Organisatie | Tytsjerksteradiel |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening Wet Inburgering gemeente Tytsjerksteradiel 2010 |
Citeertitel | Verordening Wet Inburgering gemeente Tytsjerksteradiel 2010 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Deze verordening treedt in werking zes weken na de datum van bekendmaking. Gelijktijdig met de inwerkingtreding van deze verordening wordt de Verordening Wet Inburgering gemeente Tytsjerksteradiel van 2007 ingetrokken.
Wet inburgering art. 8, 19, vijfde lid, 23, derde lid, en 35
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
22-12-2010 | Nieuwe regeling | 23-09-2010 Actief, 10-11-2010 | Onbekend |
Aan het einde van een raadsperiode stelt het college een verslag inburgering op
met daarin de evaluatie en resultaten van het inburgeringsbeleid, en stuurt dit naar de
raad. Het verslag inburgering omvat in elk geval een rapportage ten aanzien van de
doeltreffendheid en doelmatigheid van de informatievoorziening.
Hoofdstuk 3. Het gemeentelijk aanbod
Artikel 7 De inhoud van de beschikking ingeval van een gemeentelijk aanbod
Het besluit tot toekenning van een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening bevat in ieder geval:
Artikel 12 Toekennen van een premie
Indien de inburgeraar die een eigen bijdrage verschuldigd is, is geslaagd voor
1. het inburgeringsexamen of het Staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II
dat deel uitmaakt van het door het college vastgestelde inburgeringstraject
of het diploma heeft behaald van de door het college vastgestelde taalkennisvoorziening, komt hij in aanmerking voor een premie ter hoogte van
Artikel 13 De inhoud van de beschikking ingeval van handhaving van een inburgeringsplichtige zonder gemeentelijk aanbod
Artikel 14 De hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingen
De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 250,-- indien de inburgeringsplichtige of de persoon ten aanzien van wie het college op redelijke gronden kan vermoeden dat deze inburgeringsplichtig is geen of onvoldoende medewerking verleent aan het onderzoek, bedoeld in artikel 25, vierde lid, van de wet.
De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 500,-- indien de inburgeringsplichtige geen of onvoldoende medewerking verleent aan de uitvoering van de voor hem vastgestelde inburgeringsvoorziening, bedoeld in artikel 23, eerste lid, van de wet of aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 6 van deze verordening.
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van de raad van Tytsjerksteradiel van 23 september 2010
De Raad voornoemd,
de griffier de voorzitter
mr. S.K. Dijkstra G.J. Polderman
De Wet inburgering (WI) is op 1 januari 2007 in werking getreden en is in de plaats gekomen van de Wet inburgering nieuwkomers (Win) en de verschillende oudkomersregelingen. De WI regelt de inburgeringsplicht voor in beginsel alle onderdanen van derdelanden van 16 tot 65 jaar die duurzaam in Nederland willen en mogen verblijven. Sinds de invoering in 2007 is deze wet een aantal malen gewijzigd. Op 1 januari 2009 en recentelijk op 19 december 2009. Deze wijzigingen zijn de aanleiding geweest voor het maken van deze nieuwe verordening. Naast het handhaven van de inburgeringsplicht is het nu ook mogelijk om aan vrijwillige inburgeraars een aanbod te doen. Dit zijn bijvoorbeeld genaturaliseerde Nederlanders of mensen uit Midden- of Oosteuropese landen.
Bij het invulling geven aan de inburgeringsverplichting staat de eigen verantwoordelijkheid (ook in financiële zin) van de inburgeraar centraal. De inburgeringsplichtige kan naar eigen inzicht bepalen hoe hij zich wil voorbereiden op het inburgeringsexamen. Aan de inburgeringsverplichting is voldaan wanneer het inburgeringsexamen is behaald (een resultaatsverplichting).
