Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Edam-Volendam

Algemene subsidieverordening 2004 gemeente Edam-Volendam

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieEdam-Volendam
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingAlgemene subsidieverordening 2004 gemeente Edam-Volendam
CiteertitelAlgemene subsidieverordening 2004 gemeente Edam-Volendam
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet, art. 149

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

18-11-200428-07-2016nieuwe regeling

28-10-2004

NIVO, 10-11-2004

85-2004

Tekst van de regeling

Intitulé

Algemene subsidieverordening 2004 gemeente Edam-Volendam

 

 

Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

AWB: de Algemene Wet Bestuursrecht.

 

Gemeentebestuur: het bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van beslissingen.

 

Raadscommissie: de vaste Commissie(s) van advies van de Gemeenteraad, belast met het onderwerp waarop de subsidie betrekking heeft.

 

Subsidie: een subsidie als bedoeld in artikel 4:21 AWB, te weten de aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten.

 

Subsidieplafond: een bedrag zoals bedoeld in artikel 4:22 AWB, te weten het budget dat gedurende een begrotingsjaar ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies krachtens een bepaalde post van de gemeentelijke begroting.

 

Instelling: een rechtspersoonlijkheid bezittende organisatie, die zich ten doel stelt activiteiten zonder winstoogmerk te verrichten in en/of voor de gemeente Edam-Volendam.

 

Activiteitenplan: een activiteitenplan als bedoeld in artikel 4:62 AWB, te weten een overzicht van de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd en de daarmee nagestreefde doelstellingen en vermeldt per activiteit de daarvoor benodigde personele en materiële middelen.

 

Prestatie: in het kader van de onderhavige subsidieverordening een geleverd product of activiteit tegen vooraf afgesproken kostprijs, gericht op meetbare resultaten, die leiden tot of bijdragen aan het realiseren van een (beleids)doelstelling op het terrein van welzijn, onderwijs, veiligheid en leefbaarheid.

 

Prestatieafspraken: aanvullende inhoudelijke en budgettaire afspraken in contractvorm, volgend op of horende bij de subsidiebeschikking.

Reikwijdte van de verordening

Artikel 2.1

Deze verordening is van toepassing op het verstrekken van subsidies aan instellingen die in en/of voor de gemeente Edam-Volendam te verrichten activiteiten uitvoeren.

Artikel 2.2.

Bij afzonderlijke subsidie deelverordeningen en bijbehorende beleidsregels, die door het college van burgemeester en wethouders zijn of worden vastgesteld, zoals bedoeld in artikel 4:23 eerste lid AWB kan van het bepaalde in het eerste lid worden afgeweken.

Artikel 2.3.

Het college van burgemeester en wethouders kan in individuele gevallen gemotiveerd ontheffing verlenen van één of meer verplichtingen van deze verordening.

Beleidskaders

Artikel 3.1.
  • 1.

    De gemeenteraad stelt jaarlijks met het vaststellen van de gemeentebegroting de budgetten vast die voor subsidiëring beschikbaar zijn en stelt hiermede tevens het subsidieplafond vast.

  • 2.

    Subsidieverstrekking en alle overige ter zake van subsidiëring te nemen uitvoeringsbeslissingen geschiedt door het college van burgemeester en wethouders.

Artikel 3.2.

Indien een subsidieplafond dreigt te worden overschreden geeft het college van burgemeester en wethouders bij de verdeling van de beschikbare bedragen die aanvragen voorrang, waarvan de inwilliging in vergelijking met andere aanvragen naar verwachting meer zullen bijdragen aan verwezenlijking van het doel van de subsidie, of beter passen binnen het beleid, waarvoor het college van burgemeester en wethouders

verantwoordelijkheid draagt.

Nadere regels
Artikel 4.1.
  • 1.

    Voor zover bij wettelijk voorschrift niet is voorzien in de verdelingscriteria voor de beschikbare gelden, kan het college van burgemeester en wethouders omtrent die verdeling beleidsregels vaststellen.

  • 2.

    In de beleidsregels worden activiteiten, waarvoor subsidie wordt verleend, nader bepaald en worden nadere criteria voor subsidieverlening vastgesteld.

  • 3.

    Voordat het college van burgemeester en wethouders overgaat tot vaststelling van beleidsregels horen zij de raadscommissie.

  • 4.

    Indien vaststelling van beleidsregels plaatsvindt, worden deze bekend gemaakt.

Artikel 4.2.

Bij wettelijk voorschrift of beleidsregel genoemd in artikel 3. en 4.1. kan de verplichting worden uitgewerkt, dat de subsidie-ontvanger zelf in een eigen bijdrage of aanvullende inkomsten voorziet.

De subsidieverlening
Artikel 5.1.
  • 1.

    De beschikking op de subsidieaanvraag wordt genomen door het college van burgemeester en wethouders.

     

     

  • 2.

    Het college van burgemeester en wethouders maken deze beslissing uiterlijk 8 weken nadat deze is genomen bekend aan de instelling.

     

  • 3.

    De beschikking tot subsidieverlening bevat een bedrag, dan wel de wijze van berekening, de periode waarin de activiteiten plaats vinden en een omschrijving van de prestaties, die door de instelling met het ter beschikking gestelde subsidie gehaald moeten worden, alsmede de met prestaties beoogde resultaten.

     

  • 4.

    Het college van burgemeester en wethouders geeft in de beschikking tot subsidieverlening aan op welke wijze tot bevoorschotting van het subsidie zal worden overgegaan.

Artikel 5.2.
  • 1.

    Het college van burgemeester en wethouders kan aan een beschikking tot subsidieverlening verplichtingen verbinden, zoals bedoeld in art. 4:37 AWB.

     

  • 2.

