nummer: 671/SML
De raad van de gemeente Veendam;
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 6
juli 2004,
inzake de reïntegratieverordening,
gelet op het bepaalde in artikel 8 eerste lid sub a van de Wet werk en
bijstand,
besluit vast te stellen de volgende verordening:
Re-integratieverordening Wet werk en bijstand
luidende als volgt:
Artikel 1 Begrippen
- a.
Wwb: de Wet werk en bijstand;
- b.
Ioaw: de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk
arbeidsongeschikte werkloze werknemers;
- c.
Ioaz: de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk
arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;
- d.
Wsw: Wet sociale werkvoorziening;
- e.
Wet Rea: Wet reïntegratie arbeidsgehandicapten;
- f.
ANWB: Algemene nabestaandenwet;
- g.
Win: wet inburgering nieuwkomers;
- h.
voorzieningen: voorzieningen bedoeld in artikel 7 eerste lid onder a van
de Wwb en beschreven in deze
verordening;
- i.
uitkeringsgerechtigde: persoon jonger dan 65 jaar die bijstand ter
voorziening in de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan
ontvangt; dan wel een uitkering ontvangt op grond van de Ioaz of
de Ioaz;
- j.
niet-uitkeringsgerechtigde: de persoon bedoeld in artikel 6 onder a. van
de Wwb;
- k.
algemeen geaccepteerde arbeid: iedere vorm van betaalde
arbeid;
- l.
duurzame arbeid: algemeen geaccepteerde arbeid die over een
periode van tenminste zes maanden wordt verricht en geen
gesubsidieerde arbeid is;
- m.
college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente
Veendam.
Artikel 2 Doelgroep
- 1.
Tot de doelgroep van deze verordening behoren de personen
wonende in de gemeente Veendam, jonger dan 65 jaar:
- a.
bedoeld in artikel 7 eerste lid onder a van de Wwb,
of
- b.
die een uitkering ontvangen op grond van de Ioaw of de
Ioaz, of
- c.
bedoeld in artikel 7 eerste lid onder a van de Wwb en
behorend tot de doelgroep voor uitvoering van de
Win.
- 2.
Niet tot de doelgroep behoort:
- a.
de persoon die geen uitkeringsgerechtigde is en
onderwijs of een beroepsopleiding volgt als bedoeld in
de Wet studiefinanciering 2000 of in hoofdstuk 4 van de
Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten,
en
- b.
de persoon die een kind is als bedoeld in artikel 7,
tweede lid, aanhef en onderdeel a, van de Algemene
Kinderbijslagwet, en
- c.
de persoon bedoeld in artikel 7 eerste lid onder a Wwb, die niet als
werkloos werkzoekende geregistreerd staat bij de Centrale Organisatie
Werk en Inkomen.
Artikel 3 Taak gemeente
- 1.
Het college draagt zorg voor het aanbieden van voorzieningen aan
personen behorende tot de doelgroep in het kader van
ondersteuning bij arbeidsinschakeling gericht op de kortste weg
naar arbeid. Het college stelt vast welke voorziening voor
personen uit de doelgroep het meest geschikt is om het beoogde
doel te behalen.
- 2.
Ter uitvoering van de in het eerste lid genoemde zorgplicht,
stelt het college jaarlijks beleidsregels vast waarin op basis
van het beschikbare budget wordt aangegeven op welke wijze het
komende jaar wordt voorzien in de ondersteuning bij
arbeidsinschakeling en welke voorzieningen in welke mate in het
kader van arbeidsinschakeling zullen worden ingezet voor de
doelgroepen van de Wwb.
- 2.
Het college bevordert de beschikbaarheid van flankerende voorzieningen
die belemmeringen voor toetreding tot de arbeidsmarkt kunnen
opheffen.
- 3.
De voorzieningen die de gemeente in het kader van ondersteuning bij
arbeidsinschakeling voor een persoon uit de doelgroep inzet, worden
vastgelegd in een beschikking.
Artikel 4 Rechten en plichten deelnemer
- 1.
