Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Pekela

Algemene Subsidieverordening Gemeente Pekela 2008

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatiePekela
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingAlgemene Subsidieverordening Gemeente Pekela 2008
CiteertitelAlgemene Subsidieverordening Gemeente pekela 2008
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

deze regeling heeft terugwerkende kracht

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Algemene wet bestuursrecht, art.4:23, lid 1

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

03-07-200801-01-200818-10-2012nieuw

24-06-2008

Pekelder Streekblad, 02-07-2008

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING GEMEENTE PEKELA 2008

De raad van de gemeente Pekela;

gelezen het voorstel van het college van 15 mei 2008;

gelet op artikel 4:23 van de Algemene wet bestuursrecht;

besluit

vast te stellen

“ DE VERORDENING INZAKE EEN ALGEMENE REGELING VOOR HET VERSTREKKENSUBSIDIES”(=ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING GEMEENTE PEKELA 2008)

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Aanvrager: alle rechtspersonen en (groepen van) natuurlijke personen die subsidie aanvragen in de zin van titel 4.2 Algemene wet bestuursrecht;

  • b.

    Activiteit: de activiteit die door de subsidieontvanger zal worden uitgevoerd en die door het gemeentebestuur kan worden gesubsidieerd;

  • c.

    Activiteitenplan: een overzicht van de activiteiten overeenkomstig artikel 4:62 van de Algemene wet bestuursrecht;

  • d.

    Prestatie: in meetbare eenheden omschreven resultaten;

  • e.

    Subsidie: een aanspraak op financiële middelen, door het college verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het college geleverde goederen of diensten (artikel 4:21 van de Algemene wet bestuursrecht);

  • f.

    Subsidieontvanger: een rechtspersoon of natuurlijke persoon die subsidie ontvangt op grond van deze verordening;

  • g.

    Subsidieperiode: het in de subsidiebeschikking of de uitvoeringsovereenkomst bepaald respectievelijk overeengekomen tijdvak waarvoor de subsidie is verstrekt;

  • h.

    Subsidieplafond: het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van gemeentelijke subsidies voor een cluster van activiteiten binnen de door de raad vastgestelde begroting;

  • i.

    Begrotingsvoorbehoud: een voorbehoud op het verlenen van een subsidie in de zin van artikel 4:34 van de Algemene wet bestuursrecht;

  • j.

    Uitvoeringsovereenkomst: de overeenkomst die in de zin van artikel 4:36 van de Algemene wet bestuursrecht tussen de subsidieontvanger en het gemeentebestuur kan worden gesloten ter uitwerking van de subsidiebeschikking. In een uitvoeringsovereenkomst worden in ieder geval aangegeven: de looptijd van de subsidie, de maximale hoogte van het subsidiebedrag, de uit te voeren activiteiten, de beoogde prestaties, de doelgroep(en) met betrekking tot de te ontwikkelen activiteiten en de te verrichten prestaties;

  • k.

    Subsidieverlening: de beschikking met een omschrijving van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend en waarin het subsidiebedrag staat vermeld;

  • l.

    Subsidievaststelling: de beschikking waarin definitief wordt beslist dat de aanvrager subsidie ontvangt ter hoogte van een bepaald bedrag, hetgeen het gemeentebestuur tot uitbetaling verplicht;

  • m.

    Directe subsidievaststelling: het vaststellen van de subsidie voor de aanvang van het subsidietijdvak, zonder dat er voorafgaand een subsidieverlening plaatsvindt;

  • m.

    Gemeente: de gemeente Pekela;

  • n.

    College: het college van burgemeester en wethouders van Pekela;

  • o.

    Raad: de gemeenteraad van Pekela;

  • p.

    Wet: Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 2 Reikwijdte

  • 1.

    Deze verordening is van toepassing op alle door de gemeente toe te kennen subsidies tenzij een andere wettelijke regeling of gemeentelijke verordening daarin voorziet.

  • 2.

    Subsidie wordt slechts verstrekt tot maximaal het bedrag dat de raad beschikbaar heeft gesteld.

Artikel 3 Bevoegdheden

  • 1.

    Het college is bevoegd ten aanzien van het verstrekken van subsidies nadere regels te stellen.

  • 2.

    Subsidie wordt slechts verstrekt voor zover de raad de benodigde gelden ter beschikking heeft gesteld.

  • 3.

    Het college is bevoegd in uitzonderlijke gevallen in afwijking van het bepaalde in lid 2 subsidie te verlenen ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd. Hierbij geldt het begrotingsvoorbehoud zoals genoemd in artikel 4:34 van de wet. Van deze voorwaarde wordt melding gemaakt bij de subsidieverlening of bij de directe vaststelling.

  • 4.

    Het college is bevoegd om voor de uitvoering van de subsidiebeschikking een uitvoeringsovereenkomst te sluiten.

Artikel 4 Vaststelling en bekendmaking subsidieplafonds

  • 1.

    Het college kan jaarlijks voor een cluster van activiteiten een subsidieplafond vaststellen.

  • 2.

    Het college bepaalt hoe het beschikbare budget wordt verdeeld.

  • 3.

    De afzonderlijke subsidieplafonds worden bekendgemaakt voor aanvang van het tijdvak waarvoor ze zijn bedoeld.

Artikel 5 Subsidiesoorten

Deze verordening maakt een onderscheid in de volgende subsidies:

  • a.

    Incidentele subsidie, zijnde een subsidie voor in principe eenmalige en kortdurende activiteiten;

  • b.

    Structurele subsidie, zijnde een jaarlijkse subsidie voor activiteiten die van onbepaalde duur zijn;

  • c.

    Budgetsubsidie, zijnde een subsidie waarbij de subsidieontvanger een bedrag krijgt toegewezen om een tevoren overeengekomen takenpakket uit te voeren, vast te leggen in een uitvoeringsovereenkomst en

  • d.

    Waarderingssubsidie/ basissubsidie, zijnde een subsidie ter stimulering van activiteiten dan wel ter erkenning en waardering hiervan, waarbij in beginsel geen verband bestaat tussen de kosten die de subsidieontvanger maakt en de subsidie die zij ontvangt. Een waarderingssubsidie wordt tot maximaal € 1.500,- verstrekt en wordt gelijktijdig bij subsidieverlening vastgesteld.

Hoofdstuk 2 De subsidieaanvraag

Artikel 6 Indiening aanvraag

  • 1.

    Een subsidieaanvraag wordt overeenkomstig artikel 4:1 van de wet ingediend bij het college.

  • 2.

    Het college kan modellen en richtlijnen voor de aanvragen tot subsidieverlening, directe subsidievaststelling en subsidievaststelling vaststellen.

Artikel 7 Tijdstip indiening aanvraag

  • 1.

    Een aanvraag om een incidentele subsidie wordt ten minste 8 weken voordat met de activiteiten wordt begonnen, ingediend.

  • 2.

    Een aanvraag om een waarderingssubsidie wordt ingediend vóór 1 oktober voorafgaande aan het boekjaar waarvoor de subsidie wordt aangevraagd.

  • 3.

    Een aanvraag om een structurele subsidie of een budgetsubsidie wordt ingediend vóór 1 juni voorafgaand aan het boekjaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd.

  • 4.

    Bij een te late indiening kan het college besluiten tot het niet in behandeling nemen van de aanvraag.

Artikel 8 Vereisten aan aanvrager

  • 1.

    Structurele subsidies en budgetsubsidies kunnen slechts worden verleend aan rechtspersonen.

  • 2.

    Incidentele subsidies en waarderingssubsidies kunnen zowel door rechtspersonen als door natuurlijke personen worden aangevraagd.

Artikel 9 Vereisten aanvraag om incidentele subsidie

  • 1.

    Een aanvraag om een incidentele subsidie bevat naast de onder artikel12 van deze verordening genoemde gegevens

    • a.

      samenstelling van het bestuur

    • b.

      de statuten zoals deze laatstelijk zijn gewijzigd;

    • c.

      Een activiteitenplan;

    • d.

      Een begroting van de met de in het activiteitenplan vermelde activiteiten samenhangende inkomsten en uitgaven;

    • e.

      Gegevens over de aard en omvang van het eigen vermogen van de aanvrager en

    • f.

      Een opgave van de subsidiemogelijkheden die de aanvrager bij het college of bij derden heeft openstaan en van de mate waarin hiervan gebruik is of zal worden gemaakt;

  • 2.

    Het college kan met betrekking tot de subsidieaanvraag nadere regels vaststellen.

