 3 bij 4 cm te zijn. De breedte van het hoofd dient ongeveer 2 cm van de afbeelding in beslag te nemen. Beide ogen dienen zichtbaar te zijn, eventueel achter een bril met doorschijnende glazen. Het dragen van een donkere bril op de foto's is niet toegestaan, tenzij de aanvrager heeft aangetoond dat zulks om medische redenen noodzakelijk is. Het hoofd dient onbedekt te zijn, tenzij de aanvrager heeft aangetoond dat godsdienstige, levensbeschouwelijke of medische oorzaken zich hiertegen verzetten. De hoeken van de pasfoto moeten afgerond zijn.
Burgemeester en wethouders stellen als nadere regels het VNG-reglement vast betreffende de wijze waarop de gegevens, als bedoeld in de artikelen 6, 7, 8 en 9, op de identiteitskaart moeten worden vermeld.
Indien de aanvrager houder is van een reeds eerder uitgereikte identiteitskaart, wordt een aanvraag van een nieuwe identiteitskaart slechts in behandeling genomen als de eerder uitgereikte identiteitskaart kan worden ingehouden of, als de aanvrager de identiteitskaart vermist, hij bij de aanvraag een schriftelijke verklaring over de vermissing overlegt.
Indien de aanvrager de leeftijd van 12 jaren nog niet heeft bereikt, moet de aanvrager een verkla ring van toestemming overleggen van degene(n) die de ouderlijke macht over de aanvrager uitoefen(t) (en) of van de voogd.
Artikel 14 Vaststelling identiteit
Indien degene die een verklaring van toestemming moet overleggen niet in persoon verschijnt, kan de aanvraag slechts in behandeling worden genomen indien uit de overgelegde schriftelijke verklaring van toestemming en eventuele andere overgelegde stukken met de nodige zekerheid kan worden afgeleid dat de verklaring van toestemming van de betreffende persoon afkomstig is.
Indien burgemeester en wethouders van oordeel zijn dat de aanvrager op het formulier voor het aanvragen van de identiteitskaart onjuiste of onvolledige gegevens heeft vermeld, of de pasfoto's niet aan artikel 9, derde lid voldoen, verzoeken zij de aanvrager om binnen twee weken de door hen aangeduide gegevens te verbeteren of aan te vullen of pasfoto's te leveren die voldoen aan het bepaalde in artikel 9, derde lid.
Artikel 16 Verificatie persoonsgegevens
Burgemeester en wethouders die een aanvraag in ontvangst nemen ten behoeve van een persoon die in het centrale persoonsregister (CPR) is opgenomen, zenden deze aanvraag aan het hoofd van de Rijksinspectie van de Bevolkingsregisters ter verificatie van de daarin vermelde persoonsgegevens. Daarnaast verzoeken burgemeester en wehouders het hoofd van de Rijksinspectie van de Bevolkingsregisters te verifiëren of er reeds eerder een identiteitskaart aan de betrokken persoon is uitgereikt.
Artikel 18 Gebruikmaking diensten van derden
Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van de uitreiking van identiteitskaarten gebruik maken van de diensten van derden, voor zover daarbij wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
Artikel 19 Verval van rechtswege
De identiteitskaart vervalt van rechtswege, indien:
Artikel 26 Voorraadbeheer en toezicht
De werkvoorraad identiteitskaarten en de te gebruiken materialen bevinden zich tijdens de werkuren, onder voortdurend toezicht, op een voor het publiek onzichtbare en voor onbevoegden onbereikbare plaats. Buiten de werkuren wordt de werkvoorraad opgeslagen in de in het eerste lid bedoelde voorziening. De werkvoorraden bedragen niet meer dan het gemiddelde verbruik van twee dagen.
Artikel 27 Ontvreemding en diefstal
In het geval van ontvreemding dan wel vernietiging van identiteitskaarten of materialen ten gevolge van inbraak, diefstal, verduistering, overvallen, brand of anderszins doen burgemeester en wethouders daarvan terstond aangifte bij de plaatselijke politie.
