Organisatie | Pekela |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Algemene Subsidieverordening Gemeente Pekela 2008 |
Citeertitel | Algemene Subsidieverordening Gemeente pekela 2008 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
deze regeling heeft terugwerkende kracht
Algemene wet bestuursrecht, art.4:23, lid 1
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
03-07-2008 | 01-01-2008 | 18-10-2012 | nieuw | 24-06-2008 Pekelder Streekblad, 02-07-2008 | Onbekend |
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
Uitvoeringsovereenkomst: de overeenkomst die in de zin van artikel 4:36 van de Algemene wet bestuursrecht tussen de subsidieontvanger en het gemeentebestuur kan worden gesloten ter uitwerking van de subsidiebeschikking. In een uitvoeringsovereenkomst worden in ieder geval aangegeven: de looptijd van de subsidie, de maximale hoogte van het subsidiebedrag, de uit te voeren activiteiten, de beoogde prestaties, de doelgroep(en) met betrekking tot de te ontwikkelen activiteiten en de te verrichten prestaties;
Het college is bevoegd in uitzonderlijke gevallen in afwijking van het bepaalde in lid 2 subsidie te verlenen ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd. Hierbij geldt het begrotingsvoorbehoud zoals genoemd in artikel 4:34 van de wet. Van deze voorwaarde wordt melding gemaakt bij de subsidieverlening of bij de directe vaststelling.
Deze verordening maakt een onderscheid in de volgende subsidies:
Waarderingssubsidie/ basissubsidie, zijnde een subsidie ter stimulering van activiteiten dan wel ter erkenning en waardering hiervan, waarbij in beginsel geen verband bestaat tussen de kosten die de subsidieontvanger maakt en de subsidie die zij ontvangt. Een waarderingssubsidie wordt tot maximaal € 1.500,- verstrekt en wordt gelijktijdig bij subsidieverlening vastgesteld.
Hoofdstuk 2 De subsidieaanvraag
Artikel 11 Aanvullende vereisten aanvraag om budgetsubsidie
Naast de in artikel 10 genoemde gegevens bevat een aanvraag om een budgetsubsidie tevens:
Subsidieverlening kan naast de in de artikelen 4:25 en 4:35 van de wet genoemde gronden geweigerd worden, indien gegronde redenen bestaan om aan te nemen dat:
De aanvrager naar het oordeel van het college, met inachtneming van het bepaalde in artikel 18 lid 2 van deze verordening, ook zonder de gevraagde subsidie over voldoende gelden, hetzij uit eigen middelen, hetzij uit middelen van derden kan of heeft kunnen beschikken om de kosten van de activiteiten te dekken.
Hoofdstuk 5 Verplichtingen van de subsidieontvanger
Voor de subsidieontvanger geldt in ieder geval als verplichting, bedoeld in artikel 4:37 van de wet, om aan het college of de door hen aangewezen personen desgevraagd inzage te verstrekken in de administratie en inlichtingen te verschaffen welke van belang kunnen zijn voor de beoordeling van de doelmatigheid en de rechtmatigheid van de besteding van de subsidie of voor het naleven van de voorschriften die aan de subsidieverlening zijn verbonden.
Hoofdstuk 6 Vaststelling van de subsidie
Artikel 19 Termijn en eisen aanvraag tot vaststelling subsidie
Het in het eerste lid genoemde financieel verslag bevat:
Bij een subsidieverstrekking van meer dan€ 50.000verlangt het college een accountantsverslag naar aanleiding van diens onderzoek van de jaarstukken en van de administratie. In dit verslag wordt expliciet vermeld of de verleende subsidie is besteed overeenkomstig het bepaalde bij of krachtens deze Verordening, de eventuele van toepassing zijnde bijzondere subsidieverordening en de aan de subsidieverlening verbonden voorschriften. Tevens wordt in het verslag aandacht besteed aan de rechtmatigheid en doelmatigheid van de besteding van de middelen in relatie tot de uitgevoerde activiteiten en geleverde producten.