Artikel 10 Vereisten aanvraag om structurele subsidie

  • 1.

    Een aanvraag om een structurele subsidie bevat naast de onder artikel 12 van deze verordening genoemde gegevens:

    • a.

      Eventuele wijzigingen in de samenstelling van het bestuur ten opzichte van de vorige subsidieaanvraag;

    • b.

      Een activiteitenplan;

    • c.

      Een begroting van de met de in het activiteitenplan vermelde activiteiten samenhangende inkomsten en uitgaven;

    • d.

      Een inhoudelijk en financieel verslag van het boekjaar voorafgaand aan het jaar waarin de aanvraag wordt ingediend;

    • e.

      Gegevens over de aard en omvang van het eigen vermogen van de aanvrager;

    • f.

      Een opgave van de subsidiemogelijkheden die de aanvrager bij het college of bij derden heeft openstaan en van de mate waarin hiervan gebruik is of zal worden gemaakt en

    • g.

      Een opgave van lopende aanvragen bij het college of bij derden voor andere subsidies dan waarvoor deze aanvraag is bedoeld.

  • 2.

    Indien een subsidieontvanger voor de eerste keer subsidie aanvraagt, wordt een exemplaar van de oprichtingsakte dan wel van de statuten zoals deze laatstelijk zijn gewijzigd en, indien van toepassing, een bewijs van inschrijving bij de Kamer van Koophandel overgelegd.

  • 3.

    Het college kan met betrekking tot de subsidieaanvraag nadere regels vaststellen.

Artikel 11 Aanvullende vereisten aanvraag om budgetsubsidie

Naast de in artikel 10 genoemde gegevens bevat een aanvraag om een budgetsubsidie tevens:

  • a.

    Een beschrijving van het beoogde resultaat van de activiteiten in relatie tot de gestelde doelen, waarbij de doelstellingen specifiek en eenduidig omschreven zijn, leidende tot meetbare resultaten;

  • b.

    Een begroting van de baten en lasten van het lopende boekjaar en het volgende boekjaar en een toelichting daarop.

Artikel 12 Vereisten aanvraag om waarderingssubsidie

  • 1.

    De ondertekende aanvraag bevat ten minste:

    • a.

      de naam en het adres van de aanvrager;

    • b.

      de dagtekening;

    • c.

      een aanduiding van de beschikking die wordt aangevraagd.

  • 2.

    De aanvrager verschaft voorts de gegevens en bescheiden die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.

Artikel 13 Verzuimherstel

Het college kan besluiten de aanvraag niet in behandeling te nemen, indien niet is voldaan aan de vereisten zoals die gesteld zijn in deze verordening, mits de aanvrager in de gelegenheid is gesteld het verzuim te herstellen binnen een door het college nader te bepalen termijn.

Hoofdstuk 3 Toetsing aanvraag

Artikel 14 Toetsingskader

  • 1.

    Subsidiëring van activiteiten vindt slechts plaats voor zover deze naar de mening van het college in voldoende mate van een direct aanwijsbaar belang voor de gemeente worden geacht en passen binnen het door de gemeente geformuleerde beleid.

  • 2.

    Subsidieverstrekking aan een aanvrager die niet gevestigd of woonachtig is in de gemeente kan geschieden als:

    • a.

      Het activiteiten betreft die aantoonbaar aan inwoners van de gemeente ten goede zullen komen;

    • b.

      De activiteiten niet al (toereikend) worden gesubsidieerd door een ander overheidsorgaan dan wel,

    • c.

      De activiteiten zijn gericht op uitwerking van gemeentelijke beleidsdoelstellingen die een regionaal draagvlak vereisen.

  • 3.

    Subsidie wordt voorts slechts verstrekt indien:

    • a.

      Naar het oordeel van het college mag worden verwacht dat de met de subsidiëring beoogde doelstellingen zullen worden bereikt en

    • b.

      de aanvrager:

      • 1.

        Naar het oordeel van het college de behoefte aan subsidie heeft aangetoond en

      • 2.

        Aannemelijk heeft gemaakt dat de financiële middelen, met inbegrip van de subsidie voldoende zullen zijn om de voorgenomen activiteiten uit te voeren.

Artikel 15 Weigeringsgronden

Subsidieverlening kan naast de in de artikelen 4:25 en 4:35 van de wet genoemde gronden geweigerd worden, indien gegronde redenen bestaan om aan te nemen dat:

  • a.

    De hiervoor benodigde gelden niet in de gemeentebegroting zijn opgenomen;

  • b.

    De rijks- en/of provinciale gelden dan wel de gelden van overige derden, die op het moment van indiening van de subsidieaanvraag als bijdrage in de kosten van uitvoering van het beleid verwacht mochten worden, niet daadwerkelijk worden verkregen;

  • c.

    Subsidieverstrekking niet past binnen het beleid van de gemeente;

  • d.

    De activiteiten van de aanvrager niet (voornamelijk) gericht zijn op de gemeente of niet aanwijsbaar ten goede zullen komen aan de ingezetenen van de gemeente;

  • e.

    De gelden niet of in onvoldoende mate besteed zullen worden aan het doel waarvoor de subsidie beschikbaar wordt gesteld;

  • f.

    De aanvrager doelstellingen beoogt of activiteiten zal ontplooien die in strijd zijn met de wet, het algemeen belang of de openbare orde;

  • g.

    De aanvrager naar het oordeel van het college, met inachtneming van het bepaalde in artikel 18 lid 2 van deze verordening, ook zonder de gevraagde subsidie over voldoende gelden, hetzij uit eigen middelen, hetzij uit middelen van derden kan of heeft kunnen beschikken om de kosten van de activiteiten te dekken.

Hoofdstuk 4 Subsidieverlening

Artikel 16 Beslistermijn

  • 1.

    Het college beslist op een aanvraag voor een incidentele subsidie en een waarderingssubsidie binnen 8weken nadat de aanvraag volledig is.

  • 2.

    Het college beslist op een aanvraag voor een structurele subsidie en een budgetsubsidie binnen 6 weken na vaststelling van de gemeentelijke begroting, doch uiterlijk 31 december van het jaar voorafgaand aan het subsidiejaar.

Hoofdstuk 5 Verplichtingen van de subsidieontvanger

Artikel 17 Administratie

Voor de subsidieontvanger geldt in ieder geval als verplichting, bedoeld in artikel 4:37 van de wet, om aan het college of de door hen aangewezen personen desgevraagd inzage te verstrekken in de administratie en inlichtingen te verschaffen welke van belang kunnen zijn voor de beoordeling van de doelmatigheid en de rechtmatigheid van de besteding van de subsidie of voor het naleven van de voorschriften die aan de subsidieverlening zijn verbonden.

Artikel 18 Vergoeding in verband met vermogensvorming

  • 1.

    Artikel 4:41 van de wet is van toepassing. De hoogte van de vergoeding als bedoeld in artikel 4:41 lid 1 sub b wordt met toepassing van de artikelen 3:2 en 3:4 van de wet door het college vastgesteld.

  • 2.

    De omvang van de algemene reserve die een rechtspersoon mag hebben, bedraagt 5% van het totaal der lasten in enig jaar.

Hoofdstuk 6 Vaststelling van de subsidie

Artikel 19 Termijn en eisen aanvraag tot vaststelling subsidie

  • 1.

    Met toepassing van de artikelen 4:37, eerste lid sub f en 4:44 lid 2 van de wet, dient de aanvraag voor het vaststellen van een subsidie binnen de hierna genoemde termijn te worden ingediend en aan de hierna genoemde eisen te voldoen:

    • a.

      Subsidieontvangers die een incidentele subsidie ontvangen, dienen binnen 13 weken na afloop van de activiteit een aanvraag tot vaststelling in bij het college, voorzien van een financieel en inhoudelijk verslag;

    • b.

      Subsidieontvangers die een structurele subsidie ontvangen, dienenvóór 1 junivolgend op het boekjaar een aanvraag tot vaststelling in bij het college, voorzien van een financieel- en inhoudelijk verslag;

    • c.

      Subsidieontvangers die een budgetsubsidie ontvangen dienen vóór 1 juni volgend op het (laatste) boekjaar een aanvraag tot vaststelling in bij het college, voorzien van een financieel- en inhoudelijk verslag.

  • 2.

    Het college kan de termijn genoemd in lid 1 op verzoek van de subsidieontvanger verlengen.

  • 3.

    Het in het eerste lid genoemde financieel verslag bevat:

    • a.

