Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Lingewaard

Verordening commissie bezwaarschriften 2002

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Lingewaard
Officiële naam regelingVerordening commissie bezwaarschriften 2002
CiteertitelVerordening commissie bezwaarschriften 2002
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Verordening behandeling bezwaar- en beroepschriften gemeente Bemmel 2001.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Algemene wet bestuursrecht
  2. Gemeentewet, art. 147

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

04-02-200319-12-2015nieuwe regeling

12-12-2002

De Nieuwe Koerier, 24-12-2002

Besluitnummer 143/2002

Tekst van de regeling

[Onderstaande tekst heeft een louter illustratieve functie]

BESLUIT NR. 143/2002

Onderwerp:

Verordening commissie bezwaarschriften 2002

DE RAAD, HET COLLEGE EN DE BURGEMEESTER VAN DE GEMEENTE BEMMEL;

ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van Bemmel d.d. 3 december 2002;

gehoord de commissie RO/AZ d.d. 26 november 2002;

gelet op het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 147 van de Gemeentewet;

B E S L U I T E N :

vast te stellen de verordening commissie bezwaarschriften 2002.

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a

    verwerend orgaan: bestuursorgaan dat het bestreden besluit heeft genomen;

  • b

    commissie: vaste commissie van advies voor de bezwaarschriften;

  • c

    Awb: Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 2 Inleidende bepaling commissie

  • 1 Er is een commissie ter voorbereiding van de beslissing op bezwaren tegen besluiten van de raad, het college en de burgemeester.

  • 2 De commissie is niet bevoegd ten aanzien van bezwaarschriften die zijn ingediend tegen besluiten op grond van:

    • a

      een wettelijk voorschrift inzake belastingen of de Wet waardering onroerende zaken;

    • b

      een wettelijk voorschrift of een regeling inzake personele aangelegenheden;

  • 3 Burgemeester en wethouders stellen een vergoeding voor de leden en de voorzitter van de commissie vast.

Artikel 3 Samenstelling van de commissie

  • 1 De commissie bestaat uit een voorzitter en ten minste twee leden.

  • 2 De voorzitter en de leden worden door het college benoemd, geschorst en ontslagen.

  • 3 Het college benoemt een aantal plaatsvervangende leden.

  • 4 De commissie regelt de vervanging van de voorzitter.

Artikel 4 Secretaris

    • 1

      De secretaris van de commissie is een door het college aangewezen ambtenaar.

    • 2

      Het college wijst tevens een of meer plaatsvervangers van de secretaris aan.

Artikel 5 Zittingsduur

    • 1

      De voorzitter en de leden van de commissie treden af op de dag van het aftreden van de raad. Zij kunnen terstond worden herbenoemd.

    • 2

      De voorzitter en de leden van de commissie kunnen op elk moment ontslag nemen.

    • 3

      De aftredende voorzitter en de aftredende leden van de commissie blijven hun functie vervullen totdat in de opvolging is voorzien.

Artikel 6 Ingediend bezwaarschrift

    • 1

      Op het ingediende bezwaarschrift wordt de datum van ontvangst aangetekend.

    • 2

      Het bezwaarschrift met de daarbij overgelegde stukken wordt zo spoedig mogelijk in handen van de commissie gesteld.

Artikel 7 Uitoefening bevoegdheden

  • De bevoegdheden ingevolge de hierna genoemde artikelen van de Awb worden voor de toepassing van deze verordening uitgeoefend door de voorzitter van de commissie:

    a artikel 2:1, tweede lid;

    b artikel 6:6, wat betreft het de indiener stellen van een termijn;

    c artikel 6:17, voor zover het de verzending van stukken betreft tijdens de behandeling door de commissie;

    d artikel 7:4, tweede lid;

    e artikel 7:6, vierde lid.

    f artikel 7:10, vierde lid.

Artikel 8 Vooronderzoek

    • 1

      De voorzitter van de commissie is bevoegd rechtstreeks alle gewenste inlichtingen in te winnen of te laten inwinnen.

    • 2

      De voorzitter kan uit eigen beweging of op verlangen van de commissie bij deskundigen advies of inlichtingen inwinnen en hen zo nodig uitnodigen daartoe op de hoorzitting te verschijnen. Indien daaraan kosten zijn verbonden, is vooraf machtiging van het college vereist.

