Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Grootegast

Notitie “beroep en bedrijf aan huis”

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieGrootegast
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingNotitie “beroep en bedrijf aan huis”
CiteertitelNotitie “beroep en bedrijf aan huis”
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

nvt

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

nvt

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

20-04-200401-01-2021nieuwe regeling

20-04-2004

Het Westerkwartier, 05-05-2004

geen

Tekst van de regeling

Intitulé

Notitie “beroep en bedrijf aan huis”

Notitie “beroep en bedrijf aan huis”

 

April 2004

1. Algemeen

1.1. Inleiding

Steeds vaker wordt de gemeente Grootegast geconfronteerd met aanvragen ofwel bestaande situaties die het uitoefenen van beroep of bedrijf aan huis dus vanuit een woning betreffen. Hiermee worden overigens niet de bedrijfswoningen en agrarische bedrijfswoningen bedoeld. Bij deze woningen is reeds sprake van (agrarische) bedrijfsactiviteiten en bovendien een geheel ander toetsingskader vanwege een andere (niet gevoelige) bestemming.

 

Onlangs was in de gemeente nog sprake van een aanvraag voor het oprichten van een hondentrimsalon bij een woning. Hieraan kon geen medewerking worden verleend. Een aantal overwegingen hebben hieraan ten grondslag gelegen.

De activiteit valt ten eerste niet onder aan huis verbonden beroepen zoals de huisarts en notaris. Een dergelijke activiteit kan alleen plaatsvinden in panden met een bedrijfs- of detailhandelsbestemming. De vigerende bestemming van “wonen met beperkte agrarische activiteiten” voorziet hier derhalve niet in. Bovendien heeft deze activiteit geen relatie met het buitengebied en een niet agrarisch bedrijf zou worden toegevoegd aan het buitengebied. Hetgeen ook in strijd is met het provinciaal beleid.

 

Hierbij worden een aantal argumenten aangehaald op grond waarvan een dergelijke activiteit niet kan worden toegestaan bij een woning. Uniforme regelgeving ten aanzien van het toestaan van bepaalde vormen van beroep en bedrijf aan huis is binnen de gemeente echter niet aanwezig. Deze notitie tracht een kader te scheppen zodanig dat de ontwikkeling van beroep en bedrijf aan huis uniform kan worden gereguleerd.

Allereerst worden in paragraaf 1.2 en 1.3 de centrale begrippen toegelicht.

 

1.2. Aan huis verbonden vrije beroepen

Voor een aan huis verbonden vrij beroep geldt dat dit is aan te merken als gebruik overeenkomstig de bestemming “wonen” en er derhalve geen sprake is van strijdig gebruik. Uit jurisprudentie blijkt dat het vestigen van een vrij beroep in een woning niet in strijd is met de bestemming, mits de woonfunctie als overwegende functie blijft gehandhaafd. Over het algemeen wordt de grens gesteld op 70% bewoning en 30% ten behoeve van de vrije bedrijfsuitoefening. Een vrijstelling van de gebruiksvoorschriften voor de vestiging van een vrij beroep is dan niet vereist. In een bestemmingsplan kan echter expliciet worden aangegeven dat alleen wonen wordt bedoeld. In zo’n geval is de vestiging van een vrij beroep wel in strijd met de bestemming. Een vrijstelling van de gebruiksvoorschriften van het bestemmingsplan is dan wel vereist.

Gewoonlijk wordt bij vrije beroepen gedacht aan: arts, tandarts, fysiotherapeut, dierenarts, advocaat, notaris, accountant en makelaar. Dit zijn beroepen die reeds van oudsher in een deel van de woning worden uitgeoefend.

 

1.3 Beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten

Beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten die niet onder de (traditionele) vrije beroepen vallen, passen in beginsel niet binnen de geldende woonbestemming. Hierbij kan worden gedacht aan: opticiëns, verzekeringsagenten, kap- en schoonheidssalons, uitzend- en andere advies- en/of servicebureaus, kleine winkeltjes en hondentrimsalons. Deze opsomming is niet uitputtend. Geregeld manifesteren zich nieuwe vormen van bedrijfsuitoefening in woningen.

