Organisatie | Waddinxveen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening inzake de wijze waarop ingezetenen en belanghebbenden bij de voorbereiding van gemeentelijk beleidworden betrokken (Inspraak- en communicatieverordening). |
Citeertitel | Inspraak en communicatieverordening |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Regeling vervangt de Inspraakverordening 2005
Gemeentewet, art. 150
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
14-06-2007 | nieuwe regeling | 23-05-2007 Weekblad voor Waddinxveen, 13-06-2007 | 07/038 |
Artikel 2a Beslissing tot inspraak
De beslissing inspraak te verlenen wordt opgenomen in een besluit van het bestuursorgaan.
Artikel 6 Onderwerp van informatiebijeenkomsten
Informatiebijeenkomsten worden zoveel en zovaak georganiseerd als het gemeentebestuur ingezetenen en belanghebbenden wil informeren over een onderwerp.
Artikel 9 Onderwerp van hoorzittingen
Hoorzittingen worden georganiseerd zoveel en zovaak als het gemeentebestuur ingezetenen en belanghebbenden over een onderwerp wil horen.
Aldus vastgesteld door de raad der gemeente
Waddinxveen in zijn openbare vergadering
van 23 mei 2007,
de griffier, de voorzitter
(Mr. F.W. van der Dussen)(H.C.J. Roijers)
Artikel 150 van de Gemeentewet
Sinds 1 januari 1994 is in artikel 150 van de Gemeentewet aan de raad de verplichting opgelegd een inspraakverordening vast te stellen.
Anders dan vormen van communicatie tussen bestuursorganen en burgers als hoorzittingen, websites, foldermateriaal en dergelijke is de inspraak wettelijk geregeld, in de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Om die reden is er lokale uitwerking nodig waarin wordt aangegeven hoe de Awb in de gemeente zal worden toegepast. Een groot deel van de verordening gaat dan ook over inspraak.
Uit de laatste zinsnede van het tweede lid van artikel 150 van de Gemeentewet blijkt dat afwijkingen van afdeling 3.4 Awb zijn toegestaan (zie ook de memorie van antwoord (MvA) Eerste Kamer, 2000-2001, 27 023, nummer 177b, blz. 3). In de memorie van toelichting (MvT) op de wet (TK 1999-2000, 27 023, nummer 3, blz. 31) is te lezen dat in de inspraakverordening zowel geheel als gedeeltelijk kan worden afgeweken van afdeling 3.4 Awb. Dit laatste kan bijvoorbeeld geschieden in gevallen waarin het wenselijk is om wel een ontwerp ter inzage te leggen, maar de inspraak daarover op andere wijze te organiseren dan via het mondeling naar voren brengen van zienswijzen of om te werken met andere termijnen, aldus de MvT.
Inspraakprocedure/deregulering
Aan inspraak kan op zeer uiteenlopende manieren worden vormgegeven.
De verordening geeft een globale raamregeling waardoor het mogelijk wordt dat recht wordt gedaan aan de behoefte van insprekers en gemeentebestuur mede in relatie tot aard, schaal en reikwijdte van het beleidsvoornemen waarop inspraak plaatsvindt.
Inspraak is onderdeel van het totale besluitvormingsproces, een naar tijd en strekking begrensde fase daarin. Het moet onderscheiden worden van de andere mogelijkheden die men heeft om zich tot het gemeentebestuur te wenden. Te denken valt hierbij aan het spreekrecht bij raads- en commissievergaderingen (regeling via het reglement van orde of een commissieverordening
In deze verordening zijn twee veelvoorkomende alternatieven nader benoemd:
de informatiebijeenkomst en de hoorzitting.
In de praktijk blijkt er verwarring te bestaan over het onderscheid tussen inspraak enerzijds en informatiebijeenkomsten en hoorzittingen anderzijds.