    • 3

      De secretaris kan, in overleg met de voorzitter en na overleg met het verwerend orgaan, onderzoeken of het bezwaar in der minne kan worden bijgelegd en daartoe de nodige handelingen verrichten.

Artikel 9 Hoorzitting

    • 1

      De voorzitter van de commissie bepaalt plaats en tijdstip van de zitting waarin de belanghebbenden en het verwerend orgaan in de gelegenheid worden gesteld zich door de commissie te laten horen.

    • 2

      De voorzitter beslist over de toepassing van artikel 7:3 van de Awb.

    • 3

      Indien de voorzitter op grond van het tweede lid besluit af te zien van het horen, doet hij daarvan mededeling aan de belanghebbenden en het verwerend orgaan.

Artikel 10 Uitnodiging zitting

    • 1

      De voorzitter nodigt de belanghebbenden en het verwerend orgaan ten minste twee weken voor de zitting schriftelijk uit.

    • 2

      Binnen drie dagen na de uitnodiging kunnen de belanghebbenden of het verwerend orgaan onder opgaaf van redenen de voorzitter verzoeken het tijdstip van de zitting te wijzigen.

    • 3

      De beslissing van de voorzitter op dit verzoek wordt uiterlijk één week voor het tijdstip van de zitting aan de belanghebbenden en het verwerend orgaan meegedeeld.

    • 4

      De voorzitter is bevoegd in bijzondere omstandigheden af te wijken of afwijking toe te staan van de termijnen die genoemd zijn in het eerste tot en met het derde lid.

Artikel 11 Quorum

  • Voor het houden van een zitting is vereist dat tenminste twee leden, onder wie in elk geval de voorzitter, of zijn plaatsvervanger, aanwezig zijn.

Artikel 12 Niet-deelneming aan de behandeling

  • De voorzitter en de leden van de commissie nemen niet deel aan de behandeling van een bezwaarschrift indien daarbij hun onpartijdigheid in het geding kan zijn.

Artikel 13 Openbaarheid zitting

    • 1

      De zitting van de commissie is openbaar.

    • 2

      De deuren kunnen worden gesloten indien de voorzitter van de commissie of een van de aanwezige leden het nodig oordeelt of indien een belanghebbende daartoe een verzoek doet.

    • 3

      Indien de commissie vervolgens beslist dat gewichtige redenen aanwezig zijn die zich tegen openbaarheid van de zitting verzetten, vindt de zitting plaats met gesloten deuren.

    • 4

      De zitting van de commissie vindt altijd achter gesloten deuren plaats voor wat betreft bezwaarschriften die zijn ingediend tegen besluiten op grond van of krachtens de Algemene bijstandswet en de Wet voorzieningen gehandicapten.

Artikel 14 Schriftelijke verslaglegging

    • 1

      Het verslag als bedoeld in artikel 7:7 van de Awb vermeldt de namen van de aanwezigen en hun hoedanigheid.

    • 2

      Het verslag houdt een zakelijke vermelding in van wat over en weer is gezegd en wat verder ter zitting is voorgevallen.

    • 3

      Indien de zitting geheel of gedeeltelijk met gesloten deuren plaatsvond, of indien belanghebbenden, respectievelijk hun gemachtigden niet in elkaars tegenwoordigheid zijn gehoord, maakt het verslag hiervan melding.

    • 4

      Het verslag verwijst naar de op de zitting overgelegde bescheiden, die aan het verslag kunnen worden gehecht.

    • 5

      Het verslag wordt ondertekend door de voorzitter en de secretaris van de commissie.

Artikel 15 Nader onderzoek

    • 1

      Indien na afloop van de zitting maar voordat het advies wordt opgesteld, nader onderzoek wenselijk blijkt te zijn, kan de voorzitter uit eigen beweging of op verlangen van de andere commissieleden dit onderzoek houden.

    • 2

      De uit het nader onderzoek verkregen informatie wordt in afschrift aan de leden van de commissie, het verwerend orgaan en de belanghebbenden toegezonden.