Gemeenten hebben in de WI een aantal belangrijke taken toebedeeld gekregen. Zo hebben gemeenten de opdracht om de inburgeringsplichtigen in de gemeente goed te informeren over de rechten en plichten die voortvloeien uit deze wet. Daarnaast hebben gemeenten de taak aan bepaalde groepen inburgeringsplichtigen een inburgeringsvoorziening aan te bieden. Een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening leidt inburgeringsplichtigen toe naar het inburgeringsexamen. Ook moeten gemeenten de inburgeringsplicht van inburgeringsplichtigen handhaven. Het college moet een bestuurlijke boete opleggen als een inburgeringsplichtige zich verwijtbaar niet houdt aan de verplichtingen die voor hem gelden.
In verband met deze taken draagt de WI gemeenten op om bij verordening regels te stellen over de volgende onderwerpen:
Het aanbodstelsel ten behoeve van inburgeraars
In deze verordening wordt het aanbodstelsel gehandhaafd. Dit stelsel houdt in dat het
college de inburgeringsplichtige een aanbod doet en de voorziening vaststelt
overeenkomstig het aanbod als de inburgeringsplichtige het aanbod heeft aanvaard.
Regels over de informatieverstrekking aan inburgeraars
Artikel 8 WI bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening regels vaststelt over de informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen. Het gaat dan om informatie over de rechten en plichten uit hoofde van de WI en informatie over het aanbod van inburgeringsvoorzieningen en de toegang tot die voorzieningen.
Regels met betrekking tot het aanbieden van inburgeringsvoorzieningen
Het uitgangspunt van de wet is de eigen verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtige om te bepalen hoe hij zich voorbereidt op het inburgeringsexamen.
Voor een aantal bijzondere groepen biedt de wet extra faciliteiten. Gemeenten krijgen de taak om voor deze groepen inburgeringsplichtigen een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening aan te bieden.
Het college is in ieder geval verplicht een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening aan te bieden aan alle asielgerechtigde inburgeringsplichtigen (oud- en nieuwkomers) en aan nieuw- en oudkomers die werkzaam zijn als geestelijke bedienaar (artikel 19 WI).
Het aanbod behelst een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening die toe leidt naar het inburgeringsexamen en het eenmaal gratis afleggen van dat examen. Voor asielgerechtigde inburgeringsplichtigen bestaat een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening ook uit maatschappelijke begeleiding.
De WI draagt de gemeenteraden op om bij verordening regels te stellen met betrekking tot het aanbieden van inburgeringsvoorzieningen aan deze groepen. Daarnaast kan ook een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening aan vrijwillige inburgeraars worden aangeboden.
In de wet is ook vastgelegd over welke onderwerpen in ieder geval regels moeten worden gesteld:
De rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening is vastgesteld. Deze regels hebben in ieder geval betrekking op de inning van de eigen bijdrage van € 270,-- door het college en de mogelijkheid van betaling in termijnen (artikel 23, derde lid, WI).
Het vaststellen van de bedrag van de bestuurlijke boete
Artikel 35 WI draagt gemeenten op bij verordening de hoogte van de bestuurlijke boete vast te stellen die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd. Artikel 34 van de wet bepaalt het bedrag dat ten hoogste als bestuurlijke boete kan worden opgelegd.
Het aanbieden van voorzieningen aan vrijwillige inburgeraars (bijvoorbeeld genaturaliseerden en mensen uit EU-landen)
De bepalingen in de wet over de vrijwillige inburgering zijn zoveel mogelijk geformuleerd overeenkomstig de bepalingen die gelden voor de inburgeringsplichtigen. In artikel 24a van de WI wordt geregeld dat het college aan de vrijwillige inburgeraar een aanbod kan doen. Artikel 24d van de wet regelt dat, indien een vrijwillige inburgeraar in aanmerking komt voor een voorziening, het college een aanbod doet aan de vrijwillige inburgeraar. Als deze het aanbod aanvaardt, sluit het college een overeenkomst met hem.
De gemeenteraad stelt in de verordening in ieder geval regels over de procedure die het college volgt voor het doen van een aanbod en de criteria die daarbij worden gehanteerd, de wijze waarop met de vrijwillige inburgeraar in overleg wordt getreden om te komen tot een passende voorziening met inbegrip van de totstandkoming en samenstelling van die voorziening (artikel 24a, vijfde lid, WI).