Dat leidt ertoe dat burgers naar een avond toekomen in de veronderstelling dat er invloed de besluitvorming is (inspraak), terwijl de gemeente in feite informatie wil overdragen. Omdat informatiebijeenkomsten geen ‘formele’ grond hebben, worden ze ook nog wel eens aangekondigd als ‘inspraakavond’.
Om de verwarring en irritatie hierover weg te nemen, is ervoor gekozen om de informatiebijeenkomst nader te beschrijven en ook een kleine procedure hiervoor vast te leggen.
Daarnaast bestond behoefte aan het omschrijven van de hoorzitting.
Bij de hoorzitting gaat het erom informatie te verkrijgen. Evenmin als de informatiebijeenkomst, die bedoeld is om informatie over te dragen, heeft de hoorzitting tot doel tot besluitvorming te komen of daar invloed op uit te oefenen. Het zijn beide instrumenten van communicatie tussen gemeentebestuur en ingezetenen/belanghebbenden.
Informatiebijeenkomst en hoorzitting zijn vormvrij. Gekozen is echter voor het opnemen van twee minimumvereisten: de termijn en de wijze van uitnodiging, en de verslaglegging en bekendmaking daarvan.
Inspraak en zienswijze bij bezwaar
Naast inspraak kent de Algemene wet bestuursrecht ook de zgn. zienswijze bij bezwaar, kortweg: zienswijze. De begrippen worden wel eens door elkaar gehaald, maar in het algemeen geldt dat inspraak aan de orde is bij de beleidsvorming, en zienswijze bij bezwaar bij concrete beschikkingen.
De zienswijze bij bezwaar is volledig geregeld in de Awb en valt buiten deze verordening.
De artikelgewijze toelichting is toegespitst op de bepalingen inzake inspraak. Inspraak is immers een wettelijk omschreven fenomeen en moet voldoen aan de eisen uit de Algemene wet bestuursrecht. Inspraak heeft bovendien invloed op de besluitvorming. Er mag daarom geen misverstand bestaan over de toepassing van de bepalingen.
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Er zijn veel omschrijvingen van het begrip inspraak. Bij de in dit artikel opgenomen formulering is aangesloten bij de tekst van artikel 150 van de Gemeentewet. Inspraak is een onderdeel van de voorbereiding en uitvoering van het gemeentelijk beleid en heeft een tweeledig doel.
De verantwoordelijkheid voor het maken van een regeling over inspraak ligt ingevolge artikel 150 van de Gemeentewet bij de raad. Zoals in de algemene toelichting is vermeld, is in de modelverordening afdeling 3.4 Awb van toepassing verklaard. Artikel 4, tweede lid, van het model geeft het bestuursorgaan ruimte om een andere procedure te volgen. Het bestuursorgaan is immers verantwoordelijk voor uitvoering, de nadere regeling en organisatie van de inspraak.
Het begrip beleidsvoornemen is gedefinieerd als het voornemen van het bestuursorgaan tot hetvaststellen of wijzigen van beleid. Het zal duidelijk zijn dat het hierbij niet gaat om de vaststelling van concrete besluiten of maatregelen, maar om de vorming van het beleid waarop deze kunnen worden gebaseerd. De bepaling sluit aan bij artikel 1:3, vierde lid, van de Awb.
De gemeente heeft drie bestuursorganen: raad, college en burgemeester. Welk orgaan bevoegd is, is geregeld in de bijzondere wetgeving.
En informatiebijeenkomst is bedoeld om informatie over te dragen van het bestuursorgaan naar ingezetenen/belanghebbenden. Informatieoverdracht leidt nooit tot invloed op de besluitvorming.
Bij een hoorzitting ‘hoort’ het bestuursorgaan ingezetenen/belanghebbenden. Het bestuursorgaan luistert. Concrete besluitvorming of directe invloed op de besluitvorming is niet het doel van een hoorzitting, maar dat het gehoorde later in de besluitvorming kan nawerken, is evident.