    • 3

      De leden van de commissie, het verwerend orgaan en de belanghebbenden kunnen binnen een week na verzending van de nadere informatie aan de voorzitter van de commissie een verzoek richten tot het beleggen van een nieuwe hoorzitting. De voorzitter beslist op zo'n verzoek.

    • 4

      Op een nieuwe hoorzitting zijn de bepalingen in deze verordening die betrekking hebben op de hoorzitting, zo veel mogelijk van overeenkomstige toepassing.

Artikel 16 Raadkamer en advies

    • 1

      De commissie beraadslaagt en beslist achter gesloten deuren over het door haar uit te brengen advies.

    • 2

      a De commissie beslist bij meerderheid van stemmen over het uit te brengen advies.

    b Van een minderheidsstandpunt wordt bij het advies melding gemaakt indien die minderheid dat verlangt.

    Het advies is gemotiveerd en omvat een voorstel voor de te nemen beslissing op het bezwaarschrift.

    Het advies wordt door de voorzitter en de secretaris van de commissie ondertekend.

Artikel 17 Uitbrengen advies en verdaging

    • 1

      Het advies wordt, onder medezending van het verslag als bedoeld in artikel 14 en eventueel door de commissie ontvangen nadere informatie en nader verslag, tijdig uitgebracht aan het bestuursorgaan dat op het bezwaarschrift dient te beslissen.

    • 2

      Indien naar het oordeel van de voorzitter van de commissie de termijn van 10 weken, als bedoeld in artikel 7:10, eerste lid, van de Awb, ontoereikend is voor achtereenvolgens het uitbrengen van een advies en het nemen van een beslissing, verzoekt hij het verwerend orgaan tijdig de beslissing te verdagen.

    • 3

      Van een besluit tot verdaging ontvangen de commissie en de belanghebbenden een afschrift.

Artikel 18 Intrekking oude regeling

  • De Verordening behandeling bezwaar- en beroepschriften gemeente Bemmel 2001 wordt ingetrokken.

Artikel 19 Inwerkingtreding

  • Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na het verstrijken van een termijn van zes weken na de datum van haar bekendmaking.

Artikel 20 Citeertitel

  • Deze verordening wordt aangehaald als: “Verordening commissie bezwaarschriften 2002”.

    Aldus vastgesteld in zijn openbare vergadering van 12 december 2002.

    DE RAAD VOORNOEMD,

    de secretaris, de voorzitter,

    mr. G.S. Stam drs. R.J. Persoon

    HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VOORNOEMD,

    de secretaris, de burgemeester,

    mr. G.S. Stam drs. R.J. Persoon

    DE BURGEMEESTER VOORNOEMD,

    de burgemeester,

    drs. R.J. Persoon

    ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING VERORDENING BEZWAARSCHRIFTEN 2002.

    In de aanhef van de regelgeving is bepaald dat de bestuursorganen van de gemeente, de raad, het college en de burgemeester, ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft, besluiten de verordening vast te stellen. Duidelijk is dat de raad de verordenende bevoegdheid heeft, het college en de burgemeester hebben deze niet, maar nemen hiermee het besluit tot instellen van de commissie bezwaarschriften. Op deze manier is het mogelijk dat de bestuursorganen samen dezelfde commissie instellen om te adviseren op bezwaren tegen besluiten van de raad, het college en de burgemeester. De ondertekening geschiedt eveneens door de drie bestuursorganen.

    Artikel 1 Begripsbepaling

    Alleen de begrippen die niet in de Awb zijn opgenomen zijn hierin vastgelegd. Met verwerend orgaan wordt in de verordening bedoeld het bestuursorgaan dat het bestreden besluit heeft genomen. Dit kan zijn, de gemeenteraad, het college van burgemeester en wethouders, de burgemeester, of een commissie waaraan via delegatie bepaalde bevoegdheden van de hiervoor genoemde bestuursorganen zijn overgedragen.