Op grond van artikel 24e WI is de vrijwillige inburgeraar met wie een voorziening is overeengekomen de in artikel 23, tweede lid vastgestelde eigen bijdrage verschuldigd. Vrijwillige inburgeraars die een gecombineerde voorziening als bedoeld in artikel 24b, eerste lid, van de wet, moeten volgen, hoeven geen eigen bijdrage te betalen (artikel 24e,derde lid,WI).
Het persoonlijk inburgeringsbudget
Op grond van artikel 19, tweede lid en artikel 24a, tweede lid, WI kan het college een (duale) inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening aanbieden in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget als de inburgeraar daarom verzoekt.
Het college begeleidt de inburgeraar eventueel bij de keuze van het inburgeringsbedrijf en
beoordeelt het verzoek van de inburgeraar of dit geschikt is om de inburgeraar voor te bereiden op en toe te leiden naar het examen. Het inburgeringsbedrijf dient een gecertificeerd bedrijf te zijn.
De inburgeraar krijgt geen geld in handen, maar dit gaat rechtstreeks van de gemeente naar het inburgeringsbedrijf. Gemeenten moeten in hun verordening regels opnemen die betrekking hebben op het aanbieden van een voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget (artikel 19, vijfde lid, WI en artikel 24a, vijfde lid WI).
Het tweede lid geeft aan dat de omschrijvingen van de begrippen die worden gebruikt in respectievelijk de Wet inburgering, het Besluit inburgering en de Regeling inburgering ook van toepassing zijn op deze verordening.
Het verslag inburgering dat wordt opgesteld, geeft inzicht in de resultaten van het inburgeringsbeleid, ook kan aan de hand van dit verslag worden bepaald of er voor een volgende raadsperiode nieuw beleid geformuleerd moet worden, e.e.a. is mede afhankelijk van de maatschappelijke ontwikkelingen op dat moment.
Artikel 3 De informatieverstrekking aan inburgeraars
De gemeente heeft als taak de inburgeraars in haar gemeente goed te informeren over de rechten en plichten die voortvloeien uit de Wet Inburgering. De wet laat gemeenten vrij om zelf te bepalen op welke wijze de informatievoorziening aan de inburgeraars wordt georganiseerd. Wel bepalen de artikelen 8 WI en 24f WI dat de gemeenteraad bij verordening regels vaststelt over de informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeraars, ter zake van hun rechten en plichten uit hoofde van deze wet, alsmede van het aanbod van en de toegang tot inburgeringsvoorzieningen.
Overeenkomstig de rolverdeling tussen raad en college, stelt de raad in dit artikel de kaders vast voor een adequate informatievoorziening aan de inburgeraars. Het college is belast met de organisatie van de informatieverstrekking en legt daarover (periodiek) verantwoording af aan de raad.
De informatievoorziening aan inburgeraars kan op allerlei manieren worden vormgegeven. Zo kunnen gemeenten een apart informatiepunt inrichten (het inburgeringsloket) al dan niet in combinatie met een digitaal loket. Het is ook mogelijk om de informatievoorziening aan inburgeraars onder te brengen bij een centraal informatiepunt (bijvoorbeeld het zorgloket). Ook kunnen gemeenten bepaalde organisaties (bijvoorbeeld educatie-instellingen, bibliotheken, moskeeën of andere zelforganisaties) een rol geven bij de informatievoorziening aan inburgeraars.
In het tweede lid geeft de raad het college de opdracht om (in ieder geval) een aantal middelen te gebruiken om de informatieverstrekking aan inburgeraars vorm te geven. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan:
Artikel 4 Prioritering doelgroepen
Aan asielgerechtigde oud- en nieuwkomers en geestelijke bedienaren is de gemeente verplicht een voorziening aan te bieden. Het staat de betreffende inburgeringsplichtige overigens vrij om al dan niet op het aanbod in te gaan. Aan asielgerechtigde nieuwkomers zal uiterlijk binnen zes maanden een aanbod worden gedaan. Voorzover bekend zijn er geen geestelijke bedienaren woonachtig in onze gemeente. De inburgeringsvoorziening is voor deze groep landelijk samengesteld. Aan vrijwillige inburgeraars kan het college een voorziening aanbieden.
