Organisatie | Waalre |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Subsidieverordening gemeentelijke monumenten |
Citeertitel | Subsidieverordening gemeentelijke monumenten |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Deze regeling is vervangen door de Subsidieverordening gemeentelijke monumenten.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
02-02-1994 | 17-07-2008 | Vervallen regeling | 25-01-1994 Onbekend. | Subsidieverordening gemeentelijke monumenten | |
02-02-1994 | 17-07-2008 | Vervallen regeling | 25-01-1994
| Subsidieverordening gemeentelijke monumenten |
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 2 Reikwijdte verordening
Het College kan op grond van deze verordening subsidie verlenen in de kosten van onderhoud en restauratie van gemeentelijke monumenten.
De subsidie, bedoeld in artikel 2, kan uitsluitend worden verleend aan de natuurlijke persoon ofrechtspersoon die krachtens enig zakelijk recht het genot heeft van een monument.
Artikel 4 Uitsluiting subsidie
De subsidie kan uitsluitend worden verleend in die kosten van het onderhoud of de restauratie welke een bedrag van € 600,00 te boven gaan. Indien het onderhoud of de restauratie geheel in zelfwerkzaamheid wordt uitgevoerd kan slechts subsidie worden verleend in de materiaalkosten voor zover deze een bedrag van € 450,00 te boven gaan.
Hoofdstuk 2 Onderhoud en Restauratie
Artikel 8 Staat van onderhoud en restauratie
De in artikel 2 bedoelde kosten komen slechts voor subsidie in aanmerking indien het monument,waaraan het onderhoud zal geschieden, in een naar het oordeel van het College zodanige staat vanonderhoud verkeert, dat zij het verrichten van onderhoud, gezien de in artikel 1, onder f, gegevenomschrijving, zinvol acht.
De in artikel 2 bedoelde kosten komen slechts voor subsidie in aanmerking indien het monument,waaraan de restauratie zal geschieden, in een naar het oordeel van het College zodanige staat vanrestauratie verkeert, dat zij het verrichten van restauratie, gezien de in artikel 1, onder g, gegevenomschrijving, zinvol acht.
Hoofdstuk 3 De aanvraagprocedure
Indien de aanvraag niet volledig is of niet voorzien is van de in artikel 11 bedoelde gegevens dan wel wanneer deze gegevens onvoldoende duidelijk zijn om de aanvraag in behandelingte kunnen nemen, wordt de aanvrager in de gelegenheid gesteld de aanvraag aan te vullen binneneen door het College gestelde termijn van vier weken.
De aanvrager dient binnen de in de mededeling aangegeven termijn zijn aanvraag aan te vullenmet de nog ontbrekende gegevens of deze gegevens desgevraagd te verduidelijken. Indien degevraagde gegevens niet binnen deze termijn zijn verstrekt, kan het College besluiten de aanvraagniet in behandeling te nemen.
Artikel 13 Termijn besluitvorming subsidieverlening
Het College beslist omtrent een aanvraag als bedoeld in artikel 11 derde lid binnen 12 weken na dedag, waarop de aanvraag ontvangen is.
Artikel 14 Advies Monumentencommissie
Alvorens een beslissing te nemen op de aanvraag kan het College het advies inwinnen van deMonumentencommissie.
Artikel 15 Nadere voorschriften
Het College kan aan de uitvoering van de werkzaamheden waarvoor subsidie wordt verleend nadere voorschriften verbinden.
Artikel 16 Schriftelijke toestemming voor wijziging in de uitvoering
De werkzaamheden, ten behoeve waarvan subsidie is verleend, mogen niet in afwijking van de ter zake verstrekte gegevens worden uitgevoerd, tenzij met schriftelijke toestemming van het College.
