Organisatie | Huizen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Bouwverordening Huizen |
Citeertitel | Bouwverordening 1992, dertiende wijziging, eerste aanvulling |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | volkshuisvesting en woningbouw |
Eigen onderwerp |
Geen
Woningwet, art. 8
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
10-10-2011 | 22-07-2013 | art. 1.1, 2.1.5, 8.1.1, 8.1.6, 8.1.7, 9.7, 12.2 | 29-09-2011 Nieuwsblad voor Huizen, 6 oktober 2011 | nr 6.1.a | |
01-10-2010 | 22-07-2013 | nieuwe regeling | 24-06-2010 Nieuwsblad voor Huizen, 2 september 2010 | Onbekend |
(bijgewerkt t/m 13e serie wijzigingen,eerste aanvulling)
Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen 1
Hoofdstuk 2 De aanvraag omgevingsvergunning voor het bouwen 3
Paragraaf 1 Gegevens en bescheiden (vervallen) 3
Paragraaf 2 Behandeling van de aanvraag om bouwvergunning (vervallen)3
Paragraaf 3 Welstandstoetsing (vervallen)4
Paragraaf 4 Het tegengaan van bouwen op verontreinigde bodem4
Paragraaf 5 Voorschriften van stedenbouwkundige aard en bereikbaarheidseisen4
Paragraaf 6 Voorschriften inzake brandveiligheidsinstallaties en vluchtrouteaanduidingen (vervallen)8
Paragraaf 7 Aansluitplicht op de nutsvoorzieningen8
Hoofdstuk 3 De melding (vervallen) 11
Hoofdstuk 4 Plichten tijdens en bij voltooiing van de bouw en bij ingebruikneming van een bouwwerk 13
Hoofdstuk 5 Staat van open erven en terreinen, brandveiligheidsinstallaties en aansluiting op de nutsvoorzieningen en het weren van schadelijk en hinderlijk gedierte 17
Paragraaf 1 Staat van open erven en terreinen17
Paragraaf 2 Staat van brandveiligheidsinstallaties en vluchtrouteaanduidingen (vervallen)17
Paragraaf 3 Aansluiting op de nutsvoorzieningen18
Paragraaf 4 Het weren van schadelijk of hinderlijk gedierte. Reinheid19
Hoofdstuk 6 Brandveilig gebruik 21
Paragraaf 1 Gebruiksvergunning (vervallen)21
Paragraaf 2 Het voorkomen van brand en het beperken van brand en brandgevaar (vervallen)21
Paragraaf 3 Het bestrijden van brand en het voorkomen van ongevallen bij brand (vervallen)21
Paragraaf 4 Hinder in verband met de brandveiligheid (vervallen)21
Hoofdstuk 7 Overige gebruiksbepalingen 23
Paragraaf 2 Staken van het gebruik23
Paragraaf 3 Gebruik van bouwwerken, open erven en terreinen23
Paragraaf 4 Het weren van schadelijk of hinderlijk gedierte. Reinheid24
Paragraaf 1 Omgevingsvergunning voor het slopen 25
Paragraaf 2 Uitzonderingen op het vereiste van omgevingsvergunning voor het slopen 26
Paragraaf 3 Verplichtingen tijdens het slopen 26
Hoofdstuk 10 Overige administratieve bepalingen 31
Hoofdstuk 11 Handhaving (vervallen) 33
Hoofdstuk 12 Straf-, overgangs- en slotbepalingen 35
Bijlage 1 Gegevens en bescheiden aanvraag bouwvergunning (vervallen) 37
Bijlage 2 Gegevens en bescheiden aanvraag gebruiksvergunning (vervallen) 39
Bijlage 3 Gebruikseisen voor bouwwerken (vervallen) 41
Bijlage 4 Gebruikseisen voor bouwwerken met uitzondering van de niet-gemeenschappelijke ruimten in woonfuncties (vervallen) 43
Bijlage 5 Toegestane hoeveelheid brandgevaarlijke stoffen (vervallen) 45
Bijlage 6 Opslag brandgevaarlijke stoffen (vervallen) 47
Bijlage 7 Kwaliteitseisen voor buizen en hulpstukken van de buitenriolering op erven en terreinen 49
Bijlage 8 Checklist voor de visuele inspectie van woningen en daarmee vergelijkbare bouwwerken op de aanwezigheid van asbest (vervallen) 51
Bijlage 9 Reglement van orde van de welstandscommissie 53
Bijlage 10 Tabel 2.6.1 behorende bij artikel 2.6.1 (brandmeldinstallaties) (vervallen) 55
Bijlage 11 Tabel 2.6.5 behorende bij artikel 2.6.5 (ontruimingsinstallaties) Vervallen) 57
Bijlage 12 Tabel 2.6.8 behorende bij artikel 2.6.8 (vluchtrouteaanduiding) (vervallen) 59
Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen
Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
- klachtenonderhoud: het niet-geplande onderhoud van woningen en daarbij horende bouwwerken naar aanleiding van klachten van bewoners of derden waarbij de gemelde storing een inbreuk op het woongenot betekent respectievelijk hinder of gevaar oplevert;
- mutatieonderhoud: alle onderhoudswerken die worden uitgevoerd aan woningen en daarbij horende bouwwerken naar aanleiding van een bewonersmutatie en die tot doel hebben de woning op te leveren voor een volgende bewoner.