    Deze voorschriften kunnen onder meer verplichtingen bevatten met betrekking tot de verwezenlijking van het doel van de subsidie, dan wel andere verplichtingen die bij wettelijk voorschrift zijn bepaald, zoals bedoeld in art. 4:38 en 4:39 AWB.

Weigeringsgronden
Artikel 6.1.
    • 1.

      Subsidieverlening kan naast de in artikel 4:25 AWB en 4:35 AWB geregelde gevallen geweigerd worden indien:

    • a.

      de activiteiten van de aanvrager niet exclusief gericht zijn op of niet exclusief aanwijsbaar ten goede komen van de ingezetenen van de gemeente Edam-Volendam;

    • b.

      de aanvrager naar het oordeel van het bevoegde bestuursorgaan ook zonder subsidieverstrekking over voldoende gelden hetzij uit eigen middelen hetzij uit middelen van derden kan beschikken om de kosten van zijn activiteiten te dekken;

    • c.

      subsidieverstrekking niet past binnen of strijdig is met het op het betreffende beleidsterrein gevoerde beleid dan wel de betreffende activiteiten in dat kader onvoldoende prioriteit hebben, zulks ter beoordeling van het college van burgemeester en wethouders.

    • d.

      indien niet is voldaan aan voorwaarden en/of verplichtingen, die voortvloeien uit eerdere subsidieverlening.

Artikel 6.2.
  • Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd ter voorbereiding van de besluitvorming omtrent subsidieverstrekking meerdere instellingen de gelegenheid te geven een offerte uit te brengen voor het verrichten van van tevoren omschreven activiteiten en/of voor het besteden van een ter beschikking staand budget.

Subsidievormen
Artikel 7.1.
  • 1.

    Subsidievormen kunnen zijn:

  • a.

    waarderingssubsidies,

  • b.

    structurele activiteitensubsidies,

  • c.

    budgetsubsidies,

  • d.

    projectsubsidies, en

  • e.

    investeringssubsidies.

  • 2.

    De subsidievormen onder a. b. en c. sluiten elkaar uit in die zin dat subsidie-ontvangers slechts op één van deze manieren subsidie kunnen ontvangen;

  • 3.

    Projectsubsidies en investeringssubsidies kunnen worden aangevraagd naast een andere subsidievorm of afzonderlijk.

Artikel 7.2.
  • 1.

    Waarderingssubsidies drukken een waardering uit voor het bestaan van de subsidieontvanger en het belang van de activiteiten voor de gemeente Edam-Volendam.

  • 2.

    Zowel organisaties als instellingen en natuurlijke personen kunnen voor een waarderingssubsidie in aanmerking komen.

  • 3.

    Een waarderingssubsidie, voor dezelfde activiteit kan aan de subsidieontvanger slechts eenmalig worden toegekend.

Artikel 7.3.
  • 1.

    Structurele activiteitensubsidies zijn subsidies, die jaarlijks worden toegekend aan een rechtspersoon en jaarlijks worden verleend op basis een activiteitenplan een begroting;

  • 2.

    Uitgegaan wordt van een boekjaar (= kalenderjaar), tenzij anders is bepaald.

  • 3.

    Het subsidie bedraagt niet meer dan het verschil tussen begrote uitgaven en inkomsten, m.u.v. aanvragen voor nieuwe activiteiten.

  • 4.

    Vaststelling van het subsidie vindt plaats aan de hand van een jaarrekening, waaruit blijkt dat het verschil tussen uitgaven en inkomsten over de periode hoger is dan het verleende subsidie.

Artikel 7.4.
  • 1.

    Budgetsubsidies zijn subsidies waarbij meetbare producten of prestaties worden gekoppeld aan de te verstrekken subsidie.

  • 2.

    Subsidieverlening vindt plaats aan de hand van de begrote prestaties per eenheid product.

  • 3.

    Vaststelling van het subsidie vindt plaats aan de hand van de behaalde prestaties.

  • 4.

    Als risicovoorziening kan door de aanvrager een egalisatiereserve worden gevormd, waaruit de risico’s van meer- en minderkosten kunnen worden gedekt.

  • 5.

    Budgetsubsidies worden verstrekt voor een periode van minimaal twee tot maximaal vier jaar.

  • 6.

    De producten of prestaties worden in een op de duur van de verleningsbeschikking afgestemde uitvoeringsovereenkomst vastgelegd.

  • 7.

    Indien een meerjaren subsidie is verleend behoudt het college van burgemeester en wethouders de bevoegdheid tot een tussentijdse vermindering van het subsidie over te gaan, onder gelijktijdige aanpassing van de verlangde prestaties.

Artikel 7.5.
  • 1.

    Projectsubsidies zijn subsidies die worden verleend voor bijzondere activiteiten.

  • 2.

    Projectsubsidies zijn in principe eenmalig. Zij kunnen ook voor een bepaald aantal boekjaren worden verleend.

Artikel 7.6.
  • 1.

    Investeringssubsidies zijn bestemd voor de aanschaf en vervanging van inventaris, duurzame kapitaalgoederen en/of (ver)bouw van accommodaties.

  • 2.

    Aan de toekenning van een investeringssubsidie wordt de verplichting verbonden, dat in de jaarrekening van de instelling een bestemmingsreserve wordt opgenomen.

  • 3.

    In de bestemmingsreserve wordt de afschrijving en vervanging van de investering over een vooraf bepaalde looptijd opgenomen.

  • 4.

    Op basis van een meerjaren onderhoudsplan vindt jaarlijks een planmatige storting en onttrekking aan de bestemmingsreserve, gedurende de onder art. 7.6.3. genoemde looptijd plaats.

Aanvragen van subsidie

Artikel 8.1.
  • 1.