Naar aanleiding van de jurisprudentie ontstaat vaak de discussie of nu wel zoveel verschil bestaat tussen bijvoorbeeld een artsenpraktijk en een kapsalon in een wijk met primair een woonfunctie. In tegenstelling tot de traditionele vrije beroepen kunnen deze zogenoemde moderne beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten vaak niet zonder meer worden toegestaan, ondanks het feit dat deze qua aard, karakter en hinder niet wezenlijk afwijken van de aan huis verbonden vrije beroepen.

De Afdeling bestuursrechtspraak kijkt in dit kader tegenwoordig steeds meer naar de ruimtelijke uitwerking bij gebruik anders dan “vrije beroepsuitoefening”. De vraag of een bepaald gebruik strijdig is met de woonbestemming, moet worden beantwoord aan de hand van de ruimtelijke uitstraling die dat gebruik gezien zijn aard, omvang en intensiteit heeft. Gekeken moet worden of de ruimtelijke uitstraling te rijmen valt met de woonfunctie.

 

Voorbeeld 1:

Een kantoorruimte aan huis voor het beheer van onroerende goed zaken kan planologisch niet op een lijn worden gesteld met het uitoefenen van een vrij beroep. Toch blijkt dat de Afdeling bestuursrechtspraak dit nog zou kunnen accepteren wanneer het perceel in overwegende mate geschikt blijft overeenkomstig de woonbestemming (geen omvangrijk kantoorgebruik).

 

Voorbeeld 2:

In een uitspraak van de rechtbank Haarlem van 13 maart 2002 ten aanzien van het gebruik van een deel van een woning als Zon- en Afslankstudio blijkt tevens het belang van de ruimtelijke uitstraling. Het verzoek om voorlopige voorziening van de uitbaters van de Zon- en Afslankstudio wordt in deze uitspraak afgewezen. Er is een dwangsom opgelegd om de activiteiten ten behoeve van de Zon & Afslankstudio te staken en gestaakt te doen houden. Verweerders, in dit geval de gemeente Velsen, hebben aangegeven dat een verzoek tot vrijstelling van de bepalingen van het bestemmingsplan niet zal worden gehonoreerd vanwege de grootschaligheid die als ongewenst wordt geacht. Binnen de gemeente is daarbij geen sprake van willekeur aangezien de gemeente reeds bezig was met het onderzoeken van andere vergelijkbare lichaamsverzorgingpraktijken binnen de gemeente.

 

2. Bestaand gemeentelijk beleid

 

In alle bestemmingsplannen van de gemeente zijn bepalingen omtrent het gebruik van gronden en opstallen opgenomen. Hiermee beschikken de bestemmingsplannen over (algemene) gebruiksbepalingen. Ingevolge deze gebruiksbepalingen mag een woning niet voor een ander doel gebruikt worden dan waarvoor deze is bestemd, namelijk voor woondoeleinden.

 

 

De uitzondering hierop zijn de bij de woonbestemming aangegeven nadere aanduidingen in de bestemmingsplannen voor het buitengebied van de gemeente Grootegast. Wanneer in het bestemmingsplan “Buitengebied Grootegast 1e fase” de “woning” is voorzien van de aanduiding “beperkt agrarische bebouwing” dan wel “beperkt niet-agrarische bebouwing” mag een groter oppervlakte aan bijgebouwen worden gebouwd (ten hoogste 100 m²) en mogen de bijbehorende bijgebouwen tevens voor respectievelijk agrarische doeleinden worden gebruikt dan wel ambachtelijke bedrijfsdoeleinden.