De persoon uit de doelgroep is verplicht algemeen geaccepteerde arbeid
te verkrijgen en
deze te aanvaarden.
- 2.
De persoon uit de doelgroep kan aanspraak maken op ondersteuning
bij arbeidsinschakeling ten behoeve van het realiseren van de,
naar het oordeel van het college, kortste weg naar duurzame
arbeid. Het college bepaalt hoe deze aanspraak wordt
ingevuld.
- 3.
Een persoon uit de doelgroep aan wie een voorziening zoals
bedoeld in artikel 7 van deze verordening wordt aangeboden, is
verplicht gebruik te maken van deze voorziening.
- 4.
Een persoon uit de doelgroep aan wie een medische keuring op
basis van de Wet Rea of de Wsw wordt aangeboden, is verplicht
hiervan gebruik te maken.
- 5.
Onverminderd andere verplichtingen, voortvloeiend uit wet- of
regelgeving, geldt voor een persoon diedeelneemt aan of
deelgenomen heeft aan een voorziening de verplichting:
a.alle inlichtingen te verstrekken aan het college over de passendheid
en de voortgang van de voorziening en wijzigingen in zijn persoonlijke
situatie die van belang kunnen zijn voor de beoordeling van de aanspraak
op ondersteuning en de noodzaak van voortzetting van een voorziening,
daaronder in ieder geval begrepen wijzigingen in woonplaats, wijzigingen
met betrekking tot gezondheidssituatie
of arbeidshandicaps en wijzigingen met betrekking tot nevenwerkzaamheden
of neveninkomsten;
b.zijn medewerking te verlenen aan onderzoeken over de inhoud,
passendheid, voortgang en uitvoering
van de voorziening;
- c.
naar vermogen uitvoering te geven dan wel mee te werken aan de
onderdelen van de voorziening;
- d.
na te laten alles dat de realisatie van het doel van de
voorziening belemmert.
- 6.
Als een persoon zijn verplichtingen krachtens het derde
lid of het vijfde lid niet nakomt, kan het college
beslissen dat zijn aanspraak op iedere voorziening
vervalt.
- 7.
De rechten en plichten van de deelnemer worden vastgelegd in een door
het college vastgestelde trajectovereenkomst, die door de deelnemer en
een vertegenwoordiger namens het college (of een door het college
aangewezen derde) wordt ondertekend.
Artikel 5 Niet-uitkeringsgerechtigden en ANW-ers
- 1.
Niet-uitkeringsgerechtigden van 23 jaar en ouder,
niet-uitkeringsgerechtigden jonger dan 23 jaar en behorend tot de
doelgroep niet leerplichtige vroegtijdige schoolverlaters en mensen met
een uitkering op grond van de Anw van 23 jaar en ouder kunnen aanspraak
maken op ondersteuning bij arbeidsinschakeling ten behoeve van het
realiseren van de, naar het oordeel van het college, kortste weg naar
arbeid
- 2.
Het college stelt in beleidsvoorstellen de aanspraken en de
voorzieningen vast, die beschikbaar zijn voor personen behorende tot de
groepen bedoeld in het eerste lid.
Artikel 6 Criteria ontheffing arbeidsplicht
- 1.
1.Het college kan met inachtneming van artikel 9 tweede lid van de Wwb,
onderscheidenlijk artikel 37a van de Ioaw en de Ioaz bepalen dat aan
belanghebbende tijdelijk, geheel of gedeeltelijk, ontheffing wordt
verleend van de in artikel 4 eerste lid en artikel 4 derde lid van deze
verordening genoemde verplichtingen, op basis van in beleidsvoorstellen
vast te leggen criteria, onder meer:
- a.
indien de combinatie van zorg en arbeid of de combinatie van zorg en
voorziening niet mogelijk is voor alleenstaande ouders;
- b.
indien belanghebbende om psychische dan wel medische redenen
niet in staat is om te werken.
- 2.
Ontheffing van de arbeidsplicht wordt slechts voor een
door het college vast te stellen periode verleend.
- 3.
Op basis van een herbeoordeling kan het college
besluiten een ontheffing na afloop van de vastgestelde
periode te verlengen.