    Subsidieaanvragen kunnen gedurende het hele jaar worden ingediend.

  • 2.

    Een herhaalde aanvraag tot subsidieverlening voor het daarop volgende jaar dient voor 1 april van de periode voorafgaand aan het jaar ten behoeve waarvan subsidie wordt gevraagd te worden ingediend.

  • 3.

    De aanvraag voor een projectsubsidie wordt uiterlijk 8 weken voor de aanvang van de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd ingediend.

  • 4.

    Een aanvraag voor investeringen, ter vervanging van inventaris, duurzame kapitaalgoederen en/of (ver)bouw van accommodaties dient tijdig, voordat met de (ver)bouw of vervanging een begin wordt gemaakt te worden ingediend.

  • 5.

    Indien een aanvraag niet tijdig is ingediend kan het college van burgemeester en wethouders besluiten deze buiten behandeling te laten.

Artikel 8.2.

De aanvraag van subsidie gaat vergezeld van:

  • a.

    een activiteitenplan;

  • b.

    een begroting, een overzicht van de aan de activiteiten verbonden begrote inkomsten en uitgaven van de aanvrager;

  • c.

    een staat met de omvang van de egalisatiereserve en bestemmingsreserve aan begin en einde van het boekjaar.

Artikel 8.3.

Indien de aanvrager van een subsidie voor dezelfde begrote uitgaven tevens subsidie heeft aangevraagd bij een of meer andere (bestuurs)organen en of instellingen, doet hij daarvan mededeling in de aanvraag, onder vermelding van de stand van zaken met betrekking tot de beoordeling van die aanvraag of aanvragen.

Artikel 8.4.
  • 1.

    Bij een verzoek om budgetsubsidie dienen activiteiten van de instelling te zijn omschreven in termen van meetbare prestaties en beoogde resultaten.

  • 2.

    Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels stellen waar de aanvraag aan moet voldoen.

Artikel 8.5.
  • 1.

    De begroting omvat een overzicht van de geraamde inkomsten en uitgaven van de aanvrager, voor het boekjaar waarvoor subsidie wordt gevraagd, voor zover deze betrekking hebben op de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd.

  • 2.

    Tenzij voor de activiteiten waarop de aanvraag betrekking heeft nog niet eerder subsidie werd verstrekt, omvat de begroting een vergelijking met de begroting van het lopende boekjaar en de gerealiseerde inkomsten en uitgaven van het boekjaar, voorafgaand aan het lopende boekjaar.

  • 3.

    Onttrekking en toevoeging aan de bestemmingsreserve vindt plaats op basis van een meerjaren plan, waarin de hoogte van de reserves en voorzieningen voor meerdere jaren wordt bepaald.

Artikel 8.6.
  • 1.

    Bij een instelling die zich voor de eerste maal tot de gemeente wendt met een aanvraag voor een structureel, dan wel budgetsubsidie dient de instelling, in aanvulling op het bepaalde in artikel 4:64 eerste lid AWB naast haar statuten over te leggen:

    • a.

      een beschrijving van de organisatievorm van de instelling;

    • b.

      een opgave van de bestuurssamenstelling;

    • c.

      de balans van het voorafgaande jaar met toelichting;

    • d.

      een opgave van met de instelling gelieerde rechtspersonen alsmede van de aard van de betrekking met die rechtspersonen.

     

  • 2.

    Onder gelieerde rechtspersonen worden in ieder geval verstaan:

    • - rechtspersonen waaraan door de aanvragen in het verleden een groter bedrag dan € 1.000,- om niet ter beschikking is gesteld, waarover de instelling op enig moment weer de beschikking kan krijgen.

      - rechtspersonen ten aanzien waarvan de instelling een beslissende invloed heeft op de besteding van de middelen dan wel invloed heeft op de benoeming van één of meer bestuursleden.

    • - rechtspersonen, die statutaire bepalingen kennen op grond waarvan bij liquidatie gelden aan de instelling kunnen toevloeien.

    • - rechtspersonen, waarbij statutair bepaald is dat deze mede ten doel hebben de instelling financieel te ondersteunen.

     

Vaststelling subsidie

Artikel 9.1.
  • 1.

    De aanvraag tot vaststelling van de subsidie wordt uiterlijk op 1 juni ingediend, in het jaar na afloop van het boekjaar waarvoor subsidie is verleend.

  • 2.

    De aanvraag tot vaststelling gaat in ieder geval vergezeld van een financieel verslag en een activiteitenverslag, waarin wordt aangetoond dat de activiteiten hebben plaatsgevonden overeenkomstig de aan de subsidie verbonden verplichtingen.

  • 3.

    Indien de subsidie-ontvanger ingevolge wettelijk voorschrift verplicht is tot het opstellen van een jaarrekening als bedoeld in artikel 361 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek of indien dit bij de subsidieverlening is bepaald, legt hij in plaats van het financieel verslag de jaarrekening over.

  • 4.

    In afwijking van het bepaalde in artikel 4:24 AWB geldt de verplichting tot het publiceren van een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de subsidie niet voor waarderingssubsidies als bedoeld in artikel 5.1.1.

  • 5.

    Het gemeentebestuur beslist binnen 16 weken, na de uiterste datum van indiening op de aanvraag tot vaststelling van de subsidie.

Artikel 9.2.
  • 1.

    In afwijking van de op grond van de in artikel 4:78 AWB bestaande verplichting tot indiening van een accountantsverklaring bij de aanvraag tot vaststelling van de subsidie, is dit slechts verplicht indien hierom door het college van burgemeester en wethouders wordt verzocht.

  • 2.

    Jaarlijks wordt door het college van burgemeester en wethouders bepaald dat de rechtmatigheid en doelmatigheid van de uitgaven bij één of meer van de gesubsidieerde rechtspersonen aan een accountantscontrole worden onderworpen.