      Een exploitatierekening die betrekking heeft op de gehele instelling;

    • b.

      Een balans die betrekking heeft op de gehele instelling en

    • c.

      Bij een subsidieverstrekking van meer dan€ 50.000verlangt het college een accountantsverslag naar aanleiding van diens onderzoek van de jaarstukken en van de administratie. In dit verslag wordt expliciet vermeld of de verleende subsidie is besteed overeenkomstig het bepaalde bij of krachtens deze Verordening, de eventuele van toepassing zijnde bijzondere subsidieverordening en de aan de subsidieverlening verbonden voorschriften. Tevens wordt in het verslag aandacht besteed aan de rechtmatigheid en doelmatigheid van de besteding van de middelen in relatie tot de uitgevoerde activiteiten en geleverde producten.

  • 4.

    Het college kan van het bepaalde in het derde lid onder c ontheffing verlenen.

  • 5.

    Het in het derde lid onder c genoemde accountantsverslag hoeft geen deel uit te maken van de financiële verslaglegging, indien de subsidie direct is vastgesteld.

  • 6.

    De financiële verantwoording, dan wel de jaarrekening, wordt op dezelfde wijze ingericht als de begroting.

  • 7.

    In afwijking van lid 3 tot en met lid 6 kan het college eisen dat de accountant bij budgetsubsidies bij het financieel verslag een verslag uitbrengt naar aanleiding van diens onderzoek van de jaarstukken en van de administratie van de subsidieontvanger, waarvan expliciet is vermeld of de verleende subsidie is besteed overeenkomstig het bepaalde in of krachtens deze verordening en waarin aandacht wordt besteed aan de rechtmatigheid en doelmatigheid van de besteding van de middelen in relatie tot de uitgevoerde activiteiten en geleverde producten.

  • 8.

    Het college kan met betrekking tot de subsidievaststelling nadere regels stellen.

  • 9.

    Het college kan voor de aanvraag tot subsidievaststelling een formulier vaststellen.

Artikel 20 Hersteltermijn

Indien de aanvraag tot subsidievaststelling niet voldoet aan de vereisten zoals gesteld in de Wet en in artikel 19 van deze verordening, dan wordt de aanvrager een door het college nader te bepalen termijngegeven om de aanvraag aan te vullen.

Artikel 21 Vaststelling subsidie bij onvolledige aanvraag

Indien na afloop van de termijn zoals genoemd in artikel 20 de aanvraag tot subsidievaststelling nog steeds niet aangevraagd is dan wel onvolledig is, kan het college besluiten tot een ambtshalve vaststelling van de subsidie, overeenkomstig artikel 4:47 van de wet.

Artikel 22 Beslistermijn

Het college stelt de subsidie vast binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag.

Hoofdstuk 7 Betaling

Artikel 23 Voorschotten

  • 1.

    Het college kan de subsidieontvanger voorschotten verlenen.

  • 2.

    Het college beslist met betrekking tot de hoogte en de wijze van bevoorschotting.

Artikel 24 Uitbetaling

  • 1.

    De subsidie wordt overeenkomstig de subsidievaststelling betaald onder verrekening van de betaalde voorschotten. Indien feiten of omstandigheden aanleiding geven tot een lagere vaststelling van de subsidie over het betreffende jaar, kan verrekening plaatsvinden door inhouding op de nog uit te betalen subsidie in hetzelfde jaar of bij vaststelling van de subsidie over het volgend subsidiejaar.

  • 2.

    Subsidies worden binnen4 weken na de subsidievaststelling betaald, tenzij in de beschikking tot vaststelling anders is bepaald.

Artikel 25 Terugvordering

Het college is gerechtigd, met inachtneming van artikel 4:57 van de wet, al betaalde subsidie geheel of gedeeltelijk terug te vorderen, indien onjuiste inlichtingen zijn verstrekt waarvan verzoeker wist of redelijkerwijs had moeten weten dat deze van invloed is op de hoogte van de subsidie.

Hoofdstuk 8 Slotbepalingen

Artikel 26 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere, individuele gevallen één of meer bepalingen uit deze verordening, dan wel uit een bijzondere subsidieverordening niet van toepassing verklaren, voor zover toepassing leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 27 Bijzondere gevallen

In gevallen waarin deze verordening, dan wel een bijzondere subsidieverordening niet of niet voldoende voorziet, beslist het college.

Artikel 28 Overgangsbepalingen

  • 1.

    Op een aanvraag, die is ingediend voor de inwerkingtreding van deze verordening, wordt op grond van de voor dat tijdstip geldende regels beslist.

  • 2.

    Op voor de inwerkingtreding van deze verordening verleende subsidies, zijn vanaf de datum van de inwerkingtreding van deze verordening de bepalingen van deze verordening van toepassing.

Artikel 29 Citeertitel en inwerkingtreding

  • 1.

    De Algemene Subsidieverordening gemeente Pekela die is vastgesteld d.d. 15 december 1997, alsmede alle aanverwante college- en raadsbesluiten, worden tegelijkertijd met de inwerkingtreding van deze verordening ingetrokken.

  • 2.

    Deze verordening kan worden aangehaald als “Algemene subsidieverordening gemeente Pekela 2008”.

  • 3.

    Deze verordening treedt na bekendmaking met terugwerkende kracht op 1 januari 2008 in werking.

Besloten in de openbare vergadering van de raad

van de gemeente Pekela van 24 juni 2008

voorzitter griffier

de heer M. Schollema

griffier

de heer G.Wijers

Toelichting bij de Algemene subsidie-verordening gemeente Pekela 2008

Algemene toelichting

De overheid verleent ieder jaar voor enkele tientallen miljarden euro’s aan subsidie. Ook door de gemeente Pekela worden jaarlijks subsidies verstrekt, waarbij het zowel gaat om grotere als kleinere bedragen. Alle overheidsinstanties die subsidieaanvragen behandelen en alle instellingen die subsidie aanvragen hebben sinds 1998 te maken met de 3de tranche van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Zoals bekend is de Awb een zogenaamde aanbouwwet. Dit betekent dat er in verschillende tranches telkens weer onderwerpen aan de Awb zijn toegevoegd. De (eerste tranche van de) Awb dateert uit 1993. Het ging toen om een geheel nieuw stuk wetgeving, waarin algemene regels van het bestuursrecht waren vastgelegd, regels die voorheen in afzonderlijke wetten waren opgenomen dan wel in het kader van de jurisprudentie waren ontwikkeld. In 1998 is de derde tranche van de Awb in werking getreden. In het kader van deze derde tranche is de subsidietitel in de Awb opgenomen (titel 4.2 in hoofdstuk 4). De Awb bepaalt sindsdien de juridische kaders waarbinnen het proces van subsidieverstrekking zich altijd moet afspelen. Het doel was om meer duidelijkheid te verschaffen in de voordien bestaande wirwar van subsidieregelingen en subsidies, die zonder regeling werden verstrekt. De subsidietitel is dus bedoeld als een algemene regeling voor het verstrekken van subsidies.

De bepalingen in de subsidietitel zijn dan ook van dwingend recht. In de Memorie van Toelichting staat dat subsidie een belangrijk of zelfs essentieel beleidsinstrument is. Het is het instrument bij uitstek om het overheidsbeleid door anderen dan de overheid zelf ten uitvoering te laten geven. Subsidie is dus een middel om bepaalde doelen te realiseren.

Bij subsidieverstrekking door gemeenten gelden met ingang van 1998 naast elkaar de subsidietitel uit de 3de tranche van de Awb en de lokaal vastgestelde subsidieregelingen. Daarbij moet sprake zijn van een goede en uitgebalanceerde afstemming tussen deze regelingen: een onderwerp waarover in de ene regeling dwingend iets wordt bepaald (Awb) mag in de andere regeling (subsidieverordening) niet meer worden vastgelegd.

De subsidietitel uit de Awb verplicht aan de andere kant ook tot het maken van keuzes welke vervolgens dienen te worden vastgelegd in (een) subsidieverordening(en), eventueel aangevuld met beleidsregels. De Algemene subsidieverordening gemeente Pekela 2008 is gebaseerd enerzijds op wat er in de Awb (met name in subsidietitel 4.2) aan voorschriften staat en vormt anderzijds een nadere uitwerking welke specifiek is gericht op de Pekelder situatie. In veel artikelen wordt daarom ook verwezen naar de Awb.

