Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Zundert

Bomenverordening 2010 gemeente Zundert

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieZundert
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBomenverordening 2010 gemeente Zundert
CiteertitelBomenverordening 2010 gemeente Zundert
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmilieu
Eigen onderwerpmilieu

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Boswet, art. 15, lid 1

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-11-201024-01-2013Nieuwe regeling

28-09-2010

De Zundertse Bode, 13-10-2010

2010/11266

Tekst van de regeling

Intitulé

Bomenverordening 2010 gemeente Zundert

 

 

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1.

    In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      boom: een houtachtig overblijvend gewas met een dwarsdoorsnede van de stam van minimaal 10 centimeter op 1,30 meter hoogte boven het maaiveld. In geval van meerstammigheid geldt de dwarsdoorsnede van de dikste stam.

    • b.

      houtopstand: een of meer bomen, hakhout, een houtwal, een grotere (lint)begroeiing van heesters en struiken, een beplanting van bosplantsoen;

    • c.

      hakhout: een of meer bomen of boomvormers, die na te zijn geveld, opnieuw op de stronk uitlopen;

    • d.

      knotten/vormbomen: het tot op de oude snoeiplaats verwijderen van uitgelopen teakhout bij knotbomen. vormbomen of leibomen als periodiek noodzakelijk onderhoud;

    • e.

      bebouwde kom: de bebouwde kommen van de kernen Achtmaal, Klein Zundert, Rijsbergen, Wernhout en Zundert, van de gemeente Zundert, vastgesteld ingevolge artikel 1 lid 5 van de Boswet;

    • f.

      boomwaarde: het bedrag dat wordt gevonden door het produkt van de volgende factoren, in de volgende hierachie: 1-vervangingswaarde, 2-marktwaarde, 3-methode Raad volgens de richtlijnen van de N.V.B.T.B.

    • g.

      bevoegd gezag: bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1.1., eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

    • h.

      Wabo: Wet algemene bepaling omgevingsrecht

  • 2.

    In deze verordening wordt onder vellen mede verstaan rooien, met inbegrip van verplanten, alsmede het verrichten van handelingen, zowel boven- als ondergronds, die de dood of ernstige beschadiging of ontsiering van houtopstand ten gevolge kunnen hebben.

Artikel 2 Kapverbod

  • 1.

    Het is verboden zonder schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag houtopstand te vellen of te doen vellen.

  • 2.

    De burgemeester kan toestemming geven tot direct vellen, indien sprake is van grote gevaarzetting of vergelijkbaar spoedeisend belang.

  • 3.

    Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor houtopstanden buiten de bebouwde kom in de zin van artikel 1 lid 5 van de Boswet, indien het betreft:

    • a.

      populieren en wilgen als wegbeplantingen en eenrijïge beplantingen op of langs landbouwgronden, tenzij deze zijn geknot;

    • b.

      vruchtbomen en windschermen om boomgaarden met economische doeleinden;

    • c.

      fijnsparren of andere coniferen, niet ouder dan twaalf jaar, bestemd om te dienen als kerstbomen en geteeld op daarvoor in het bijzonder bestemde terreinen;

    • d.

      kweekgoed;

    • e.

      houtopstand, die deel uitmaakt van als zodanig bij het Bosschap geregistreerde bosbouwondernemingen en niet gelegen is binnen een bebouwde kom, tenzij de houtopstand een zelfstandige eenheid vormt en, ofwel geen grotere oppervlakte beslaat dan tien are, ofwel in geval van rijbeplanting, gerekend over het totale aantal rijen, niet meer bomen omvat dan twintig;

  • 4.

    Het in het eerste lid gesteld verbod geldt voorts niet voor de volgende bomen buiten de bebouwde kom:

    • a.

      coniferen niet hoger dan 6 meter en niet dikker dan 25 centimeter;

    • b.

      bomen die dienst doen als haag of erfafscheiding en niet dikker zijn dan 15 centimeter, met uitzondering van alle cultuurhistorische waardevolle erfafscheidingen, al dan niet van monumentale aard.

  • 5.