  • 3.

    De kosten hiervan komen ten laste van de gemeente.

Bijzondere bepalingen
Artikel 10.1.

Behoudens voor zover er sprake is van een op een specifieke doelgroep gerichte activiteit, dienen de activiteiten van de instelling open te staan voor alle groeperingen zonder onderscheid naar ras, godsdienst, levensovertuiging, sekse of seksuele geaardheid, politieke gezindheid.

Artikel 10.2.

Waar activiteiten door gesubsidieerde instellingen uitgevoerd worden in accommodaties dienen deze mede bereikbaar, toegankelijk en bruikbaar te zijn voor gehandicapten.

Artikel 10.3.
  • 1.

    Volgens het bepaalde in artikel 4:71 AWB behoeft de subsidie-ontvanger toestemming van het college van burgemeester en wethouders voor:

  • a)

    het oprichten van dan wel deelnemen aan een rechtspersoon;

  • b)

    het doen van schenkingen die een bedrag van € 1000 te boven gaan;

  • c)

    het in eigendom verwerven, vervreemden of bezwaren van registergoederen, indien deze mede zijn verworven of betaald met behulp van subsidie;

  • d)

    het aangaan of beëindigen van overeenkomsten gericht verkrijging, vervreemding of bezwaring van registergoederen of tot huur, verhuur of pacht daarvan, indien deze mede zijn verworven of betaald met behulp van subsidie;

  • e)

    het aangaan van kredietovereenkomsten en van overeenkomsten tot geldlening;

  • f)

    het aangaan van overeenkomsten waarbij de subisidie-ontvanger zich verbindt tot zekerheidsstelling met inbegrip van zekerheidsstelling voor schulden van derden of waarbij hij zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt of zich voor een derde sterk maakt;

  • g)

    het doen van aangifte tot zijn faillissement of het aanvragen van surseance van betaling.

  • 2.

    Het college van burgemeester en wethouders beslist binnen vier weken omtrent de toestemming.

  • 3.

    De beslissing kan eenmaal voor ten hoogste vier weken worden verdaagd.

  • 4.

    Indien omtrent de toestemming niet tijdig is beslist, wordt de toestemming geacht te zijn verleend.

Artikel 10.4.
  • 1.

    In de gevallen bedoeld in artikel 4:41 tweede lid AWB is de subsidie-ontvanger aan het college van burgemeester en wethouders een vergoeding verschuldigd van de vermogenswaarde.

  • 2.

    Bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding wordt uitgegaan van de waarde van de goederen en andere vermogensbestanddelen op het tijdstip waarop de vergoeding verschuldigd wordt.

  • 3.

    Indien het onroerende zaken betreft geschiedt de waardebepaling door een onafhankelijk deskundige.

  • 4.

    De hoogte van de vergoeding wordt vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders.

Artikel 10.5.

De administratie van de gesubsidieerde instelling moet zo zijn ingericht dat te allen tijde op inzichtelijke wijze een overzicht kan worden verkregen van betalingen en ontvangsten, bezittingen, vorderingen en schulden alsmede exploitatieresultaten.

Artikel 10.6.

Indien door of namens de rijksoverheid, provincie of regionale overheidsorganen, na overleg met het gemeentebestuur, of door of vanwege het gemeentebestuur zelf onderzoek wordt gedaan naar uitvoering van gesubsidieerde activiteiten of naar naleving van aan de subsidie verbonden verplichtingen, dan verleent de instelling hieraan de benodigde medewerking. De instelling wordt door het college van burgemeester en wethouders zo mogelijk van tevoren op de hoogte gebracht van de onderzoeken.

Artikel 10.7.

Van het voornemen tot opheffing van de rechtspersoon c.q. beëindiging van de activiteiten dient de instelling onmiddellijk schriftelijk bericht te geven aan het college van burgemeester en wethouders.

Overgangsbepalingen
Artikel 11
  • 1.

    Alle in deze verordening opgenomen bepalingen zijn van kracht op het aanvragen van subsidies, alsmede vervolgaanvragen, waarvan de termijn tot het indienen van de aanvraag krachtens deze verordening is gesteld op een datum, die ligt na de datum waarop de verordening drie maanden van kracht is.

  • 2.

    Deze verordening is niet van toepassing op subsidies die voor de inwerkingtreding van deze verordening zijn verleend of vastgesteld.

Slotbepalingen
Artikel 12.1.

Deze verordening treedt in werking op 15 december 2004.

Artikel 12.2.

Deze verordening wordt aangehaald als: Algemene subsidieverordening 2004, gemeente Edam-Volendam.

Artikel 12.3.

Deze verordening is vastgesteld door de gemeenteraad van Edam-Volendam in zijn vergadering van 28 oktober 2004.

Aldus besloten door de gemeenteraad van

Edam-Volendam in zijn openbare vergadering

d.d. 28 oktober 2010

De griffier, De voorzitter,

Nota-toelichting  

Toelichtingbij Verordening en Notitie subsidiebeleid Edam – Volendam 2004

 

 

Algemeen

Met ingang van 1 januari 1998 is de zogenaamde derde tranche van de Algemene Wet Bestuursrecht (AWB) van kracht. Deze bevat met Titel 4.2 een nieuwe regeling die geheel gewijd is aan subsidies. De derde tranche AWB is niet verwerkt in de Algemene subsidieverordening gemeente Edam-Volendam die in werking trad op 15 november 1990.

In onderhavige notitie en bijbehorende subsidieverordening wordt  veel aandacht besteed aan de systematiek van budgetsubsidiëring. Toegelicht wordt aan de hand van vergelijking van de nu bestaande situatie met de gewenste situatie van (gehele of gedeeltelijke) outputfinanciering voor bepaalde subsidies en subsidiesoorten.