In afwijking van lid 3 tot en met lid 6 kan het college eisen dat de accountant bij budgetsubsidies bij het financieel verslag een verslag uitbrengt naar aanleiding van diens onderzoek van de jaarstukken en van de administratie van de subsidieontvanger, waarvan expliciet is vermeld of de verleende subsidie is besteed overeenkomstig het bepaalde in of krachtens deze verordening en waarin aandacht wordt besteed aan de rechtmatigheid en doelmatigheid van de besteding van de middelen in relatie tot de uitgevoerde activiteiten en geleverde producten.
Indien de aanvraag tot subsidievaststelling niet voldoet aan de vereisten zoals gesteld in de Wet en in artikel 19 van deze verordening, dan wordt de aanvrager een door het college nader te bepalen termijngegeven om de aanvraag aan te vullen.
Artikel 21 Vaststelling subsidie bij onvolledige aanvraag
Indien na afloop van de termijn zoals genoemd in artikel 20 de aanvraag tot subsidievaststelling nog steeds niet aangevraagd is dan wel onvolledig is, kan het college besluiten tot een ambtshalve vaststelling van de subsidie, overeenkomstig artikel 4:47 van de wet.
De subsidie wordt overeenkomstig de subsidievaststelling betaald onder verrekening van de betaalde voorschotten. Indien feiten of omstandigheden aanleiding geven tot een lagere vaststelling van de subsidie over het betreffende jaar, kan verrekening plaatsvinden door inhouding op de nog uit te betalen subsidie in hetzelfde jaar of bij vaststelling van de subsidie over het volgend subsidiejaar.
Het college kan in bijzondere, individuele gevallen één of meer bepalingen uit deze verordening, dan wel uit een bijzondere subsidieverordening niet van toepassing verklaren, voor zover toepassing leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.
Artikel 27 Bijzondere gevallen
In gevallen waarin deze verordening, dan wel een bijzondere subsidieverordening niet of niet voldoende voorziet, beslist het college.
De overheid verleent ieder jaar voor enkele tientallen miljarden euro’s aan subsidie. Ook door de gemeente Pekela worden jaarlijks subsidies verstrekt, waarbij het zowel gaat om grotere als kleinere bedragen. Alle overheidsinstanties die subsidieaanvragen behandelen en alle instellingen die subsidie aanvragen hebben sinds 1998 te maken met de 3de tranche van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Zoals bekend is de Awb een zogenaamde aanbouwwet. Dit betekent dat er in verschillende tranches telkens weer onderwerpen aan de Awb zijn toegevoegd. De (eerste tranche van de) Awb dateert uit 1993. Het ging toen om een geheel nieuw stuk wetgeving, waarin algemene regels van het bestuursrecht waren vastgelegd, regels die voorheen in afzonderlijke wetten waren opgenomen dan wel in het kader van de jurisprudentie waren ontwikkeld. In 1998 is de derde tranche van de Awb in werking getreden. In het kader van deze derde tranche is de subsidietitel in de Awb opgenomen (titel 4.2 in hoofdstuk 4). De Awb bepaalt sindsdien de juridische kaders waarbinnen het proces van subsidieverstrekking zich altijd moet afspelen. Het doel was om meer duidelijkheid te verschaffen in de voordien bestaande wirwar van subsidieregelingen en subsidies, die zonder regeling werden verstrekt. De subsidietitel is dus bedoeld als een algemene regeling voor het verstrekken van subsidies.
De bepalingen in de subsidietitel zijn dan ook van dwingend recht. In de Memorie van Toelichting staat dat subsidie een belangrijk of zelfs essentieel beleidsinstrument is. Het is het instrument bij uitstek om het overheidsbeleid door anderen dan de overheid zelf ten uitvoering te laten geven. Subsidie is dus een middel om bepaalde doelen te realiseren.