In de verordening dienen regels te worden gesteld met betrekking tot de vaststelling door het college van een passende voorziening, met in begrip van de totstandkoming en samenstelling van de voorziening (artikel 19, vijfde lid, onderdeel b, WI). In dit artikel worden de kaders vastgesteld waarbinnen het college de opdracht heeft voor iedere inburgeringsplichtige die daarvoor in aanmerking komt, een op de persoon toegesneden inburgeringsvoorziening samen te stellen.
In het eerste lid wordt aangegeven op welke wijze het college een passende voorziening moet vaststellen. Bij het bepalen van de passendheid van een voorziening, kunnen de volgende factoren een rol spelen:
De samenstelling van de inburgeringsvoorziening voor geestelijke bedienaren wordt geregeld bij ministeriële regeling. Gemeenten hebben dus niet de mogelijkheid om de inburgeringsvoorziening die zij aan geestelijke bedienaren aanbieden naar eigen inzicht vorm te geven.
In geval van uitkeringsgerechtigde inburgeringsplichtigen die een voorziening gericht op arbeidsinschakeling ontvangen, kan het voordelen opleveren de inburgeringsvoorziening daarmee te combineren. Uitgangspunt is wel, zo blijkt uit artikel 19, vierde lid, van de wet, dat een aanbod voor een inburgeringsvoorziening aan een uitkeringsgerechtigde inburgeringsplichtige niet wordt gedaan, indien dat diens arbeidsinschakeling belemmert.
De WI bepaalt dat de inburgeringsvoorziening gecombineerd moet worden met een voorziening gericht op arbeidsinschakeling (reïntegratievoorziening) als een inburgeringsvoorziening wordt aangeboden aan een inburgeringsplichtige die bijstandsgerechtigd is of een uitkering ontvangt op grond van een andere sociale zekerheidswet of socialezekerheidsregeling én die verplicht is om arbeid om arbeid te verkrijgen of te aanvaarden (artikel 20, eerste lid, WI). Indien in deze specifieke situatie geen reïntegratievoorziening wordt aangeboden, kan de gemeente derhalve geen inburgeringsvoorziening aanbieden. Het college is verantwoordelijk voor het aanbieden van de gecombineerde inburgeringsvoorziening (artikel 20, tweede lid, WI). Binnen een gecombineerde voorziening kunnen onderdelen volgtijdelijk worden ingezet.
Tot slot wordt in dit artikel geregeld dat het college bijkomende faciliteiten als onderdeel van de inburgeringsvoorziening aan inburgeringsplichtigen kan aanbieden. In de wet is geregeld waaruit een inburgeringsvoorziening in ieder geval moet bestaan: een cursus die toe leidt naar het inburgeringsexamen en het eenmaal kosteloos afleggen van dat examen (artikel 19, derde lid, WI).
Voor asielgerechtigde inburgeringsplichtigen (oud- én nieuwkomers) maakt ook maatschappelijke begeleiding een verplicht onderdeel uit van de inburgeringsvoorziening (artikel 19, zesde lid, WI). Wat betreft de bijkomende faciliteiten die het college als onderdeel van de inburgeringsvoorziening aan inburgeringsplichtigen kan aanbieden, kan worden gedacht aan trajectbegeleiding of het (periodiek) houden van voortgangsgesprekken met de inburgeringsplichtigen. Ook kan worden gedacht aan een uitbreiding van de opleiding, bijvoorbeeld in de vorm van een maatschappelijke stage of een aparte module die gericht is op het verwerven van kennis van de Nederlandse samenleving.
Trajectbegeleiding en het houden van voortgangsgesprekken zullen vooral van belang zijn bij inburgeringsplichtigen die geen inburgeringsvoorziening krijgen aangeboden in combinatie met een voorziening gericht op arbeidsinschakeling. Bij voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling vormen dergelijke faciliteiten reeds een vast onderdeel.
Ten overvloede wordt gewezen op het feit dat het inburgeringsexamen ook een praktijkgericht deel omvat, waarin de praktische (taal)vaardigheden worden getoetst. Het is vanzelfsprekend dat bij de samenstelling van de inburgeringsvoorziening ook rekening wordt gehouden met de ontwikkeling van deze vaardigheden. Daarbij zal de inzet van duale trajecten een belangrijke rol vervullen.