    Het in het eerste lid gestelde verbod geldt verder niet voor:

    • a.

      houtopstand die moet worden geveld krachtens de Plantenziektenwet of krachtens een aanschrijving of last van het bevoegd gezag, zulks onverminderd het bepaalde in de artikelen 9 en 12 van deze verordening.

    • b.

      het periodiek vellen van hakhout ter uitvoering van het reguliere onderhoud;

    • c.

      het periodiek knotten of snoeien van vormbomen als cultuurmaatregel bij daarvoor geschikte boomsoorten.

  • 6.

    Het in het eerste lid gesteld verbod geldt voorts niet voor bomen die staan binnen de bebouwde kommen van de kernen van de gemeente Zundert, met uitzondering van alle beukenhagen en van de bomen die in de bij dit besluit behorende nota 'Bomenlijst Zundert' zijn opgenomen.

  • 7.

    Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het in het eerste lid bedoelde verbod, voor zover dit een activiteit betreft als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, onder g van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

Artikel 3 Aanvraagvergunning

  • 1.

    De vergunning moet schriftelijk gemotiveerd en onder bijvoeging van een situatieschets worden aangevraagd door of namens dan wel met toestemming van degene, die krachtens zakelijk recht, of door degene die krachtens publiekrechtelijke bevoegdheid, gerechtigd is over de houtopstand te beschikken.

  • 2.

    Wanneer de teammanager van de Landelijke Service bij Regelingen (LASER) van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij aan het bevoegd gezag een afschrift heeft toegezonden van de ontvangstbevestiging als bedoeld in artikel 2 van de Boswet, beschouwen het bevoegd gezag dit afschrift mede als een vergunningaanvraag.

Artikel 4 Weigering ex-lege

  • 1.

    Het bevoegd gezag beslissen op een aanvraag voor een vergunning of ontheffing binnen acht weken na de dag waarop de aanvraag ontvangen is zoals is aangegeven in artikel 3.9 van de WABO.

  • 2.

    Het bevoegd gezag kunnen hun beslissing voor ten hoogste zes weken verdagen.

  • 3.

    De vergunning wordt geacht te zijn geweigerd, indien niet binnen de in het eerste lid genoemde termijn, dan wel, in geval van verdaging, binnen de in het tweede lid bedoelde termijn, een beslissing is genomen.

  • 4.

    Onverminderd het bepaalde in de artikelen 5, eerste en tweede lid, 7 en 9. eerste en derde lid, kunnen aan een krachtens deze verordening verleende vergunning of ontheffing voorschriften en beperkingen worden verbonden. Deze voorschriften en beperkingen mogen slechts strekken tot bescherming van het belang of de belangen in verband waarmee de vergunning of ontheffing is vereist.

  • 5.

    Degene aan wie krachtens deze verordening een vergunning of ontheffing is verleend, is verplicht de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen na te komen.

  • 6.

    De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd:

    • a.

      Indien ter verkrijging daarvan onjuiste dan wel onvolledige gegevens zijn verstrekt;

    • b.

      Indien op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten opgetreden na het verlenen van de vergunning of ontheffing, moet worden aangenomen dat intrekking of wijziging wordt gevorderd door het belang of de belangen ter bescherming waarvan de vergunning of ontheffing is vereist;

    • c.

      Indien de aan de vergunning of ontheffing verbonden voorschriften en beperkingen niet zijn of worden nagekomen;

    • d.

      Indien van de vergunning of ontheffing geen gebruik wordt gemaakt binnen een daarin gestelde termijn dan wel, bij gebreke van een dergelijke termijn, binnen een redelijke termijn;

    • e.

      Indien de houder of zijn rechtverkrijgende dit verzoekt.

  • 7.

    De houder van een vergunning of ontheffing is verplicht deze op eerste vordering van een ambtenaar belast met de zorg voor de naleving van een of meer bepalingen van deze verordening ter inzage af te geven aan deze ambtenaar.

  • 8.

    Met betrekking tot de in deze verordening genoemde termijnen is het bepaalde in de Algemene termijnenwet van overeenkomstige toepassing.