Ook in het bestemmingsplan “Buitengebied Oldekerk 2e fase” is voor de bestemming “woonbebouwing”, indien aangeduid met “beperkt agrarische bebouwing”, een ruimere gebruiksbepaling opgenomen. De totale oppervlakte aan bijgebouwen per woning mag hier eveneens ten hoogste 100 m² bedragen en de bijgebouwen mogen tevens gebruikt worden voor agrarische doeleinden.

 

In de meeste bestemmingsplannen is echter geen expliciete regeling opgenomen die een ruimer gebruik toestaat dan het woongebruik. De genoemde aan huis gebonden vrije beroepen, indien aanwezig binnen de gemeente, zijn wel geaccepteerd.

Voor de meeste aanvragen echter die een verzoek inhouden omtrent het vestigen van een beroep of bedrijf aan huis geldt dat op dit moment individueel wordt getoetst aan de ruimtelijke criteria. Steeds vaker heeft dit geleid tot afwijzing om precedentwerking of willekeur te voorkomen.

 

Overigens wordt vanuit Beroepsgroepen die gebruikelijk zijn gevestigd in winkelpanden of andere specifieke bedrijfspanden, zoals bijvoorbeeld kappers, soms gesteld dat het uitoefenen van die beroepen aan huis een vorm van valse concurrentie is die door de overheid zou moeten worden tegengegaan. De bevoegdheid van de gemeente reikt met het bestemmingsplan niet verder dan het voorkomen of tegengaan van activiteiten voorzover die uit planologisch oogpunt ongewenst zouden zijn. Motieven die worden ingegeven vanuit de kennelijke behoefte de onderlinge economische verhoudingen tussen burgers te regelen mogen niet maatgevend zijn.

Daarnaast geeft het hebben van een vergunning op grond van de Vestigingswet nog geen recht om het bedrijf te gaan uitoefenen. Het zegt slechts iets over de vakbekwaamheid. Uiteindelijk is het de gemeente die beslist of een activiteit op een bepaalde locatie wel of niet binnen de bestemming past.

 

3. Voorstel nieuw beleid

3.1 Inleiding

Alvorens het nieuwe beleid te introduceren geeft paragraaf 3.2 de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt en waarom juist wel of niet voor deze mogelijkheden moet worden gekozen. Dit geeft enerzijds inzicht in de werking van de begrippen aan huis verbonden beroep en bedrijfs- of beroepsmatige activiteiten en maakt anderzijds duidelijk om welke redenen is gekozen voor het beleid zoals voorgesteld in paragraaf 3.3. Aanvullend is ingegaan op de toepassing van het beleid in het buitengebied.

 

3.2 De mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt

Aan huis verbonden vrije beroepen

In de meeste bestemmingsplannen is middels een algemeen gebruiksverbod bepaald dat het verboden is gronden en bouwwerken te gebruiken op een wijze of doel strijdig met de bestemming. Niet ongebruikelijk is om naast of in plaats van een algemeen gebruiksverbod ook een specifiek gebruiksverbod op te nemen. Een dergelijk specifiek gebruiksverbod zou bij woondoeleinden als volgt kunnen luiden: onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen de uitoefening van enige vorm van handel en/of bedrijf.

Bij een algemeen verbruiksverbod is een gebruiksvrijstelling voor de vrije beroepen niet nodig, voorwaarde is wel dat de woning in kwestie in overwegende mate zijn woonfunctie blijft behouden. In geval het bestemmingsplan een specifiek gebruiksverbod kent waarin dus ieder vorm bedrijfs- en beroepsuitoefening is verboden is een gebruiksvrijstelling wel nodig. Een voorbeeld voor een specifieke gebruiksvrijstelling voor de vrije beroepen zou kunnen luiden:

  • 1.

    Het is verboden de in het plan begrepen bouwwerken en gronden te gebruiken in strijd met de bestemming.

  • 2.

    Onder strijdig gebruik wordt bij woondoeleinden in ieder geval begrepen: -het gebruik van de in het plangebied aanwezige gebouwen als beroeps- of bedrijfsmatige werkruimte.