Artikel 6 De procedure van het doen van een gemeentelijk aanbod
Dit artikel bevat enkele procedurele bepalingen die er voor moeten zorgen dat het doen van een aanbod op zorgvuldige wijze gebeurt. Dit is van belang omdat zo’n aanbod de start is van een procedure die – als het goed is – leidt tot een besluit tot het toekennen van een inburgeringsvoorziening. In het eerste lid van dit artikel wordt geregeld dat het college het aanbod van een inburgeringsvoorziening aan de inburgeringsplichtige op schriftelijke wijze doet en dat het aanbod wordt toegestuurd naar het adres waar de inburgeringsplichtige staat ingeschreven in de GBA of wordt uitgereikt op het inburgeringsbedrijf, omdat men daar vaak in direct contact staat met de inburgeraar.
Het aanbod zal inhoudelijk dezelfde strekking moeten hebben als de uiteindelijke beschikking (het tweede lid). Hierdoor kan de instemming met het aanbod tevens worden opgevat als instemming met de beschikking tot de toekenning van de inburgeringsvoorziening (die eenzijdig door de gemeente wordt opgelegd). Deze beschikking moet dan wel dezelfde inhoud hebben als het aanbod (het vierde lid).
De zorgvuldigheid van de procedure gebiedt dat als de inburgeringsplichtige het aanbod aanvaardt of weigert, hij of zij dit schriftelijk aan de gemeente meedeelt (het derde lid). Het meest praktisch is dat deze schriftelijke mededeling geschiedt in de vorm van het laten ondertekenen door de inburgeringsplichtige van een verklaring die door de gemeente is opgesteld.
Het kan natuurlijk voorkomen dat een inburgeringsplichtige aan de gemeente meldt dat hij wel een inburgeringsvoorziening wil, maar dat hij gelet op zijn situatie bepaalde wijzigingen aangebracht zou willen zien in het aanbod van de gemeente. Als de gemeente hierop positief reageert, zal ze het gedane aanbod moeten aanpassen.
Een inburgeringsplichtige hoeft een aanbod niet te accepteren. Weigert de inburgeringsplichtige het aanbod, dan zal hij zich zelfstandig moeten voorbereiden op het inburgeringsexamen. Gaat het om een oudkomer, dan is er geen termijn vastgesteld waarbinnen de betreffende persoon het inburgeringsexamen moet hebben behaald. Het ligt voor de hand dat het college in een dergelijke situatie een handhavingsbeschikking neemt: een besluit op grond van artikel 26 WI waarmee de termijn van start gaat waarbinnen de inburgeringsplichtige het inburgeringsexamen moeten hebben behaald (3,5 jaar na aanvang van deze termijn).
Het contact met de vrijwillige inburgeraar kan op twee manieren tot stand komen: doordat de vrijwillige inburgeraar zichzelf meldt ten behoeve van een inburgeringstraject, of doordat het college de vrijwillige inburgeraar uitnodigt voor een intakegesprek.
Het aanbod aan de vrijwillige inburgeraar zal vergezeld moeten gaan van de conceptovereenkomst in tweevoud. Door terugzending van de ondertekende overeenkomst geeft de vrijwillige inburgeraar te kennen het aanbod te accepteren en komt de overeenkomst tot stand.
Artikel 7 De inhoud van de beschikking in geval van een gemeentelijk aanbod
Het besluit tot het toekennen van een inburgeringsvoorziening is een beschikking. Dit betekent dat de inburgeringsplichtige de mogelijkheid heeft tegen dit besluit in bezwaar en beroep te gaan. In dit artikel wordt geregeld welke onderwerpen in ieder geval in de beschikking moeten worden neergelegd.
In de beschikking zullen de toegekende inburgeringsvoorziening en de daaraan verbonden rechten en plichten van de inburgeringsplichtige nauwkeurig moeten worden vermeld (onderdelen a en b). De inburgeringsplichtige is verplicht zijn medewerking te verlenen aan de uitvoering van de inburgeringsvoorziening (artikel 23, eerste lid, WI). Handhaving hiervan is alleen mogelijk als de verplichtingen van de inburgeringsplichtige duidelijk zijn omschreven en aan de betrokkene (onder andere door middel van de beschikking) bekend zijn gemaakt.