Artikel 5 Weigeringsgronden

  • 1.

    Het bevoegd gezag kan de vergunning weigeren dan wel onder voorschriften verlenen in het belang van onder meer:

    • a.

      natuur- en milieuwaarden;

    • b.

      landschappelijke waarden;

    • c.

      cultuurhistorische waarden;

    • d.

      waarden van stads- en dorpsschoon;

    • e.

      waarden voor recreatie en leefbaarheid.

De beoordeling hiervan zal geschieden volgens de als bijlage opgenomen waarderingskenmerken.

  • 2.

    Het bevoegd gezag kan bij het weigeren of onder voorschriften verlenen van een vergunning tevens de boomwaarde als motivering hanteren. Zij verwijzen zoveel mogelijk naar gemeentelijke bestemmings-, groen-, bomen- of landschapsplannen.

  • 3.

    Het bevoegd gezag kan met betrekking tot de weigeringsgronden dan wel aan een vergunning te verbinden voorschriften, als bedoeld in het eerste lid, nadere regels vaststellen als bedoeld in artikel 156 lid 3 van de Gemeentewet.

  • 4.

    Het bevoegd gezag kan met betrekking tot de weigeringsgronden dan wel aan een vergunning te verbinden voorschriften, als bedoeld in het eerste lid, beleidsregels vaststellen als bedoeld in artikel 4:81 van de algemene wet bestuursrecht.

Artikel 6 Openbaarmaking

Indien een vergunning wordt verleend of geweigerd, wordt deze beslissing direct openbaar gemaakt in een lokaal dag- of nieuwsblad.

Artikel 7 Standaardvoorwaarde van niet-gebruik

Een vergunning wordt verleend onder de standaardvoorwaarde van feitelijk niet-gebruik tot het moment van definitief worden van vergunning, oftewel tot het moment dat:

  • a.

    de bezwaar- of beroepstermijn is verstreken zonder dat er bezwaar of beroep is ingediend;

  • b.

    beslist is op een verzoek om een voorlopige voorziening in voor de vergunninghouder gunstige zin;

  • c.

    beslist is op het beroep van derden en geen verzoek tot voorlopige voorziening is gedaan.

Artikel 8 Bijzondere vergunningsvoorschriften

  • 1.

    Tot de aan de vergunning te verbinden voorschriften kan behoren het voorschrift dat binnen een bepaalde termijn en overeenkomstig de door het bevoegd gezag te geven aanwijzigingen moet worden herplant. In het kader van een herplantplicht kunnen voorschriften gesteld en maatregelen genomen worden voor bomen kleiner dan 10 centimeter dwarsdoorsnede op 1,30 meter boven het maaiveld. Indien het gemeentelijk beleid of een bestemmings-, bomen-, groen-, of landschapsplan de te vellen houtopstand direct of indirect als waardevol omschrijft, wordt, zo veel mogelijk een herplantplicht opgelegd.

  • 2.

    Wordt een voorschrift als bedoeld in het eerste lid gegeven, dan kan daarbij tevens worden bepaald op welke wijze en binnen welke termijn niet-geslaagde beplanting moet worden vervangen.

  • 3.

    Tot aan de vergunning te verbinden voorschriften kunnen behoren aanwijzigingen ter bescherming van in en rond de houtopstand voorkomende flora en fauna.

Artikel 9 Herplant-/instandhoudingsplicht

  • 1.

    Indien houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze verordening van toepassing is, zonder vergunning van het bevoegd gezag is geveld, dan wel op andere wijze teniet is gedaan, kunnen het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevond, danwel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen te herbeplanten overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen en door hen te stellen termijn. Het bepaalde in artikel 8 eerste lid, tweede volzin, is van overeenkomstige toepassing.

  • 2.

    Wordt een verplichting als bedoeld in het eerste lid opgelegd, dan kan daarbij tevens worden bepaald op welke wijze en binnen welke termijn niet-geslaagde beplanting moet worden vervangen.

  • 3.

    Indien een houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze verordening van toepassing is, in het voortbestaan ernstig wordt bedreigd kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevindt dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn voorzieningen te treffen waardoor de bedreiging wordt weggenomen.