Bij subsidieverstrekking door gemeenten gelden met ingang van 1998 naast elkaar de subsidietitel uit de 3de tranche van de Awb en de lokaal vastgestelde subsidieregelingen. Daarbij moet sprake zijn van een goede en uitgebalanceerde afstemming tussen deze regelingen: een onderwerp waarover in de ene regeling dwingend iets wordt bepaald (Awb) mag in de andere regeling (subsidieverordening) niet meer worden vastgelegd.
De subsidietitel uit de Awb verplicht aan de andere kant ook tot het maken van keuzes welke vervolgens dienen te worden vastgelegd in (een) subsidieverordening(en), eventueel aangevuld met beleidsregels. De Algemene subsidieverordening gemeente Pekela 2008 is gebaseerd enerzijds op wat er in de Awb (met name in subsidietitel 4.2) aan voorschriften staat en vormt anderzijds een nadere uitwerking welke specifiek is gericht op de Pekelder situatie. In veel artikelen wordt daarom ook verwezen naar de Awb.
De Awb heeft onder andere tot doel te bevorderen dat de door de subsidieverstrekker met de subsidieverlening beoogde doelen worden bereikt. Daarnaast is het de bedoeling om voldoende rechtszekerheid te verschaffen aan de subsidieontvangers. Rechten, plichten en bevoegdheden van de subsidiegevers en de subsidieontvangers zijn allemaal in de Awb opgenomen. De 3 de tranche van de Awb bepaalt onder andere welke verplichtingen aan een subsidie verbonden kunnen worden, wanneer een subsidie beëindigd kan worden en hoe moet worden gehandeld als de begrotingsgelden ontoereikend zijn. Verder is de eis opgenomen dat een subsidie in principe alleen maar op grond van een wettelijk voorschrift, zoals een subsidieverordening, kan worden verleend (artikel 4:23, Awb). In afwijking van deze regel kan echter eveneens subsidie verstrekt worden:
Bij subsidies gaat het in de meeste gevallen om drie belangrijke momenten:
In de Algemene subsidieverordening gemeente Pekela2008 wordt deze indeling als leidraad gebruikt. De Algemene subsidieverordening gemeente Pekela 2008 is, het eerste woord in de naam duidt daar al op, ‘algemeen van aard’. Dat betekent dat de verordening van toepassing is op alle subsidieaanvragen die bij de gemeente worden ingediend. Op basis van de geldende wetgeving dient het uitgeven van de subsidies binnen een instelling niet alleen rechtmatig maar ook doelmatig te zijn.
Bij het subsidiebeleid staat het realiseren van door de raad vastgestelde beleidsdoelstellingen centraal. Subsidie is een middel om het beleid te doen uitvoeren. Daarbij staan de activiteiten centraal en worden de instellingen gesubsidieerd om de gemeentelijke beleidsdoelstellingen te realiseren.
Dat houdt ook in dat activiteiten die niet passen binnen het gemeentelijk beleid geen financiële ondersteuning in de vorm van subsidie zullen ontvangen.
De inhoud van de Awb wordt in principe niet herhaald in de Algemene subsidieverordening. Wel is er hier en daar sprake van verwijzingen naar bepaalde artikelen. In de subsidiepraktijk zullen dan ook, zowel door diegenen die de subsidie aanvragen als diegenen die hem verstrekken, de Awb, de Algemene subsidieverordening gemeente Pekela 2008 en bijzonder subsidieverordeningen en/of beleidsregels in samenhang met elkaar moeten worden gebruikt.
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Het subsidiebegrip is gedefinieerd in artikel 4:21, eerste lid van de Awb en is omschreven als: de aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten.