Artikel 19 De subsidiabele onderhouds- en restauratiekosten
De subsidiabele kosten als bedoeld in lid 1 worden vastgesteld volgens de bijlage ‘Lijst van subsidiabele restauratie- en onderhoudskosten”. Deze bijlage maakt deel uit van deze verordening.Deze lijst van subsidiabele restauratie- en onderhoudskosten is gebaseerd op “Leidraad subsidiabelerestauratiekosten” zoals vastgesteld door de minister van Ministerie van Onderwijs, Cultuur enWetenschappen in het boekje “Beleidsregels Onderhoud en Restauratie Monumenten” (herzienedruk 2001).
Artikel 21 restauratiewerkzaamheden
Subsidie kan worden verleend in de volgende restauratiekosten:
herstel van afzonderlijke monumentale onderdelen (in- en exterieur) al dan niet in combinatie metherstel van het casco. Het gaat dan om zaken als schouwen, vloeren, trappartijen, plafonds,schilderingen, pleister- en schilderwerk, bijzonder behang, raam- en deurpartijen met omlijsting engevelonderdelen;
Hoofdstuk 5 Subsidievaststelling en –uitbetaling
Binnen 12 weken na het gereedkomen van de restauratie- dan wel onderhoudswerkzaamhedendient de aanvrager, met gebruikmaking van een daartoe door het College beschikbaar gesteldformulier, te verklaren dat de werkzaamheden zijn voltooid. Dit gereedmeldingsformulier dientvolledig te zijn ingevuld en vergezeld te gaan van alle gegevens, facturen en betalingsbewijzen alsbedoeld in artikel 11.
Lijst van subsidiabele restauratie- en onderhoudskosten 1
Criteria, maxima en normbedragen ten behoeve van de berekening van de subsidiabele restauratie- en onderhoudskosten
1. Ten aanzien van de directe kosten:a. Aan de loonkosten wordt een maximum verbonden van € 28,- per uur.b. Materiaalkosten zijn subsidiabel voor zover ze conform gangbare marktprijzen worden gedeclareerd. Indien hierover tussen aanvrager en het College verschil van mening bestaat, wordende landelijk gehanteerde richtprijzen voor bouwmaterialen gehanteerd.
2. Ten aanzien van de indirecte kosten:Deze worden berekend over de subsidiabele restauratie- of onderhoudskosten:a. algemene bouwplaatskosten maximaal 5%;b. algemene bedrijfskosten maximaal 3%;c. winst maximaal 3 %.
3. Ten aanzien van de BTWAlleen het niet-terugvorderbare gedeelte van de BTW is subsidiabel tot de hoogte van het wettelijkvastgestelde percentage, te berekenen over de subsidiabele restauratie- of onderhoudskosten.
4. Ten aanzien van de directie kosten bij restauratie- of onderhoudswerkzaamhedenDeze zijn te berekenen over de subsidiabele restauratie- of onderhoudskosten waarbij onderstaande percentages als maxima gelden:- tot een bouwsom van € 45.500,- maximaal 15%;- tot een bouwsom van € 91.000,- maximaal 14%;- tot een bouwsom van € 136.500,- maximaal 13%;- tot een bouwsom van € 182.000,- maximaal 12%;- tot een bouwsom van € 227.000,- maximaal 11%;- tot een bouwsom van € 272.500,- maximaal 10,5%- tot een bouwsom groter dan € 272.500,- maximaal 10%.Tot de bouwsom behoren zowel de subsidiabele kosten als de niet-subsidïabele kosten.De genoemde percentages hebben betrekking op de levering van een totaalpakket aan werkzaamheden, zoals omschreven in de SR 1997 (standaardvoorwaarden 1997, rechtsverhoudingen opdrachtgeverarchitect).
5. Ten aanzien van de onvoorziene kosten bij restauratie- of onderhoudswerkzaamhedenDeze zijn subsidiabel tot een bedrag van ten hoogste 5% van de directe-kosten.