  • 3.

    B&W kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 2 voor de uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis, mits:……

     

    Het vervolg is vaak dat een limitatieve opsomming van activiteiten wordt opgesteld van activiteiten die toelaatbaar worden geacht. Deze limitatieve opsomming zal echter binnen een langere periode niet volledig blijken te zijn. Het gevolg is dat niet kan worden voldaan aan de criteria van een binnenplanse vrijstelling en andere meer omvangrijke vrijstellingsprocedures moeten worden overwogen.

    De rechter zal zich namelijk, bij de beoordeling of een activiteit een vrij beroep is, beperken tot de in het plan beschreven beroepen. Een rechter beperkt zich dan tot de vermelde beroepen en zal niet een redenering naar analogie toepassen. Een limitatieve opsomming in zo’n vrijstellingsbepaling is dan ook niet wenselijk.

     

    Beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten

    Beroeps– en bedrijfsmatige activiteiten die niet vallen onder de zogenaamde vrije beroepen passen niet in de bestemming wonen. Op grond van de genoemde algemene of specifieke gebruiksbepalingen worden deze activiteiten verboden. Om toch enige bedrijvigheid bij het wonen toe te kunnen staan, kan hiervoor een vrijstellingsbepaling in het bestemmingsplan worden opgenomen.

    De verplichte combinatie met wonen blijft essentieel: de bedrijvigheid mag het wonen niet verdringen. Dit zou een wijziging naar een andere bestemming betekenen.

    Een limitatieve opsomming van bedrijfsmatige activiteiten is ook in dit geval niet wenselijk. Geregeld manifesteren zich nieuwe vormen van bedrijfsuitoefening van woningen. Op langere termijn zal een dergelijke lijst dan ook niet volledig blijken te zijn.

     

    Uit bovenstaande kan worden geconcludeerd dat het gebruik van een limitatieve lijst voor beroepen en/of bedrijven aan huis die bij vrijstelling kunnen worden toegestaan niet effectief is en beperkt houdbaar. Nieuwe ontwikkelingen op het gebied van beroep en/of bedrijf aan huis zullen de lijst al snel inhalen. In plaats van een limitatieve lijst te gebruiken kan gekozen worden voor meer algemene criteria die als toetsingskader kunnen dienen of een beroep of bedrijf kan worden toegestaan aan huis c.q. bij de woonfunctie.

     

    Algemene criteria die zowel bij vrije beroepen als bij andere beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten van belang kunnen zijn, kunnen na de bestemmings- of doeleindenomschrijving worden opgenomen. Mogelijke criteria kunnen zijn:

  • 1.

    Het gebruik moet van ondergeschikte betekenis zijn, in die zin dat de woning in overwegende mate de woonfunctie moet blijven behouden.

  • 2.

    Het gebruik mag geen onevenredige aantasting van het woon- en leefmilieu en van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden. Dat betekent dat aan het vestigen van bedrijven geen medewerking dient te worden verleend, die vergunningplichtig zijn krachtens de milieuwetgeving.

  • 3.

    Het gebruik mag geen afbreuk doen aan het karakter van de buurt.

  • 4.

    Het vestigen van het bedrijf mag niet leiden tot een onaanvaardbare aantrekking van verkeer en parkeeroverlast.

  • 5.

    Er moet voldoende parkeergelegenheid zijn voor werknemers.

  • 6.

    Degene die de activiteiten verricht moet tevens de gebruiker van de eigenlijk woning zijn.

  • 7.

    Geen detailhandel, anders dan in ter plaatse vervaardigde goederen.

     

    Extra vrijstelling: de toverformule

    In ieder bestemmingsplan is een algemene verbodsbepaling opgenomen, volgens welke het verboden is gronden of opstallen in strijd met de volgens het plan geldende bestemming te gebruiken. Bij dit algemene gebruiksverbod behoort de zogenaamde toverformule, welke luidt:

     

    “Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling indien strikte toepassing van het verbod leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd”.