Hoofdstuk 2 De aanvraag omgevingsvergunning voor het bouwen
Paragraaf 1 Gegevens en bescheiden
De plicht tot het indienen van een onderzoeksrapport als bedoeld in artikel 2.4, onder d van de Regeling omgevingsrecht geldt niet indien het bouwen betrekking heeft op een bouwwerk dat naar aard en omvang gelijk is aan een bouwwerk als genoemd in het Besluit omgevingsrecht, artikelen 2 en 3 van bijlage II. Deze verwijzing geldt niet voor de hoogtebepalingen in het Besluit omgevingsrecht, artikelen 2 en 3 van bijlage II.
Het bevoegd gezag staat een geheel of gedeeltelijk afwijken van de plicht tot het indienen van een onderzoeks-rapport bedoeld in artikel 2.4, onder d, van de Regeling omgevingsrecht toe, indien voor toepassing van artikel 2.4.1 bij het bevoegd gezag reeds bruikbare recente onderzoeksresultaten beschikbaar zijn.
Het bevoegd gezag kan een gedeeltelijk afwijken van de plicht tot het indienen van een onderzoeksrapport als bedoeld in artikel 2.4, onder d van de Regeling omgevingsrecht toestaan voor een bouwwerk met een beperkte instandhoudingstermijn, als bedoeld in artikel 2.23 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 5.16 van het Besluit omgevingsrecht, indien uit het in NEN 5725, uitgave 2009, bedoelde vooronderzoek naar het historisch gebruik en naar de bodemgesteldheid blijkt, dat de locatie onverdacht is dan wel de gerezen verdenkingen een volledig veldonderzoek volgens NEN 5740, uitgave 2009 niet rechtvaardigen.
Paragraaf 4 Het tegengaan van bouwen op verontreinigde bodem
Artikel 2.4.1 Verbod tot bouwen op verontreinigde bodem
Op een bodem die zodanig is verontreinigd dat schade of gevaar is te verwachten voor de gezondheid van de gebruikers, mag niet worden gebouwd voorzover dat bouwen betrekking heeft op een bouwwerk:
Artikel 2.4.2 Voorwaarden omgevingsvergunning voor het bouwen
In afwijking van het bepaalde in artikel 2.4.1 en onverminderd het bepaalde in artikel 2.4, onder d, van de Regeling omgevingsrecht, kan het bevoegd gezag voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen, in het geval zij op grond van het in de Regeling omgevingsrecht bedoelde onderzoeksrapport en/of andere bij hen bekende onderzoeksresultaten dan wel op grond van het overeenkomstig het tweede lid van artikel 39 van de Wet bodembescherming goedgekeurde saneringsplan bedoeld in artikel 39, eerste lid, van die wet van oordeel zijn, dat de bodem niet geschikt is voor het beoogde doel maar door het stellen van voorwaarden alsnog geschikt kan worden gemaakt.
Paragraaf 5 Voorschriften van stedenbouwkundige aard en bereikbaarheidseisen
Artikel 2.5.1 Richtlijnen voor de verlening van ontheffing van de stedebouwkundige bepalingen (vervallen)
Artikel 2.5.2 Anticumulatiebepaling
Terrein dat voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen in aanmerking moet worden genomen mag niet nog eens bij de verlening van een omgevingsvergunning voor het bouwen voor een ander bouwwerk in aanmerking worden genomen.
Artikel 2.5.3 Bereikbaarheid van bouwwerken voor wegverkeer. Brandblusvoorzieningen
Indien de toegang tot een bouwwerk dat voor het verblijf van mensen is bestemd, meer dan 10 meter is verwijderd van een openbare weg, moet een verbindingsweg tussen die toegang en het openbare wegennet aanwezig zijn die geschikt is voor verhuisauto's, vuilnisauto's, ziekenauto's, brandweerauto's en het overige te verwachten verkeer.
Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op een bijgebouw voor het bouwen waarvan op grond van artikel 2, onderdeel 3, of artikel 3, onderdeel 1, van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht geen vergunning is vereist, voor zover dat bijgebouw niet tot bewoning bestemd is, maar wel tot een hoofdgebouw behoort dat op hetzelfde terrein is gelegen.
Bij afwezigheid van een toereikende openbare bluswatervoorziening moet worden zorg gedragen voor een doeltreffende niet-openbare bluswatervoorziening. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan indien de bluswatervoorziening voldoet aan het gestelde in hoofdstuk 2 en de bijlagen van de publicatie ‘Handleiding Bluswatervoorzieningen en bereikbaarheid’ (uitgave Nederlandse Vereniging voor Brandweerzorg en Rampenbestrijding).
Afhankelijk van de aard, de ligging en het gebruik van een bouwwerk kunnen nadere eisen worden gesteld aan de bluswatervoorziening. In dat geval dient de secundaire of tertiare bluswatervoorziening te voldoen aan de gewenste hoeveelheden voor dat gebied conform bijlage 4 van de ‘Handleiding Bluswatervoorzieningen en bereikbaarheid‘ (uitgave Nederlandse Vereniging voor Brandweerzorg en Rampenbestrijding).
Artikel 2.5.4 Bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten
en anderzijds de openbare weg moet een mede voor gehandicapten begaanbare weg of begaanbaar pad aanwezig zijn.
Artikel 2.5.5 Ligging van de voorgevelrooilijn
a.langs een wegzijde met een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing:
de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, welke, zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg geeft;
Artikel 2.5.6 Verbod tot bouwen met overschrijding van de voorgevelrooilijn
Dit artikel is vervallen in de bouwverordening van de gemeente Huizen.
Artikel 2.5.7 Toegelaten overschrijding van de voorgevelrooilijn
Dit artikel is vervallen in de bouwverordening van de gemeente Huizen.
Artikel 2.5.8 Ontheffing voor overschrijdingen van de voorgevelrooilijn
Dit artikel is vervallen in de bouwverordening van de gemeente Huizen.