Vier elementen zijn van belang:
Er moet sprake zijn van bepaalde, min of meer welomschreven activiteiten van de subsidieontvanger. Volgens de Memorie van Toelichting (MvT) moet in elk geval de bestedingsrichting van de middelen duidelijk zijn. Dit maakt het mogelijk om bepaalde subsidievormen als budgetsubsidie, waarderingsubsidie of incidentele subsidie te gebruiken;
In artikel 1 zijn diverse in de verordening gebruikte begrippen omschreven. Deze omschrijvingen spreken over het algemeen voor zich. Ten aanzien van de omschrijving van "subsidieperiode" kan opgemerkt worden, dat een tijdvak gelijk kan zijn aan een kalenderjaar. Ten aanzien van de omschrijving van de begrippen "subsidieplafond" en "begrotingsvoorwaarde" wordt verwezen naar de artikelen 4:22 en 4:34 van de Algemene wet bestuursrecht.
In bijzondere subsidieverordeningen (zie artikel 2) kunnen specifiek op die bijzondere subsidierelatie van toepassing zijnde begrippen worden gedefinieerd.
Artikel 2 Reikwijdte/bijzondere verordeningen
De Algemene subsidieverordening is op alle door de gemeente te verstrekken subsidies van toepassing en bevat de gangbare regeling.
Het eerste lid geeft als hoofdregel: in het dualistische stelsel stelt de raad de beleidskaders vast en voert het college de verordening uit door middel van onder andere het verlenen en vaststellen van subsidies.
In het derde lid is de afwijking van de hoofdregel - dat er alleen subsidie wordt verstrekt op basis van een door de raad geautoriseerde begroting - opgenomen. Zie hiervoor het algemene deel van de toelichting. In het vierde lid is bepaald, dat het college bevoegd is om voor de uitvoering van de subsidiebeschikking een uitvoeringsovereenkomst te sluiten. Het is een facultatieve bepaling. In de praktijk bestaat er veelal behoefte om afspraken in de vorm van een overeenkomst vast te leggen. Een dergelijke overeenkomst kan echter niet in de plaats komen van de beschikking tot subsidieverlening.
Er moet dus altijd naast een mogelijke overeenkomst een beschikking staan die aan de wettelijke minimumeisen voldoet. De overeenkomst kan de verplichting inhouden dat de subsidieontvanger de activiteiten verricht waarvoor de subsidie is verleend. Een ervaring is dat een overeenkomst voorziet in een maatschappelijke behoefte. Het geeft status en is uitdrukking van de gelijkwaardigheid van partijen. Bovendien kan een uitvoeringsovereenkomst een commitment voor meerdere jaren geven, wat vanuit de wens van continuïteit wenselijk kan zijn.
De vraag moet worden gesteld of het maatschappelijk beoogde effect ook op andere wijze kan worden bereikt. De inhoud van afspraken kunnen heel goed in de beschikking tot subsidieverlening worden opgenomen. Lid 4 geeft echter de mogelijkheid om als daar behoefte aan is een overeenkomst te sluiten. De afdwingbaarheid van de uitvoering van een overeenkomst is overigens nog niet duidelijk. De ontwikkeling die rechtspraak te zien zal geven moet worden afgewacht.
Artikel 4 Vaststelling subsidieplafonds
Artikel 4 geeft bepalingen over het subsidieplafond. Met het instellen van een subsidieplafond wordt beoogd de eisen van rechtszekerheid en die van begrotingsdiscipline met elkaar in evenwicht te brengen. Het subsidieplafond is een middel om te voorkomen dat een subsidieregeling een ‘open einde’ werking heeft. Het subsidieplafond past in de doelstelling van de beheersbaarheid van de overheidsuitgaven.
Artikel 4:22, Awb omschrijft het subsidieplafond als volgt: het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies krachtens een bepaald wettelijk voorschrift. De artikelen 4:25 tot en met 4:28 Awb geven verdere regels. In het kort hebben deze de volgende betekenis:
Het is niet verplicht om met een subsidieplafond te werken. Maar, toepassing is niet mogelijk als de verordening daar niets over bepaalt. Bedacht moet worden dat subsidieregelingen een open einde werking kunnen hebben. Dat kan betekenen dat als aanvragen aan bepaalde criteria voldoen, zij zonder meer voor toekenning van subsidie in aanmerking komen. Dit ongeacht de op de begroting geraamde middelen. De Memorie van Toelichting meldt in dit verband dat een gemeente zich voortaan niet op uitputting van een begrotingspost kan beroepen, als dat niet gebaseerd is op de systematiek van het subsidieplafond.