6. Ten aanzien van de constructeurskosten bij restauratie- of onderhoudswerkzaamhedenConstructeurskosten zijn subsidiabel voor zover zij betrekking hebben op de berekening van sterkte of stabiliteit van de constructie ten behoeve van het oorspronkelijk gebruik. Constructeurskosten worden naar rato berekend over de subsidiabele restauratiekosten. De RVOI1998/2001, de Regeling van de verhoudingen tussen opdrachtgever en adviserend ingenieursbureau is hierop van toepassing.
7. Ten aanzien van de CAR-verzekeringDe kosten van een Casco All Riskverzekering zijn subsidiabel tot een maximum van 0,4% van desubsidiabele restauratiekosten.
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 24 juni 2008.
BIJLAGE Uitvoeringsvoorschriften ten behoeve van restauratie en onderhoud van monumenten
0.0 ALGEMEEN0.1 Alle te vervangen onderdelen of constructies dienen overeenkomstig bestaande, historisch juistevormgeving en detaillering te worden uitgevoerd.0.2 Alle te vervangen onderdelen of constructies dienen met behulp van bestaande, historisch juistematerialen te worden vervaardigd en afgewerkt.0.3 Toe te voegen elementen ten behoeve van geriefs- of functieverbetering dienen op een zodanige wijze te worden ingepast dat dit geen consequenties heeft voor de historische vormgeving of detaillering (bijv. isolatie t.b.v. warmte en geluid, beschermende beglazing, ventilatie etc.).0.4 Alle bij de voorbereiding, planvorming, uitvoering en controle van onderhouds- enrestauratiewerkzaamheden betrokken partijen (eigenaar, architecten, opzichters, aannemers,uitvoerders, onderaannemers, etc.) dienen voordat met de werkzaamheden een aanvang wordtgemaakt van deze uitvoeringsvoorschriften op de hoogte te worden gebracht. Dit dient desgewenstschriftelijk door subsidieaanvrager te worden aangetoond.0.5 Het verdient aanbeveling bij de aanwezigheid van waardevolle muurplanten, vleermuizen en/ofkerkuilen contact op te nemen met het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij.
1.0 METSELWERK, VOEGWERK EN PLEISTERWERK1.1 Gevelreiniging is niet toegestaan.Onder gevelreiniging wordt onder meer verstaan: stralen met grit, zand en water en het reinigen metbehulp van chemische middelen.1.2 Het hydrofoberen en impregneren van gevels is niet toegestaan.1.3 Het toepassing van steenverstevigers is niet toegestaan.1.4 Het inboeten van het metselwerk dient met bijpassende steen, lettend op kleur, hardheid en afmeting. Inboetwerk dient in het bestaande metselverband te worden uitgevoerd.1.5 Nieuw voegwerk dient in samenstelling, kleur en uitvoering overeen te komen met het bestaande, historisch juiste voegwerk.1.5.1 Ter hoogte van het maaiveld dient het voegwerk tot ten minste 30 cm beneden het maaiveld te worden nagezien, hersteld of vernieuwd.1.5.2 De voegen dienen in verband met een goede hechting van de voegspecie zodanig te worden uitgehakt dat de voeg voldoende massa heeft. Als richtlijn kan worden aangehouden een verhouding van voegdikte staat tot voegdiepte is als i staat tot 2.1.5.3 Het uithakken van voegen dient uitsluitend met de hand, of indien pneumatisch, met een fijne beitel te geschieden. Het uitslijpen van de voegen is in verband met mogelijke beschadiging van de steen slechts toegestaan met gebruikmaking van een zo klein mogelijke slijptol, voorzien van een afzuiging.1.5.4 Bij uithakken van bestaand voegwerk mogen smalle stootvoegen niet worden verbreed; hetzogenaamd ophakken van stootvoegen is niet toegestaan.1.5.5 Een monster van het nieuwe voegwerk dient voorafgaand aan het integraal uithakken van de gevel(s)ter goedkeuring te worden gemeld aan de afdeling Publiekzaken, team vergunningen van de gemeente Waalre.1.6 Nieuw pleisterwerk dient in samenstelling, kleur en uitvoering overeen te komen met het bestaande, historisch juiste pleisterwerk.1.6.1 Het pleisterwerk dient ter hoogte van het maaiveld tot ten minste 30 cm beneden het maaiveld te worden nagezien, hersteld of vernieuwd.1.6.2 De samenstelling van het pleisterwerk dient aan de hardheid van de onderliggende steen te zijnaangepast.