De Awb heeft onder andere tot doel te bevorderen dat de door de subsidieverstrekker met de subsidieverlening beoogde doelen worden bereikt. Daarnaast is het de bedoeling om voldoende rechtszekerheid te verschaffen aan de subsidieontvangers. Rechten, plichten en bevoegdheden van de subsidiegevers en de subsidieontvangers zijn allemaal in de Awb opgenomen. De 3 de tranche van de Awb bepaalt onder andere welke verplichtingen aan een subsidie verbonden kunnen worden, wanneer een subsidie beëindigd kan worden en hoe moet worden gehandeld als de begrotingsgelden ontoereikend zijn. Verder is de eis opgenomen dat een subsidie in principe alleen maar op grond van een wettelijk voorschrift, zoals een subsidieverordening, kan worden verleend (artikel 4:23, Awb). In afwijking van deze regel kan echter eveneens subsidie verstrekt worden:

  • a.

    In afwachting van de totstandkoming van een bijzondere subsidieverordening gedurende ten hoogste een jaar;

  • b.

    Indien de begroting de subsidieontvanger en het bedrag waarop de subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld, vermeldt, of

  • c.

    In incidentele gevallen, mits de subsidie voor ten hoogste vier jaren wordt verstrekt.

Bij subsidies gaat het in de meeste gevallen om drie belangrijke momenten:

  • -

    de verlening van subsidie;

  • -

    de vaststelling van de subsidie en

  • -

    de uitbetaling van de subsidie.

In de Algemene subsidieverordening gemeente Pekela2008 wordt deze indeling als leidraad gebruikt. De Algemene subsidieverordening gemeente Pekela 2008 is, het eerste woord in de naam duidt daar al op, ‘algemeen van aard’. Dat betekent dat de verordening van toepassing is op alle subsidieaanvragen die bij de gemeente worden ingediend. Op basis van de geldende wetgeving dient het uitgeven van de subsidies binnen een instelling niet alleen rechtmatig maar ook doelmatig te zijn.

Bij het subsidiebeleid staat het realiseren van door de raad vastgestelde beleidsdoelstellingen centraal. Subsidie is een middel om het beleid te doen uitvoeren. Daarbij staan de activiteiten centraal en worden de instellingen gesubsidieerd om de gemeentelijke beleidsdoelstellingen te realiseren.

Dat houdt ook in dat activiteiten die niet passen binnen het gemeentelijk beleid geen financiële ondersteuning in de vorm van subsidie zullen ontvangen.

De inhoud van de Awb wordt in principe niet herhaald in de Algemene subsidieverordening. Wel is er hier en daar sprake van verwijzingen naar bepaalde artikelen. In de subsidiepraktijk zullen dan ook, zowel door diegenen die de subsidie aanvragen als diegenen die hem verstrekken, de Awb, de Algemene subsidieverordening gemeente Pekela 2008 en bijzonder subsidieverordeningen en/of beleidsregels in samenhang met elkaar moeten worden gebruikt.

 

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Het subsidiebegrip is gedefinieerd in artikel 4:21, eerste lid van de Awb en is omschreven als: de aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten.

Vier elementen zijn van belang:

  • 1.

    De beslissing van het bestuursorgaan dat de voorgenomen activiteit gesubsidieerd wordt, doet een aanspraak op financiële middelen ontstaan;

  • 2.

    Subsidiebeslissingen zijn publiekrechtelijke rechtshandelingen, voor zover het bestuursorgaan subsidie verstrekt in het kader van de uitoefening van een publieke taak;

  • 3.

    Er moet sprake zijn van bepaalde, min of meer welomschreven activiteiten van de subsidieontvanger. Volgens de Memorie van Toelichting (MvT) moet in elk geval de bestedingsrichting van de middelen duidelijk zijn. Dit maakt het mogelijk om bepaalde subsidievormen als budgetsubsidie, waarderingsubsidie of incidentele subsidie te gebruiken;

  • 4.

    Buiten het subsidiebegrip valt betaling voor aan het bestuur geleverde goederen of diensten.

In artikel 1 zijn diverse in de verordening gebruikte begrippen omschreven. Deze omschrijvingen spreken over het algemeen voor zich. Ten aanzien van de omschrijving van "subsidieperiode" kan opgemerkt worden, dat een tijdvak gelijk kan zijn aan een kalenderjaar. Ten aanzien van de omschrijving van de begrippen "subsidieplafond" en "begrotingsvoorwaarde" wordt verwezen naar de artikelen 4:22 en 4:34 van de Algemene wet bestuursrecht.

In bijzondere subsidieverordeningen (zie artikel 2) kunnen specifiek op die bijzondere subsidierelatie van toepassing zijnde begrippen worden gedefinieerd.

 

Artikel 2 Reikwijdte/bijzondere verordeningen

De Algemene subsidieverordening is op alle door de gemeente te verstrekken subsidies van toepassing en bevat de gangbare regeling.

 

Artikel 3 Bevoegdheden

Het eerste lid geeft als hoofdregel: in het dualistische stelsel stelt de raad de beleidskaders vast en voert het college de verordening uit door middel van onder andere het verlenen en vaststellen van subsidies.

In het derde lid is de afwijking van de hoofdregel - dat er alleen subsidie wordt verstrekt op basis van een door de raad geautoriseerde begroting - opgenomen. Zie hiervoor het algemene deel van de toelichting. In het vierde lid is bepaald, dat het college bevoegd is om voor de uitvoering van de subsidiebeschikking een uitvoeringsovereenkomst te sluiten. Het is een facultatieve bepaling. In de praktijk bestaat er veelal behoefte om afspraken in de vorm van een overeenkomst vast te leggen. Een dergelijke overeenkomst kan echter niet in de plaats komen van de beschikking tot subsidieverlening.

Er moet dus altijd naast een mogelijke overeenkomst een beschikking staan die aan de wettelijke minimumeisen voldoet. De overeenkomst kan de verplichting inhouden dat de subsidieontvanger de activiteiten verricht waarvoor de subsidie is verleend. Een ervaring is dat een overeenkomst voorziet in een maatschappelijke behoefte. Het geeft status en is uitdrukking van de gelijkwaardigheid van partijen. Bovendien kan een uitvoeringsovereenkomst een commitment voor meerdere jaren geven, wat vanuit de wens van continuïteit wenselijk kan zijn.

De vraag moet worden gesteld of het maatschappelijk beoogde effect ook op andere wijze kan worden bereikt. De inhoud van afspraken kunnen heel goed in de beschikking tot subsidieverlening worden opgenomen. Lid 4 geeft echter de mogelijkheid om als daar behoefte aan is een overeenkomst te sluiten. De afdwingbaarheid van de uitvoering van een overeenkomst is overigens nog niet duidelijk. De ontwikkeling die rechtspraak te zien zal geven moet worden afgewacht.

 

Artikel 4 Vaststelling subsidieplafonds

Artikel 4 geeft bepalingen over het subsidieplafond. Met het instellen van een subsidieplafond wordt beoogd de eisen van rechtszekerheid en die van begrotingsdiscipline met elkaar in evenwicht te brengen. Het subsidieplafond is een middel om te voorkomen dat een subsidieregeling een ‘open einde’ werking heeft. Het subsidieplafond past in de doelstelling van de beheersbaarheid van de overheidsuitgaven.

Artikel 4:22, Awb omschrijft het subsidieplafond als volgt: het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies krachtens een bepaald wettelijk voorschrift. De artikelen 4:25 tot en met 4:28 Awb geven verdere regels. In het kort hebben deze de volgende betekenis:

  • -

    het plafond kan alleen bij of krachtens wettelijk voorschrift worden vastgesteld;

  • -

    een subsidie moet behoudens enkele uitzonderingen die de wet omschrijft worden geweigerd, als door het verstrekken van subsidie het subsidieplafond zou worden overschreden;

  • -

    het subsidieplafond moet vooraf bekend worden gemaakt en

  • -

    bij het bekendmaken van het plafond moeten ook de criteria voor de verdeling van de beschikbare gelden bekend gemaakt worden.

Het is niet verplicht om met een subsidieplafond te werken. Maar, toepassing is niet mogelijk als de verordening daar niets over bepaalt. Bedacht moet worden dat subsidieregelingen een open einde werking kunnen hebben. Dat kan betekenen dat als aanvragen aan bepaalde criteria voldoen, zij zonder meer voor toekenning van subsidie in aanmerking komen. Dit ongeacht de op de begroting geraamde middelen. De Memorie van Toelichting meldt in dit verband dat een gemeente zich voortaan niet op uitputting van een begrotingspost kan beroepen, als dat niet gebaseerd is op de systematiek van het subsidieplafond.