In artikel 4 is de bevoegdheid om subsidieplafonds in te stellen neergelegd bij het college, omdat het college, indien dit op een gegeven moment noodzakelijk wordt geoordeeld, sneller kan besluiten tot het instellen van een subsidieplafond.
In dit artikel worden de subsidiesoorten, die op hoofdlijnen te onderscheiden zijn, benoemd. Deze subsidiesoorten hebben elk hun eigen kenmerken en eisen. Door middel van deze specificatie is het mogelijk per subsidiesoort voorwaarden te stellen die qua zwaarte bij die soort horen. Opgemerkt wordt dat incidentele en structurele subsidies op hun beurt nog weer kunnen worden onderscheiden in bijvoorbeeld activiteitensubsidies, projectsubsidies, investeringssubsidies en garantiesubsidies. In de verordening is dit onderscheid niet doorgevoerd omdat de eisen aan dergelijke subsidieverstrekkingen gesteld kunnen worden op het niveau van incidentele en structurele subsidies.
Een aanvraag om subsidie moet altijd schriftelijk worden ingediend en gericht zijn aan het college van burgemeester en wethouders. Mondelinge aanvragen kunnen dus nooit in behandeling worden genomen.
Artikel 7 Tijdstip indienen aanvraag
In dit artikel wordt bepaald voor welk tijdstip aanvragen om subsidie moeten zijn ingediend. Dit is per soort subsidie aangegeven. Te laat en/of onvolledig indienen kan leiden tot het niet in behandeling nemen van de subsidieaanvraag.
Artikel 8 Vereisten aan aanvrager
Uitgangspunt is dat structurele subsidies en budgetsubsidies slechts aan rechtspersonen kunnen worden verleend. Incidentele subsidies en waarderingssubsidies kunnen ook aan natuurlijke personen worden verleend.
Artikelen 9 t/m 12 Vereisten aan aanvraag
Iedere subsidiesoort stelt zijn eigen eisen aan de aanvraag. In zijn algemeenheid geldt dat hoe hoger het gevraagde subsidiebedrag is, des te meer informatie wordt gevraagd. Daarnaast vraagt een aanvraag om een budgetsubsidie nu eenmaal om andere eisen dan een incidentele subsidie van een paar honderd euro.
Voor de verschillende subsidiesoorten zullen zo veel mogelijk standaard subsidieaanvraagformulieren worden gebruikt.
In onderdeel b van artikel 11 wordt gedoeld op de begroting van het lopende jaar (het jaar waarin de aanvraag wordt ingediend) en de (meer globale) begroting op het jaar dat volgt op het jaar waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft.
Wanneer een aanvraag niet aan de gestelde eisen voldoet, wordt er een termijn gesteld om daar wel aan te voldoen. Afhankelijk van hetgeen 'mist' in de aanvraag, kan een kortere dan wel langere hersteltermijn gesteld worden.
In artikel 14 wordt het toetsingskader voor ingediende aanvragen weergegeven. Als zodanig wordt dit toetsingskader verder uitgewerkt in artikel 15, de weigeringsgronden.
In dit artikel worden aanvullende weigeringsgronden gegeven. Aanvullend op de artikelen 4:25 en 4:35, Awb. Artikel 4:25 betreft het subsidieplafond. In artikel 4:35 zijn gronden opgenomen, waarop subsidie in ieder geval kan worden geweigerd. De formulering van artikel 4:35 biedt ruimte om in de Algemene subsidieverordening dan wel in bijzondere subsidieverordeningen aanvullende weigeringsgronden op te nemen. Eén van de aanvullende weigeringsgronden, opgenomen onder c, is dat de subsidieverstrekking niet past binnen het beleid van de gemeente. Hiermee moet onder meer worden voorkomen dat subsidiemiddelen voor andere doelstellingen dan die van de gemeente Pekela worden gebruikt. Met de weigeringsgrond opgenomen onder b wordt in de sfeer van een ontbindende voorwaarde een koppeling gelegd met andere subsidiestromen.