Artikel 2.5.9 Bouwen op de weg
Dit artikel is vervallen in de bouwverordening van de gemeente Huizen.
Artikel 2.5.10 Plaatsing van de voorgevel ten opzichte van de voorgevelrooilijn. Afschuining van straathoeken
Dit artikel is vervallen in de bouwverordening van de gemeente Huizen.
Artikel 2.5.11 Ligging van de achtergevelrooilijn
Dit artikel is vervallen in de bouwverordening van de gemeente Huizen.
Artikel 2.5.12 Verbod tot bouwen met overschrijding van de achtergevelrooilijn
Dit artikel is vervallen in de bouwverordening van de gemeente Huizen.
Artikel 2.5.13 Toegelaten overschrijding van de achtergevelrooilijn
Dit artikel is vervallen in de bouwverordening van de gemeente Huizen.
Artikel 2.5.14 Ontheffing voor overschrijdingen van de achtergevelrooilijn
Dit artikel is vervallen in de bouwverordening van de gemeente Huizen.
Artikel 2.5.15 Erf bij woningen en woongebouwen
Dit artikel is vervallen in de bouwverordening van de gemeente Huizen.
Artikel 2.5.16 Erf bij overige gebouwen
Dit artikel is vervallen in de bouwverordening van de gemeente Huizen.
Artikel 2.5.17 Ruimte tussen bouwwerken
Bebouwing van ondergeschikte aard op het erf of op het aangrenzende erf wordt hierbij buiten beschouwing gelaten.
2.Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in het eerste lid, indien voldoende mogelijkheid aanwezig is voor reiniging en onderhoud van de vrij te laten ruimte.
Artikel 2.5.18 Erf- en terreinafscheidingen
Dit artikel is vervallen in de bouwverordening van de gemeente Huizen.
Artikel 2.5.19 Bouwen nabij bovengrondse hoogspanningslijnen en ondergrondse hoofdtransport-leidingen
Binnen een strook van 6 meter ter weerszijden van voor stroomgeleiding bestemde draden van bovengrondse hoogspanningslijnen mogen zich geen delen bevinden van andere bouwwerken, voor het bouwen waarvan een omgevingsvergunning is vereist, dan die welke deel uitmaken van de hoogspanningslijn. Bij het bepalen van deze afstand moet rekening worden gehouden met het uitzwaaien van de draden ten gevolge van de wind. Onder hoogspanningslijn wordt in dit artikel verstaan een lijn met een nominale elektrische spanning van 1000 volt of meer.
Artikel 2.5.20 Toegelaten hoogte in de voorgevelrooilijn
Dit artikel is vervallen in de bouwverordening van de gemeente Huizen.
Artikel 2.5.21 Toegelaten hoogte in de achtergevelrooilijn
Dit artikel is vervallen in de bouwverordening van de gemeente Huizen.
Artikel 2.5.22 Toegelaten hoogte van zijgevels tegenover een achtergevelrooilijn
Dit artikel is vervallen in de bouwverordening van de gemeente Huizen.
Artikel 2.5.23 Toegelaten hoogte tussen voor en achtergevelrooilijnen
Dit artikel is vervallen in de bouwverordening van de gemeente Huizen.
Artikel 2.5.24 Grootste toegelaten hoogte van bouwwerken
Dit artikel is vervallen in de bouwverordening van de gemeente Huizen.
Artikel 2.5.25 Hoogte van bouwwerken op niet aan een weg grenzende terreinen
Dit artikel is vervallen in de bouwverordening van de gemeente Huizen.
Artikel 2.5.26 Wijze van meten van de hoogte van bouwwerken
Dit artikel is vervallen in de bouwverordening van de gemeente Huizen.
Artikel 2.5.27 Toegelaten afwijkingen van de toegelaten bouwhoogte
Dit artikel is vervallen in de bouwverordening van de gemeente Huizen.
Artikel 2.5.28 Ontheffing voor overschrijdingen van de toegelaten bouwhoogte
Dit artikel is vervallen in de bouwverordening van de gemeente Huizen.
Artikel 2.5.29 Ontheffing voor overschrijding van de rooilijnen en van de toegelaten bouwhoogte in geval van voorbereiding van een nieuw ruimtelijk beleid
Dit artikel is vervallen in de bouwverordening van de gemeente Huizen.
Artikel 2.5.30 Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen
Indien de omvang of de bestemming van een gebouw daartoe aanleiding geeft, moet ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's in voldoende mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort. Deze ruimte mag niet overbemeten zijn, gelet op het gebruik of de bewoning van het gebouw, waarbij rekening moet worden gehouden met de eventuele bereikbaarheid per openbaar vervoer.
Paragraaf 7 Aansluitplicht op de nutsvoorzieningen
Artikel 2.7.1 Eis tot aansluiting aan de waterleiding
De in artikel 3.119 van het Bouwbesluit bedoelde, in bouwwerken aan te brengen voorzieningen voor drinkwater moeten zijn aangesloten aan het distributienet van de openbare waterleiding:
Artikel 2.7.2 Eis tot aansluiting aan het elektriciteitsnet
De in de artikel 2.46 van het Bouwbesluit bedoelde, in bouwwerken aan te brengen elektriciteitsvoorziening moet zijn aangesloten aan het openbare distributienet voor elektriciteit:
Artikel 2.7.3 Eis tot aansluiting aan het aardgasnet
Niet van toepassing is het bepaalde in dit lid op woningen, waarin voor het kunnen koken een andere energiebron dan gas aanwezig is en voor verwarming geen individuele aansluiting van gastoevoer nodig is.