Er zijn meer soorten bijeenkomsten waar, al dan niet terecht, de term ‘hoorzitting’ gebruikt wordt. Dit is onder meer het geval bij de Commissie voor de bezwaarschriften, die personen hoort die bezwaar hebben gemaakt tegen een beslissing van het bestuursorgaan. Dat is geen hoorzitting in de zin van deze verordening. Verwarring daarover hoeft niet te ontstaan. Het gaat om de invulling van het begrip in de regelgeving die op het concrete geval van toepassing is.
Artikel 2 Onderwerp van inspraak
In het eerste lid is bepaald dat elk bestuursorgaan ten aanzien van zijn eigen bevoegdheden besluit of inspraak wordt verleend bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid.
Het begrip bestuursorgaan is gedefinieerd in artikel 1:1, eerste lid, van de Awb. Het omvat in elk geval raad, college en burgemeester. Elk bestuursorgaan van de gemeente kan zijn eigen beleidsvoornemens aan inspraak onderwerpen. In de MvT (TK 1999-2000, 27 023, nummer 3, blz. 20) is vermeld dat het ter volledige beoordeling van de gemeenteraad blijft ten aanzien van welke beleidsvoornemens inspraak wordt verleend.
Het besluit om al dan niet inspraak te verlenen is een besluit in de zin van de Awb. Hiertegen kan dus bezwaar worden gemaakt.
In het tweede lid is bepaald dat inspraak altijd wordt verleend indien een wettelijk voorschrift daartoe verplicht. Hieronder is opgesomd welke wettelijke verplichtingen gelden.
In het derde lid is opgenomen wanneer geen inspraak wordt verleend.
Artikel 2a Beslissing tot inspraak
De beslissing tot het verlenen van inspraak wordt opgenomen in een besluit van het bestuursorgaan. Dit wordt specifiek vermeld, omdat niet altijd duidelijk is hoe de beslissing genomen moet worden. De praktische gang van zaken is dat een voorstel voor inspraak als aparte wordt opgenomen in het advies aan het bestuursorgaan en daarmee ook tot een specifiek besluit leidt.
Deze bepaling is ingevoegd als een ‘artikel 2a’ om omnummering in andere bepalingen en de toelichting te voorkomen.
Artikel 3 Inspraakgerechtigden
De omschrijving van inspraakgerechtigden vloeit rechtstreeks voort uit de tekst van artikel 150 van de Gemeentewet. In de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb zijn de woorden ‘in de gemeente een belang hebbende natuurlijke en rechtspersonen’ vervangen door: belanghebbenden. Het begrip ‘belanghebbende’ is in artikel 1:2 Awb gedefinieerd en deze definitie heeft ook gelding.
Ter uniformering en deregulering is in het eerste lid afdeling 3.4 van de Awb van toepassing verklaard op de inspraak. In artikel 3:11 tot en met 3:17 (tot de inwerkingtreding van de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb: artikel 3:11 tot en met 3:13) Awb is de inspraakprocedure te vinden. Na terinzagelegging en bekendmaking van het beleidsvoornemen kunnen belanghebbenden gedurende zes weken (tot de inwerkingtreding van de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb: vier weken) schriftelijk of mondeling hun zienswijze naar voren brengen. In de meeste gevallen zal deze procedure passend zijn voor de inspraak. Zo niet, dan kan op grond van het tweede lid de inspraakprocedure worden aangepast. In dit kader wordt voor twee punten
Een inspraakprocedure kan ook het houden van een facultatief referendum omvatten (uitvoering van de wijze waarop men zijn zienswijze naar voren kan brengen). Dit middel zal echter, gezien de daaraan verbonden kosten, op beperkte schaal worden toegepast. Daarnaast zijn wij ook van mening dat dit in een afzonderlijke verordening moet worden vormgegeven.