In artikel 16 is de beslistermijn opgenomen ten aanzien van de diverse subsidiesoorten. Het betreft hier termijnen van orde. Dat wil zeggen dat de afgegeven beschikking niet onrechtmatig wordt op het moment dat de termijn is overschreden of dat het college hiervoor aansprakelijk kan worden gesteld. Waarderingssubsidies tot een bedrag van € 1.500,- worden direct vastgesteld. Dus zonder dat daar een besluit tot subsidieverlening aan voorafgaat. Dat is mogelijk omdat er bij een waarderingssubsidie in beginsel geen verband bestaat tussen de kosten die de subsidieontvanger maakt en de subsidie die zij ontvangt. Verwezen wordt verder naar artikel 4:43 Awb.
Op dit moment (december 2007) is er een wetsvoorstel in voorbereiding die het de aanvrager mogelijk maakt om het college aan te manen als niet tijdig wordt beschikt. Het college zal volgens dit wetsvoorstel kort gezegd een dwangsom moet gaan betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden. Naar verwachting gaat deze regel in per 1 januari 2009.
Subsidiegeld is gemeenschapsgeld dat door alle burgers bij elkaar wordt gebracht. De gemeente heeft de wettelijke plicht er op toe te zien dat die subsidie rechtmatig en doelmatig wordt besteed. Rechtmatig wil zeggen dat het moet voldoen aan de wettelijke voorschriften en doelmatig wil zeggen dat er geen subsidie (‘geld van ons allen’) verspild mag worden. Bij grotere instellingen kan een accountant controleren of de subsidie inderdaad rechtmatig en doelmatig is besteed.
De subsidiërende overheid heeft de taak daar in zijn algemeenheid op toe te zien. Met dit artikel wordt de subsidieverstrekker de mogelijkheid gegeven inzage te krijgen in de administratie van instellingen en aanwijzingen te geven met betrekking tot de inrichting daarvan.
Dit is bijvoorbeeld van belang om het de gemeente mogelijk te maken instellingen met elkaar te vergelijken qua opbouw van kosten die te maken hebben met het organiseren van gelijksoortige activiteiten. De aanwijzingen kunnen bijvoorbeeld betrekking hebben op het toerekenen van bepaalde kosten naar bepaalde producten.
Artikel 18 Vergoeding in verband met vermogensvorming
In dit artikel wordt de mogelijkheid gegeven voor instellingen om een vermogen te kunnen vormen.
Maximaal mag 5% van de totale lasten als reserve worden aangehouden. Wordt dit bedrag overschreden dan is hiervoor toestemming van het college nodig. De inkomsten van veel (grote) instellingen bestaan voor het overgrote deel uit subsidie c.q. gemeenschapsgeld. Dat betekent dat ook reserves en voorzieningen voor het grootste deel ontstaan uit subsidie c.q. gemeenschapsgeld.
Artikel 19 Termijn en eisen aanvraag tot vaststelling subsidie
Per subsidiesoort worden verschillende termijnen en eisen gesteld. Ook hier geldt: hoe hoger het subsidiebedrag, des te meer eisen worden er gesteld.
Als de gevraagde stukken niet voldoen aan de eisen wordt ook in deze gevallen een hersteltermijn gegeven. Verwezen wordt verder naar de toelichting bij artikel 13.
Artikel 21 Onvolledige aanvraag
Als de in artikel 21 genoemde termijn is verstreken kan de subsidieverstrekker de subsidie eenzijdig vaststellen.
Het college beslist binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag.