    Artikel 2 Inleidende bepaling commissie

    In de nieuwe verordening worden de bevoegdheden van de commissie geregeld in artikel 2. In lid 2 van dit artikel treft u de bestaande uitsluitingen van belastingzaken, Wet waardering onroerende zaken en personeelszaken aan. Het tweede lid is facultatief. De uitsluitingen betreffende belastingzaken en de WOZ bevatten afwijkende of aanvullende bepalingen over beslistermijnen, het horen en de geheimhouding. Dit is reden om ze in elk geval uit te zonderen. Voor personeelszaken kent de gemeente Bemmel een aparte commissie.

    Artikel 3 Samenstelling van de commissie

    Het eerste lid verwijst naar de adviescommissie zoals bedoeld in artikel 7:13 Awb.

    Door de bepaling in het tweede lid delegeert de raad de benoeming van commissieleden aan het college.

    Kamer Algemene Zaken en kamer Sociale Zaken

    Bij de vaststelling van de verordening 2001, vlak na de herindeling, is gekozen voor een systeem waarbij de commissie werd opgedeeld in 2 kamers, te weten een kamer Sociale Zaken en een kamer Algemene Zaken. Dit is vastgelegd in artikel 2 lid 2 van de verordening 2001.

    Reden om hiervoor te kiezen was de te verwachten stijging van het aantal bezwaarschriften in de nieuwe gemeente. Een tweekamersysteem zou bijdragen aan de noodzakelijke ordening van de bezwaarschriften en leden met specifieke expertise op een bepaald terrein zouden zich met bezwaarschriften van een specifiek onderwerp gaan bezighouden. Tevens zou het systeem bijdragen aan de duidelijkheid betreffende het al dan niet openbaar zijn van de hoorzittingen, aangezien de sociale kamer altijd achter gesloten deuren hoorzitting houdt, terwijl de algemene kamer werkt met openbare hoorzittingen.

    Anderhalf jaar praktijk ervaring met dit systeem heeft ons echter doen inzien dat aan dit tweekamer systeem nauwelijks meerwaarde kan worden toegekend. De huidige praktijk leert dat de commissieleden zowel inzetbaar zijn in de sociale- als de algemene kamer zonder dat dit problemen oplevert op het gebied van kennis van zaken. De meeste commissieleden zijn echte allrounders, die het een uitdaging vinden om zich over verschillende zaken te buigen.

    Het regelmatig houden van hoorzittingen leert ons dat het geen probleem is om op een avond vier zaken te behandelen waarvan er bijvoorbeeld één achter gesloten deuren plaatsvindt.

    Praktisch gezien kent het tweekamersysteem echter wel nadelen. Het aantal ingediende bezwaarschriften in Bemmel noopt tot het houden van minimaal twee vergaderingen per maand. Echter, de aard van de zaken laat zich niet zo gemakkelijk verdelen, zodat om praktische en financiële redenen - immers, het houden van een vergadering met één sociale of één algemene zaak is een kostbare aangelegenheid- vaak gekozen wordt voor een gemengde vergadering. Bij de commissieleden bestaat hiertegen geen bezwaar. Aangezien er een relatief korte termijn bestaat waarbinnen een bezwaarschrift moet worden afgedaan, kan er namelijk niet voor gekozen worden om te wachten tot zich drie of vier zaken voor dezelfde kamer hebben aangediend. Dit zou leiden tot onnodig tijdverlies en forse termijnoverschrijdingen, waarmee de klantvriendelijkheid in het geding zou komen. Derhalve is er voor gekozen om in de thans voor u liggende verordening het tweekamer- systeem niet meer op te nemen. Dergelijke splitsing is overigens evenmin opgenomen in de modelverordening van de VNG.

    Artikel 4 Secretaris

    Hoewel in de Awb nergens over een secretaris wordt gesproken, is het gebruikelijk dat een commissie beschikt over een secretaris ter ondersteuning van de werkzaamheden.

    Artikel 5 Zittingsduur

    Een lid kan bij zijn ontslag zelf het tijdstip van dat ontslag bepalen. Het kan ook een later tijdstip kiezen om zodoende eventueel nog bij de afhandeling van lopende zaken betrokken te kunnen zijn. De bepaling van het derde lid is van orde. Een ontslagnemend lid kan niet gedwongen worden ook feitelijk de functie te blijven vervullen.