Artikel 7 Voorzieningen
- 1.
1.Het college kan een persoon behorende tot de doelgroep (laten)
begeleiden bij het zoeken naar en verwerven van arbeid, alsmede bij het
wegnemen van belemmeringen voor de arbeidsinschakeling. In
beleidsvoorstellen geeft het college verdere uitwerking aan de aard van
de voorzieningen. Bij deze uitwerking worden in elk geval de doelgroep,
de duur van de voorziening, het doel van de voorziening en de
verplichtingen van de deelnemer betrokken.
- 2.
De voorzieningen zijn onder te verdelen in de volgende categorieën:
- a.
kortdurende ondersteuning bij arbeidsinschakeling;
- b.
langdurige ondersteuning bij arbeidsinschakeling;
- c.
- d.
- 3
Het college kan ter uitvoering van dit artikel gebruik maken van
door derden uitgevoerde detacheringsbanen. Met de persoon
behorende tot de doelgroep wordt een arbeidsovereenkomst
aangegaan als bedoeld in artikel 610, eerste lid van Boek 7 van
het Burgerlijk Wetboek. Op de arbeidsovereenkomst zijn de
bepalingen van titel 10 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek
van toepassing.
- 4.
Het college kan ter uitvoering van dit artikel gebruik maken van
een loonkostensubsidie aan de werkgever, die een persoon
behorend tot de doelgroep in dienst neemt op basis van de CAO
die ook voor de reguliere werknemers van toepassing is.
- 5.
In geval van de financiering van de detacheringsbanen en de
verstrekking van de loonkostensubsidie is de beleidsaanbeveling
“Loonkostensubsidie en Europese regelgeving”, zoals vermeld in
de verzamelbrief van april 2004 van het ministerie van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid, van toepassing.
- 6.
Het doel van de inzet van voorzieningen is het bevorderen van
arbeidsinschakeling van personen uit de doelgroep onder andere
door het opdoen van werkervaring, het aanleren van vaardigheden
en kennis, het opdoen van een werkritme, maatschappelijke
participatie en/of het bevorderen van sociale – en
zelfredzaamheid.
- 7.
Scholing kan onderdeel uitmaken van de voorzieningen in tweede lid.
Daarnaast kan het college ook scholing als zelfstandige voorziening
aanbieden.
- 8.
Het college kan voor de uitvoering van voorzieningen afspraken maken met
derden, waaronder werkgevers en reïntegratiebedrijven.
Artikel 8 Wiw en Id
- 1.
Het college draagt zorg voor de uitvoering van de
dienstbetrekkingen als bedoeld in artikel 4 van de Wiw, zoals
dit luidde op 31-12-2003, en stimuleert de uitstroom.
- 2.
Het college draagt zorg voor de subsidiëring van de
dienstbetrekkingen als bedoeld in artikel 6 van het Besluit in-
en doorstroombanen, zoals dit besluit luidde op 31-12-2003, en
voor de subsidiëring van de arbeidsovereenkomsten zoals bedoeld
in artikel 5 eerste lid van de Wiw, zoals dit luidde op
31-12-2003, en stimuleert de uitstroom. De hoogte van de
subsidie wordt door het college vastgesteld.
- 3.
De dienstbetrekkingen en arbeidsovereenkomsten genoemd in eerste en
tweede lid zijn, vanaf het moment van inwerkingtreding van de Wwb,
voorzieningen in de zin van de Wwb. Het college kan nadere voorwaarden
stellen aan de subsidieverstrekking.
Artikel 9 Afweging
- 1.
Bij de afweging welke voorziening het meest geschikt is voor welk
persoon uit de doelgroep, worden de mogelijkheden en belemmeringen van
de persoon en het belang van de gemeente tegen elkaar afgewogen. Daarbij
houdt het college rekening met de zorgtaken van alleenstaande ouders
voor hun kinderen. Hiernaast speelt de situatie op de arbeidsmarkt een
rol.
- 2.