De termijn waarbinnen een inburgeringsplichtige het inburgeringsexamen moet hebben behaald, ligt vast in de wet (artikel 7, eerste lid, WI). In de beschikking hoeft (en kan) van deze termijn alleen melding worden gemaakt (onderdeel c).
Onderdeel d bepaalt dat in beschikking moet worden vastgelegd in hoeveel termijnen de eigen bijdrage kan worden betaald en op welke wijze de betaling plaatsvindt (al dan niet op basis van verrekening met de bijstandsuitkering). Dit is geregeld in artikel 12 van de verordening.
Onderdeel e heeft betrekking op beschikkingen voor oudkomers. Indien het college een inburgeringsvoorziening vaststelt voor een oudkomer, dan moet het college in de betreffende beschikking ook de dag opnemen waarop de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht van start gaat (artikel 22, tweede lid, juncto artikel 26 WI). Binnen 3,5 jaar ná deze datum moet de betreffende oudkomer het inburgeringexamen hebben behaald. Het college kan zelf bepalen wanneer de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht van start gaat. Het ligt voor de hand om deze termijn direct te laten ingaan (en bijvoorbeeld niet te koppelen aan de datum waarop de inburgeringsvoorziening van start gaat). De precieze datum waarop de inburgeringsvoorziening van start gaat, zal niet altijd bekend zijn op het moment dat deze wordt toegekend. Bovendien past het vaststellen van een datum van aanvang van handhaving van de inburgeringsplicht, onafhankelijk van het moment waarop met de inburgeringsvoorziening kan worden begonnen bij het uitgangspunt van de wet dat de betreffende persoon als oudkomer inburgeringsplichtig is en in beginsel zelf verantwoordelijk is voor het behalen van het inburgeringsexamen.
Artikel 8 Persoonlijk inburgeringsbudget (PIB)
Artikel 19, tweede lid en artikel 24a, tweede lid WI bepalen dat de voorziening op verzoek van de inburgeraar in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget (PIB) kan worden aangeboden. Dit wordt gezien als een geschikt instrument om invulling te geven aan meer maatwerk en meer eigen verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtige en de vrijwillige inburgeraar bij de vormgeving en invulling van inburgeringsvoorzieningen. Meer
maatwerk draagt bij aan verhoging van het rendement van de inburgeringsvoorzieningen. Een inburgeringsplichtige of een vrijwillige inburgeraar kan niet zonder meer aanspraak maken op een PIB. Hij dient daartoe een verzoek aan de gemeente te doen. Als de gemeente met het toekennen van het PIB heeft ingestemd, gaat hij in beginsel zelf op zoek naar een inburgeringsbedrijf dat een inburgeringsprogramma kan bieden dat past bij zijn voorkeur en ambities. De gemeente kan inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars hierbij behulpzaam zijn. De gemeente beoordeelt het uiteindelijke programma, omdat het programma geschikt moet zijn om voor te bereiden op en toe te leiden naar het inburgeringsexamen, Staatsexamen, of geschikt moet zijn als taalkennisvoorziening, ondersteunend aan een mbo-opleiding 1 of 2. Het voorstel van de inburgeraar behoeft dus goedkeuring van de gemeente. De inburgeringsplichtige of vrijwillige inburgeraar krijgt geen geld in handen. Het geld voor het betalen van de inburgeringscursus gaat rechtstreeks van de gemeente naar het inburgeringsbedrijf.
In artikel 4.27, derde lid, van het Besluit inburgering is opgenomen dat de gemeenteraad bij verordening bepaalt wie als enige partij of partijen met het inburgeringsbedrijf een overeenkomst met betrekking tot de inburgering van de inburgeringsplichtige of de vrijwillige inburgeraar sluit. In artikel 8 van deze verordening is opgenomen dat de overeenkomst met het inburgeringsbedrijf door het college en de inburgeraar tezamen wordt gesloten. Doordat de inburgeraar partij is bij de overeenkomst met het inburgeringsbedrijf, wordt recht gedaan aan het uitgangspunt in het gemeentelijk beleid dat het grondbeginsel voor inburgering de eigen verantwoordelijkheid van de burger is.