     

    Het meest doelmatige gebruik mag derhalve niet beperkt worden. Daarbij worden de volgende punten in acht genomen:

  • 1.

    Het gebruik overeenkomstig de bestemming is in beginsel het meest doelmatige gebruik.

  • 2.

    Kan het pand objectief bezien overeenkomstig de bestemming gebruikt worden?

    • a

      ja: dan is er geen mogelijkheid om ten behoeve van het nieuwe gebruik vrijstelling te verlenen.

    • b

      nee: dan moet vrijstelling verleend worden, tenzij (afhankelijk van tijd en plaats):

  • 3.

    er dringende redenen zijn die zich tegen het voorgenomen gebruik verzetten (zwaarwegende redenen van planologische aard, zoals sterk verkeersaantrekkende werking, parkeeroverlast, onevenredige aantasting van het (woon)karakter van de buurt c.q. omgeving, duurzame ontwrichting van het voorzieningenpatroon e.d.);

  • 4.

    het voorgenomen gebruik een feitelijk onomkeerbare bestemmingsplanwijziging tot gevolg heeft (in een dergelijk geval ligt de weg van een planherziening en/of de procedure ex artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening meer voor de hand).

     

    Vrijstelling op grond van bovengenoemde bepaling mag, zoals reeds is beschreven, alleen worden toegepast indien het pand objectief gezien niet (meer) geschikt is om overeenkomstig de bestemming te worden gebruikt. Hiervan is echter bijna nooit sprake (er bestaat immers bijna geen woning die niet als zodanig kan worden gebruikt) en derhalve zal deze vrijstelling zeer sporadisch kunnen worden toegepast.

    Deze vrijstellingsbepaling is in veel bestemmingsplannen reeds opgenomen en kan bij een nieuw bestemmingsplan opnieuw worden opgenomen.

     

3.3 Nieuw beleid

In het voorgaande is een aantal mogelijkheden genoemd op welke manier een invulling kan worden gegeven aan het reguleren van aan huis verbonden vrije beroepen en beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis. De voor- en nadelen zijn daarbij aan het licht gekomen. Geconcludeerd kan worden dat een limitatieve lijst van toegestane activiteiten niet werkt en derhalve zal worden uitgegaan van een aantal algemene criteria die het toetsingskader vormen. Aanvullend hierop kan de extra vrijstelling worden gebruikt ofwel de zogenaamde toverformule.

 

In principe hoeven de vrije beroepen niet gereguleerd te worden met een vrijstellingsbepaling en dus te worden getoetst aan de criteria. Echter ook de vrije beroepen moeten te allen tijde voldoen aan het criterium dat het gebruik ten behoeve van beroep of bedrijf van ondergeschikte betekenis is, in die zin dat de woning in overwegende mate de woonfunctie moet blijven behouden. Daarbij moet het gebruik worden beperkt tot maximaal 30% van de woning met een maximum oppervlakte van 50 m². Indien sprake is van een specifiek gebruiksverbod voor woondoeleinden binnen het bestemmingsplan, dus wanneer expliciet alleen wonen wordt bedoeld, zal moeten worden getoetst aan alle criteria en zal ook bij een vrij beroep sprake zijn van een vrijstellingsbepaling.

 

De lijst van algemene criteria die is genoemd kan derhalve dienen als toetsingskader voor zowel aan huis verbonden vrije beroepen als beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten bij een woning. Hieronder zijn ze verder uitgewerkt en bruikbaar gemaakt voor de gemeente Grootegast. De genoemde algemene criteria met betrekking tot de aard van toelaatbare activiteiten bij een woning kunnen als volgt worden omschreven:

 

  • 1.

    Het gebruik moet van ondergeschikte betekenis zijn, in die zin dat de woning in overwegende mate de woonfunctie moet blijven behouden;

  • 2.