De alleenstaande ouder kan pas deelnemen aan een voorziening zoals
bedoeld in artikel 7 van deze verordening indien een
kinderopvangvoorziening beschikbaar is.
Artikel 10 Handhaving
- 1.
Als een persoon die deelneemt aan of heeft deelgenomen aan een
voorziening, zijn verplichtingen als bedoeld in artikel 4 niet nakomt of
niet is nagekomen, kan het college de door hem in het kader van die
voorziening ten behoeve van deze persoon gemaakte kosten
terugvorderen.
- 2.
Als de persoon die deelneemt zijn verplichtingen als bedoeld in
artikel 4 niet is nagekomen of niet nakomt, kan het college de
uitkering verlagen conform hetgeen hierover is bepaald in de
Maatregelenverordening Wwb.
- 3.
Als een persoon die een uitkering ontvangt op grond van de Ioaw
of de Ioaz, zijn verplichtingen als bedoeld in artikel 4 niet
nakomt, kan het college de uitkering verlagen, conform hetgeen
hierover is bepaald in artikel 20 van de Ioaw en de Ioaz.
Artikel 11 Beëindiging
- 1.
Het college kan de voorziening beëindigen:
- a.
als een persoon die deelneemt aan een voorziening, zijn
verplichtingen als bedoeld in artikel 4 van deze
verordening, dan wel zijn verplichtingen als bedoeld in
artikel 9 van de Wwb, niet nakomt;
- b.
als een persoon die deelneemt aan een voorziening niet meer
tot de doelgroep bedoeld in artikel 2 van deze verordening
behoort;
- c.
indien het college een andere voorziening aanbiedt;
- d.
als een persoon die deelneemt aan een voorziening
neveninkomsten heeft, die naar oordeel van het college
betekenen dat hij in staat is zonder deze voorziening een
plaats te vinden of te behouden op de arbeidsmarkt, die
minimaal een periode van een half jaar beslaat.
- 2.
Beëindiging van de voorziening kan tevens inhouden: het opzeggen van
de dienstbetrekking, bedoeld in artikel 8 eerste lid van deze
verordening of het beëindigen van de subsidie, bedoeld in artikel 8
tweede lid van deze verordening.
- 3.
Wanneer een voorziening beëindigd is en niet het beoogde doel heeft
gehad, kan het college besluiten geen nieuwe voorziening aan te
bieden aan betrokkene.
Artikel 12 Premies en onkostenvergoeding
- 1.
Het college kan premies verlenen die tot doel hebben de
arbeidsinschakeling te bevorderen.
- 2.
Het college stelt ten aanzien van de verstrekking van premies nadere
regels vast met betrekking tot:
- a.
de activiteiten waarvoor premie kan worden verstrekt en wie
daarvoor in aanmerking komt;
- b.
het bedrag van de premie dan wel de wijze waarop dit bedrag
wordt bepaald;
- c.
de aanvraag van een premie en de besluitvorming
daarover;
- d.
de voorwaarden waaronder een premie wordt verstrekt;
- e.
de weigeringsgronden voor een premie;
- f.
de verplichtingen voor de premie-ontvanger;
- g.
de vaststelling van de premie;
- h.
andere mogelijke uitvoeringsaspecten van deze premies.
- 3.
Het college stelt nadere regels vast ten aanzien van de verstrekking
van onkostenvergoedingen in verband met de deelname aan een
voorziening.
Artikel 13 Onvoorziene omstandigheden en hardheidsclausule
- 1.
In alle gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het
college.
- 2.
Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in
deze verordening, als toepassing daarvan tot onbillijkheden van
overwegende aard leidt.
Artikel 14 Overgangsbepalingen
- 1.
Voor voorzieningen die voor 1-1-2004 zijn aangevangen en waaraan een
besluit als bedoeld in artikel 70 van de Algemene bijstandswet, zoals
die luidde op 31-12-2003, ten grondslag ligt, blijft de huidige premie-
en vrijlatingsverordening van toepassing tot 1-1-2005, ook als op of na
1-1-2004 de voorziening ongewijzigd wordt voortgezet en daarover een
nieuw besluit op basis van deze verordening is genomen. In dat geval
bestaat geen recht op een premie bedoeld in artikel 12 van deze
verordening.