Wat de gemeente beoogt is:

  • een scheiding tussen taken en bevoegdheden van subsidiënt en de subsidie-ontvanger, waarbij de gemeente betaalt en bepaalt (voor dat deel waarvoor subsidie is bestemd);

  • een koppeling tussen doelen genoemd in de programmabegroting en de subsidiebeschikking en de toegekende budgetten voor specifiek beleidsterrein;

  • toetsing van door de gesubsidieerde instelling behaalde resultaten aan van tevoren vastgestelde en overeengekomen kwantitatieve en kwalitatieve resultaten;

  • inzicht in kosten van geleverde welzijnsproducten door producten te koppelen aan vast te stellen eenheden met inzichtelijke achterliggende kostenopbouw.

  • maken van budgettaire afspraken en afstemmen van deze afspraken rechtstreeks op bestuurlijk bekrachtigde prioriteiten.

  • sturing op afstand en op hoofdlijnen door de gemeenteraad, eigen verantwoordelijkheid bij de subsidievrager.

  • afleggen van verantwoording op de resultaten door het College van B. en W.    

 

 

Artikelsgewijze toelichting

De Algemene Bepalingen omvat bepalingen die gemeenschappelijk zijn voor alle andere hoofdstukken en voor alle vormen van subsidiering op welzijnsterrein die de gemeente kent

 

Artikel 1  Algemene bepalingen

Begripsbepalingen omvatten de definitie van ‘subsidie’ zoals die nieuw in de AWB is opgenomen.

 

Het begrip ‘subsidieplafond’ is nieuw geïntroduceerd in de tekst van de AWB en komt ook terug in deze verordening. Dit begrip komt in de plaats van vroegere ‘uitputtingsclausules’ die voorheen in subsidieregelingen voorkwamen. Een subsidieplafond leidt automatisch tot weigering van de subsidie voor wat betreft het gedeelte dat boven het plafond uitstijgt.

 

Artikel 2  Reikwijdte van de verordening

Op grond van de AWB zijn gemeenten gehouden een eigen algemene subsidieverordening vast te stellen. In de door ons gekozen systematiek, geldt de Algemene Subsidieverordening als een kaderstellende verordening en blijven de deelverordeningen voortbestaan. In staat G bij de gemeentebegroting wordt vermeld, krachtens welke grondslag subsidie verstrekt wordt. Zo spoedig mogelijk zullen door wijzigingen in de deelverordeningen, indien nodig een aantal voorwaarden, o.a. termijnen eensluidend worden opgenomen. Afwijkingen t.o.v. de algemene subsidieverordening zullen worden gemotiveerd.

 

Artikel 3  Beleidskaders

In artikel 3.1 van dit artikel wordt verwezen naar de subsidieplafonds die worden vastgesteld. De gemeenteraad zal voor wat betreft de beleidsvelden (programma´s genoemd in de nieuwe programmabegroting) de subsidieplafonds vaststellen. Op basis daarvan zal de bevoegdheid tot verdeling van de budgetten op grond van de ingediende aanvragen door B & W gebeuren. Artikel 3.2 geeft het belangrijkste afwegingscriterium aan indien het subsidieplafond dreigt te worden overschreden.

Het gemeentebestuur zal de afweging in dat geval motiveren.

 

Artikel 4  Nadere regels

De bepaling van doelstelling van gesubsidieerde activiteiten en de criteria op basis waarvan belangenafweging plaats vindt, kunnen worden vastgelegd in beleidsregels en/of deelverordeningen. De betreffende commissie van advies wordt in de vaststelling van beleidsregels gekend. Indien beleidsregels, criteria en/of nadere belangenafweging ontbreekt wordt de volgorde van binnenkomst van aanvragen aangehouden.

 

Artikelen 5 en 9  Subsidieverlening en subsidievastelling

Met de term subsidiebeschikking worden beide in de AWB genoemde subsidiebeschikkingen bedoeld, d.w.z. subsidieverlening (voorafgaand) en subsidievaststelling (achteraf). Naast een aantal voor de hand liggende bepalingen in art. 5.1. m.b.t. het doel van de activiteiten ('wat er moet gebeuren'), kunnen B&W in bijzondere gevallen ook verplichtingen opnemen, op welke wijze de activiteiten zullen worden uitgevoerd ('hoe activiteiten zullen  worden uitgevoerd').

 

Artikel 5.1.2. geeft de maximale termijn, waarbinnen de beschikking moet zijn afgegeven. In de AWB wordt als termijn, waarbinnen een beschikking dient te worden gegeven acht weken na indiening van de aanvraag genoemd. Het artikel wijkt af van die termijn.

Artikel 4:30 AWB gaat uit van de veronderstelling dat bij de beschikking tot subsidieverlening al zoveel mogelijk duidelijkheid moet worden gecreëerd over de wederzijdse rechten en plichten.

 

Er wordt in artikel 5.1.3. in aanvulling op dit artikel 4:30 AWB de nadruk gelegd op de concreetheid van de gevraagde prestaties, de achterliggende budgettering per prestatie, gekoppeld aan de beoogde resultaten. Deze resultaten worden van gemeentezijde afgestemd op gemeentelijke beleidsvelden en de daarbij vastgestelde doelstellingen. Dit moet leiden tot een zo groot mogelijk inzicht in de bereikte maatschappelijke effecten en de reële kosten van de maatregelen die op de diverse beleidsvelden worden genomen.