    Het gebruik moet worden beperkt tot maximaal 30% van de woning met een maximum oppervlakte van 50 m²;

  • 3.

    Het gebruik mag geen onevenredige aantasting opleveren van het woon- en leefmilieu en van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken. Het gebruik mag derhalve ook geen afbreuk doen aan het (woon)karakter van de buurt c.q. omgeving. Dit betekent:

    • a

      dat het gebruik een kleinschalig karakter moet hebben en behouden als genoemd in 1 en 2; schaalvergroting van bedrijvigheid dient te worden verwezenlijkt in panden met een daarvoor passende bestemming;

    • b

      dat het gebruik zowel naar de aard als wat betreft de visuele aspecten met het woonkarakter in overeenstemming moet zijn (bv. vitrines en lichtreclames zijn niet toegestaan, materiaal mag niet zichtbaar vanaf de weg opgeslagen zijn);

    • c

      degene die de activiteiten in de woning en/of in het daarbij gelegen bijgebouw ontplooit, tevens gebruiker van de woning moet zijn.

  • 4.

    Geen detailhandel van betekenis. Detailhandel dient zich te vestigen in de daarvoor bestemde panden of de daarvoor bestemde percelen.

  • 5.

    Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer. Er moet derhalve voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein zijn voor eventuele werknemers en bezoekers.

     

3.4 Buitengebied en bebouwde kom

Een belangrijke vraag is: Kunnen de criteria tevens van toepassing zijn voor de regulering van beroep en bedrijf aan huis in het buitengebied?

 

In eerste instantie wordt bij de regulering van beroep en bedrijf aan huis veelal uitgegaan van de ontwikkelingen binnen de bebouwde kom. Er wordt in het buitengebied echter ook gewoond en de woonfunctie manifesteert zich meer en meer in het buitengebied. Daarmee ontwikkelt zich ook de vraag naar beroep en bedrijf aan huis in het buitengebied.

 

In het Provinciaal Omgevingsplan (POP) wordt wonen zelfs aangegeven als economische impuls. “Het instandhouden en verbeteren van de werkgelegenheid en voorzieningenniveau is ook op het platteland een nadrukkelijk uitgangspunt, vooral in die gebieden waar door teruglopende werkgelegenheid in de landbouwsector gezocht wordt naar nieuwe economische impulsen.” Door de teruglopende werkgelegenheid in de landbouwsector en het fysieke gevolg daarvan (vrijkomende agrarische opstallen), is in het POP het uitgangspunt gekozen dat: “Wij willen meer mogelijkheden bieden voor het gebruik van vrijkomende waardevolle panden zoals oude boerderijen om zo nieuwe en bestaande activiteiten op het gebied van wonen, werken en recreëren te stimuleren. Daarmee willen we bijdragen aan verbetering van de leefbaarheid van het platteland en het in stand houden van het cultureel erfgoed. Wij denken hier vooral aan het gebruik voor wonen en diverse vormen van kleinschalige bedrijvigheid en dienstverlening. Afgezien van geringe aanpassingen zullen deze functies binnen de bestaande bebouwing plaats moeten vinden. Bij de afweging op gemeentelijk niveau moet rekening worden gehouden met ongewenste effecten voor het landelijk gebied (bijvoorbeeld verkeersaantrekkende werking, opslag van materialen of structurele verstoring van bestaande winkelvoorzieningen).”

 

Aangezien het bestaande voorzieningenniveau, maar ook het te ontwikkelen voorzieningenniveau binnen de dorpen belangrijk is, moet voorkomen worden dat het voorzieningenniveau in de dorpen wordt aangetast door ook in het buitengebied vrije beroepen en beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten toe te staan.

Bovendien bestaat het risico voor negatieve of verstorende invloeden in het buitengebied doordat de nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen zich niet verenigen met de ecologische aspecten, agrarische karakter ofwel andere specifieke facetten van het buitengebied.

