Organisatie | Amersfoort |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Brandveiligheidsverordening 2005 |
Citeertitel | Brandveiligheidsverordening 2005 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp | Brandveilig gebruik |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
22-09-2005 | 01-10-2010 | Onbekend | 06-09-2005 Stadsberichten Stad Amersfoort | 1669417 |
Artikel 0 Dit artikel moet nog worden gesplitst
De raad van de gemeente Amersfoort;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 25 augustus 2005, BRW/MO (nr. 1730754);
overwegende dat het gewenst en verplicht is om regels te stellen omtrent het voorkomen, beperken en bestrijden van brand, het beperken van brandgevaar en het voorkomen en beperken van ongevallen bij brand en al hetgeen daarmee verband houdt, voor zover daarin niet bij of krachtens de Woningwet en de Amersfoortse bouwverordening is voorzien;
gelet op artikel 12 van de Brandweerwet 1985 en artikel 147 eerste lid van de Gemeentewet en de Algemene wet bestuursrecht
vast te stellen de volgende verordening:
Brandbeveiligingsverordening 2005
Artikel 1.1 Begripsomschrijving
Deze verordening is niet van toepassing op bouwwerken als bedoeld in de Woningwet en de bouwverordening.
Paragraaf 1 Gebruiksvergunning voor inrichtingen, niet zijnde bouwwerken
Artikel 2.1.1 Gebruiksvergunning inrichting
Artikel 2.1.2 Vormvereisten aanvraag gebruiksvergunning
De aanvraag om een gebruiksvergunning vindt plaats overeenkomstig artikel 6.1.2. en verder van de Amersfoortse bouwverordening 2005 en alle wijzigingen daarop.
Artikel 2.1.3 Ontvankelijkheid aanvraag gebruiksvergunning
Bij het niet voldoen aan de bij of krachtens artikel 2.1.2 gestelde eisen, alsmede aan de eisen die gelden ingevolge de artikelen 4:1 en 4:2 van de Algemene wet bestuursrecht stellen burgemeester en wethouders de aanvrager in de gelegenheid om binnen vier weken de door hen aan te geven ontbrekende gegevens over te leggen.
Artikel 2.1.4 Beslistermijn aanvraag gebruiksvergunning
Artikel 2.1.5 Voorschriften gebruiksvergunning
Indien het belang waarvoor de vergunning is verleend dit vereist op grond van een verandering van de inzichten en/of verandering van de omstandigheden gelegen buiten de inrichting, opgetreden na het verlenen van de vergunning, kunnen burgemeester en wethouders aan de vergunning nieuwe voorschriften verbinden.
Artikel 2.1.6 Weigeringsgronden gebruiksvergunning
Een vergunning moet worden geweigerd indien:
Artikel 2.1.7 Intrekkingsgronden gebruiksvergunning
Burgemeester en wethouders kunnen een vergunning intrekken indien:
het belang waarvoor de vergunning is verleend dit vereist op grond van een verandering van de inzichten en/of verandering van de omstandigheden gelegen buiten de inrichting, opgetreden na het verlenen van de vergunning, en het niet mogelijk blijkt door het stellen of wijzigen van voorschriften dat belang voldoende te beschermen.
Artikel 2.1.8 Verplicht aanwezige bescheiden
In de inrichting waar de activiteiten plaatsvinden waarop de gebruiksvergunning betrekking heeft moet deze vergunning aanwezig zijn, en moet op verzoek van degene die is belast met de zorg voor de naleving van deze verordening, ter inzage worden gegeven.
Paragraaf 2 Het voorkomen van brand en het beperken van brand en brandgevaar
Artikel 2.2.1 Gebruikseisen voor inrichtingen, niet zijnde bouwwerken
Artikel 2.2.2 Verbod stoffen aanwezig te hebben
Artikel 2.2.3 Opslag en verwerking stoffen
Stoffen als bedoeld in de Bouwbesluit 2003 moeten worden opgeslagen volgens de in bijlage 6 van de bouwverordening aangegeven wijze.
Paragraaf 3 Het bestrijden van brand en het voorkomen van ongevallen bij brand
Artikel 2.3.1 Gebruiksgereed houden bluswaterwinplaatsen
De rechthebbende op een inrichting, ten behoeve waarvan een bluswaterwinplaats aanwezig is, is verplicht deze zodanig te onderhouden, dat daaruit te allen tijde over voldoende bluswater kan worden beschikt.
Artikel 2.3.2 Gebruik middelen en voorzieningen
Het is verboden voorwerpen of stoffen op zodanige wijze te plaatsen of te hebben dat daardoor het onmiddellijke gebruik of de zichtbaarheid wordt belemmerd van:
Artikel 2.3.4 Verrichten van werkzaamheden
Bij het verrichten of doen verrichten van onderhouds-, herstellings-, wijzigings- of sloopwerkzaamheden, waarbij stoffen als bedoeld in Bouwbesluit 2003, of gereedschappen worden gebruikt, waarvan het gebruik aanleiding kan geven tot het ontstaan van brand, moeten voldoende maatregelen zijn getroffen tegen het ontstaan van brand.
Artikel 2.3.5 Verbod open vuur en roken
Artikel 2.3.6 Verboden handelingen met stoffen
Het is verboden een brandbaar gas of gasmengels uit een vat te doen overstromen in een ander vat dat niet bestemd of ingericht is om dat gas of gasmengsel te bevatten.
Het is verboden gassen of gasmengsels in drukvaten of in leidingen te verwarmen.
Het is verboden een brandbaar gas te bezigen voor het vullen van speelgoed, hobby- en sportartikelen, anders dan luchtvaartuigen bedoeld in de Regeling inzake het met bepaalde luchtvaartuigen opstijgen van en landen op alsmede het inrichten van niet als luchtvaartterreinen aangewezen terreinen (Stb. 1988, 511).