Artikel 10 Schadevergoeding

Het bevoegd gezag beslist op een verzoek om schadevergoeding op grond van artikel 17 juncto artikel 13 lid 4 van de Boswet.

Artikel 11 Bestrijding van iepeziekte en bacterievuur

  • 1.

    Dit artikel verstaat onder:

    • a.

      iepeziekte: de aantasting van iepen door de schimmel ophiostoma ulmi (Buism.) Nannf, (syn, Ceratocystis ulmi(Buism,) C, Moreau);

    • b.

      iepespintkever: het insekt, in elk ontwikkelingsstadium, behorende tot de soorten Scolytus scolytus (F,) en Scolytus multistratus (March) en Scolytus pygmaeus.

  • 2.

    Indien zich op een terrein één of meer iepen bevinden die naar het oordeel van het bevoegd gezag gevaar opleveren van verspreiding van de iepziekte of voor vermeerdering van de iepenspintkevers, is de recht-hebbende, indien hij daartoe door het bevoegd gezag is aangeschreven, verplicht binnen de bij aanschrijving vast te stellen termijn:

    • a.

      indien de iepen in de grond staan. deze te vellen;

    • b.

      de iepen te ontbasten en de bast te vernietigen;

    • c.

      de niet ontbaste iepen of delen daarvan te vernietigen of zodanig te behandelen dat verspreiding van de iepenziekte wordt voorkomen.

  • 3.

    a. Het is verboden gevelde iepen of delen daarvan voorhanden of in voorraad te hebben of te vervoeren;

    • b.

      Het verbod is niet van toepassing op geheel ontbast iepenhout en op iepenhout met een doorsnede kleine dan vier centimeter;

    • c.

      Het bevoegd gezag kan ontheffing verlenen van het onder a van dit lid gestelde verbod.

  • 4.

    Dit artikel verstaat onder:

bacterievuur: De aantasting door de bacterie Erwinia amylovora.

  • 5.

    Indien zich op een terrein één of meer aangetaste bomen of struiken bevinden die naar het oordeel van het bevoegd gezag gevaar opleveren van verspreiding van bacterievuur, is de rechthebbende indien hij daartoe door het bevoegd gezag is aangeschreven, verplicht binnen de bij aanschrijving vast te stellen termijn:

    • a.

      indien de aangetaste bomen en struiken in de grond staan deze te vellen;

    • b.

      de aangetaste bomen en struiken te vernietigen of zodanig te behandelen dat verspreiding van bacterievuur wordt voorkomen.

  • 6.

    a. Het is verboden aangetaste bomen en struiken of delen daarvan voorhanden of in voorraad te hebben of te vervoeren.

    • b.

      Het bevoegd gezag kan ontheffing verlenen van het onder a van dit lid gestelde verbod.

Artikel 12 Verhouding tussen kap- en bouw- of aanlegvergunning

  • 1.

    Het bevoegd gezag stemt de procedures betreffende kapvergunning en aanleg- en bouwvergunning in het ontwerpstadium voor zoveel mogelijk op elkaar af.

  • 2.

    De kap-, bouw- en aanlegvergunningen worden zoveel mogelijk per project gelijktijdig afgegeven.

  • 3.

    Een kapvergunning kan worden geweigerd op de enkele grond dat de bouw- of aanlegplannen nog niet definitief zijn.

  • 4.

    Een kapvergunning kan worden geweigerd nadat een bouw- of aanlegvergunning is verleend indien de rechthebbende aanvrager van een kapvergunning niet, of niet tijdig, of niet volledig de aanwezigheid heeft gemeld van een beeldbepalende of anderszins waardevolle houtopstand aan het bevoegd gezag.

Artikel 13 Bescherming bomen

  • 1.

    Het is verboden om houtopstanden, die openbaar eigendom zijn: te beschadigen, te bekladden of te beplakken; daaraan snoeiwerk te verrichten behoudens door ambtenaren ter uitoefening van de hun opgedragen boomverzorgende taak;

  • 2.