In artikel 4 is de bevoegdheid om subsidieplafonds in te stellen neergelegd bij het college, omdat het college, indien dit op een gegeven moment noodzakelijk wordt geoordeeld, sneller kan besluiten tot het instellen van een subsidieplafond.

 

Artikel 5 Subsidiesoorten

In dit artikel worden de subsidiesoorten, die op hoofdlijnen te onderscheiden zijn, benoemd. Deze subsidiesoorten hebben elk hun eigen kenmerken en eisen. Door middel van deze specificatie is het mogelijk per subsidiesoort voorwaarden te stellen die qua zwaarte bij die soort horen. Opgemerkt wordt dat incidentele en structurele subsidies op hun beurt nog weer kunnen worden onderscheiden in bijvoorbeeld activiteitensubsidies, projectsubsidies, investeringssubsidies en garantiesubsidies. In de verordening is dit onderscheid niet doorgevoerd omdat de eisen aan dergelijke subsidieverstrekkingen gesteld kunnen worden op het niveau van incidentele en structurele subsidies.

 

Artikel 6 Indiening aanvraag.

Een aanvraag om subsidie moet altijd schriftelijk worden ingediend en gericht zijn aan het college van burgemeester en wethouders. Mondelinge aanvragen kunnen dus nooit in behandeling worden genomen.

 

Artikel 7 Tijdstip indienen aanvraag

In dit artikel wordt bepaald voor welk tijdstip aanvragen om subsidie moeten zijn ingediend. Dit is per soort subsidie aangegeven. Te laat en/of onvolledig indienen kan leiden tot het niet in behandeling nemen van de subsidieaanvraag.

 

Artikel 8 Vereisten aan aanvrager

Uitgangspunt is dat structurele subsidies en budgetsubsidies slechts aan rechtspersonen kunnen worden verleend. Incidentele subsidies en waarderingssubsidies kunnen ook aan natuurlijke personen worden verleend.

 

Artikelen 9 t/m 12 Vereisten aan aanvraag

Iedere subsidiesoort stelt zijn eigen eisen aan de aanvraag. In zijn algemeenheid geldt dat hoe hoger het gevraagde subsidiebedrag is, des te meer informatie wordt gevraagd. Daarnaast vraagt een aanvraag om een budgetsubsidie nu eenmaal om andere eisen dan een incidentele subsidie van een paar honderd euro.

Voor de verschillende subsidiesoorten zullen zo veel mogelijk standaard subsidieaanvraagformulieren worden gebruikt.

In onderdeel b van artikel 11 wordt gedoeld op de begroting van het lopende jaar (het jaar waarin de aanvraag wordt ingediend) en de (meer globale) begroting op het jaar dat volgt op het jaar waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft.

Artikel 13 Verzuimherstel

Wanneer een aanvraag niet aan de gestelde eisen voldoet, wordt er een termijn gesteld om daar wel aan te voldoen. Afhankelijk van hetgeen 'mist' in de aanvraag, kan een kortere dan wel langere hersteltermijn gesteld worden.

Artikel 14 Toetsingskader

In artikel 14 wordt het toetsingskader voor ingediende aanvragen weergegeven. Als zodanig wordt dit toetsingskader verder uitgewerkt in artikel 15, de weigeringsgronden.

Artikel 15 Weigeringsgronden

In dit artikel worden aanvullende weigeringsgronden gegeven. Aanvullend op de artikelen 4:25 en 4:35, Awb. Artikel 4:25 betreft het subsidieplafond. In artikel 4:35 zijn gronden opgenomen, waarop subsidie in ieder geval kan worden geweigerd. De formulering van artikel 4:35 biedt ruimte om in de Algemene subsidieverordening dan wel in bijzondere subsidieverordeningen aanvullende weigeringsgronden op te nemen. Eén van de aanvullende weigeringsgronden, opgenomen onder c, is dat de subsidieverstrekking niet past binnen het beleid van de gemeente. Hiermee moet onder meer worden voorkomen dat subsidiemiddelen voor andere doelstellingen dan die van de gemeente Pekela worden gebruikt. Met de weigeringsgrond opgenomen onder b wordt in de sfeer van een ontbindende voorwaarde een koppeling gelegd met andere subsidiestromen.

Artikel 16 Beslistermijn

In artikel 16 is de beslistermijn opgenomen ten aanzien van de diverse subsidiesoorten. Het betreft hier termijnen van orde. Dat wil zeggen dat de afgegeven beschikking niet onrechtmatig wordt op het moment dat de termijn is overschreden of dat het college hiervoor aansprakelijk kan worden gesteld. Waarderingssubsidies tot een bedrag van € 1.500,- worden direct vastgesteld. Dus zonder dat daar een besluit tot subsidieverlening aan voorafgaat. Dat is mogelijk omdat er bij een waarderingssubsidie in beginsel geen verband bestaat tussen de kosten die de subsidieontvanger maakt en de subsidie die zij ontvangt. Verwezen wordt verder naar artikel 4:43 Awb.

Op dit moment (december 2007) is er een wetsvoorstel in voorbereiding die het de aanvrager mogelijk maakt om het college aan te manen als niet tijdig wordt beschikt. Het college zal volgens dit wetsvoorstel kort gezegd een dwangsom moet gaan betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden. Naar verwachting gaat deze regel in per 1 januari 2009.

Artikel 17 Administratie

Subsidiegeld is gemeenschapsgeld dat door alle burgers bij elkaar wordt gebracht. De gemeente heeft de wettelijke plicht er op toe te zien dat die subsidie rechtmatig en doelmatig wordt besteed. Rechtmatig wil zeggen dat het moet voldoen aan de wettelijke voorschriften en doelmatig wil zeggen dat er geen subsidie (‘geld van ons allen’) verspild mag worden. Bij grotere instellingen kan een accountant controleren of de subsidie inderdaad rechtmatig en doelmatig is besteed.

De subsidiërende overheid heeft de taak daar in zijn algemeenheid op toe te zien. Met dit artikel wordt de subsidieverstrekker de mogelijkheid gegeven inzage te krijgen in de administratie van instellingen en aanwijzingen te geven met betrekking tot de inrichting daarvan.

Dit is bijvoorbeeld van belang om het de gemeente mogelijk te maken instellingen met elkaar te vergelijken qua opbouw van kosten die te maken hebben met het organiseren van gelijksoortige activiteiten. De aanwijzingen kunnen bijvoorbeeld betrekking hebben op het toerekenen van bepaalde kosten naar bepaalde producten.

Artikel 18 Vergoeding in verband met vermogensvorming

In dit artikel wordt de mogelijkheid gegeven voor instellingen om een vermogen te kunnen vormen.

Maximaal mag 5% van de totale lasten als reserve worden aangehouden. Wordt dit bedrag overschreden dan is hiervoor toestemming van het college nodig. De inkomsten van veel (grote) instellingen bestaan voor het overgrote deel uit subsidie c.q. gemeenschapsgeld. Dat betekent dat ook reserves en voorzieningen voor het grootste deel ontstaan uit subsidie c.q. gemeenschapsgeld.

Artikel 19 Termijn en eisen aanvraag tot vaststelling subsidie

Per subsidiesoort worden verschillende termijnen en eisen gesteld. Ook hier geldt: hoe hoger het subsidiebedrag, des te meer eisen worden er gesteld.

Artikel 20 Hersteltermijn

Als de gevraagde stukken niet voldoen aan de eisen wordt ook in deze gevallen een hersteltermijn gegeven. Verwezen wordt verder naar de toelichting bij artikel 13.

Artikel 21 Onvolledige aanvraag

Als de in artikel 21 genoemde termijn is verstreken kan de subsidieverstrekker de subsidie eenzijdig vaststellen.

Artikel 22 Beslistermijn

Het college beslist binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag.

Op dit moment (december 2007) is er een wetsvoorstel in voorbereiding die het de aanvrager mogelijk maakt om het college aan te manen als niet tijdig wordt beschikt. Het college zal volgens dit wetsvoorstel kort gezegd een dwangsom moet gaan betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden. Naar verwachting gaat deze regel in per 1 januari 2009.

Artikel 23 Voorschotten

In dit artikel is bepaald dat er voorschotten kunnen worden verleend. Grote instellingen, die structurele subsidies krijgen, ontvangen vaak enkele voorschotten per jaar. Kleine instellingen hebben geld nodig om activiteiten te kunnen realiseren. De feitelijke vaststelling vindt vaak na afloop van een jaar plaats. Een voorschot geeft dus geen recht op subsidie. Bevoorschotting kan voor de volle 100% plaatsvinden maar ook voor een lager percentage.