    Artikel 6 Ingediend bezwaarschrift

    Dit artikel spreekt voor zich. Over de ontvangstbevestiging wordt nog opgemerkt dat naast verzending ook uitreiking van een ontvangstbevestiging in aanmerking komt. Het ontvangstbewijs kan samenvallen met de mededeling aan de indiener dat hij in de gelegenheid wordt gesteld om te worden gehoord, mits deze mededeling spoedig na de ontvangst van het bezwaarschrift kan worden gedaan.

    Het verdient aanbeveling om de envelop waarin het bezwaarschrift is verzonden te bewaren. Hiermee kunnen geschillen over de ontvankelijkheid van het bezwaarschift worden voorkomen (zie artikel 6:9 Awb).

    Een per fax verzonden bezwaarschrift dient vóór 24.00 uur van de laatste dag van de termijn te zijn ingediend. Het faxen moet vóór 24.00 uur zijn aangevangen. Een bezwaar indienen per e-mail wordt in de toekomst mogelijk. De bezwaarde dient er wel op te worden gewezen dat hij zijn bezwaarschrift schriftelijk moet indienen.

    Artikel 7 Uitoefening bevoegdheden

    Ingevolge artikel 7:13 Awb beslist de commissie over onder andere de toepassing van artikel 7:4, zesde lid (geen terinzagelegging stukken wannneer geheimhouding om gewichtige redenen is geboden), en 7:5, tweede lid (bepalen of het horen in het openbaar plaatsvindt). Dit uitdrukkelijke voorschrift maakt het niet mogelijk dat deze bevoegdheid door de voorzitter (of een ander lid) van de commissie wordt uitgeoefend. De hiervoor aangehaalde bepalingen zijn in dit artikel dan ook niet genoemd.

    De in dit artikel aangehaalde artikelen of artikelleden van de Awb luiden als volgt.

    Artikel 2:1, tweede lid

    Een bestuursorgaan kan van een gemachtigde een schriftelijke machtiging verlangen.

    Toelichting:

    Deze bepaling is facultatief geformuleerd: de voorzitter is dan ook vrij al dan niet van deze bevoegdheid gebruik te maken.

    Artikel 6:6

    Indien niet is voldaan aan artikel 6:5 of aan enig ander bij de wet gesteld vereiste voor het in behandeling nemen van het bezwaar of beroep, kan dit niet-ontvankelijk worden verklaard, mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn.

    Toelichting:

    De termijn waarbinnen het verzuim dient te worden hersteld, wordt vastgesteld door de voorzitter. Er is van afgezien in de verordening een vaste termijn daarvoor op te nemen omdat het niet goed mogelijk is in algemene zin voor alle gevallen aan te geven hoe lang deze termijn zou moeten zijn. Uitgangspunt is wel dat er sprake moet zijn van een redelijke termijn (in de meeste gevallen kan met een termijn van twee weken na het einde van de bezwaartermijn worden volstaan). Enerzijds moet de indiener een reële mogelijkheid worden geboden het geconstateerde verzuim te herstellen; anderzijds moet het niet zo zijn dat door een langere termijn de procedure wordt vertraagd. Uit jurisprudentie over belastingen valt af te leiden dat na het bieden van een hersteltermijn, bij of na afloop van die termijn ook nog gerappelleerd dient te worden.

    Een zorgvuldige formulering van de brief waarin gewezen wordt op het verzuim en waarin de termijn wordt gesteld waarbinnen het verzuim moet worden hersteld, is noodzakelijk. Er zal duidelijk aangegeven moeten worden welke consequentie verbonden is aan het niet-voldoen aan deze verplichting. Dit volgt ook uit de facultatieve wijze waarop artikel 6:6 is geformuleerd voor het gevolg van het in verzuim zijn: het bezwaarschrift 'kan' niet-ontvankelijk worden verklaard. De uiteindelijke beslissing ligt dus bij het bestuursorgaan.

    Overigens zal niet zonder meer geconcludeerd mogen worden dat er in zo'n situatie sprake is van een kennelijk niet-ontvankelijk bezwaarschrift waardoor - ingevolge artikel 7:3 Awb - van het horen kan worden afgezien.