Artikel 2.7.3A (facultatief) Eis tot aansluiting aan de publieke voorziening voor verwarming
Dit artikel is niet van toepassing in de bouwverordening van de gemeente Huizen.
Artikel 2.7.4 Eis tot aansluiting aan de openbare riolering
De in artikel 3.31 van het Bouwbesluit bedoelde, in bouwwerken aan te brengen voorzieningen voor de afvoer van afvalwater en fecaliën, alsmede de in artikel 3.41 van het Bouwbesluit bedoelde, aan of in bouwwerken aan te brengen voorzieningen voor de afvoer van hemelwater moeten zijn aangesloten aan een openbaar riool.
Niet van toepassing is het bepaalde in dit lid:
Op aanwijzing van het bevoegd gezag krachtens de Wet milieubeheer moet worden bepaald of er al dan niet voorzieningen in de bedoelde aansluitleiding moeten worden tussengeschakeld ter verzekering van de goede werking of de goede staat van het openbaar riool, dan wel ter voorkoming van hinder voor andere aangeslotenen aan het openbaar riool, ingeval de hoeveelheid of de aard van de af te voeren stoffen daartoe aanleiding geeft.
Artikel 2.7.5 Aansluiting anders dan aan de openbare riolering
Indien de in de artikel 3.31 van het Bouwbesluit bedoelde, in bouwwerken aan te brengen voorzieningen voor de afvoer van afvalwater en fecaliën, alsmede de in de artikel 3.41 van het Bouwbesluit bedoelde, aan of in bouwwerken aan te brengen voorzieningen voor de afvoer van hemelwater niet aan een openbaar riool worden aangesloten, gelden de volgende bepalingen:
Artikel 2.7.6 Kwaliteit en dimensionering van de buitenriolering op erven en terreinen
Leidingen van de buitenriolering op erven en terreinen mogen geen vernauwingen in de stroomrichting bevatten en moeten een vloeiend beloop hebben, alsmede een voldoende lucht en waterdichtheid en een voldoende binnenwerkse middellijn.
Aan beide laatstgenoemde eisen wordt geacht te zijn voldaan, indien wordt voldaan aan het bepaalde in NEN 3215, uitgave 2007.
Artikel 2.7.7 Wijze van meten van de afstand tot de leidingen van het openbare net van de nuts-voorzieningen
De in de artikelen 2.7.1, 2.7.2, 2.7.3 en 2.7.4 bedoelde afstand moet worden gemeten langs de kortste lijn waarlangs een aansluiting zonder bezwaren kan worden gemaakt en tot het deel van het bouwwerk dat zich het dichtst bij een leiding van het distributienet bevindt. Hierbij moeten bouwwerken die zich te zamen op één erf of terrein bevinden, als één bouwwerk worden beschouwd.
Hoofdstuk 4 Plichten tijdens en bij voltooiing van de bouw en bij ingebruikneming van een bouwwerk
Artikel 4.1 Intrekking bouwvergunning bij niet-tijdige start of tussentijdse staking van bouwwerkzaam-heden (vervallen)
Artikel 4.2 Op het bouwterrein verplicht aanwezige bescheiden
Op het bouwterrein moeten, voor zover van toepassing op het bouwwerk, aanwezig zijn en op verzoek aan het bouwtoezicht ter inzage worden gegeven:
Artikel 4.4 Het uitzetten van de bouw
Met het bouwen van een bouwwerk waarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen is verleend mag - onverminderd het in de voorwaarden van de omgevingsvergunning voor het bouwen bepaalde - niet worden begonnen alvorens door of namens het bevoegd gezag voor zover nodig:
Artikel 4.5 Kennisgeving aan het bouwtoezicht van start van (onderdelen van) de bouwwerkzaamheden
Het bouwtoezicht dient voor zover het betreft bouwwerken waarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen is verleend en onverminderd het bepaalde in de voorwaarden van de omgevingsvergunning voor het bouwen ten minste twee dagen voor de aanvang van elk der hierna te noemen onderdelen van het bouwproces in kennis te worden gesteld:
Artikel 4.6 Opmetingen, ontgravingen, opbrekingen en onderzoekingen
Zolang de bouwwerkzaamheden niet zijn voltooid moeten alle opmetingen, ontgravingen, opbrekingen en onderzoeken worden verricht, welke het bouwtoezicht in het kader van de controle op de naleving van deze verordening en van het Bouwbesluit nodig acht.
Artikel 4.7 Bemalen van bouwputten
Bij het bemalen van bouwputten, leidingsleuven en andere tijdelijke ontgravingen ten behoeve van bouwwerkzaamheden mag niet op zodanige wijze water aan de bodem worden onttrokken, dat een verlaging van de grondwaterstand in de omgeving plaatsvindt, waardoor funderingen van naburige bouwwerken kunnen worden aangetast op een wijze die de veiligheid van die bouwwerken schaadt.
Artikel 4.8 Veiligheid op het bouwterrein
Het bouwen en het verrichten van alles wat daarmee in verband staat, moet geschieden op veilige wijze, onder meer zodanig dat de nodige veiligheidsmaatregelen zijn genomen ten behoeve van de weg en de in de weg gelegen werken en de weggebruikers en ten behoeve van naburige bouwwerken, open erven en terreinen en hun gebruikers.
Hoofdstuk 5 Staat van open erven en terreinen, aansluiting op de nutsvoorzieningen en het weren van schadelijk en hinderlijk gedierte
Paragraaf 1 Staat van open erven en terreinen
Artikel 5.1.2 Bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer. Brandblusvoorzieningen
Indien de toegang van een gebouw meer dan 10 meter is verwijderd van een openbare weg, moet een verbindingsweg tussen die toegang en het openbare wegennet aanwezig zijn die geschikt is voor verhuisauto's, vuilnisauto's, ziekenauto's, brandweerauto's en het overige te verwachten verkeer, tenzij de aard, de ligging en het gebruik van het gebouw zulks niet vereisen.
Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op een bijgebouw voor het bouwen waarvan op grond van artikel 2, onderdeel 3, of artikel 3, onderdeel 1, van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht geen vergunning is vereist, voor zover dat bijgebouw niet tot bewoning bestemd is, maar wel tot een hoofdgebouw behoort dat op hetzelfde terrein is gelegen.
Bij afwezigheid van een toereikende openbare bluswatervoorziening moet worden zorg gedragen voor een doeltreffende niet-openbare bluswatervoorziening. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan, indien de bluswatervoorziening voldoet aan het gestelde in hoofdstuk 2 en de bijlagen van de publicatie ‘Handleiding Bluswatervoorzieningen en bereikbaarheid’ (uitgave Nederlandse Vereniging voor Brandweerzorg en Rampenbestrijding).
Paragraaf 3 Aansluiting op de nutsvoorzieningen
Artikel 5.3.1 Eis tot aansluiting aan de waterleiding
De in de artikelen 3.123 en 3.124 van het Bouwbesluit bedoelde, in bouwwerken aanwezige voorzieningen voor drinkwater moeten zijn aangesloten aan het distributienet van de openbare waterleiding:
Artikel 5.3.2 Eis tot aansluiting aan het elektriciteitsnet
De in de artikel 2.52 van het Bouwbesluit bedoelde, in bouwwerken aanwezige elektriciteitsvoorziening moet zijn aangesloten aan het openbare distributienet voor elektriciteit:
Artikel 5.3.3 Eis tot aansluiting aan het aardgasnet
De in de artikel 2.72 van het Bouwbesluit bedoelde, in bouwwerken aanwezige gasvoorziening moet zijn aangesloten aan het openbare distributienet voor aardgas:
Niet van toepassing is voorgaande eis op:
Artikel 5.3.4 Eis tot aansluiting aan de openbare riolering
De in de artikel 3.36 van het Bouwbesluit bedoelde, in bouwwerken aanwezige voorzieningen voor de afvoer van afvalwater en fecaliën, alsmede de eventueel in of aan bouwwerken aanwezige voorzieningen voor de afvoer van hemelwater moeten, onverminderd het bepaalde in artikel 5.3.6, op een doeltreffende wijze zijn aangesloten aan een openbaar riool in bouwwerken aanwezige voorzieningen voor de afvoer van afvalwater en fecaliën, alsmede de eventueel in of aan bouwwerken aanwezige voorzieningen voor de afvoer van hemelwater moeten zijn aangesloten aan een openbaar riool.
Artikel 5.3.5 Aansluiting anders dan aan de openbare riolering
Indien het gestelde in artikel 5.3.4, tweede lid, van toepassing is, gelden de volgende bepalingen:
voor de opvang van fecaliën, afkomstig uit toiletten zonder waterspoeling, moeten een doeltreffende beerput zonder overstort, een doeltreffende gierput of een doeltreffende rottingput met overstort aanwezig zijn, alsmede een doeltreffende aansluitleiding tussen die toiletten en de genoemde put, tenzij op andere zodanige wijze wordt geloosd dat geen verontreiniging van water, bodem of lucht kan optreden;
Artikel 5.3.6 Kwaliteit en dimensionering van de buitenriolering op erven en terreinen
Artikel 2.7.6 en de bijbehorende bijlage 7 zijn van overeenkomstige toepassing.
Artikel 5.3.7 Wijze van meten van de afstand tot de leidingen van het openbare net van de nutsvoorzieningen
De in de artikelen 5.3.1, 5.3.2, 5.3.3 en 5.3.4 bedoelde afstand moet worden gemeten langs de kortste lijn waarlangs een aansluiting zonder bezwaren kan worden gemaakt en tot het deel van het bouwwerk dat zich het dichtst bij een leiding van het distributienet bevindt. Hierbij moeten bouwwerken die zich tezamen op één erf of terrein bevinden, als één bouwwerk worden beschouwd.
Hoofdstuk 7 Overige gebruiksbepalingen
Paragraaf 2 Staken van het gebruik
Artikel 7.2.1 Verbod tot gebruik bij bouwvalligheid
Het is verboden een bouwwerk, een open erf of terrein te gebruiken of te doen gebruiken, indien door of namens burgemeester en wethouders is medegedeeld, dat zulks gevaarlijk is in verband met:
Artikel 7.2.2 Staken van gebruik wegens gebrek aan veiligheid en gebrek aan hygiëne
Indien ten gevolge van het niet functioneren - hieronder begrepen het afgesloten zijn - van de ingevolge het Bouwbesluit verplicht aanwezige voorzieningen tot het kunnen afvoeren van fecaliën, het kunnen beschikken over drinkwater het kunnen beschikken over gedistribueerd gas en het kunnen beschikken over gedistribueerde elektriciteit een onvoldoende veiligheid of een onvoldoende hygiëne aanwezig is, kan het bevoegd gezag gelasten het gebruik van het bouwwerk te staken.
Paragraaf 3 Gebruik van bouwwerken, open erven en terreinen
Artikel 7.3.1 Bepaling aantal personen nachtverblijf
In afwijking van het bepaalde in artikel 2.2, eerste lid, van het Besluit omgevingsrecht, wordt het aantal personen bepaald op 5 of meer.
