Organisatie | Lingewaard |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening minimabeleid 65+ |
Citeertitel | Verordening minimabeleid 65+ |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Verordening minimabeleid 2002.
Artikel 6a bevat een overgangsregeling.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2005 | 01-01-2012 | nieuwe regeling | 18-11-2004 Het Gemeente Nieuws, 01-12-2004 | Besluitnummer 84/2004 |
De raad van de gemeente Lingewaard;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 2 november 2004;
gehoord de commissie SWI d.d. 18 oktober 2004;
Aldus vastgesteld in zijn openbare vergadering
In deze verordening wordt verstaan onder:
a inkomen : inkomsten als genoemd in artikel 32 Wet werk en bijstand;
b subjectsubsidie : geldelijke bijdrage in de kosten van sociaal culturele activiteiten,
duurzame gebruiksgoederen en woninginrichting
c aanvrager : een inwoner van de gemeente van 65 jaar of ouder;
d partner : degene met wie de aanvrager van een subjectsubsidie is gehuwd of
anderszins duurzaam een gezamenlijke huishouding voert als bedoeld in
artikel 3 van de Wet werk en bijstand;
Aan en ten behoeve van personen, die een zelfstandige huishouding voeren, die vanwege hun financiële positie niet in staat zijn om te reserveren voor de kosten van aanschaf of vervanging van duurzame gebruiksgoederen en woninginrichting, kan het college een subjectsubsidie toekennen voor bedoelde kosten.
Artikel 3 Het recht op subsidie
Een persoon kan voor een subjectsubsidie als genoemd in artikel 2, lid 1 in aanmerking worden gebracht indien het inkomen van de aanvrager en indien van toepassing zijn partner, gedurende de periode van een kalendermaand of langer direct voorafgaande aan de maand van aanvraag gelijk of lager is dan 115 % van de voor hem/haar geldende bijstandsnorm als aangegeven in artikel 22 van de Wet werk en bijstand.
Een persoon kan voor een subjectsubsidie als genoemd in artikel 2, lid 2 in aanmerking worden gebracht indien het inkomen van de aanvrager en indien van toepassing zijn partner, gedurende een onafgebroken periode van 3 jaar (36 maanden) of langer direct voorafgaande aan de maand van aanvraag gelijk of lager is dan 115 % van de voor hem/haar geldende bijstandsnorm als bedoeld in het artikel 22 van de Wet werk en bijstand.
De door het college te verstrekken subjectsubsidie voor duurzame gebruiksgoederen kan bestaan uit een tegemoetkoming in de kosten van aanschaf of vervanging van een wasmachine, koelkast, kooktoestel, stofzuiger, televisie/radio. Genoemde goederen komen afzonderlijk eenmaal per 10 jaar voor verstrekking van een subsidie in aanmerking.
De verstrekking van subjectsubsidie voor sociaal culturele activiteiten als bedoeld in artikel 2, lid 1 aan personen jonger dan 65 jaar is per 1-1-2004 komen te vervallen.
Over 2004 is aan personen jonger dan 65 jaar die in 2003 een tegemoetkoming voor sociaal culturele activiteiten hebben ontvangen overgangsrecht verleend. Deze personen kunnen tot
1-1-2005 een aanvraag indienen voor subjectsubsidie sociaal culturele activiteiten.
Artikel 7 Terugvordering van een subjectsubsidie
Verleende subjectsubsidie kan worden teruggevorderd op dezelfde gronden als genoemd in paragraaf 6.4 van hoofdstuk VI van de Wet werk en bijstand.
Artikel 8 Afwijken van bepalingen/hardheidsclausule
Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.
Artikel 9 Vaststelling normbedragen
Het college kan periodiek de in het kader van deze verordening geldende subsidiebedragen als genoemd in artikel 5, lid 3 en 4, opgenomen in de Verstrekkingenlijst (Bijlage I bij deze verordening) aanpassen indien daar op grond van prijsontwikkelingen aanleiding voor is.
Onder de per 1-1-2004 vervallen Algemene bijstandswet was het minimabeleid vormgegeven door middel van categoriale bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen, woninginrichting en computerconfiguratie. Daarnaast bestond er ook een afzonderlijke regeling voor een tegemoetkoming voor sociaal culturele activiteiten.
Per 1-1-2004 is de Wet werk en bijstand in werking getreden, en per deze datum is de categoriale bijzondere bijstand van rechtswege komen te vervallen voor personen jonger dan 65 jaar.
Door bijzondere omstandigheden kan zich de situatie voor doen dat het inkomen niet volledig toereikend is ter voorziening in bepaalde noodzakelijke bestaanskosten.