Burgemeester en wethouders stellen als nadere regels het VNG-Reglement vast betreffende inkoop, aflevering, werkvoorraad, uitgifte, verschrijven, vermissen, diefstal en innemen van identiteitskaarten.
Een ieder die betrokken is bij de uitvoering van deze verordening en daarbij de beschikking krijgt over gegevens waarvan hij het vertrouwelijke karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden, en voor wie niet reeds uit hoofde van het ambt, beroep of wettelijk voorschrift ter zake van die gegevens een geheimhoudingsplicht geldt, is verplicht tot geheimhouding daarvan, behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hem tot bekendmaking verplicht of uit zijn taak bij de uitvoering van deze verordening de noodzaak tot bekendmaking voortvloeit.
Artikel 30 Verbod tot vervalsing
Het is een ieder verboden een identiteitskaart valselijk op te maken of te vervalsen, of een identiteitskaart op grond van valse gegevens te doen verstrekken dan wel een aan hem of een ander uitgereikte identiteitskaart ter beschikking te stellen van derden, met het oogmerk het door dezen te doen gebruiken als ware het aan hen uitgereikt.
Hij die handelt in strijd met het bepaalde in artikelen 21, eerste lid, 22, 29 of 30 wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie.
Deze verordening treedt in werking op de achtste dag na die waarop zij is bekendgemaakt. Vastgesteld in de openbare vergadering van 29 juni 1999. De secretaris, De burgemeester,
Dr. G. de Kleijn mr. A.H. Brouwer-Korf
ALGEMEEN DEEL VAN DE TOELICHTING
De verordening biedt de grondslag voor het verstrekken en uitreiken van een gemeentelijke identiteitskaart. De identiteitskaart is een waardedocument. Daarom bevat de verordening bepalingen die waarborgen dat de aanvraag, de verstrekking en het gebruik van de identiteitskaart op zorgvuldige wijze gebeurt. De verordening maakt het mogelijk een identiteitskaart te verstrekken aan degene die de Nederlandse nationaliteit bezit en in de bevolkingsadministratie van de gemeente of in het Centraal Persoonsregister is opgenomen. Ook degene die als bezitter van de Nederlandse nationaliteit wordt behandeld komt in aanmerking voor een identiteitskaart. Het verstrekken van de kaart is afhankelijk van het voldoen aan die eisen. Voorts moet de aanvraag van de kaart overeenkomstig het voorgeschreven aanvraag-/identiteitsformulier gebeuren.
De verordening is gebaseerd op artikel 168 van de gemeentewet. Zolang er geen wetgeving van hogere bestuursorganen is, die de materie van de identiteitskaart vanuit gelijke motieven regelt, is de gemeente bevoegd hierover regels te stellen. De afgifte van een identiteitskaart is een onderwerp dat binnen de aanduiding "huishouding der gemeente" valt, zoals dat op grond van artikel 168 is te hanteren. Het gaat hier dan ook om een autonome gemeentelijke verordening. Burgemeester en wethouders zijn het bevoegde bestuursorgaan. In rijkswetgeving over kwaliteitsdocumenten, zoals paspoort en rijbewijs, is de burgemeester aangewezen als het bevoegde gemeentelijke bestuursorgaan. De hoofdregel van de gemeentewet die de uitvoerende bevoegdheid bij burgemeester en wethouders legt, dient ook hier toegepast te worden. De gevallen waarin daarvan is af te wijken, zijn af te leiden uit artikel 221 van de gemeentewet en de bijbehorende jurisprudentie. Artikel 221 wordt zodanig uitgelegd dat in autonome verordeningsbepalingen de burgemeester als het uitvoerende bestuursorgaan dient te worden genoemd als het gaat over, kort gezegd, voor publiek openstaande gebouwen, samenkomsten en openbare vermakelijkheden. Daarbij is het oogmerk van de verordening niet van belang. In de verordening op de identiteitskaart zal het college van burgemeester en wethouders als het uitvoerend bestuursorgaan moeten worden aangewezen omdat geen van de onder artikel 221 gemeentewet vallende omstandigheden van toepassing is. (Artikel 176 van de nieuwe Gemeentewet dat artikel 221 zal vervangen brengt hierin geen inhoudelijke wijzigingen.)