Artikel 9 Opleggen van verplichtingen in geval van een gemeentelijk aanbod
Dit artikel vormt de uitwerking van artikel 23, derde lid, WI en artikel 24f die bepalen dat de gemeenteraad bij verordening regels stelt over de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een inburgeringsvoorziening is vastgesteld. Dit artikel delegeert de bevoegdheid aan het college om de verplichtingen die in het artikel worden genoemd aan inburgeringsplichtigen in het kader van een inburgeringsvoorziening op te leggen. Het college legt in de beschikking tot de toekenning van de inburgeringsvoorziening deze verplichtingen vast.
In dit artikel is aangegeven wat er gebeurt als het aanbod door de inburgeraar wordt geweigerd. Van belang is in zo’n geval (dus alleen indien sprake is van iemand die inburgeringsplichtig is) dat er een handhavingsbeschikking wordt afgegeven waarin staat binnen welke termijn de betrokkene het inburgeringsexamen (op eigen kracht) moet behalen. Ter volledigheid is opgenomen dat het aanbod aan de vrijwillige inburgeraar wordt geacht te zijn geweigerd als de overeenkomst niet binnen de gestelde termijn ondertekend teruggezonden wordt.
Artikel 11 De inning van de eigen bijdrage
In de verordening moeten regels worden gesteld die betrekking hebben op de inning van de eigen bijdrage van de inburgeringsplichtige door het college en de mogelijkheid van betaling in termijnen (artikel 23, derde lid, WI). De hoogte van de eigen bijdrage is vastgelegd in de wet en bedraagt € 270. Dit bedrag kan bij algemene maatregel van bestuur worden gewijzigd (artikel 23, tweede lid, WI).
In dit artikel van de verordening wordt geregeld dat de inburgeringsplichtige het recht heeft de eigen bijdrage in een aantal termijnen te betalen. Artikel 24, eerste lid, WI maakt het bij inburgeringsplichtigen die algemene bijstand ontvangen mogelijk dat het college de eigen bijdrage verrekent met deze uitkering. Als het college wil overgaan tot verrekening, moet dat worden vastgelegd in de beschikking tot toekenning van de inburgeringsvoorziening.
Er wordt hier rekening gehouden met 36 termijnen vanwege een maximale aflossing van € 15,-- per huishouden per maand voor bijvoorbeeld voor twee inburgeringsplichtigen met een uitkering.
Artikel 12 Toekennen van een premie
Overeenkomstig de notitie inburgering is er voor gekozen een premie ter hoogte van de eigen bijdrage toe te kennen aan inburgeraars die geslaagd zijn voor het inburgeringsexamen. Dit gaat ook gelden voor degene die voor het Staatsexamen zijn geslaagd of voor wie een taalkennisvoorziening was vastgesteld, en het Mbo diploma hebben behaald. Op deze wijze wordt gepoogd een financiële prikkel te geven aan inburgeraars om het inburgeringsprogramma, Staatsexamentraject of de taalkennisvoorziening helemaal te doorlopen en niet voortijdig te beëindigen, teneinde hen zo goed mogelijk te laten inburgeren. Het college heeft de bevoegdheid een premie toe te kennen als niet aan de voorwaarden van het eerste lid is voldaan, maar dit niet te verwijten is aan de inburgeraar (artikel 13, tweede lid). Gedacht moet worden aan de situatie waarin een inburgeraar vrijwel het gehele inburgeringsprogramma heeft doorlopen, maar om redenen die hem niet verweten kunnen worden geen deel heeft genomen aan het examen. Het doel van de premie kan in deze situatie geacht worden wel te zijn behaald.
Uitbetaling van de premie vindt uitsluitend plaats door verrekening met de verschuldigde eigen bijdrage, tenzij dit niet meer mogelijk is omdat de inburgeraar de eigen bijdrage reeds heeft voldaan. In dat geval betaalt het college de premie aan de inburgeraar.