In dit geval is niet gekozen voor verwijzing naar afdeling 3.4 Awb. In artikel 3:17 (tot de inwerkingtreding van de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure: artikel 3:13, vijfde lid) Awb wordt namelijk slechts bepaald dat een verslag wordt gemaakt van hetgeen tijdens de inspraakprocedure mondeling naar voren is gebracht.
Onder het in het tweede lid, onderdeel a, genoemde verslag van de gevolgde inspraakprocedure wordt verstaan: Hoe is de procedure feitelijk verlopen? Is afdeling 3.4 Awb onverkort toegepast? Wanneer is het beleidsvoornemen ter inzage gelegd enz.?
Onderdeel b betekent dat de eindrapportage een volledig overzicht dient te bevatten van zowel de mondelinge als de schriftelijke inspraakreacties. De schriftelijke inspraakreacties kunnen aan het verslag worden gehecht. In de MvT bij de Awb wordt opgemerkt dat in het verslag kan worden volstaan met een korte zakelijke weergave van de naar voren gebrachte opvattingen en vermelding van de personen die hun opvatting naar voren hebben gebracht.
Onder c wordt als het sluitstuk van inspraak voorgeschreven dat het bestuursorgaan aangeeft wat met de zienswijzen wordt gedaan.
In het derde lid is bepaald dat het bestuursorgaan het eindverslag op de gebruikelijke wijze openbaar maakt. In Waddinxveen betekent dat dat in de gemeenterubriek bekend wordt gemaakt dat het eindverslag gereed is en ter inzage ligt. Het eindverslag zal ook op de gemeentelijke website worden geplaatst. Dit is niet de bepaling zelf opgenomen om te voorkomen dat de verordening moet worden aangepast als de wijze van bekendmaking veranderd, bijvoorbeeld door toepassing van nieuwe communicatiemethoden.
Tijdens de inspraakavond moet al duidelijkheid omtrent de communicatie worden gegeven.
In het vierde lid wordt de burgemeester verplicht om het eindverslag te vermelden in zijn burgerjaarverslag overeenkomstig artikel 170, tweede lid, aanhef en onder b, van de Gemeentewet.
Artikelen 6 tot en met 8 Informatiebijeenkomsten
Net als bij inspraak is het het bevoegde bestuursorgaan (raad, college of burgemeester) dat beslist of een informatiebijeenkomst plaatsvindt.
Deze bepalingen spreken overigens voor zich.
Artikelen 9 tot en met 11 Hoorzittingen
Net als bij inspraak is het het bevoegde bestuursorgaan (raad, college of burgemeester) dat beslist of een hoorzitting plaatsvindt.
Deze bepalingen spreken overigens voor zich.
Artikel 12 Intrekking oude verordening
Met deze bepaling wordt de bestaande inspraakverordening ingetrokken. De datum waarop de oude verordening vervalt, is de datum waarop de verordening in werking treedt (zie artikel 7).
Bijlage afdeling 3:4 Algemene wet bestuursrecht
Van hetgeen overeenkomstig artikel 3:15 mondeling naar voren is gebracht, wordt een verslag gemaakt.
Indien de aanvraag een zeer ingewikkeld of omstreden onderwerp betreft, kan het bestuursorgaan, alvorens een ontwerp ter inzage te leggen, binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag de in het eerste lid bedoelde termijn met een redelijke termijn verlengen. Voordat het bestuursorgaan een besluit tot verlenging neemt, stelt het de aanvrager in de gelegenheid zijn zienswijze daarover naar voren te brengen.
Indien geen zienswijzen naar voren zijn gebracht, doet het bestuursorgaan daarvan zo spoedig mogelijk nadat de termijn voor het naar voren brengen van zienswijzen is verstreken, mededeling op de wijze, bedoeld in artikel 3:12, eerste en tweede lid. In afwijking van het eerste of derde lid neemt het bestuursorgaan het besluit in dat geval binnen vier weken nadat de termijn voor het naar voren brengen van zienswijzen is verstreken.