Voor zover voor dergelijke kosten geen beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening en deze uitgaven naar het oordeel van het college evenmin uit de eigen middelen kunnen worden voldaan, kan daarvoor bijzondere bijstand worden verstrekt.
In de aanloop naar de tot standkoming van de nieuwe Wet werk en bijstand paste het naar het oordeel van het kabinet niet langer meer dat categoriale bijzondere bijstand wordt verleend aan personen beneden de 65 jaar bij wie niet is vastgesteld of de betreffende kosten noodzakelijk zijn en of ze ook daadwerkelijk zijn gemaakt.
Deze vorm van inkomenssteun zou immers bijdragen aan armoedeval en rechtsongelijkheid.
Uitgaande van het maatwerkprincipe betekent dit dat altijd een toetsing dient plaats te vinden aan de omstandigheden van het individuele geval. Om deze reden is de categoriale bijzondere bijstand voor personen jonger dan 65 jaar afgeschaft.
In de plaats daarvan is voor personen die jonger zijn dan 65 jaar en minstens 5 jaar aangewezen zijn geweest op een minimum inkomen in de wet een langdurigheidstoeslag opgenomen.
Binnen het gemeentelijk minimabeleid nemen sociaal culturele activiteiten een specifieke positie in. Deze voorziening is van oorsprong een welzijnsvoorziening.
Sociaal culturele activiteiten maakten evenwel een integraal onderdeel uit van het minimabeleid waarbij dezelfde uitgangspunten werden gehanteerd als voor de andere categoriale regelingen.
Om die reden heeft de gemeenteraad besloten om ook per 1-1-2004 de verstrekking voor sociaal culturele activiteiten aan personen jonger dan 65 jaar in te trekken.
Voor personen van 65 jaar of ouder treedt geen wijziging op in de categoriale regelingen als gevolg van de invoering van de Wet werk en bijstand omdat in hun situatie de armoedeval geen rol speelt. Voor deze categorie is het minimabeleid zoals dat in oorsprong in 2002 was vastgesteld in stand gebleven. Alleen de computerconfiguratie is uit het verstrekkingenpakket genomen. De verstrekking van een computerconfiguratie was onder het voormalige minimabeleid specifiek bedoeld voor gezinnen met schoolgaande kinderen op het voorgezet onderwijs. Voor zover daar sprake van is ten aanzien van 65 plussers kan daarvoor een beroep op bijzondere bijstand worden gedaan.
De begripsomschrijvingen zijn afgeleid van de Wet werk en bijstand. Er wordt gesproken over subjectsubsidie omdat deze terminologie aansluit bij de Algemene wet bestuursrecht (Awb) waarin een afdeling over subsidies is opgenomen. Die afdeling geeft een aantal formele regels, welke ook van toepassing zijn op subjectsubsidies. De aanvrager moet een inwoner zijn van de gemeente als bedoeld in artikel 40, lid 1 van de Wet werk en bijstand en 65 jaar of ouder zijn.
Tot 1-1-2004 konden onder de verordening Minimabeleid 2002 ook inwoners van 18 jaar of ouder, niet zijnde een student die onderwijs of beroepsopleiding volgde, een beroep doen op het minimabeleid. Vanaf deze datum kunnen personen jonger dan 65 jaar geen beroep meer doen op het minimabeleid.
Nadrukkelijk is vastgelegd dat het college een discretionaire bevoegdheid heeft om een subjectsubsidie toe te kennen. Daarmee wordt niet bedoeld te zeggen dat het college naar willekeur aanvragen kan toekennen of afwijzen, maar dat indien de aanvrager aan de in de verordening gestelde criteria voldoet, besloten kan worden om gelet op alle omstandigheden een aanvraag toch af te wijzen ingeval van zwaarwegende bijzondere omstandigheden.
Een begrenzing van de doelgroep die recht heeft op subsidie wordt bereikt door het stellen van een inkomensgrens. Deze inkomensgrens is bepaald op 115 % van de van toepassing zijnde bijstandsnorm en overgenomen uit het oude vervallen minimabeleid.
Voor het begrip inkomen is in de verordening (artikel 1 onder a) aansluiting gezocht bij artikel 32 van de Wet werk en bijstand. Voorts is in artikel 31, lid 2 van de Wet werk en bijstand bepaald welke middelen en tot welke aangegeven maximumbedragen deze middelen niet tot de middelen van de belanghebbende worden gerekend.