Het is verboden in, op of aan een bouwwerk of op een open erf of terrein voorwerpen of stoffen te plaatsen, te werpen of te hebben, handelingen te verrichten of na te laten of werktuigen te gebruiken, waardoor:
op voor de omgeving hinderlijke of schadelijke wijze stank, stof of vocht of irriterend materiaal wordt verspreid of overlast wordt veroorzaakt door geluid en trilling, elektrische trilling daaronder begrepen, of door schadelijk of hinderlijk gedierte, dan wel door verontreiniging van het bouwwerk, open erf of terrein;
Niet van toepassing is het vorenstaande, indien en voor zover het betreft nadelige gevolgen voor het milieu waarop de Wet milieubeheer of enige in deze wet genoemde wet van toepassing is.
Artikel 7.3.3 Verbod tot het gebruik van bouwwerken, open erven en terreinen in afwijking van de bestemming
Zolang bij een bestemmingsplan, tot stand gekomen als uitbreidingsplan of als voorschriften ex artikel 43 van de woningwet 1901, hetzij vóór, hetzij na inwerkingtreding van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (Stb. 286 van 1962) geen voorschriften zijn gegeven omtrent het gebruik van de in die plannen of voorschriften begrepen bouwwerken, open erven of terreinen en geen aanpassing aan de Wet op de Ruimtelijke Ordening heeft plaatsgevonden, is het verboden die bouwwerken, open erven of terreinen te gebruiken, in gebruik te geven of te laten gebruiken op een wijze of tot doel strijdig met de uit dat plan of die voorschriften voortvloeiende bestemmingsplan, nadat de bij het bestemmingsplan aangegeven bestemming is verwezenlijkt.
Artikel 7.6.1 Gebruiksgereed houden van installaties
Installaties in of nabij een bouwwerk, waarvan het Bouwbesluit, het Besluit brandveilig gebruik bouwwerken of de Bouwverordening de aanwezigheid verplicht stelt, moeten in een goede staat verkeren, zodat daarvan een onbelemmerd gebruik kan worden gemaakt.
Paragraaf 1 Omgevingsvergunning voor het slopen
Artikel 8.1.1 Omgevingsvergunning voor het slopen
De in het eerste lid bedoelde vergunning is niet vereist indien naar redelijke schatting de hoeveelheid sloopafval niet meer zal bedragen dan 10 m3, tenzij het slopen mede betreft het verwijderen van asbest. Voorts is geen vergunning vereist voor het slopen ingevolge een besluit op grond van artikel 13 van de Woningwet, dan wel een besluit tot toepassing van bestuursdwang of oplegging van een last onder dwangsom. Het bevoegd gezag kan aan hun besluit voorwaarden verbinden als bedoeld in het derde lid en, indien van toepassing, het zesde lid.
De voorschriften over het sloopafval, als bedoeld in het derde lid, onder letter c, kunnen eisen bevatten omtrent het selectief slopen, de fracties waarin wordt gescheiden, de tijdelijke opslag op het sloopterrein en het in fracties gescheiden verpakken van het sloopafval op het sloopterrein. Het bevoegd gezag verbindt aan de omgevingsvergunning voor het slopen met betrekking tot asbest voorschriften over het afzonderlijk gereed maken daarvan voor de afvoer van het sloopterrein en over de termijn waarbinnen dit moet plaatsvinden.
Indien het slopen - mede - betreft het verwijderen van asbest in het kader van mutatie- en/of klachtenonderhoud en betrekking heeft op een gespecificeerde lijst van bouwwerken, al dan niet betrekking hebbend op hetzelfde terrein of met elkaar samenhangende terreinen, waarvan ten tijde van vergunningverlening de mogelijkheid en een tijdstip van vergunningplichtig handelen niet kan worden voorzien:
a. wordt in de omgevingsvergunning voor het slopen bepaald:
1. dat zij slechts geldt voor een daarin opgenomen termijn van ten hoogste 3 jaar;
2. dat, indien mede een vergunning krachtens andere wetgeving is vereist zoals wordt bedoeld in artikel 8.1.6, onder c en e, ten aanzien van een concrete situatie niet eerder van de omgevingsvergunning mag worden gebruik gemaakt dan op het tijdstip waarop die vergunning in werking treedt.
b. kan het bevoegd gezag aan de omgevingsvergunning voor het slopen, omverminderd het derde lid, mede voorschriften verbinden die regelen dat vergunninghouder ten minste vijf werkdagen voorafgaand aan de aanvang van het slopen van asbest uit/van een bouwwerk het bevoegd gezag een afschrift van het asbestinventarisatierapport van dat bouwwerk verstrekt, zoals bedoeld in artikel 1, eerste lid onder b, van het Asbestverwijderingsbesluit 2005, onverminderd het bepaalde in artikel 8.3.3, derde lid;
c. kan het bevoegde gezag de onder a, sub 1 bedoelde termijn op verzoek van vergunninghouder verlengen, tellkens met ten hoogste drie jaar.