De verordening kent enige momenten waarop een beschikking ontstaat. In de procedure voor de aanvraag is het besluit de aanvraag buiten behandeling te stellen een beschikking waartegen bezwaar en beroep is in te stellen. De weigering de identiteitskaart te verstrekken is eveneens een beschikking. De inhouding is een feitelijke handeling waartegen geen bezwaar en beroep openstaat.
A.Identiteitskaart De inhoud van het begrip identiteitskaart is anders dan de ook wel voorkomende aanduiding legitimatiebewijs. In de verordening gaat het uitsluitend om identificatie, dat wil zeggen het vaststellen of aantonen welke persoon iemand is. Met een foto, vingerafdruk of informatie over wie iemand is, valt de identiteit vast te stellen. Legitimatie is er in eerste instantie op gericht om informatie te geven over de hoedanigheid of bevoegdheid van de houder. Bij voorbeeld of iemand opsporingsbevoegdheid heeft of meteropnemer van het energiebedrijf is.
Het verstrekken van de identiteitskaart is gebonden aan twee vereisten: het Nederlanderschap of een daaraan gelijkgestelde status (Wet van 9 september 1976, Stb. 76, 468) en opneming in de bevolkingsadministratie of in het Centraal Persoonsregister. Voor degenen die hier verblijven en niet de Nederlandse nationaliteit hebben, bestaat op grond van de vreemdelingenwetgeving reeds de verplichting te beschikken over een bepaald identificatiedocument. Ook de vreemdelingen waarop artikel 9 of artikel 10 van de Vreemdelingenwet van toepassing is, degenen die een verblijfs- of vestigingsvergunning hebben, komen niet in aanmerking voor een identiteitskaart. Personen die in het Centraal Persoonsregister zijn opgenomen en die de Nederlandse nationaliteit hebben, komen wel in aanmerking voor een identiteitskaart. Aan personen waarop de Wet betreffende de positie van Molukkers (Stb. 1976, 468) van toepassing is en die ingevolge deze wet, bij toepassing van de Nederlandse wetgeving, als Nederlander behandeld worden, zonder dat zij de Nederlandse nationaliteit bezitten, wordt wanneer zij aan de overige gestelde eisen voldoen, op hun verzoek een identiteitskaart uitgereikt, waarbij achter de nationaliteitsvermelding "NLD" (afkorting van "Nederlandse") een * wordt geplaatst. Aan de achterzijde van het document wordt in dit geval boven de rubriek "de afgevende autoriteit" vermeld: * S.76.468". Op deze wijze wordt voor derden kenbaar gemaakt dat deze personen als Nederlander worden behandeld zonder dat zij de Nederlandse nationaliteit bezitten. De termijn voor de afhandeling van de aanvraag van de identiteitskaart is op twee weken gesteld. Indien binnen die termijn verstrekking niet mogelijk is, kunnen burgemeester en wethouders de verstrekking ten hoogste twee weken uitstellen.
De termijn van vijf jaren is dezelfde als de geldigheidsduur van het paspoort. De identiteitskaart blijft gemeente-eigendom. Het auteursrecht van de identiteitskaart berust bij de VNG.
In verband met het benodigde maatschappelijke draagvlak voor de acceptatie van de kaart is het nodig dat iedere gemeente dezelfde identiteitskaart gebruikt. Het model daarvoor is in opdracht van de VNG ontwikkeld en geproduceerd.