    Ten slotte wordt hier gewezen op artikel 7:10 van de Awb waarin voorschriften zijn opgenomen voor de termijn waarbinnen op een ingediend bezwaarschrift dient te worden beslist. De beslistermijn wordt namelijk opgeschort met ingang van de dag waarop de indiener is verzocht een verzuim als bedoeld in artikel 6:6 Awb te herstellen, tot de dag waarop het verzuim is hersteld of de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken.

    Artikel 6:17

    Indien iemand zich laat vertegenwoordigen, zendt het orgaan dat bevoegd is op het bezwaar te beslissen, de op de zaak betrekking hebbende stukken in elk geval aan de gemachtigde.

    Toelichting:

    Deze bepaling spreekt voor zich. Voorzover het de behandeling door de commissie betreft, ligt deze taak bij de voorzitter.

    Het is niet nodig om in de bezwaarfase ook de stukken aan de vertegenwoordigers van de belanghebbende toe te zenden die zijn geproduceerd in de fase tussen de aanvraag en het primaire besluit (CRvB 24 juni 1997, JB 1997/196).

    Artikel 7:4, vierde lid Awb staat toe om leges te heffen voor het verstrekken van afschriften van de desbetreffende stukken aan de gemachtigde van een belanghebbende (HR 20 september 2000, JG 2001/30).

    Artikel 7:4, tweede lid

    Het bestuursorgaan legt het bezwaarschrift en alle verder op de zaak betrekking hebbende stukken voorafgaand aan het horen gedurende ten minste één week voor belanghebbenden ter inzage.

    Toelichting:

    Het inzagerecht is als een van de fundamentele waarborgen voor een goed verlopende bezwaarschriftprocedure te beschouwen. Het maakt het principe van hoor en wederhoor mogelijk. Het is gekoppeld aan de hoorzitting: wordt er niet gehoord, dan is er ook geen sprake van een verplichte ter-inzage-legging.

    Stukken toezenden hoeft niet, maar een verzoek van een belanghebbende om stukken in te zien mag niet beperkt blijven tot de termijn van ter-inzage-legging (Rb. Amsterdam, 8 augustus 1995, Awb katern 1996, 19).

    Artikel 7:6, vierde lid

    Het bestuursorgaan kan, al dan niet op verzoek van een belanghebbende, toepassing van het derde lid achterwege laten, voorzover geheimhouding om gewichtige redenen is geboden [...].

    Het derde lid van dit artikel luidt:

    Wanneer belanghebbenden afzonderlijk zijn gehoord, wordt ieder van hen op de hoogte gesteld van het verhandelde tijdens het horen buiten zijn aanwezigheid.

    Artikel 7:10, vierde lid

    Verder uitstel is mogelijk voor zover de indiener van het bezwaarschrift daarmee instemt en andere belanghebbenden daardoor niet in hun belangen kunnen worden geschaad of ermee instemmen.

    Artikel 8 Vooronderzoek

    Het spreekt voor zich dat de voorzitter van de commissie er zorg voor dient te dragen dat al het noodzakelijke wordt gedaan om de behandeling van het bezwaarschrift genoegzaam voor te bereiden. Dat geldt zowel intern bij de gemeente - hij krijgt de bevoegdheid alle gewenste inlichtingen in te winnen - als extern. Zo moet het mogelijk zijn om met de klager in contact te treden om nadere informatie in te winnen of bijvoorbeeld hem bij kennelijke niet-ontvankelijkheid in overweging te geven het bezwaarschrift in te trekken.

    De activiteiten van de commissie of haar voorzitter bij de voorbereiding van de te behandelen zaken kunnen kosten met zich meebrengen. Daarbij vallen gewone en bijzondere kosten te onderscheiden. Bij gewone kosten valt te denken aan bijvoorbeeld de vergoedingen voor de leden. Het inschakelen van externe deskundigen zal bijzondere kosten meebrengen. Deze kosten komen ten laste van de gemeentebegroting. Normaal gesproken is er in de begroting voorzien in de normale kosten van een commissie. Dat kan anders liggen als het om bijzondere kosten gaat.