Artikel 24 Uitbetaling

In dit artikel wordt geregeld dat er verrekening kan plaatsvinden met voorschotten en toekomstige subsidies.

Artikel 25 Terugvordering

Artikel 4:57 Awb luidt als volgt. Onverschuldigd betaalde subsidiebedragen en voorschotten kunnen worden teruggevorderd voor zover na de dag waarop de subsidie is vastgesteld dan wel de handeling als bedoeld in artikel 4:49, eerste lid onderdeel c heeft plaatsgevonden, nog geen vijf jaren verstreken zijn.

Artikel 4:57 Awb is een bepaling van dwingend recht. In artikel 25 is bepaald dat een al betaalde subsidie geheel of gedeeltelijk wordt teruggevorderd indien onjuiste inlichtingen zijn verstrekt waarvan verzoeker wist of redelijkerwijs had moeten weten dat deze van invloed zijn op de hoogte van de subsidie.

Op dit moment (december2007) zijn er wetsvoorstellen die het terugvorderen van subsidies regelen aan de hand van een beschikking. De gemeente kan dan zelf invorderen bij dwangbevel in plaats van invordering via de rechter. De verwachting is de deze wetswijziging medio 2008 van kracht zal worden.

Artikel 26 Hardheidsclausule

In dit artikel is een hardheidsclausule opgenomen, die echter alleen met grote terughoudendheid toegepast mag worden.

Artikel 27 Bijzondere gevallen

Op grond van dit artikel kan het college beslissen in die gevallen waarin de Algemene subsidieverordening niet of niet voldoende voorziet.

Artikel 28 Overgangsbepalingen

Om geen juridische leemte te laten ontstaan, geldt de bestaande, oude regelgeving voor de subsidie aanvragen, waarop nog niet is beslist en is de nieuwe regelgeving van toepassing op alle subsidies die in behandeling worden genomen na inwerkingtreding van deze verordening.

In lid 2 is bepaald dat de regels van deze Algemene subsidieverordening van toepassing zijn op al verleende subsidies.

Relevante artikelen uit de Algemene wet bestuursrecht c.q. artikelen waarnaar in de Algemene subsidieverordening wordt verwezen (bepalingen zoals die gelden januari 2008).

Artikel 3:2

Bij de voorbereiding van een besluit vergaart het bestuursorgaan de nodige kennis omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen.

Artikel 3:4

  • 1.

    Het bestuursorgaan weegt de rechtstreeks bij het besluit betrokken belangen af, voor zover niet uit een wettelijk voorschrift of uit de aard van de uit te oefenen bevoegdheid een beperking voortvloeit.

  • 2.

    De voor één of meer belanghebbenden nadelige gevolgen van een besluit mogen niet onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen.

Artikel 4:1

Tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald, wordt de aanvraag tot het geven van een beschikking schriftelijk ingediend bij het bestuursorgaan dat bevoegd is op de aanvraag te beslissen.

Artikel 4:2

  • 1.

    De aanvraag wordt ondertekend en bevat ten minste:

    • a.

      De naam en het adres van de aanvrager;

    • b.

      De dagtekening;

    • c.

      Een aanduiding van de beschikking die wordt gevraagd.

  • 2.

    De aanvrager verschaft voorts de gegevens en bescheiden die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.

Artikel 4:5

  • 1.

    Het bestuursorgaan kan besluiten de aanvraag niet te behandelen, indien:

    • a.

      De aanvrager niet heeft voldaan aan enig wettelijk voorschrift voor het in behandeling nemen van de aanvraag, of

    • b.

      De aanvraag geheel of gedeeltelijk is geweigerd op grond van artikel 2:15 of

    • c.

      De verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad de aanvraag binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn aan te vullen.

Artikel 4:21

  • 1.

    Onder subsidie wordt verstaan: de aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten.

  • 2.

    Deze titel is niet van toepassing op aanspraken of verplichtingen die voortvloeien uit een wettelijk voorschrift inzake belastingen of de heffing van een premie dan wel een premievervangende belasting ingevolge de Wet financiering sociale verzekeringen of de Ziekenfondswet.

  • 3.

    Deze titel is niet van toepassing op de aanspraak op financiële middelen die wordt verstrekt op grond van een wettelijk voorschrift dat uitsluitend voorziet in verstrekking aan rechtspersonen die krachtens publiekrecht zijn ingesteld.

  • 4.

    Deze titel is van overeenkomstige toepassing op de bekostiging van het onderwijs en onderzoek.

Artikel 4:22

Onder subsidieplafond wordt verstaan: het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies krachtens een bepaald wettelijk voorschrift.

Artikel 4:23

  • 1.

    Een bestuursorgaan verstrekt slechts subsidie op grond van een wettelijk voorschrift dat regelt voor welke activiteiten subsidie kan worden verstrekt.

  • 2.

    Indien een zodanig wettelijk voorschrift is opgenomen in een niet op een wet berustende algemene maatregel van bestuur, vervalt dat voorschrift vier jaren nadat het in werking is getreden, tenzij voordat tijdstip een voorstel van wet bij de Staten-Generaal is ingediend waarin de subsidie wordt geregeld.

  • 3.

    Het eerste lid is niet van toepassing:

    • a.

      In afwachting van de totstandkoming van een wettelijk voorschrift gedurende ten hoogste een jaar of totdat een binnen dat jaar bij de Staten-Generaal ingediend wetsvoorstel is verworpen of tot wet is verheven en in werking is getreden;

    • b.

      Indien de subsidie rechtstreeks op grond van een door de Raad van de Europese Unie, het Europees Parlement en de Raad gezamenlijk of de Commissie van de Europese Gemeenschappen vastgesteld programma wordt verstrekt;

    • c.

      Indien de begroting de subsidieontvanger en het bedrag waarop de subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld, vermeldt, of

    • d.

      In incidentele gevallen, mits de subsidie voor ten hoogste vier jaren wordt verstrekt.

  • 4.

    Het bestuursorgaan publiceert jaarlijks een verslag van de verstrekking van subsidies met toepassing van het derde lid, onderdelen a en d.

Artikel 4:24

Indien een subsidie op een wettelijk voorschrift berust, wordt ten minste eenmaal in de vijf jaren een verslag gepubliceerd over de doeltreffendheid en de effecten van de subsidie in de praktijk, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald.

Artikel 4:25

  • 1.

    Een subsidieplafond kan slechts bij of krachtens wettelijk voorschrift worden vastgesteld.

  • 2.

    Een subsidie wordt geweigerd voor zover door verstrekking van de subsidie het subsidieplafond zou worden overschreden.

  • 3.

    Indien niet tijdig dan wel in bezwaar of beroep of ter uitvoering van een rechterlijke uitspraak omtrent verstrekking wordt beslist, geldt de verplichting van het tweede lid slechts voor zover zij ook gold op het tijdstip, waarop de beslissing in eerste aanleg werd genomen of had moeten worden genomen.

Artikel 4:26

  • 1.

    Bij of krachtens wettelijk voorschrift wordt bepaald hoe het beschikbare bedrag wordt verdeeld.

  • 2.

    Bij de bekendmaking van het subsidieplafond wordt de wijze van verdeling vermeld.

Artikel 4:27

  • 1.

    Het subsidieplafond wordt bekendgemaakt voor de aanvang van het tijdvak waarvoor het is vastgesteld.

  • 2.

    Indien het subsidieplafond of een verlaging daarvan later wordt bekendgemaakt, heeft deze bekendmaking geen gevolgen voor voordien ingediende aanvragen.

Artikel 4:28

Artikel 4:27, tweede lid, is niet van toepassing, indien:

  • a.

    De aanvragen voor het tijdvak waarvoor het subsidieplafond is vastgesteld ingevolge wettelijk voorschrift moeten worden ingediend op een tijdstip waarop de begroting nog niet is vastgesteld of goedgekeurd;

  • b.

    Het een verlaging betreft die voortvloeit uit de vaststelling of goedkeuring van de begroting en

  • c.

    Bij de bekendmaking van het subsidieplafond is gewezen op de mogelijkheid van verlaging en de gevolgen daarvan voor al ingediende aanvragen.