In het reglement op grond van artikel 10 is aangegeven op welke wijze de gegevens op de identiteitskaart moeten worden vermeld (zie bijlage 2).
Iemand die in het maatschappelijk leven onder een andere naam bekend is dan zijn geslachtsnaam (bijv. schrijvers, artiesten of kloosterlingen), kan een verzoek doen om ook die andere naam op de identiteitskaart te vermelden.
Artikel 9 en artikelen 11 t/m 15
De artikelen 4:1 t/m 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Stb. 1992, 315) handelen over de aanvraag van beschikkingen en zijn op de artikelen 9 en 11 t/m 14 van toepassing. De Awb zal naar verwachting op 1 juli 1993 in werking treden. Anticipatie op de Awb is mogelijk.
De aanvrager moet bij aanvraag altijd persoonlijk aan het loket verschijnen. In uitzonderlijke situaties kan een andere plaats worden gekozen. Van de aanvrager die houder is van een geldige identiteitskaart kan bij de aanvraag van een nieuwe kaart zijn huidige identiteitskaart worden ingehouden. De bepaling (artikel 12) spreekt over "kan worden ingehouden". In de gevallen waarin geen klaar-terwijl-u-wachtdienstverlening geldt, is te besluiten pas bij het uitreiken van de nieuwe kaart tot inhouding van de huidige identiteitskaart over te gaan.
De vermissing van de identiteitskaart moet blijken uit een schriftelijke verklaring die afkomstig is van de politie of van de houder zelf. In het laatste geval dient een verklaring overeenkomstig bijlage 5 te worden ingevuld.
Indien de aanvrager niet kan ondertekenen, wordt dat op de identiteitskaart vermeld overeenkomstig het bepaalde in het reglement inzake de vermelding van gegevens op de identiteitskaart.
Bij het personaliseren en uitreiken van de kaart is de vaststelling van de identiteit van de aanvrager essentieel. Om deze reden zal bij de aanvraag een aantal gegevens worden gevraagd waarmee, aan de hand van de persoonskaart (of persoonslijst wanneer de bestanden zijn geautomatiseerd), controle mogelijk is. Ten behoeve van de vaststelling van de identiteit zal een (niet openbare) loketinstructie worden verstrekt. Daarnaast biedt artikel 11 nog de basis voor een eventueel verdergaand onderzoek. Bij het verzoek tot verbetering of aanvulling van de gegevens stellen burgemeester en wethouders een bepaalde termijn (artikel 4:5, lid 1, ontwerp-Awb). Nadat de aanvraag door burgemeester en wethouders buiten behandeling is gesteld, kan de betrokkene opnieuw een aanvraag indienen. Uiteraard dienen dan wel de volledige gegevens geleverd te worden. Zou een buiten behandeling gestelde aanvraag opnieuw, en weer zonder de ontbrekende gegevens worden ingediend, dan is de aanvraag, zonder de annvullingsprocedure te hanteren op grond van artikel
4:6 ontwerp Awb, buiten behandeling te stellen onder verwijzing naar het eerdere besluit (artikel 4:6, lid 2, ontwerp-Awb). Het eerste lid van artikel 4:6 van het ontwerp van de Algemene wet bestuursrecht geeft ook aan dat bij de nieuwe aanvraag de aanvrager gehouden is de nieuw gebleken feiten of omstandigheden te vermelden.
De verordening gaat uit van het klaar-terwijl-u-wachtsysteem. Als door het vragen van aanvullende of verbeterde gegevens de termijn van twee weken voor het besluit tot het verstrekken dreigt te worden overschreden, is toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 2, tweede lid van de verordening. Het model voor het aanvraag-/identiteitsformulier is in bijlage 4 opgenomen. Een verklaring van vermissing is in bijlage 5 opgenomen. Exemplaren van de formulieren zijn te bestellen bij Uitgeverij van de VNG te Den Haag (tel. 070-3738888).