2.0 TIMMERWERK2.1 De te vervangen houten onderdelen dienen op historisch verantwoorde wijze te worden uitgevoerd, waarbij de bestaande detaillering en vormgeving, indien juist, als uitgangspunt dient.2.2 De te vervangen houten onderdelen moeten dezelfde zwaarte en profilering krijgen als de bestaande. De vervangen houten onderdelen dienen ter controle te worden bewaard tot het subsidie is vastgesteld.2.3 Het houtwerk dat in aanraking komt met metselwerk dient tweemaal in lijvige menie of grondverf te worden gezet.2.4 De toe te passen houtsoorten dienen overeenkomstig het bestaande werk te zijn.2.5 Toepassing van multiplex, kunststof, kunststof-verlijmde vezelplaten en hiermee vergelijkbareplaatmaterialen ten behoeve van herstel van dakgoten, windveren, dekplanken, gevel endakbeschietingen is niet toegestaan.2.6. Gaten in houten gootbodems ten behoeve van zinken of koperen gootbekleding dienen 0,5 cm wijder dan de betreffende tapeinden te zijn.
3-0 SCHILDERWERK3.1 Nieuw schilderwerk dient ten aanzien van systeem, kleur en uitvoering overeen te komen met het bestaande, historisch juiste schilderwerk.3.2 Het is niet toegestaan schilderwerk uit te voeren in de periode eind oktober tot eind maart, dit in verband met de overwegend heersende weersomstandigheden. In deze periode mag het houtwerk wel in de grondverf worden gezet.3.3 Het verwijderen van oude verflagen mag niet door middel van afbranden geschieden (krachtens het Brandveiligheïdsbesluit bijzondere gebouwen). Het verwijderen van oude verflagen door middel van hete lucht (föhnen) is wel toegestaan.3.4 Het schilderen van pleisterwerk of natuursteen dient uitsluitend met een glad opdrogende verf tegeschieden. In verband met de waterhuishouding in de constructie dient het verfsysteem aan het over te schilderen type pleisterwerk of natuursteen te worden aangepast.3.5 Afkitten van naden en kieren in geveltimmerwerk: deze dienen opgevuld en strak te worden afgewerkt met een 2-componenten vulmiddel. Naden tussen kozijnen en metselwerk of tussen kozijnen en natuursteen mogen niet worden afgedicht met behulp van PUR-schuim of kit.