Artikel 8.1.6 Weigeren omgevingsvergunning voor het slopen
Een omgevingsvergunning voor het slopen moet worden geweigerd indien:
Paragraaf 2 Uitzonderingen op het vereiste van een omgevingsvergunning voor het slopen
In afwijking van artikel 8.1.1, eerste lid, is geen omgevingsvergunning voor het slopen vereist voor het anders dan in de uitoefening van een beroep of bedrijf in zijn geheel slopen van:
geschroefde, asbesthoudende platen waarin de asbestvezels hechtgebonden zijn, niet zijnde dakleien, uit een woning of uit een op het erf van die woning staand bijgebouw, voorzover de woning of het bijgebouw niet in het kader van de uitoefening van een beroep of bedrijf worden gebruikt of bedoeld zijn voor gebruik in dat kader en de oppervlakte van de te verwijderen asbesthoudende platen maximaal vijfendertig vierkante meter per kadastraal perceel bedraagt;
asbesthoudende vloertegels of niet-gelijmde, asbesthoudende vloerbedekking uit een woning of uit een op het erf van die woning staand bijgebouw, voorzover de woning of het bijgebouw niet in het kader van de uitoefening van een beroep of bedrijf worden gebruikt of bedoeld zijn voor gebruik in dat kader en de oppervlakte van de te verwijderen asbesthoudende vloerbedekking of vloertegels maximaal vijfendertig vierkante meter per kadastraal perceel bedraagt;
mits het voornemen tot dit slopen is gemeld bij burgemeester en wethouders en door burgemeester en wethouders binnen acht dagen na de dag waarop dit is gemeld is medegedeeld dat geen omgevingsvergunning voor het slopen is vereist.
De houder van een mededeling als bedoeld in het eerste of het zevende lid is verplicht de voorschriften, bedoeld in het achtste lid alsmede de voorschriften die bij of krachtens de artikelen 7 en 8 van het Asbestverwijderingsbesluit 2005 zijn gesteld, in acht te nemen. Voorts is de houder verplicht ter zake van de afvoer van asbest bevattende vloerbedekking alsmede van andere afvalstoffen waarop de mededeling betrekking heeft in de gemeente geldende voorschriften in acht te nemen.
Artikel 8.2.2 Overige uitzonderingen op het vereiste van een omgevingsvergunning voor het slopen
In afwijking van artikel 8.1.1, eerste lid, is voorts geen omgevingsvergunning voor het slopen vereist, indien het slopen, voor zover dat betrekking heeft op asbest, uitsluitend bestaat uit het in het kader van de uitoefening van een beroep of bedrijf geheel of gedeeltelijk verwijderen van:
Paragraaf 3 Verplichtingen tijdens het slopen
Artikel 8.3.1 Veiligheid op sloopterrein
Het bepaalde in de artikelen 4.8 tot en met 4.10 is van overeenkomstige toepassing op het slopen en het sloopterrein.
Artikel 8.3.2 Op het sloopterrein verplicht aanwezige bescheiden
Op het sloopterrein moet de omgevingsvergunning voor het slopen of een besluit tot toepassing van bestuursdwang of oplegging van een last onder dwangsom tot het slopen aanwezig zijn en op verzoek aan het bouwtoezicht ter inzage worden gegeven.
Artikel 8.3.3 Plichten van de houder van de omgevingsvergunning voor het slopen
1.De houder van de omgevingsvergunning voor het slopen moet het slopen, voor zover dat betrekking heeft op asbest, opdragen aan een deskundig bedrijf.
Artikel 8.3.4 Plichten van degene die sloopt
Aan het bouwtoezicht dienen ten minste twee dagen tevoren de aanvang van de sloopwerkzaamheden te worden gemeld en uiterlijk op de dag van de beëindiging van de sloopwerkzaamheden het einde van die werkzaamheden. Indien het bouwtoezicht dit verlangt, moeten genoemde meldingen schriftelijke geschieden.
Artikel 8.4.1 Sloopafval algemeen
2.Overig afval, zoals bedoeld in het voorgaande lid onder g, en de fracties, bedoeld in het voorgaande lid onder a tot en met f moeten op het sloopterrein gescheiden worden gehouden.
Artikel 9.2 Samenstelling van de welstandscommissie
1. De welstandscommissie bestaat ten minste uit een voorzitter en 3 leden, waarvan de voorzitter en ten minste 2 leden deskundig zijn op het gebied van architectuur, ruimtelijke kwaliteit dan wel cultuurhistorie. Eén lid van de commissie kan worden benoemd uit de inwoners van de gemeente op grond van zijn kennis en belangstelling voor de maatschappelijke aspecten van het welstandstoezicht en de monumentenzorg en bekendheid met de plaatselijke situatie (burgerlid).
Artikel 9.4 Jaarlijkse verantwoording
De welstandscommissie stelt jaarlijks een verslag op van haar werkzaamheden voor de gemeenteraad, waarin ten minste aan de orde komt:
De welstandscommissie kan in haar jaarverslag aanbevelingen doen ten aanzien van het gemeentelijk ruimtelijk kwaliteitsbeleid in het algemeen en de aanpassing van de gemeentelijke welstandsnota in het bijzonder.’
Artikel 9.5 Termijn van advisering
Burgemeester en wethouders kunnen in hun verzoek om advies de welstandscommissie een langere termijn dan genoemd in de bovengenoemde leden van dit artikel geven voor het uitbrengen van het welstandsadvies. Een langere termijn kan door burgemeester en wethouders worden gegeven indien de termijn van afdoening van de aanvraag is verlengd met toepassing van artikel 3.9, tweede lid van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
Artikel 9.6 Openbaarheid van vergaderen en mondelinge toelichting
De behandeling van bouwplannen door de welstandscommissie is openbaar. De agenda voor de vergadering van de welstandscommissie wordt tijdig bekendgemaakt in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad, dan wel op een andere geschikte wijze. Indien burgemeester en wethouders – al dan niet op verzoek van de aanvrager – een verzoek doen tot niet-openbare behandeling, dan dienen burgemeester en wethouders daaraan klemmende redenen op grond van artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur ten grondslag te leggen. De openbaarheid geldt zowel voor de beraadslagingen, de beoordeling als de adviezen.