De aanvankelijke rol van het Hoofd van het Centraal Inkoopbureau van de VNG komt hiermee te vervallen.
Dit is mogelijk, nu het Ministerie van Binnenlandse Zaken recentelijk haar medewerking heeft toegezegd bij de verificatie van de gegevens op de aanvragen en het registreren van de verstrekking, vermissing of inhouding/inlevering van de gemeentelijke identiteitskaarten door personen die in het centrale persoonsregister zijn opgenomen. Voor de melding zoals bedoeld in artikel 16, derde lid, kunt u gebruik maken van het bij deze circulaire gevoegde Kennisgevingsformulier.
Uiteraard is het noodzakelijk bij iedere aanvraag als hier bedoeld na te gaan of de inschrijving van betrokkene in het centrale persoonsregister nog wel gehandhaafd moet worden, dan wel dat inschrijving in de eigen gemeente of elders dient plaats te vinden. Dit is niet alleen nodig omdat gebleken is, dat velen ten onrechte nog in het centrale persoonsregister staan ingeschreven, maar ook omdat binnen afzienbare tijd het centrale persoonsregister gaat verdwijnen. Het is dan ook zeer zinvol een aanvrager aan te raden een briefadres in de gemeente te kiezen, zodat afvoering van het centrale persoonsregister kan geschieden.
De weigeringsgronden zijn dwingend voorgeschreven. Bij het indienen van de aanvraag blijkt in de regel al dat een voorwaarde voor de verstrekking van een identiteitskaart ontbreekt. Een aanvraag zal dan niet worden voortgezet. Toch kan het voorkomen dat na het moment van in behandeling nemen en vóór het besluit tot verstrekken de gegevens op grond waarvan de identiteitskaart kan worden verstrekt niet juist blijken te zijn. In zo'n situatie moet de aanvraag kunnen worden geweigerd.
Een aantal gemeenten maakt in verband met het op peil houden van de gemeentelijke dienstverlening gebruik van de diensten van derden. Aangezien de handtekening van de houder op het document geplaatst dient te worden en er uit fraude-overwegingen niet gewerkt wordt met handtekeningenstickers, kan een derde in het geval van de identiteitskaart slechts ingeschakeld worden bij uitreiking. Bij derden moet gedacht worden aan postkantoren en banken.
Indien een aangevraagde en verstrekte identiteitskaart niet wordt afgehaald, vervalt de geldigheid na drie maanden. De betreffende kaarten moeten worden vernietigd op grond van artikel 21, derde lid.
Dit artikel verplicht iedereen die het document in handen krijgt, anders, dan voor ambtelijke doeleinden (dus bijv. als vinder of erfgenaam) de kaart ter beschikking te stellen van burgemeester en wethouders van de verstrekkende gemeente. Wanneer een kaart verloren is dan zal de houder van deze kaart in veel gevallen inmiddels een nieuwe kaart hebben gekregen. Bij het aanvragen van deze nieuwe kaart heeft betrokkene dan een verklaring van vermissing overgelegd. De gevonden kaart dient dan dus niet meer in omloop te komen en moet worden vernietigd. Wanneer de oorspronkelijke houder van de kaart nog in de gemeente woont waar de kaart is afgegeven en uit de administratie blijkt dat er nog geen nieuwe kaart is afgegeven, staat het burgemeester en wethouders uiteraard vrij om te trachten de gevonden kaart bij de oorspronkelijke houder terug te bezorgen. De vernietigingsbepaling is opgenomen om (langdurige) opsporingsakties te voorkomen.
De registratie van de verstrekking gebeurt op de persoonskaart. Registratie van verstrekte identiteitskaarten aan personen die in het CPR zijn opgenomen dient afzonderlijk plaats te vinden, omdat daar binnen de gemeente geen persoonskaart van beschikbaar is. Een reglement voor de persoonsregistratie behorend bij de afgifte van identiteitskaarten is in bijlage 3 opgenomen. Het reglement vloeit voort uit de Wet persoonsregistraties en de verordening persoonsregistratie. In de VNG-uitgave "Gemeente en persoonsregistratie", Blauwe Reeks nr. 70, is aangegeven waarom een reglement nodig is.