4-0 ZINKWERK, KOPERWERK EN LOODWERK4.1 Het zinkwerk dient in de dikte 1,1 mm (STZ 16) te worden uitgevoerd. Indien nodig in verband met de lengte dient het zink in de bakgoten van een broek-of rekstuk te worden voorzien.4.1.1 Het zink in de kilgoten dient in meterstukken, aan de bovenzijde vernageld en aan de zijkantenvoorzien van een felsnaad te worden uitgevoerd.4.1.2 Nieuw zink mag niet aan oud zink worden gesoldeerd.4.1.3 De hemelwaterafvoeren in zink dienen in de dikte 0,8 mm (STZ 14), met opgesoldeerde wrongen, opgehangen aan beugels en vrij aan de muur te worden uitgevoerd.4.2 Tapeinden van zinken, koperen en loden goten dienen 100 mm langer dan de dikte van het totalehoutpakket van de bakgoot ter plaatse te zijn.4.3 De hemelwaterafvoeren dienen in zink, koper of lood te worden uitgevoerd.Waar nodig is de toepassing van gietijzeren of gietstalen ondereïnde toegestaan.4.4 Toepassing van PVC is niet mogelijk, met uitzondering van ondergrondse aansluitingen op het riool.4.5 Sprongen of verzetten in hemelwaterafvoeren dienen door middel van gesoldeerde valse verstekken te worden geformuleerd. Gebogen standaard hulpstukken mogen niet worden toegepast.4.6 Het loodwerk dient in minimaal 20 kg/m2, uitsluitend met koper vernageld te worden uitgevoerd. Het gebruik van gegalvaniseerde nagels is niet toegestaan.4.6.1 Het loodwerk dient ter plaatse van muuraansluitingen door middel van loodproppen in voldoende diep uitgehakte of uitgeslepen voegen (3 cm diep) te worden vastgezet en daarna te worden afgevoegd.4.6.2 Alle aansluitingen op schoorstenen e.d. dienen door middel van muurlood en loketten te worden uitgevoerd in lood zwaar 20 kg/m2 en met loodproppen in voldoende diep uitgehakte of uitgeslepen voegen (3 cm) te worden vastgezet en daarna te worden afgevoegd.4.6.3 Het lood op hoekkepers en nokken dient minimaal 25 kg/m2 (NHL 25), in meterstukken gefelste naden. Op ieder felsnaad dient een klang ter bevestiging te worden aangebracht, leder stuk lood dient slechts in het midden te worden vernageld met koperen nagels. Eventueel zichtbare koperen nagels dienen met trotseerloodjes te worden afgedekt.4.7 Bevestiging van lood- en zinkbekleding dient zodanig te geschieden dat het materiaal volledig vrij kan werken.
5-0 DAKDEKKERSWERK5-1 DAKPANNEN:Bij inboeten en vernieuwen van panbedekking dienen nieuw aan te brengen pannen in vorm, type enkleur overeen te komen met de oorspronkelijke, historisch juiste pannen.5.1.1 Toepassing van betonpannen is niet toegestaan. Het dak dient met keramische dakpannen te worden gelegd. De toepassing van Oudhollandse pannen dient in samenhang met DRAKA-ventifolie te 12 geschieden. De folie dient bij dakdoorbrekingen en opgaand muurwerk voldoende te worden opgezet. Bij voorkeur dienen oude (gebruikte) pannen in plaats van nieuw gebakken pannen te worden toegepast.5.1.2 Alle aan te brengen keramische dakpannen dienen met de bij de pansoort behorende hulpstukken te worden toegepast.5.1.3 De nok- en hoekkepervorsten dienen met behulp van een gewapende kalkspecie te wordenaangebracht. De mortel kan, indien nodig, iets worden bijgekleurd.5.1.4 De eventueel toe te passen panhaken en -klemmen dienen in roestvast staal te zijn uitgevoerd.5-2 LEIEN:Bij inboeten en vernieuwen van leibedekking dienen de nieuw aan te brengen leien in kleur, afmetingen vorm, alsmede ten aanzien van de wijze waarop het dak wordt gedekt, overeen te komen met debestaande, historisch juiste leidekking.5.2.1 De leien rnogen uitsluitend met koper worden vernageld of met roestvrij stalen leihaken (type 316) bevestigd.5.2.2 De levering van leien dient te geschieden onder verlening van een bewijs van herkomst en garantie van kwaliteit en dikte, af te geven door de groeve.5.2.3 De toe te passen leien moeten vrij zijn van