    Het is verboden om één of meer voorwerpen in of aan een openbare houtopstand aan te brengen of anderszins te bevestigen, behoudens vergunning van het bevoegd gezag,

Artikel 14 Geldigheidsduur Vergunning

  • 1.

    Van een verleende vergunning moet gebruik worden gemaakt binnen 12 maanden na het onherroepelijk worden ervan.

  • 2.

    Indien binnen deze termijn van de vergunning geen gebruik is gemaakt, vervalt deze van rechtswege.

Artikel 15 Strafbepaling

  • 1.

    Overtreding van het bij of krachtens deze verordening bepaalde wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

  • 2.

    Lid 1 is niet van toepassing voor zover via de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht de Wet economische delicten van toepassing is.

Artikel 16 Opsporing

Met de opsporing van de in deze verordening strafbaar gestelde feiten zijn behalve de ambtenaren, genoemd in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering, belast de daartoe door het bevoegd gezag aangewezen ambtenaren.

Artikel 17 Betreden van gebouwen en terreinen

  • 1.

    Personen, die bij of krachtens wettelijk voorschrift zijn belast met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze verordening bepaalde en opsporingsambtenaren, die en voorzover zij belast zijn met de opsporing van overtredingen van het bepaalde bij of krachtens deze verordening, zijn bevoegd elke plaats te betreden, met uitzondering van een woning zonder toestemming van de bewoner.

  • 2.

    De in het eerste lid bedoelde last is te allen tijde uitvoerbaar.

Artikel 18 Overgangsbepaling

  • 1.

    Vergunningen en ontheffingen verleend krachtens de Bomenverordening voor de gemeente Zundert d.d. 16 november 1999 indien en voor zover het gebod of verbod waarop de vergunning of ontheffing betrekking heeft, ook vervat is in deze verordening en voor zover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken - nog van kracht tot de termijn waarvoor zij werden verleend is verstreken.

  • 2.

    Voorschriften en beperkingen opgelegd krachtens de Kapverordening Zundert, dan wel krachtens afdeling 4,5 van de Algemene plaatselijke verordening van de voormalige gemeente Rijsbergen, blijven en de Bomenverordening voor de gemeente Zundert d.d. 16 november 1999 indien - indien en voor zover de bepalingen ingevolge welke deze verplichtingen zijn opgelegd, ook zijn vervat in deze verordening - nog van kracht tot de termijn, waarvoor zij zijn opgelegd, is verstreken of totdat zij worden ingetrokken.

  • 3.

    Vergunningen en ontheffingen bedoeld in het eerste lid en verplichtingen bedoeld in het tweede lid, worden geacht vergunningen, ontheffingen en verplichtingen in de zin van deze verordening te zijn.

  • 4.

    Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om een vergunning of ontheffing op grond van de Bomenverordening voor de gemeente Zundert d.d. 16 november 1999 is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening nog niet op die aanvraag is beslist, worden daarop de overeenkomstige bepalingen van de onderhavige verordening toegepast,

  • 5.

    Op een aanhangig beroep- of bezwaarschrift, betreffende een vergunning of ontheffing, bedoeld in het eerste lid, dan wel een voorschrift of beperking bedoeld in het tweede lid dat voor of na het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening is ingekomen binnen de oorspronkelijk geldende termijn voor bezwaar of beroep, wordt beslist met toepassing van de Bomenverordening voor de gemeente Zundert d.d. 16 november 1999.

Artikel 19 Slotbepaling

  • 1.

    Deze verordening kan worden aangehaald als Bomenverordening 2010 gemeente Zundert.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking op de eerste dag van de maand volgende op die waarin de openbare bekendmaking als bedoeld in artikel 139 van de Gemeentewet heeft plaatsgevonden.

  • 3.

    Met ingang van de in lid 2 genoemde datum wordt de Bomenverordening van de gemeente Zundert d.d. 16 november 1999 ingetrokken, althans vervallen verklaard.

Aldus vastgesteld in zijn openbare vergadering d.d. 28-9-2010

de raad voornoemd,

de grifier,

A.van der Veen

de burgemeester,

L.C. Poppe-de Looff