 

In artikel 5.1.4. wordt de term ‘bevoorschotting’ gebruikt omdat de subsidieperiode in het kader van dit hoofdstuk en in het kader van afdeling 4.2.8 AWB in twee delen uiteenvalt: de subsidieverlening voorafgaand aan het subsidiejaar en subsidievaststelling na afloop (met uitzondering van gevallen meerjaren subsidie, die alleen het eerste jaar van de subsidieperiode een subsidieverlening kennen).

Pas bij vaststelling van de subsidieverlening ontstaat definitief recht op de betaling van het subsidiebedrag. Betaling op basis van de subsidieverlening is dus een betaling vooruitlopend op de definitieve afrekening bij de subsidievaststelling.

Indien de instelling alsnog bezwaar maakt tegen de beschikking tot subsidieverlening of de daarbij gestelde voorwaarden, dan wordt de bevoorschotting indien nodig opgeschort.

Voorschotverlening zal zoveel mogelijk aan de feitelijke middelenbehoefte van de subsidieontvanger worden aangepast. Als blijkt dat het bedrag van de bevoorschotting het vastgestelde subsidiebedrag te boven gaat, kan het saldo als onverschuldigde betaling door het bestuursorgaan worden teruggevorderd. Naast terugvordering is het mogelijk het saldo te verrekenen met verleende subsidiebedragen voor volgende termijnen.

 

Artikel 6  Weigeringsgronden

Ten aanzien van de gronden voor weigering van een subsidie, geeft art. 4:25 en art.   4:35 AWB een niet-limitatieve opsomming van gronden waarop de subsidie geweigerd kan worden. In geval een vastgesteld subsidieplafond wordt overschreden –zie hoofdstuk 3 hierboven- is dit ook een reden tot weigering van de subsidie.

Genoemd worden verder in de AWB:

  • onzekerheid of de activiteiten ten behoeve waarvan de subsidie wordt gevraagd al dan niet plaats zullen vinden;

  • de vrees bestaat dat de aanvrager niet aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen zal voldoen;

  • de vrees bestaat dat de aanvrager niet voldoende rekening en verantwoording zal afleggen;

  • er onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt;

  • de aanvrager failliet is verklaard dan wel hem surseance van betaling is verleend casu quo een en ander bij de rechtbank is aangevraagd.

 

Niet alle weigeringsgronden zijn (in alle subsidievormen) terug te vinden.

Gekozen is voor drie weigeringsgronden:

  • activiteiten komen niet aanwijsbaar ten goede aan de ingezetenen van de gemeente;

  • instellingen kunnen beschikken over eigen middelen of middelen van derden;

  • subsidieverlening is strijdig met geformuleerd beleid of krijgt een lagere prioriteit.

 

Ten aanzien van de weigering op grond van eigen middelen wijzen we op het volgende. Er wordt niet automatisch subsidie verstrekt wordt voor een op zichzelf bijzonder gewenst geachte activiteit. Het subsidie-instrument moet doelmatig en sober gebruik ervan garanderen, aangezien het gaat om gemeenschapsgelden. Aan een instelling wordt derhalve alleen subsidie verstrekt wanneer ze niet in staat is om:

de kosten van de activiteit zelf te dragen en/of van derden voldoende inkomsten via deelnemersbijdragen en/of sponsoring te verwerven.

N.b.  De bewijslast hiervoor ligt bij de aanvrager en niet bij de gemeente.

 

Lid 6 vormt de basis voor de zogenaamde offerteprocedure. Deze houdt in, dat burgemeester en wethouders aan instellingen een offerte kunnen vragen voor het verrichten van bepaalde activiteiten (bijvoorbeeld kinderopvang of taalcursussen). Vertrekpunt van zo’n offerteprocedure kan zijn:

Welke instelling kan het beste product leveren voor een van tevoren aangegeven budget.

Welke instelling kan een van tevoren aangegeven product het voordeligst leveren.

Een mix van beide.

In de offerteaanvraag moeten de vertrekpunten voor alle partijen duidelijk geformuleerd zijn, omdat daarop uiteindelijk de selectie plaatsvindt. Na aanwijzing van de aanbieder die de aanvraag mag indienen, geldt in het vervolgtraject het bepaalde in deze verordening, honorering van de aanvraag is dan echter een voor de hand liggend gegeven waar alleen in uitzonderlijke omstandigheden van kan worden afgeweken.

Verdere regels over offerteprocedures kunnen organisatiebreed worden gevonden in het Inkoopbeleid, maar er kan ook met een instelling afzonderlijk – in overeenstemming met het vastgestelde inkoopbeleid en regelingen van hogere overheden –  een aparte afspraak gemaakt worden over de te volgen procedure. Als afspraken hieromtrent worden gemaakt, worden deze opgenomen in de richtlijnen bij de subsidieverlening of subsidievaststelling, dan wel in de beschikking tot subsidieverlening of subsidievaststelling.

 

Artikel 7  Subsidievormen

De term budgetsubsidie werd in de Algemene subsidieverordening gemeente Edam-Volendam van 1990 genoemd als contractsubsidiëring evenals de uitvoeringsovereenkomst. Enkele termen zijn nieuw, zoals waarderingssubsidie, structureel activiteitensubsidie, projectsubsidie en investeringssubsidie.

Waarderingssubsidie, projectsubsidie en investeringssubsidie zijn in principe eenmalig t.b.v. verschillende activiteiten en investeringen. Voor jaarlijks terugkerende activiteiten wordt in principe een structureel activiteitensubsidie (< € 50.000,--) of een budgetsubsidie

(> € 50.000,-- per jaar) verstrekt. Het verschil zit in:

  • de looptijd, nl. per kalenderjaar (structureel activiteitensubsidie) of langer (budgetsubsidie);

  • de subsidiegrondslag op basis van activiteiten (structureel activiteitensubsidie) of prestatie (budgetsubsidie);

  • het risico van verrekening voor overheid (structureel activiteitensubsidie) of instelling (budgetsubsidie).