Op dit moment (december 2007) is er een wetsvoorstel in voorbereiding die het de aanvrager mogelijk maakt om het college aan te manen als niet tijdig wordt beschikt. Het college zal volgens dit wetsvoorstel kort gezegd een dwangsom moet gaan betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden. Naar verwachting gaat deze regel in per 1 januari 2009.
In dit artikel is bepaald dat er voorschotten kunnen worden verleend. Grote instellingen, die structurele subsidies krijgen, ontvangen vaak enkele voorschotten per jaar. Kleine instellingen hebben geld nodig om activiteiten te kunnen realiseren. De feitelijke vaststelling vindt vaak na afloop van een jaar plaats. Een voorschot geeft dus geen recht op subsidie. Bevoorschotting kan voor de volle 100% plaatsvinden maar ook voor een lager percentage.
In dit artikel wordt geregeld dat er verrekening kan plaatsvinden met voorschotten en toekomstige subsidies.
Artikel 4:57 Awb luidt als volgt. Onverschuldigd betaalde subsidiebedragen en voorschotten kunnen worden teruggevorderd voor zover na de dag waarop de subsidie is vastgesteld dan wel de handeling als bedoeld in artikel 4:49, eerste lid onderdeel c heeft plaatsgevonden, nog geen vijf jaren verstreken zijn.
Artikel 4:57 Awb is een bepaling van dwingend recht. In artikel 25 is bepaald dat een al betaalde subsidie geheel of gedeeltelijk wordt teruggevorderd indien onjuiste inlichtingen zijn verstrekt waarvan verzoeker wist of redelijkerwijs had moeten weten dat deze van invloed zijn op de hoogte van de subsidie.
Op dit moment (december2007) zijn er wetsvoorstellen die het terugvorderen van subsidies regelen aan de hand van een beschikking. De gemeente kan dan zelf invorderen bij dwangbevel in plaats van invordering via de rechter. De verwachting is de deze wetswijziging medio 2008 van kracht zal worden.
In dit artikel is een hardheidsclausule opgenomen, die echter alleen met grote terughoudendheid toegepast mag worden.
Artikel 27 Bijzondere gevallen
Op grond van dit artikel kan het college beslissen in die gevallen waarin de Algemene subsidieverordening niet of niet voldoende voorziet.
Artikel 28 Overgangsbepalingen
Om geen juridische leemte te laten ontstaan, geldt de bestaande, oude regelgeving voor de subsidie aanvragen, waarop nog niet is beslist en is de nieuwe regelgeving van toepassing op alle subsidies die in behandeling worden genomen na inwerkingtreding van deze verordening.
In lid 2 is bepaald dat de regels van deze Algemene subsidieverordening van toepassing zijn op al verleende subsidies.
Relevante artikelen uit de Algemene wet bestuursrecht c.q. artikelen waarnaar in de Algemene subsidieverordening wordt verwezen (bepalingen zoals die gelden januari 2008).
Bij de voorbereiding van een besluit vergaart het bestuursorgaan de nodige kennis omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen.
Tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald, wordt de aanvraag tot het geven van een beschikking schriftelijk ingediend bij het bestuursorgaan dat bevoegd is op de aanvraag te beslissen.
Onder subsidieplafond wordt verstaan: het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies krachtens een bepaald wettelijk voorschrift.
Indien een zodanig wettelijk voorschrift is opgenomen in een niet op een wet berustende algemene maatregel van bestuur, vervalt dat voorschrift vier jaren nadat het in werking is getreden, tenzij voordat tijdstip een voorstel van wet bij de Staten-Generaal is ingediend waarin de subsidie wordt geregeld.
Indien een subsidie op een wettelijk voorschrift berust, wordt ten minste eenmaal in de vijf jaren een verslag gepubliceerd over de doeltreffendheid en de effecten van de subsidie in de praktijk, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald.