Artikel 4:29

Tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald kan voorafgaand aan een subsidievaststelling een beschikking omtrent subsidieverlening worden gegeven, indien een aanvraag daartoe is ingediend voor de afloop van de activiteit of het tijdvak waarvoor de subsidie wordt gevraagd.

Artikel 4:30

  • 1.

    De beschikking tot subsidieverlening bevat een omschrijving van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend.

  • 2.

    De omschrijving kan later worden uitgewerkt, voor zover de beschikking tot subsidieverlening dit vermeldt.

Artikel 4:31

  • 1.

    De beschikking tot subsidieverlening vermeldt het bedrag van de subsidie dan wel de wijze waarop dit bedrag wordt bepaald.

  • 2.

    Indien de beschikking tot subsidieverlening het bedrag van de subsidie niet vermeldt, vermeldt zij het bedrag waarop de subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald.

Artikel 4:32

Een subsidie in de vorm van een periodieke aanspraak op financiële middelen wordt verleend voor een bepaald tijdvak, dat in de beschikking tot subsidieverlening wordt vermeld.

Artikel 4:33

Een subsidie kan niet worden verleend onder de voorwaarde dat uitsluitend het bestuursorgaan of uitsluitend de subsidieontvanger een bepaalde handeling verricht, tenzij het betreft de voorwaarde dat:

  • a.

    De subsidieontvanger medewerkt aan de totstandkoming van een overeenkomst ter uitvoering van de beschikking tot subsidieverlening, of

  • b.

    De subsidieontvanger aantoont dat een gebeurtenis, niet zijnde een handeling van het bestuursorgaan of van de subsidieontvanger, heeft plaatsgevonden.

Artikel 4:34

  • 1.

    Voor zover een subsidie wordt verleend ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, kan zij worden verleend onder de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

  • 2.

    De voorwaarde kan niet worden gesteld, voor zover dat voortvloeit uit het wettelijk voorschrift waarop de subsidie berust.

  • 3.

    De voorwaarde vervalt, indien het bestuursorgaan daarop niet binnen vier weken na de vaststelling of goedkeuring van de begroting een beroep heeft gedaan.

  • 4.

    Het beroep op de voorwaarde geschiedt bij een subsidie voor een activiteit die door het bestuursorgaan ook in het voorafgaande begrotingsjaar werd gesubsidieerd door een intrekking wegens veranderde omstandigheden overeenkomstig artikel 4:50.

  • 5.

    In andere gevallen geschiedt het beroep op de voorwaarde door een intrekking overeenkomstig artikel 4:48, eerste lid.

Artikel 4:35

  • 1.

    De subsidieverlening kan in ieder geval worden geweigerd indien een gegronde reden bestaat om aan te nemen dat:

    • a.

      De activiteiten niet of niet geheel zullen plaatsvinden;

    • b.

      De aanvrager niet zal voldoen aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

    • c.

      De aanvrager niet op een behoorlijke wijze rekening en verantwoording zal afleggen omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn.

  • 2.

    De subsidieverlening kan voorts in ieder geval worden geweigerd indien de aanvrager:

    • a.

      In het kader van de aanvraag onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van deze gegevens tot een onjuiste beschikking op de aanvraag zou hebben geleid of

    • b.

      failliet is verklaard of aan hem surséance van betaling is verleend of ten aanzien van hem de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard dan wel een verzoek daartoe bij de rechtbank is ingediend.

Artikel 4:36

  • 1.

    Ter uitvoering van de beschikking tot subsidieverlening kan een overeenkomst worden gesloten.

  • 2.

    Tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald of de aard van de subsidie zich daartegen verzet, kan in de overeenkomst worden bepaald dat de subsidieontvanger verplicht is de activiteiten te verrichten waarvoor de subsidie is verleend.

Artikel 4:37

  • 1.

    Het bestuursorgaan kan de subsidieontvanger verplichtingen opleggen met betrekking tot:

    • a.

      Aard en omvang van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend;

    • b.

      De administratie van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten;

    • c.

      Het vóór de subsidievaststelling verstrekken van gegevens en bescheiden die nodig zijn voor een beslissing omtrent de subsidie;

    • d.

      De te verzekeren risico’s;

    • e.

      Het stellen van zekerheid voor verleende voorschotten;

    • f.

      Het afleggen van rekening en verantwoording omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn;

    • g.

      Het beperken of wegnemen van de nadelige gevolgen van de subsidie voor derden;

    • h.

      Het uitoefenen van controle door een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek op het door het bestuursorgaan gevoerde financiële beheer en de financiële verantwoording daarover.

  • 2.

    Indien een verplichting als bedoeld in het eerste lid onderdeel c wordt opgelegd, zijn de artikelen 4:3 en 4:4 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 4:38

  • 1.

    Het bestuursorgaan kan de subsidieontvanger ook andere verplichtingen opleggen die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie.

  • 2.

    Indien de subsidie op een wettelijk voorschrift berust, worden de verplichtingen opgelegd bij wettelijk voorschrift of krachtens wettelijk voorschrift bij de subsidieverlening.

  • 3.

    Indien de subsidie niet op een wettelijk voorschrift berust, kunnen de verplichtingen worden opgelegd bij de subsidieverlening

Artikel 4:39

  • 1.

    Verplichtingen die niet strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie kunnen slechts aan de subsidie worden verbonden voor zover dit bij wettelijk voorschrift is bepaald.

  • 2.

    Verplichtingen als bedoeld in het eerste lid kunnen slechts betrekking hebben op de wijze waarop of de middelen waarmee de gesubsidieerde activiteit wordt verricht.

Artikel 4:40

De verplichtingen kunnen na de subsidieverlening worden uitgewerkt, voor zover de beschikking tot subsidieverlening dit vermeldt.

Artikel 4:41

  • 1.

    In de gevallen, genoemd in het tweede lid, is de subsidieontvanger, voor zover het verstrekken van de subsidie heeft geleid tot vermogensvorming, daarvoor een vergoeding verschuldigd aan het bestuursorgaan, mits:

    • a.

      Dit bij wettelijk voorschrift of, indien de subsidie niet op een wettelijk voorschrift berust, bij de subsidieverlening is bepaald en

    • b.

      Daarbij is aangegeven hoe de hoogte van de vergoeding wordt bepaald.

  • 2.

    De vergoeding is slechts verschuldigd indien:

    • a.

      De subsidieontvanger voor de gesubsidieerde activiteiten gebruikte of bestemde goederen vervreemdt of bezwaart of de bestemming daarvan wijzigt;

    • b.

      De subsidieontvanger een schadevergoeding ontvangt voor verlies of beschadiging van voor de gesubsidieerde activiteiten gebruikte of bestemde goederen;

    • c.

      De gesubsidieerde activiteiten geheel of gedeeltelijk worden beëindigd;

    • d.

      De subsidieverlening of de subsidievaststelling wordt ingetrokken of de subsidie wordt beëindigd of

    • e.

      De rechtspersoon die de subsidie ontving wordt ontbonden.

  • 3.

    De vergoeding wordt vastgesteld binnen een jaar nadat het bestuursorgaan op de hoogte is gekomen of kon zijn van de gebeurtenis die het recht op vergoeding deed ontstaan, doch in ieder geval binnen vijf jaren na de bekendmaking van de laatste beschikking tot subsidievaststelling.

Artikel 4:42

De beschikking tot subsidievaststelling stelt het bedrag van de subsidie vast en geeft aanspraak op betaling van het vastgestelde bedrag overeenkomstig afdeling 4.2.7.

Artikel 4:43

  • 1.

    Indien geen beschikking tot subsidieverlening is gegeven, bevat de beschikking tot subsidievaststelling een aanduiding van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verstrekt.

  • 2.

    De artikelen 4:32, 4:35, tweede lid, 4:38 en 4:39 zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 4:44

  • 1.

    Indien een beschikking tot subsidieverlening is gegeven, dient de subsidieontvanger na afloop van de activiteiten of het tijdvak waarvoor de subsidie is verleend een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in, tenzij:

    • a.

      De subsidie met toepassing van artikel 4:47, onderdeel a ambtshalve wordt vastgesteld;

    • b.

      Bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening is bepaald dat de aanvraag wordt ingediend telkens na afloop van een gedeelte van het tijdvak waarvoor de subsidie is verleend, of

    • c.

      De vaststelling van de subsidie bij een overeenkomst als bedoeld in artikel 4:36, eerste lid, anders is geregeld.

  • 2.

    Indien bij wettelijk voorschrift geen termijn is bepaald, wordt de aanvraag tot vaststelling ingediend binnen een bij de subsidieverlening te bepalen termijn.