 

Om zoveel mogelijk de negatieve aspecten die mogelijkerwijs aan de vestiging van vrije beroepen of beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis in het buitengebied verbonden zijn te beperken, kan voor het buitengebied gebruik worden gemaakt van het specifieke gebruiksverbod. Een dergelijk specifiek gebruiksverbod zou bij woondoeleinden (zoals eerder genoemd) als volgt kunnen luiden: onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen de uitoefening van enige vorm van handel en/of bedrijf. Dit betekent dat zowel voor de vrije beroepen als voor de beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis een vrijstelling van de gebruiksvoorschriften noodzakelijk is, waarbij de activiteiten worden getoetst aan alle criteria (paragraaf 3.3).

 

4. Slot

 

Gelet op hiervoor genoemde uitgangspunten en criteria kan deze notitie worden beschouwd als basisstuk:

Voor de besluitvorming omtrent verzoeken (om vrijstelling) voor de vestiging van vrije beroepen en het beroeps- en bedrijfsmatig gebruik bij een woning;

Bij het opstellen van nieuwe bestemmingsplannen en (partiële) herzieningen van bestemmingsplannen. In een nieuw of herzien bestemmingsplan kunnen de criteria in de voorschriften worden vastgelegd en worden verbonden aan een (binnenplanse) vrijstellingsbepaling.

 

Hieruit kan worden geconcludeerd dat reeds bestaande situaties die het uitoefenen van een beroep of bedrijf aan huis, dus vanuit een woning, betreffen bij vaststelling van de notitie door de gemeenteraad niet actief zullen worden getoetst aan de criteria.

 

Bij het opstellen van een nieuw bestemmingsplan of bij een (partiële) herziening van een bestemmingsplan zullen echter de met dit nieuwe bestemmingsplan strijdige situaties onder het overgangsrecht worden geplaatst. Dit zijn in dit geval alle situaties waarbij sprake is van bedrijvigheid bij een woning die niet kan voldoen aan de criteria.

Door middel van het gebruik van een overgangsbepaling wordt voorkomen dat de gevestigde belangen worden aangetast. Het overgangsrecht is wel gericht op het beëindigen van bestaand gebruik van gronden en opstallen dat afwijkt van het bestemmingsplan.

 

 

Voorbeelden toepassing nieuw beleid

In sommige andere gemeenten is reeds overgegaan tot het reguleren van beroep en bedrijf aan huis. Op welke manier hieraan invulling is gegeven blijkt uit onderstaande voorbeelden van voorschriften en definities.

 

Voorbeeld voorschriften

Bestemmingsplanbepalingen die invulling geven aan de planologie van een aan huis verbonden beroep of bedrijf (gebaseerd op het Bestemmingsplan “aan huis gebonden beroepen en bedrijven” (d.d. 15-10-96) van de gemeente Ammerzoden en planvoorschriften uit de gemeente Waalre):

 

Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de bestemming.

Van dit verbod moet worden afgeweken indien het een aan huis gebonden beroep betreft (vrij beroep).

 

bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen en het vergroten of verkleinen van een bouwwerk;

 

aan huis gebonden beroep

het uitoefenen van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op zakelijk, maatschappelijk, juridisch, medisch, kunstzinnig, of ontwerptechnisch dan wel daarmee gelijk te stellen gebied, door de gebruik(st)er van de woning;

 

aan huis gebonden bedrijf

het uitoefenen van een bedrijf dat is gericht op het vervaardigen van producten of het leveren van diensten, door de gebruik(st)er van de woning;

 

detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor het gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

 

vrijstelling

een vrijstelling, als bedoeld in artikel 15 lid 1 sub a van de Wet op de Ruimtelijke Ordening.

 

voorschriften in verband met aan huis gebonden beroepen en bedrijven.