Indien niet tijdig dan wel in bezwaar of beroep of ter uitvoering van een rechterlijke uitspraak omtrent verstrekking wordt beslist, geldt de verplichting van het tweede lid slechts voor zover zij ook gold op het tijdstip, waarop de beslissing in eerste aanleg werd genomen of had moeten worden genomen.
Artikel 4:27, tweede lid, is niet van toepassing, indien:
Tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald kan voorafgaand aan een subsidievaststelling een beschikking omtrent subsidieverlening worden gegeven, indien een aanvraag daartoe is ingediend voor de afloop van de activiteit of het tijdvak waarvoor de subsidie wordt gevraagd.
Een subsidie in de vorm van een periodieke aanspraak op financiële middelen wordt verleend voor een bepaald tijdvak, dat in de beschikking tot subsidieverlening wordt vermeld.
Een subsidie kan niet worden verleend onder de voorwaarde dat uitsluitend het bestuursorgaan of uitsluitend de subsidieontvanger een bepaalde handeling verricht, tenzij het betreft de voorwaarde dat:
De verplichtingen kunnen na de subsidieverlening worden uitgewerkt, voor zover de beschikking tot subsidieverlening dit vermeldt.
De beschikking tot subsidievaststelling stelt het bedrag van de subsidie vast en geeft aanspraak op betaling van het vastgestelde bedrag overeenkomstig afdeling 4.2.7.
Het bestuursorgaan kan de subsidie geheel of gedeeltelijk ambtshalve vaststellen, indien:
De subsidievaststelling kan niet meer worden ingetrokken of ten nadele van de ontvanger worden gewijzigd indien vijf jaren zijn verstreken sinds de dag waarop zij is bekendgemaakt dan wel, in het geval, bedoeld in het eerste lid onderdeel c sinds de dag waarop de handeling in strijd met de verplichting is verricht of de dag waarop aan de verplichting had moeten zijn voldaan.
Indien aan een subsidieontvanger voor drie of meer achtereenvolgende jaren subsidie is verstrekt voor dezelfde of in hoofdzaak dezelfde voortdurende activiteiten, geschiedt gehele of gedeeltelijke weigering van de subsidie voor een daarop aansluitend tijdvak op de grond, dat veranderde omstandigheden of gewijzigde inzichten zich tegen voortzetting of ongewijzigde voortzetting van de subsidie verzetten, slechts met inachtneming van een redelijke termijn.
Voor zover aan het einde van het tijdvak waarvoor subsidie is verleend sinds de bekendmaking van het voornemen tot weigering voor een daarop aansluitend tijdvak nog geen redelijke termijn is verstreken, wordt de subsidie voor het resterende deel van die termijn verleend, zo nodig in afwijking van artikel 4:25, tweede lid.
Indien de subsidie niet op een wettelijk voorschrift berust, kan het subsidiebedrag in gedeelten worden betaald, mits bij de subsidieverlening, of indien geen beschikking tot subsidieverlening is gegeven, bij de subsidievaststelling, is bepaald hoe de gedeelten worden berekend en op welke tijdstippen zij worden betaald.
De verplichting tot betaling van een subsidiebedrag of een voorschot wordt opgeschort met ingang van de dag waarop het bestuursorgaan aan de subsidieontvanger schriftelijk kennis geeft van het ernstige vermoeden dat er grond bestaat om toepassing te geven aan artikel 4:48 of 4:49, tot en met de dag waarop de beschikking omtrent de intrekking of wijziging is bekendgemaakt of de dag waarop sinds de kennisgeving van het ernstige vermoeden dertien weken zijn verstreken.
Onverschuldigd betaalde subsidiebedragen en voorschotten kunnen worden teruggevorderd voor zover na de dag waarop de subsidie is vastgesteld dan wel de handeling als bedoeld in artikel 4:49, eerste lid onderdeel c heeft plaatsgevonden, nog geen vijf jaren zijn verstreken.
Het activiteitenplan behelst een overzicht van de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd en de daarmee nagestreefde doelstellingen en vermeldt per activiteit de daarvoor benodigde personele en materiële middelen.