  • 3.

    Indien voor de indiening van de aanvraag tot vaststelling geen termijn is bepaald of de aanvraag na afloop van de daarvoor bepaalde termijn niet is ingediend kan het bestuursorgaan de subsidieontvanger een termijn stellen binnen welke de aanvraag moet zijn ingediend.

  • 4.

    Indien na afloop van deze termijn geen aanvraag is ingediend, kan de subsidie ambtshalve worden vastgesteld.

Artikel 4:45

  • 1.

    Bij de aanvraag tot subsidievaststelling toont de aanvrager aan dat de activiteiten hebben plaatsgevonden overeenkomstig de aan de subsidie verbonden verplichtingen, tenzij de subsidie voor de aanvang van de activiteiten wordt vastgesteld.

  • 2.

    Bij de aanvraag tot subsidievaststelling legt de aanvrager rekening en verantwoording af omtrent de aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn

Artikel 4:46

  • 1.

    Indien een beschikking tot subsidieverlening is gegeven, stelt het bestuursorgaan de subsidie overeenkomstig de subsidieverlening vast.

  • 2.

    De subsidie kan lager worden vastgesteld indien:

    • a.

      De activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden;

    • b.

      De subsidieontvanger niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

    • c.

      De subsidieontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot subsidieverlening zou hebben geleid of

    • d.

      De subsidieverlening anderszins onjuist was en de subsidieontvanger dit wist of behoorde te weten.

  • 3.

    Voor zover het bedrag van de subsidie afhankelijk is van de werkelijke kosten van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, worden kosten die in redelijkheid niet als noodzakelijk kunnen worden beschouwd bij de vaststelling van de subsidie niet in aanmerking genomen

Artikel 4:47

Het bestuursorgaan kan de subsidie geheel of gedeeltelijk ambtshalve vaststellen, indien:

  • a.

    Bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening een termijn is bepaald binnen welke de subsidie ambtshalve wordt vastgesteld;

  • b.

    Toepassing wordt gegeven aan artikel 4:44, vierde lid of

  • c.

    De beschikking tot subsidieverlening of de beschikking tot subsidievaststelling wordt ingetrokken of ten nadele van de ontvanger wordt gewijzigd.

Artikel 4:48

  • 1.

    Zolang de subsidie niet is vastgesteld, kan het bestuursorgaan de subsidieverlening intrekken of ten nadele van de subsidieontvanger wijzigen, indien:

    • a.

      De activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden of zullen plaatsvinden;

    • b.

      De subsidieontvanger niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

    • c.

      De subsidieontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot subsidieverlening zou hebben geleid;

    • d.

      De subsidieverlening anderszins onjuist was en de subsidieontvanger dit wist of behoorde te weten of

    • e.

      Met toepassing van artikel 4:34, vijfde lid, een beroep wordt gedaan op de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

  • 2.

    De intrekking of wijziging werkt terug tot en met het tijdstip waarop de subsidie is verleend, tenzij bij de intrekking of wijziging anders is bepaald.

Artikel 4:49

  • 1.

    Het bestuursorgaan kan de subsidievaststelling intrekken of ten nadele van de ontvanger wijzigen:

    • a.

      Op grond van feiten of omstandigheden waarvan het bij de subsidievaststelling redelijkerwijs niet op de hoogte kon zijn en op grond waarvan de subsidie lager dan overeenkomstig de subsidieverlening zou zijn vastgesteld;

    • b.

      Indien de subsidievaststelling onjuist was en de subsidieontvanger dit wist of behoorde te weten of

    • c.

      Indien de subsidieontvanger na de subsidievaststelling niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.

  • 2.

    De intrekking of wijziging werkt terug tot en met het tijdstip waarop de subsidie is vastgesteld, tenzij bij de intrekking of wijziging anders is bepaald.

  • 3.

    De subsidievaststelling kan niet meer worden ingetrokken of ten nadele van de ontvanger worden gewijzigd indien vijf jaren zijn verstreken sinds de dag waarop zij is bekendgemaakt dan wel, in het geval, bedoeld in het eerste lid onderdeel c sinds de dag waarop de handeling in strijd met de verplichting is verricht of de dag waarop aan de verplichting had moeten zijn voldaan.

Artikel 4:50

  • 1.

    Zolang de subsidie niet is vastgesteld, kan het bestuursorgaan de subsidieverlening met inachtneming van een redelijke termijn intrekken of ten nadele van de subsidieontvanger wijzigen:

    • a.

      Voor zover de subsidieverlening onjuist is;

    • b.

      Voor zover veranderde omstandigheden of gewijzigde inzichten zich in overwegende mate tegen voortzetting of ongewijzigde voortzetting van de subsidie verzetten of

    • c.

      In andere bij wettelijk voorschrift geregelde gevallen.

  • 2.

    Bij intrekking of wijziging op grond van het eerste lid onderdeel a of b vergoedt het bestuursorgaan de schade die de subsidieontvanger lijdt doordat hij in vertrouwen op de subsidie anders heeft gehandeld dan hij zonder subsidie zou hebben gedaan.

Artikel 4:51

  • 1.

    Indien aan een subsidieontvanger voor drie of meer achtereenvolgende jaren subsidie is verstrekt voor dezelfde of in hoofdzaak dezelfde voortdurende activiteiten, geschiedt gehele of gedeeltelijke weigering van de subsidie voor een daarop aansluitend tijdvak op de grond, dat veranderde omstandigheden of gewijzigde inzichten zich tegen voortzetting of ongewijzigde voortzetting van de subsidie verzetten, slechts met inachtneming van een redelijke termijn.

  • 2.

    Voor zover aan het einde van het tijdvak waarvoor subsidie is verleend sinds de bekendmaking van het voornemen tot weigering voor een daarop aansluitend tijdvak nog geen redelijke termijn is verstreken, wordt de subsidie voor het resterende deel van die termijn verleend, zo nodig in afwijking van artikel 4:25, tweede lid.

Artikel 4:52

  • 1.

    Het subsidiebedrag wordt overeenkomstig de subsidievaststelling betaald, onder verrekening van de betaalde voorschotten.

  • 2.

    Het subsidiebedrag wordt binnen vier weken na de subsidievaststelling betaald, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald.

  • 3.

    Indien de subsidie niet op een wettelijk voorschrift berust, kan bij de subsidieverlening, of, indien geen beschikking tot subsidieverlening is gegeven, bij de subsidievaststelling, een andere termijn worden bepaald waarbinnen het subsidiebedrag wordt betaald.

Artikel 4:53

  • 1.

    Het subsidiebedrag kan in gedeelten worden betaald, mits bij wettelijk voorschrift is bepaald hoe de gedeelten worden berekend en op welke tijdstippen zij worden betaald.

  • 2.

    Indien de subsidie niet op een wettelijk voorschrift berust, kan het subsidiebedrag in gedeelten worden betaald, mits bij de subsidieverlening, of indien geen beschikking tot subsidieverlening is gegeven, bij de subsidievaststelling, is bepaald hoe de gedeelten worden berekend en op welke tijdstippen zij worden betaald.

Artikel 4:54

  • 1.

    Het bestuursorgaan kan de subsidieontvanger voorschotten verlenen, voor zover dit bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening is bepaald.

  • 2.

    De beschikking tot voorschotverlening vermeldt het bedrag van het voorschot dan wel de wijze waarop dit bedrag wordt bepaald.

Artikel 4:56

De verplichting tot betaling van een subsidiebedrag of een voorschot wordt opgeschort met ingang van de dag waarop het bestuursorgaan aan de subsidieontvanger schriftelijk kennis geeft van het ernstige vermoeden dat er grond bestaat om toepassing te geven aan artikel 4:48 of 4:49, tot en met de dag waarop de beschikking omtrent de intrekking of wijziging is bekendgemaakt of de dag waarop sinds de kennisgeving van het ernstige vermoeden dertien weken zijn verstreken.

Artikel 4:57

Onverschuldigd betaalde subsidiebedragen en voorschotten kunnen worden teruggevorderd voor zover na de dag waarop de subsidie is vastgesteld dan wel de handeling als bedoeld in artikel 4:49, eerste lid onderdeel c heeft plaatsgevonden, nog geen vijf jaren zijn verstreken.

Artikel 4:62

Het activiteitenplan behelst een overzicht van de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd en de daarmee nagestreefde doelstellingen en vermeldt per activiteit de daarvoor benodigde personele en materiële middelen.