Het is verboden een brandbare vloeistof, een brandbaar gas of gasmengsel of een brandbare damp te laten wegstromen op zodanige wijze dat daardoor brand kan ontstaan.
Het is verboden gloeiende vaste stoffen op te slaan, te vervoeren of weg te gooien op zodanige wijze dat daardoor brand ontstaat.
Artikel 2.3.7 Melden van brand en broei
Ieder die brand of broei ontdekt of deze vermoedt, is verplicht dit onmiddellijk aan de brandweer te melden.
Artikel 2.3.8 Bossen, heidevelden, venen
1.De eigenaar van een naaldhoutbos, een heideveld, een veen of een ander terrein, dat met brandbare gewassen is begroeid, is verplicht -na een van burgemeester en wethouders ontvangen aangetekende brief- de voorschriften op te volgen, die burgemeester en wethouders in die brief geven tot het voorkomen van brand en het beperken van de gevolgen van brand
Artikel 3.1 Toezicht op de naleving
Het toezicht op de naleving van de bepalingen van deze verordening wordt opgedragen aan ambtenaren van de brandweer en daartoe door burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren.
Overtreding van het bij of krachtens deze verordening bepaalde wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste een jaar of geldboete van de derde categorie.
Artikel 3.3 Overgangsbepaling aanvragen om gebruiksvergunning
Een aanvraag om gebruiksvergunning als bedoeld in artikel 2.1.1. van de brandbeveiligingsverordening vastgesteld bij raadsbesluit d.d. 29 juni 1999, alsmede enig beroep, ingesteld tegen een beslissing omtrent een dergelijke aanvraag, wordt afgedaan op grond van genoemde brandbeveiligingsverordening en alle daarin aangebrachte wijzigingen.
3.Deze verordening kan worden aangehaald als: brandbeveiligingsverordening 2005.
Vastgesteld in de openbare vergadering van 6 september 2005.
PUBLICATIEDATUM: 14 september 2005
Toelichting Modelbrandbeveiligingsverordening
De brandbeveiligingsverordening regelt het brandveilig gebruik van inrichtingen. De werkingssfeer is in artikel 12 van de Brandweerwet 1985 aangegeven: de brandbeveiligingsverordening is van toepassing voor zover in hetgeen zij regelt niet is voorzien bij of krachtens de Woningwet of enige andere wet. Dit betekent dat bouwwerken daaronder niet zijn begrepen, omdat regeling van het brandveilig gebruik daarvan ingevolge de Woningwet verplicht in de bouwverordening is opgenomen.
De brandbeveiligingsverordening kan slechts regelen voor zover niet in de brandveiligheid is voorzien bij of krachtens het bepaalde in andere wettelijke regelingen. Rest derhalve thans die 'voor mensen toegankelijke ruimtelijk begrensde plaatsen', die geen bouwwerk zijn (zie ook de toelichting op artikel 1). De vergunningsplicht is evenwel pas van toepassing, wanneer aan de criteria, genoemd in artikel 2.1.1 wordt voldaan. De artikelen 4:1 tot en met 4:6 van de Awb zijn op de vergunningaanvraag van toepassing.
B. Artikelsgewijze toelichting
De in artikel 1.1 bedoelde 'voor mensen toegankelijke ruimtelijk begrensde plaatsen' is een ruime omschrijving. Bouwwerken vallen daar niet onder, het gebruik hiervan vindt immers regeling in de bouwverordening. De rechtswerking van deze verordening is derhalve beperkt. In dit verband valt echter nog te denken aan
Artikel 2.1.1 Vergunning gebruik bouwwerk
Burgemeester en wethouders kunnen aan de vergunning voorschriften verbinden, zoals voorschriften met betrekking tot:
Anders dan de gebruiksvergunning uit de bouwverordening zijn ook voorschriften van bouwkundige aard denkbaar, aangezien de hier bedoelde bouwsels niet onder de werking van de Woningwet vallen.
In deze artikel staan de procedurele voorwaarden opgesomd waaraan de aanvraag voor de vergunning moet voldoen om in behandeling te kunnen worden genomen, wat de beslistermijn is en welke voorschriften burgemeester en wethouders aan de vergunning kunnen verbinden. Hierbij is nadrukkelijk aansluiting gezocht bij de regeling omtrent de gebruiksvergunning in de bouwverordening.
Artikel 2.1.6 Weigeren vergunning
In artikel 2.1.6. zijn de weigeringsgronden voor de vergunning opgenomen. Deze zijn imperatief-limitatief, wat inhoudt dat de vergunning moet worden geweigerd indien één of meer weigerinsggronden zich voordoen. Bovendien moet de vergunning worden verleend, indien geen van de weigeringsgronden zich voordoet.
De tweede weigeringsgrond – strijd met het bestemmingsplan – is opgenomen om te voorkomen dat voor een inrichting vergunning vergunning wordt verleend, maar dat het gebruik tegelijkertijd illegaal, want strijdig met het bestemmingsplan is.
Artikel 2.2.1 Gebruikseisen inrichtingen
Alleen de in artikel 2.1.1 genoemde inrichtingen zijn vergunningsplichtig. In artikel 2.2.1 vindt de brandveiligheid van niet vergunningsplichtige inrichtingen regeling.
Op grond van het facultatieve karakter van de in artikel 23 van de Brandweerwet 1985 genoemde strafbepaling is het ook mogelijk dat op overtreding van de regels van de brandbeveiligingsverordening een lagere hechtenis of geldboete van de eerste of tweede categorie in de verordening gesteld worden.