Nieuw is ook dat de diverse subsidiesoorten ieder in een eigen artikel uitgewerkt. Dit moet de duidelijkheid van de voorwaarden per subsidiesoort voor de gesubsidieerde instellingen en particulieren vergroten.

 

De meerjaren subsidie in het systeem van het AWB betekent de mogelijkheid voor meer dan 1 boekjaar een subsidie te verlenen. Subsidieverlening hoeft dan na het eerste jaar niet meer plaats te vinden, wel een jaarlijkse vaststelling volgens de regels van de subsidievaststelling. Hiermee wordt onder meer bedoeld het verstrekken van voor de vaststelling benodigde gegevens aan de subsidiënt.

In de eerste subsidieverlening wordt aangegeven welke gegevens moeten worden aangeleverd en op welk tijdstip. Hierdoor is subsidievaststelling ambtelijk mogelijk en hoeft bijvoorbeeld geen afzonderlijke aanvraag tot subsidievaststelling te worden gedaan.

Ter verduidelijking: subsidieverlening kan per boekjaar. Subsidieverlening kan daarnaast op grond van deze regeling ook voor een aantal boekjaren plaatsvinden. Subsidievaststelling kan in de regeling van de AWB alleen per boekjaar gebeuren. Dat wil zeggen dat er meerjarige verlening van subsidie kan plaatsvinden en dat de subsidievaststelling jaarlijks gebeurt.

 

De in Artikel 7.4.4. genoemde egalisatiereserve (artikel 4:72 AWB) is bedoeld als een voorziening die een financiële buffer vormt waarmee tekorten in het ene jaar kunnen worden opgevangen met tekorten in een ander jaar. Het middel is derhalve niet bedoeld voor vormen van zuivere exploitatiefinanciering, maar dit volgt ook uit de hele systematiek van dit hoofdstuk van budgetsubsidies. In die systematiek gaat het om het niveau van de prestatie te koppelen aan een vooraf vastgesteld en berekend subsidiebedrag waarbij de overgebleven saldi bij het leveren van de afgesproken prestaties in principe ter beschikking staan van de instelling. Voor de instelling zal het nodig zijn zelf een beleid te voeren op het bestemmen van overgebleven budgetten, maar dit artikel geeft de mogelijkheid de instelling te verplichten in ieder geval rekening te houden met toekomstige tegenvallers in de uitvoering van activiteiten zoals overeengekomen. De Memorie van Toelichting bij het artikel 4:72 AWB gaf aan dat het doel was ‘doelmatige besteding en doelmatig beheer van subsidiegelden’ (MvT, Kamerstukken ll 23 700, nr. 3, p. 96).   Bij de subsidieaanvraag moet melding worden gemaakt van de (omvang van de) egalisatiereserve.

 

Artikel 7.4.7. bevat een bepaling over tussentijdse vermindering van de subsidie. Artikel 4:48 tot en met 4:51 AWB regelen de wijziging, intrekking of weigering van het subsidiebudget voorafgaand aan de subsidievaststelling, bij de subsidievaststelling en zolang de subsidie nog niet is vastgesteld voorafgaand aan navolgende subsidieverleningen. Dit zijn de hoofdlijnen waarbij met name bij langdurige subsidieverhoudingen of lopende verplichtingen bij de instelling, al snel een ‘redelijke termijn’ in acht moet worden genomen. Een speciale invloed heeft echter de budgettaire positie van de gemeente. Als die budgettaire positie bij meerjaren subsidies aanleiding geeft tot het dringend doorvoeren van bezuinigingen op basis van veranderde omstandigheden, dan wordt hiervoor in dit lid expliciet de mogelijkheid geopend.

 

Artikel 8  Aanvragen van subsidie

De algemene subsidieverordening wijkt hier af van de tekst van artikel 4:60 AWB waar dertien weken (een kwartaal) wordt genoemd als uiterlijke termijn van inleveren van de aanvraag, voor het begin van het boekjaar waarvoor de aanvraag geldt. De bedoeling van de vroegere sluitingsdatum in deze verordening, is een goede aansluiting te krijgen op de begrotingscyclus van de gemeente. In het laatste lid van artikel 8.1.5. wordt overigens geregeld dat het college van burgemeester en wethouders bevoegd is te bepalen of zij een te laat ingediende aanvraag buiten behandeling laat. Dat wil zeggen dat een te late aanvraag alsnog in behandeling wordt genomen als college van burgemeester en wethouders niet expliciet aangeeft de aanvraag als ‘te laat ingediend’, buiten behandeling te laten.

 

In artikel 8.3. worden aanvragers verplicht om melding te doen van medefinanciering of aanvragen daartoe, die elders (bijv. andere overheden) zijn ingediend. Art. 4:63 AWB verplicht de opgave van andere financieringsbronnen waaruit activiteiten eventueel (mede) worden gefinancierd. In aanvulling op artikel 4:63 AWB wordt in artikel 4:65 AWB bepaald dat ook elders lopende aanvragen voor dezelfde begrote uitgaven moeten worden vermeld in de aanvraag.

 

Artikel 8.4.2. beoogt in de geest van budgetsubsidiëring te komen tot duidelijke afspraken –bij de aanvraag al- over de te behalen en te subsidiëren prestaties. Dit sluit logisch aan op de systematiek die bij subsidieverlening en jaarlijkse subsidievaststelling verder uitgewerkt wordt. Overweging was ook dat naarmate eerder in het proces duidelijkheid bestaat over te behalen resultaten, de instelling eerder weet waar zij aan toe is. De bescheiden kunnen ook als basis dienen voor het in artikel 7.4. verder uitgewerkte traject van overleg en het opstellen van prestatieafspraken middels een uitvoeringsovereenkomst. De gemeente kan op basis van deze prestatieafspraken sturen op hoofdlijnen, kan achteraf de resultaten vergelijken met de vooraf gemaakte afspraken, en deze resultaten vergelijken met intern vastgestelde gemeentelijke beleidsdoelstellingen.