 

de gronden op de plankaart aangewezen voor “woondoeleinden, woningbouw….” en “woongebied” zijn tevens bestemd voor aan huis gebonden beroepen, mits de woonfunctie als overwegende functie blijft gehandhaafd;

vrijstelling kan worden verleend ten behoeve van het gebruik van de woning voor een aan huis gebonden bedrijf mits:

het gebruik van ondergeschikte betekenis is, in die zin dat de woning in overwegende mate de woonfunctie moet blijven behouden;

het gebruik geen onevenredige aantasting oplevert van het woon- en leefmilieu en van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken. Het gebruik mag derhalve ook geen afbreuk doen aan het (woon)karakter van de buurt c.q. omgeving. Dit betekent:

dat aan het vestigen van bedrijven, die vergunning- of meldingsplichtig zijn als gevolg van de Wet milieubeheer of ander milieuwetgeving geen medewerking wordt verleend;

dat het gebruik een kleinschalig karakter moet hebben en behouden; schaalvergroting van bedrijvigheid dient te worden verwezenlijkt in panden met een daarvoor passende bestemming;

dat het gebruik zowel naar de aard als wat betreft de visuele aspecten met het woonkarakter in overeenstemming moet zijn;

degene die de activiteiten in de woning en/of in het daarbij gelegen bijgebouw ontplooit, tevens gebruiker van de woning moet zijn.

geen detailhandel van enige betekenis zal plaatsvinden, anders dan in ter plaatse vervaardigde goederen. Detailhandel dient zich te vestigen in de daarvoor bestemde panden of de daarvoor bestemde percelen.

Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige toeneming van de parkeerbehoefte veroorzaken. Er moet derhalve voldoende parkeergelegenheid zijn voor eventuele werknemers.

 

procedureregels voor vrijstelling

Een ontwerpbesluit strekkende tot vrijstelling ligt gedurende 2 weken ter inzage.

 

aanvullende bepaling:

Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in de leden… en …., indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

 

Voorbeeld definities

Definities die ook worden toegepast voor een aan huis verbonden beroep zijn:

 

“Beroep of bedrijfsmatig verlenen van diensten – met uitzondering van detailhandel – op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en de daarbij behorende gebouwen met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend.”

 

“Een dienstverlenend beroep, dat in een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.”

 

“Een dienstverlenend beroep dat op kleine schaal in een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende beroepsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse”.

 

Definities die ook worden toegepast voor een aan huis verbonden bedrijf zijn:

 

“Het beroeps- of bedrijfsmatig verlenen van diensten of het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid door middel van handwerk, waarvan de omvang in een woning met bijbehorende gebouwen past en de woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin in overwegende mate blijft behouden.”

 

“Het verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke – geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen – bedrijvigheid, waarvan de aard, omvang en uitstraling zodanig zijn, dat de activiteit in de woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie ter plaatse, kan worden uitgeoefend.”

 

Literatuurlijst

 

Notitie beroeps- en bedrijfsuitoefening in panden met een woonbestemming, VNG, 1997.

Woonbestemming en aan huis gebonden activiteiten, BWT krant SBOD overheidsinstelling, 2003.

Beleidsnota inzake het mede gebruik van woningen voor beroep en bedrijf, gemeente Littenseradiel, 1998.

Bestemmingsplan Brantgum, gemeente Dongeradeel, 2003.

Uitspraak rechtbank Haarlem, sector bestuursrecht, voorzieningenrechter, 13 maart 2002, op een verzoek om een voorlopige voorziening tegen opleggen dwangsom te beëindigen Zon- & Afslankstudio (Awb 02/318 en 02/333).

Aan huis verbonden beroep en het bestemmingsplan, Supplement 2002-1 Leergang Op dezelfde leest Nirov-Sectie Ruimtelijk Beleid en Recht, met medewerking van: F.P Doting, R. te Grotenhuis, E.M. Hendriksen, F.J.M. van der Putten, R.H.E.M. Uildriks, J. van der Velde en P.J. Woudstra.