De subjectsubsidie voor sociaal culturele activiteiten is een gedeeltelijke vergoeding voor gemaakte kosten. De aanvrager moet de betreffende kosten eerst zelf voorschieten en kan hiervoor achteraf een aanvraag indienen. De gemaakte kosten moeten aan de hand van een betalingsbewijs door de aanvrager worden aangetoond. Uitsluitend de in de Verstrekkingenlijst genoemde activiteiten komen voor subsidie in aanmerking. In geval de huishouding bestaat uit meerdere personen wordt het maximum bedrag van de subsidie per huishouden bepaald. Dit maximumbedrag wordt vastgesteld door het aantal personen die deel uitmaken van de huishouding te vermenigvuldigen met het vastgestelde maximumbedrag per persoon. Het maximumbedrag is in dit geval dan niet persoonsgebonden.
De subjectsubsidies voor duurzame gebruiksgoederen en woninginrichting zijn zogenoemde forfaitaire subsidies. Onder een forfaitaire subsidie wordt verstaan dat de hoogte van de subsidie is bepaald los van de werkelijke kosten van de voorziening en los van de werkelijk door de aanvrager gemaakte kosten. De te hanteren normbedragen worden door het college vastgesteld en periodiek aangepast c.q. geïndexeerd.
Er hoeft niet te worden nagegaan of de aanvrager ook de uitgaven daadwerkelijk doet of heeft gedaan waarvoor de subsidie wordt verstrekt.
Het is van belang om het recht op subsidie te maximeren. In de verordening is daarom een maximumbedrag per kalenderjaar bepaald. Dit bedrag is opgenomen in de Verstrekkingenlijst.
Om de aanschaf van duurdere goederen zoals een bankstel te kunnen bekostigen is het mogelijk om in één jaar de subsidie over twee jaren aan belanghebbende uit te betalen.
Categoriale bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen, woninginrichting en computerconfiguratie is per 1-1-2004 voor personen jonger dan 65 jaar van rechtswege komen te vervallen.
Bij raadsbesluit van 13 mei 2004 is ook de verstrekking van subjectsubsidie voor sociaal culturele activiteiten aan personen jonger dan 65 jaar ingetrokken.
Sociaal culturele activiteiten hebben over het algemeen betrekking op jaarlijks terugkerende activiteiten waarvoor betalingsverplichtingen zijn aangegaan die doorlopen in het volgende jaar.
Om die reden is aan personen jonger dan 65 jaar die in 2003 een tegemoetkoming voor sociaal culturele activiteiten hebben ontvangen over 2004 overgangsrecht verleend.
Deze personen kunnen tot 1-1-2005 een beroep doen op een bijdrage in de kosten voor sociaal culturele activiteiten.
Hoewel het in de praktijk weinig zal voorkomen is het van belang om, in geval een belanghebbende subjectsubsidie heeft ontvangen en nadien blijkt dat daar geen recht op bestond, een terugvorderingsbepaling op te nemen. Hierbij is aansluiting gezocht bij de terugvorderingsparagraaf van de Wet werk en bijstand.
In verband met mogelijke (algemene) prijswijzigingen van de voor subsidie in aanmerking komende goederen is het van belang om de bevoegdheid tot wijzigen van de subsidiebedragen, welke gerelateerd zijn aan deze prijzen, om praktische reden bij het college te leggen. Voor zover in de bijstandsrichtlijnen van de gemeente Arnhem hiervoor prijzen zijn aangegeven, zijn deze prijzen hierbij leidend. Indien voor bepaalde goederen in deze richtlijnen geen prijzen zijn opgenomen worden deze na bevinding bepaald waarbij het uitgangspunt goedkoopst adequaat wordt gehanteerd.
In de verstrekkingenlijst van de vervallen verordening 2002 waren de onderwerpen waarvoor een bijdrage kon worden verstrekt limitatief vermeld. In de praktijk is dit als een onwenselijke belemmering ervaren omdat voor (nieuwe) vormen van sociaal culturele activiteiten of onder deze noemer te begrijpen activiteiten welke niet waren benoemd geen bijdrage kon worden verleend.
Uitgangspunt is dat het moet gaan om sociaal culturele activiteiten. Om die reden is de verstrekkingenlijst op dat onderdeel beperkt tot de hoofdthema’s abonnementen, contributie, cursusgelden/educatieve activiteiten en eenmalige activiteiten.
Alleen voor Overige activiteiten is de omschrijving uit de oude verordening voor de duidelijkheid gehandhaafd.
Verstrekkingenlijst als bedoeld in artikel 4, lid 1, artikel 5, lid 3 en 4.
Abonnementen, contributies, cursusgelden, educatieve activiteiten en eenmalige activiteiten.
Ten aanzien van onderstaande kostensoorten zijn de richtlijnen bijzondere bijstand van de gemeente Arnhem leidend.