breuk, insluitingen, schadelijke verbindingen zoals kalk, ijzer, zwavel en bitumineuze verbindingen.5-3- RIET:De werkzaamheden dienen conform de richtlijnen van de Rietdekkersfederatie te worden uitgevoerd.5.3.1 Het rietdekkerswerk dient met inlands riet te worden uitgevoerd.5.3.2 Het rietwerk dient met dun eenjarig riet met een frisgele kleur en een sterke, harde dikwandige stengel,behoudens een zeer dunne spreilaag van dikker en langer riet te worden uitgevoerd. De in de bossenaanwezige doelen dienen zoveel mogelijk te worden verwijderd.5.3.3 Bij het dekken van het riet dient gebruik gemaakt te worden van spandraad nr. 6 in roestvast staal of dubbel gegalvaniseerd. Binddraad nr. 18 in roestvast staal; gegalvaniseerd draad hiervoor is niet toegestaan. Traditionele bindmethoden met wilgentenen zijn tevens toegestaan.5.3.4 Voorzover herstelwerk aan de dakconstructie plaatsvindt, waar rondhout zit of heeft gezeten, moet ook weer rondhout worden toegepast. Doorsneden in het algemeen 100 mm, h.o.h. 75 cm.5.3.5 Bij killen mogen geen zinken goten worden toegepast, doch het riet moet steeds in de killen worden doorgedekt.5.3.6 Rietvorsten dienen in een met paarde- of varkenshaar gewapende kalkspecie te worden gelegd. De wijze van nokafwerking dient in materiaal, vorm en kleur overeen te komen met de oorspronkelijke en historisch juiste nokafwerking.
6.0. NATUURSTEEN6.1 Het toe te passen natuursteen dient op ambachtelijke wijze door middel van hakken, frijnen e.d. te zijn verwerkt.6.2 De te vervangen natuursteen onderdelen of constructies dienen overeenkomstig bestaande, historisch juiste detaillering te worden uitgevoerd.Vervangen onderdelen dienen ter controle te worden bewaard tot het subsidie is vastgesteld.6.3 Natuursteenreiniging is niet toegestaan.6.4 Het impregneren en toepassen van steenverstevigers ten behoeve van gevels, gevelelementen enornamenten is niet toegestaan.
7-0 DIVERSEN7.1 Het glaswerk dient in enkel glas (in stopverf gezet), en in principe zonder gebruikmaking van glaslattente worden uitgevoerd. Glaslatten mogen slechts worden toegepast in situaties waar dit historisch juist is. Ten aanzien van de detaillering van glaslatten worden verwezen naar de voorschriften 2.1 en 2.2.7.2 Bij onderhoud of herstel van smeedijzeren onderdelen zoals tuinhekken, gevelankers en andersiersmeedwerk dient al het ijzerwerk volledig van oude verflagen en roest te worden ontdaan.7.3 Bij demonteren van tuinhekken dienen de hoofdstaanders te blijven staan in de voetmuur.Afslijpen en later weer aanlassen van deze hoofdstaander is niet toegestaan.7.4 Het hang- en sluitwerk van ramen, deuren en luiken dient overeenkomstig bestaande (oorspronkelijke) modellen te worden uitgevoerd.7.5 De houtaantasterbestrijding dient met een middel op basis van permethroïden en conform de normNEN 3252 te worden uitgevoerd. Alvorens tot bestrijding wordt overgegaan, moeten eerst de ruimten en de constructies goed stofvrij worden gemaakt.7.5.1 Bij toepassing van injectoren ter bestrijding van houtaantasters dient vooraf op het kapplan of op de spanttekeningen het aantal en de plaats van de injectoren te worden aangegeven. Dit kapplan of eventuele tekeningen dienen vooraf ter goedkeuring te worden voorgelegd aan het gemeentebestuur.7.5.2 Het uitvoerend bedrijf moet na uitvoering van de bestrijding een schriftelijke garantie van ten minste vijfjaar afgeven, dit in verband met de cyclustijd van de larven.7.5.3 Van het uitvoerend bedrijf dient te worden verlangd dat deze bij de toegang tot de behandelde ruimten of kappen een plaat bevestigt met daarop de datum van de bespuiting, het toegepaste middel, de garantietermijn en de naam van het bedrijf dat de bestrijding heeft uitgevoerd.
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 24 juni 2008