 

Artikel 8.4.3 geeft B&W de bevoegdheid om rekening houdend met speciale omstandigheden nadere richtlijnen vast te stellen voor wat betreft de subsidieaanvraag.

 

In artikel 8.5 worden aanvullende bepalingen opgenomen op 4:61 AWB tot en met 4:64 AWB. Het gaat in die bepalingen onder meer om een activiteitenplan, een begroting, en de omvang van de eventuele egalisatiereserve. De inhoud van het activiteitenplan wordt verplicht bepaald in art. 4:62 AWB.

 

Artikel 8.6.1 geeft extra bepalingen voor het geval een instelling voor het eerst een aanvraag indient en wordt een speciale opsomming gegeven van over te leggen gegevens in die gevallen dat er sprake is van bijvoorbeeld steun- of nevenstichtingen of andere juridische constructies tussen gelieerde rechtspersonen.

Volgens artikel 4:71 AWB behoeft de subsidie-ontvanger toestemming van B&W voor het oprichten van dan wel deelnemen aan een rechtspersoon en het doen van schenkingen die een bedrag van € 1000 te boven gaan. Deze verplichting is ook terug te vinden artikel 10.3.

 

Artikel 9  Vaststelling van subsidie

Artikel 9 geeft een regeling voor het definitieve inhoudelijke en financiële verslag bij de aanvraag tot subsidievaststelling. Gezien de van toepassing verklaring van afdeling 4.2.8 AWB is elk jaar een subsidievaststelling nodig, waarbij ook een aanvraag moet worden ingediend door de subsidieontvanger.

De subsidievaststelling gebeurt op basis van de aangeleverde inhoudelijke en financiële rapportage over de geleverde prestaties. De subsidievaststelling kan alleen in die gevallen leiden tot een ander subsidiebedrag dan genoemd in de subsidieverlening indien duidelijk wordt vastgesteld dat de prestaties waarvoor de subsidie werd verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden, indien de voorwaarden niet zijn nagekomen, dan wel indien de instelling de gemeente onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt. In de meeste gevallen is de subsidievaststelling niet meer dan een mededeling dat de subsidie overeenkomstig de verlening is vastgesteld.

Als aanvraag tot subsidievaststelling wordt het indienen van het definitieve verslag beschouwd. Dit moet volgens het eerste lid gebeuren binnen zes maanden na afloop van het subsidiejaar, tenzij het college van burgemeester en wethouders hieromtrent andere richtlijnen vaststelt. In plaats van een financieel verslag kan de jaarrekening worden overgelegd als de instelling wettelijk verplicht is tot het opstellen hiervan.

 

Artikel 4:78 AWB bepaalt dat een instelling een accountantsverklaring dient over te leggen, tenzij hierop in de toepasselijke subsidieregeling een uitzondering is gemaakt. Artikel 9.3.1. geeft het college van burgemeester en wethouders deze bevoegdheid en wordt afgezien van  een accountantsverklaring, tenzij het college van burgemeester en wethouders hierom bij de subsidieverlening heeft gevraagd. Tevens kan door het college van burgemeester en wethouders worden bepaald dat de accountantsverklaring wordt uitgebreid tot onderzoek naar naleving van de aan de subsidie verbonden verplichtingen. Het kan nodig blijken om eens in de zoveel tijd de gevoerde administratie aan de doelstelling van het financiële beleid te ijken en aanpassingen te plegen.

 

Artikel 10   Bijzondere bepalingen

Artikel 10.3 gaat in om een aantal belangrijke rechtshandelingen die voorafgaande toestemming door het college van burgemeester en wethouders vereisen. Artikel 4:71 AWB geeft een opsomming van In de systematiek van budgetfinanciering ligt het echter ook hier voor de hand minder in te grijpen in de gang van zaken in de interne bedrijfsvoering van de instelling. De eigen verantwoordelijkheid van de instelling wordt groter als gevolg van de keuze om een beperkt aantal zaken op te nemen in artikel 10.3.

 

Gelet op de mogelijkheid om in de nabije toekomst de beslissingen over grote investeringen in de huisvesting ook bij de instellingen neer te leggen is artikel 10.3 uitgebreid met lid 10.3.2 c. t/m g. en is ook artikel 10.4 opgenomen.

In zijn algemeenheid wordt controle op doelmatigheid en rechtmatigheid van de subsidiebedragen al uitgevoerd in het kader van de mogelijkheden bij subsidieverlening en subsidievaststelling en het bepaalde in artikelen 8. en 9..

 

In artikel 10.5 is verder bepaald dat in sommige gevallen extra onderzoek wordt gehouden naar besteding van subsidiegelden, dan wel door het gemeentebestuur zelf, dan wel door hogere overheden, die effecten van beleid dat medegefinancierd wordt in de praktijk willen controleren. Omdat landelijk ook op welzijnsterrein steeds vaker gewerkt wordt met instrumenten zoals bijvoorbeeld visitatiecommissies en benchmarking, en ook de lagere overheden steeds vaker te maken krijgen met (accountants-)controle op besteding van overheidsbudgetten, is dit artikel ingevoerd.

Het op de hoogte brengen van de instelling dat een onderzoek aanstaande is, zal meteen gebeuren op het moment dat van gemeentezijde bekend is wanneer het onderzoek gaat plaatsvinden en wat het doel ervan is.