Het artikel regelt het opnemen van de identiteitskaart in de bevolkingsadministratie. De volgende gegevens m.b.t. de gemeentelijke identiteitskaart dienen in vak 23 van de PK te worden opgenomen: -de code "ID" die aangeeft dat het een gemeentelijke identiteitskaart betreft; -het documentnummer; -de datum van verstrekking (is tevens datum ingang geldigheid); -de naam van de gemeente waar de kaart is afgegeven; -in geval van inhouding de "I" plus datum waarop de ID-kaart is ingehouden; -in geval van vermissing/diefstal de "V" plus de datum waarop de vermissing/diefstal bij de
gemeente is gemeld; -in geval van het ter beschikking stellen aan de Centrale Recherche Informatiedienst (CRI) de code
"I" plus de datum wearop de ID-kaart aan de CRI is toegezonden. De ID-kaart gegevens dienen, evenals de gegevens betreffende Nederlandse reisdocumenten, bij de overgang naar de GBA te worden geconverteerd. Daarbij dienen de conversievoorschriften gevolgd te worden die in het Logisch Ontwerp ten aanzien van Nederlandse reisdocumenten zijn opgenomen. Wanneer op de persoonskaart de code "I" (beschikbaar stellen aan de CRI) is opgenomen, dient de gehele categorie 12 in onderzoek geplaatst te worden. Daarbij dient de schrijfwijze te worden aangehouden zoals die ook bij paspoorten wordt gevolgd. Een voorbeeld van de volledige registratie van een gemeentelijke identiteitskaart die op 3 mei 1992 in de gemeente Wehl is afgegeven en die op 17 juni 1993 als vermist is aangemeld ziet er als volgt uit.
+ID 0047861 3mei92 Wehl V 17jun93+
De historische gegevens van de eerder verstrekte identiteitskaart wordt in de administratie bewaard op dezelfde wijze zoals bij de paspoorten plaatsvindt: doorhalen van de oude gegevens.
Identiteitskaarten zijn waardedocumenten, evenals paspoorten en rijbewijzen. Derhalve dient voorkomen te worden dat blanco en ingevulde identiteitskaarten in onbevoegde handen komen. Artikelen 26 en 28 bieden daarvoor een waarborg. Die waarborg heeft evenwel ook betekenis naar buiten toe. Personen en instanties die te maken krijgen met gebruikers van de identiteitskaart weten mede daardoor dat de afgifte van het document met waarborgen is omgeven die zoveel mogelijk voorkomen dat frauduleuze handelingen kunnen worden gepleegd. De verantwoordelijkheid voor de hantering van het reglement dat in artikel 28 is voorgeschreven berust bij het hoofd van de aange-wezen afdeling en de door hem of haar aangewezen medewerkers. Het reglement is als bijlage 1 opgenomen.
Overtreding van de geheimhoudingsbepaling is strafbaar op grond van artikel 272 Wetboek van Strafrecht. Artikel 29 kan vervallen met het in werking treden van de Algemene wet bestuursrecht. Artikel 2:5 Awb bevat een geheimhoudingsregeling.
Artikel 231 van het Wetboek van Strafrecht bevat dezelfde tekst als artikel 30. Het artikel is alleen van toepassing op reisdocumenten. Voor identiteitskaarten is derhalve een afzonderlijke strafbepaling nodig. Indien valsheid in geschrifte wordt geconstateerd dient aangifte te worden gedaan. Gelet op de strafmaat die in het Wetboek van Strafrecht is gesteld, is in artikel 31 gekozen voor de tweede geldboetecategorie (artikel 195 gemeentewet jo artikel 23 WvSr).