Artikel 13 De inhoud van de beschikking ingeval van handhaving van een inburgeringsplichtige zonder gemeentelijk aanbod
De handhaving van een inburgeringsplichtige die geen gemeentelijk aanbod krijgt, is minder intensief dan die van een inburgeringsplichtige die wel een gemeentelijk aanbod heeft geaccepteerd. De eerst genoemde inburgeringsplichtige is immers zelf verantwoordelijk voor zijn inburgering. De taak van de gemeente bestaat hierbij alleen uit de vaststelling van de inburgeringsverplichting en de handhaving van het behalen van een inburgeringsexamen. De beschikking voor deze groep is op deze taken afgestemd.
Artikel 14 De hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende
Artikel 35 WI draagt de gemeenteraad op bij verordening de hoogte van de bestuurlijke boete vast te stellen die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd. In artikel 34 WI zijn voor de verschillende overtredingen de maximumbedragen van de bestuurlijke boete vastgelegd. De gemeente kan deze boetebedragen in haar verordening overnemen, maar ze kan ook lagere bedragen vaststellen.
De boetebedragen die in de verordening worden opgenomen zijn maximumbedragen en géén gefixeerde bedragen. Het college zal bij elke overtreding de bestuurlijke boete moeten afstemmen op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten.
In het kader van een de uitvoering van een gecombineerde reïntegratie- en inburgeringsvoorziening kan het voorkomen dat dezelfde gedraging (bijvoorbeeld het niet voldoen aan een oproep om te verschijnen en gegevens te verstrekken) zowel aanleiding kan zijn voor het opleggen van een bestuurlijke boete als voor het verlagen van de bijstand (een maatregel op grond van artikel 18, tweede lid, Wet werk en bijstand) of het opleggen van een boete of maatregel op grond van een andere sociale zekerheidswet of – regeling. Artikel 37 WI bevat een regeling voor deze samenloop. In dit artikel wordt bepaald dat het college in dat geval geen bestuurlijke boete kan opleggen.
Artikel 24f Wi bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening regels stelt over de niet nakoming van de overeenkomst. In het vierde lid van artikel 12 is dit geregeld: als de vrijwillige inburgeraar de verplichtingen zoals bedoeld in artikel 8 niet nakomt, kan een boete worden opgelegd van ten hoogste € 250,00. Bij herhaling binnen 12 maanden kan wederom een boete van ten hoogste € 250,00 worden opgelegd. Voor de hoogte van het bedrag is aansluiting gezocht bij de hoogte van de boete voor soortgelijke overtredingen door inburgeringplichtigen.
Artikel 15 Verhoging van de bestuurlijke boete bij herhaling van de overtreding
Dit artikel biedt het college de mogelijkheid om bij herhaling van de overtreding een hogere boete op te leggen dan op grond van artikel 11 mogelijk is.
Artikel 34, onderdeel d, WI biedt de mogelijkheid voor gemeenten om de bestuurlijke boete te verhogen van maximaal € 500 naar maximaal € 1000 in het geval dat de inburgeringsplichtige bij herhaling niet voldoet aan de verplichting binnen de gestelde termijn het inburgeringsexamen te behalen.
De artikelen 11 en 12 bieden in de vorm van het vaststellen van maximumbedragen het kader voor het college bij het vaststellen van de hoogte van de bestuurlijke boetes in individuele gevallen.
Het college zal binnen deze kaders zelf een beleid moeten ontwikkelen. Het is aan te bevelen dat het college in beleidsregels vastlegt hoe dat beleid er uit ziet: welke boete wordt in beginsel opgelegd bij welke overtreding en met welk bedrag wordt de boete in beginsel verhoogd als de betrokken inburgeringsplichtige dezelfde overtreding nogmaals pleegt.
Artikel 16. Het vaststellen van de identiteit van de vrijwillige inburgeraar
Artikel 24f WI draagt de gemeenteraad op om bij verordening regels te stellen over het vaststellen van de identiteit van de vrijwillige inburgeraar. Dit artikel van de verordening is een uitwerking van deze verplichting. Dit artikel is gelijk aan artikel 27 WI, waarin is geregeld op welke wijze het college de identiteit van de inburgeringsplichtige vaststeld.