- 2.
Indien ten aanzien van een persoon die ondersteund wordt met een
voorziening die is aangevangen voor 1-1-2004, op of na 1-1-2005 geen
besluit is genomen over een voorziening zoals bedoeld in artikel 7 van
deze verordening en de voorziening van voor 1-1-2004 ongewijzigd is
voortgezet, kan artikel 12 van deze verordening wel worden toegepast
over de periode vanaf 1-1-2005.
Artikel 15 Evaluatie
Het college zendt binnen zes maanden na afloop van elk kalenderjaar een
verslag over de wijze waarop deze verordening is toegepast aan de
gemeenteraad. Als eerste kalenderjaar geldt 2005.
Artikel 16 Slotbepalingen
- 1.
Deze verordening wordt aangehaald als Reïntegratieverordening
Wwb.
- 2.
Deze verordening treedt in werking op 1 oktober 2004.
Algemene toelichting
In de Wwb is de verplichting tot het opstellen van een gemeentelijke
reïntegratieverordening geformuleerd. In deze verordening legt de gemeente de
rechten en plichten van klanten vast. Met de komst van de Wwb verdwijnt de
landelijke wet- en regelgeving over reïntegratie zoals vastgelegd in de Wiw en
het besluit Id. Voor de uitvoering van reïntegratiebeleid krijgt de gemeente een
ongedifferentieerd budget als onderdeel van het Fwi. De gemeenteraad heeft
hiermee de mogelijkheid een eigen, lokale, invulling te geven aan
reïntegratiebeleid.
Onderhavige verordening is een vertaling van het tot nu toe geformuleerde
reïntegratiebeleid. Er is voor gekozen geen uitgebreide invulling te geven aan
het in te zetten instrumentarium voor toeleiding naar werk. Verwezen wordt naar
(jaarlijkse) beleidsvoorstellen aan het college hieromtrent. Dat biedt de
gemeente de mogelijkheid om gedurende 2004 concrete instrumenten te
ontwikkelen.
Artikelsgewijze toelichting
De artikelen 3 en 4 leggen de verplichtingen van college en
belanghebbende vast. Belangrijk is dat de gemeente Veendam ervoor kiest om het
uitgangspunt van de wet dat een persoon uit de doelgroep aanspraak kan maken op
een voorziening, nadrukkelijk te vertalen als recht op ondersteuning bij
toeleiding naar werk. Dat laat onverlet dat het in alle gevallen de gemeente is
die bepaalt welke vorm deze ondersteuning krijgt. De gemeente wil dat instrument
inzetten wat ervoor zorgt dat de betreffende persoon zo snel mogelijk aan het
werk is.
In de artikelen 6 en 9 beschrijft de gemeente op welke wijze
zij invulling geeft aan individueel maatwerk. Dat gebeurt door individueel
maatwerk te leveren of uiteindelijk door mensen voor wie betaald werk vooralsnog
geen optie is, tijdelijk te kunnen ontheffen van de plicht tot
arbeidsinschakeling.
In artikel 7 staat beschreven dat de gemeente jaarlijks
nadere voorstellen ontwikkelt voor de invulling van het reïntegratiebeleid.
Omdat de Wiw en Id-regelgeving per 1 januari 2004 is vervallen, is het
noodzakelijk de huidige afspraken met Wiw-ers, inleners en Id-werkgevers te
herzien. Dat wordt geregeld in artikel 8 van de
verordening.
In de reïntegratieverordening zijn tenslotte aparte bepalingen opgenomen over
handhaving en premiebeleid. Met de Handhavingsverordening Wwb is onder andere de
terugvordering van teveel of onterecht betaalde bijstandsinkomsten geregeld.
Op basis van artikel 10 van de reïntegratieverordening is het
ook mogelijk om van leden van de doelgroep kosten gemaakt voor reïntegratie
terug te vorderen. Het premiebeleid zal op korte termijn door het college
middels beleidsregels nader worden uitgewerkt.