In het geval dat het bouwplan in de vergadering van de commissie wordt behandeld en een verzoek tot het geven van een toelichting is gedaan, dient de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een uitnodiging te ontvangen voor de vergadering van de commissie, waarin de aanvraag wordt behandeld.
Artikel 9.7 Afdoening bij mandaat
De welstandscommissie kan de advisering over een aanvraag om advies mandateren aan een of meerdere daartoe aangewezen leden waarvan tenminste één lid deskundig lid dient te zijn. In dat geval wordt geadviseerd over bouwplannen waarvan het oordeel van de welstandscommissie als bekend mag worden verondersteld.
Behandeling van bouwplannen onder mandaat is openbaar. Indien burgemeester en wethouders –al dan niet op verzoek van de aanvrager- een verzoek doen tot niet-openbare behandeling, dan dienen burgemeester en wethouders daaraan klemmende redenen op grond van artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur ten grondslag te leggen.
Hoofdstuk 10 Overige administratieve bepalingen
Artikel 10.2 De aanvraag om vergunning tot hergebruik van een ontruimde onbewoonbaar verklaarde woning of woonwagen
Artikel 10.5 Het kenteken voor onbewoonbaar verklaarde woningen en woonwagens alsmede onbruikbaar verklaarde standplaatsen
Artikel 10.6 Herziening en vervanging van aangewezen normen en andere voorschriften
Het bevoegd gezag is bevoegd om rekening te houden met de herziening en vervanging van de NENnormen, voornormen, praktijkrichtlijnen en andere voorschriften wanneer in deze verordening of in de bij deze verordening behorende bijlagen wordt verwezen, indien de bevoegde instantie de betrokken norm, voornorm, praktijkrichtlijn of het voorschrift heeft herzien of vervangen en die herziening of vervanging heeft gepubliceerd.
Hoofdstuk 12 Straf-, overgangs- en slotbepalingen
Artikel 12.3 Overgangsbepaling met betrekking tot de staat van open erven en terreinen
Het bepaalde in de artikelen 5.1.2 en 5.1.3 inzake de bereikbaarheid van gebouwen is niet van toepassing op een gebouw, dat gebouwd is of wordt op basis van een bouwvergunning als bedoeld in artikel 47, eerste lid, van de Woningwet van 12 juli 1962, tenzij bij een latere vergunning op grond van artikel 40 van de Woningwet eisen aan de bereikbaarheid van dat gebouw zijn gesteld.
Bijlage 4 Gebruikseisen voor bouwwerken met uitzondering van de niet-gemeenschappelijke ruimten in woonfuncties
Bijlage als bedoeld in artikel 2.7.6
De NENnormen, bedoeld in artikel 2.7.6, zesde lid, zijn de volgende:
Bijlage 8 Checklist voor de visuele inspectie van woningen en daarmee vergelijkbare bouwwerken op de aanwezigheid van asbest
Bijlage 9 Reglement van orde van de welstandscommissie
In deze verordening wordt onder welstandscommissie verstaan de commissie als bedoeld in artikel 9.1 en volgende van de bouwverordening van de gemeente Huizen.
Degene die ontslag neemt, blijft zijn werkzaamheden in de commissie van welstand en monumenten verrichten totdat zijn opvolger de benoeming heeft aanvaard, doch in geen geval blijft de betrokkene echter langer in functie dan drie maanden na de dag waarop de schriftelijke kennisgeving van ontslagneming aan burgemeester en wethouders wordt gedaan.
De leden van de welstandscommissie ontvangen voor het bijwonen van de vergaderingen een door burgemeester en wethouders vast te stellen vergoeding, alsmede een vergoeding voor de reiskosten.
De secretaris verzendt van elke vergadering tijdig vóór de datum van die vergadering een schriftelijke oproeping met agenda aan de leden, alsmede aan de directeur van de dienst waaronder het bouw- en woningtoezicht ressorteert. Een afschrift van de oproeping met agenda worden aan burgemeester en wethouders gezonden.
De secretaris draagt er zorg voor dat ten minste één week voor de datum waarop de welstandscommissie bijeen zal komen, de eigenaar en zakelijk gerechtigden van de objecten, waarover bij die gelegenheid het advies zal worden vastgesteld tot het eventueel plaatsen op of afvoeren van de gemeentelijke monumentenlijst van die objecten, worden uitgenodigd deze bijeenkomsten bij te wonen.
Bij het begin van de behandeling van een agendapunt wordt tijdens de openbare vergaderingen aan eenieder die daartoe de wens kenbaar heeft gemaakt de gelegenheid geboden kort het woord te voeren over het desbetreffende agendapunt. De voorzitter is bevoegd een maximum tijdsduur aan dit spreekrecht te verbinden.
De welstandscommissie mag noch beraadslagen, noch besluiten indien niet ten minste twee deskundige leden in de vergadering aanwezig zijn.
Tenzij het advies strekt tot onvoorwaardelijke goedkeuring is het advies met redenen omkleed. In de motivering van een advies dat niet strekt tot onvoorwaardelijke goedkeuring wordt zoveel mogelijk tot uitdrukking gebracht op welke wijze de bedenkingen van de welstandscommissie kunnen worden weggenomen.
De welstandscommissie kan verzoeken dat nadere gegevens worden overgelegd ten aanzien van de soort, de bewerking en de kleur van materialen. Voorzover zij dat voor een juiste beoordeling van het aan haar voorgelegde plan noodzakelijk acht, kan de welstandscommissie verzoeken dat maquettes, perspectief-, plattegrond-, doorsnede- en andere tekeningen op een door haar te bepalen schaal, alsmede foto's van de bestaande situatie, aan haar worden getoond.