    Aangezien het college belast is met de uitvoering van de begroting, ligt het voor de hand dat bijzondere kosten niet gemaakt worden voordat dat college de gelegenheid heeft gehad dit te toetsen aan een begrotingspost. Om deze reden is in deze bepaling voor de kosten voor getuigen of deskundigen een machtiging vooraf geïntroduceerd. Uiteraard mag het niet zo zijn dat het college door zo'n toetsing het werk van de commissie frustreert en haar onafhankelijke positie daardoor aantast.

    In dit verband verdient ook artikel 3:7 Awb aandacht. Daarin is bepaald dat het bestuursorgaan waaraan advies wordt uitgebracht, al dan niet op verzoek, de gegevens ter beschikking stelt aan de adviseur die nodig zijn voor een goede vervulling van diens taak.

    Uit de hier gebezigde formulering volgt dat het ter beoordeling van het bestuursorgaan blijft welke gegevens dat zullen zijn. Uit de aard van het advies van de commissie vloeit evenwel voort dat dit alle op de zaak betrekking hebbende gegevens zullen zijn. De commissie zal immers geen afgewogen oordeel kunnen uitbrengen indien gegevens worden achtergehouden.

    Artikel 8 lid 3 betreft een nieuwe bepaling.

    Onder meer in het kader van de aandacht voor kwaliteit van het openbaar bestuur en de behoefte aan de terugdringing van de juridisering wordt gezocht naar de mogelijkheden om bezwaar- en beroepsprocedures te vermijden en andere instrumenten in te zetten voor het oplossen van conflicten. Mediation is één van de methoden. De betrokken partijen (bestuurorgaan, bezwaarde en eventueel derden belanghebbenden) kunnen afspreken om via mediation, onder leiding van een externe bemiddelaar, tot een oplossing te komen. Om te ondervangen dat de bezwaartermijn verstrijkt kan een zogenaamd pro forma bezwaar worden ingediend. Dit geeft de mogelijkheid het bezwaarschrift later te motiveren.

    De keuze om al dan niet tot mediation over te gaan is aan het bestuursorgaan, dat ook de grenzen van de onderhandelingsruimte dient vast te stellen. De secretaris heeft een initïerende en vrij zelfstandige en begeleidende rol omdat het bij niet-slagen van de bemiddelingspoging van belang is dat de adviescommissie nog steeds onbevangen kan horen en adviseren. Het bestuursorgaan beslist uiteindelijk over het resultaat van de mediation.

    Artikel 9 Hoorzitting

    Voor het bepaalde in het eerste lid: zie de toelichting op artikel 10 van deze verordening.

    Artikel 7:3 van de Awb geeft aan in welke gevallen van het horen van belanghebbenden kan worden afgezien. Voor een ingediend bezwaarschrift is dat indien:

    • a

      het bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk is;

    • b

      het bezwaar kennelijk ongegrond is;

    • c

      de belanghebbenden verklaard hebben geen gebruik te willen maken van het recht te worden gehoord, of

    • d

      aan het bezwaar volledig tegemoet wordt gekomen en andere belanghebbenden daardoor niet in hun belangen kunnen worden geschaad.

    Ad d.

    Het ligt voor de hand dat indien het verwerend orgaan aan het bezwaar van appellant volledig tegemoet denkt te kunnen komen, het daarover met de voorzitter van de commissie contact opneemt. In dit verband wordt ook gewezen op artikel 6:18 en 6:19 Awb. In artikel 6:18 gaat het over het tijdens het aanhangig zijn van bezwaar intrekken of wijzigen van het bestreden besluit. In artikel 6:19 wordt bepaald dat indien een bestuursorgaan zo'n intrekkings- of wijzigingsbesluit heeft genomen, het bezwaar geacht wordt mede gericht te zijn tegen het nieuwe besluit tenzij dat besluit geheel tegemoetkomt aan het bezwaar.

    De bevoegdheid om van het horen af te zien wordt door de verordening toegekend aan de voorzitter van de commissie. Deze beslissing is dus niet aan het bestuursorgaan dat het bezwaarschrift heeft ontvangen. Dat zou overigens ook niet mogelijk zijn, gelet op artikel 7:13, vierde lid, waarin onder andere is bepaald dat de commissie, voorzover bij wettelijk voorschrift niet anders is bepaald, beslist over de toepassing van artikel 7:3.

    Het bepaalde in het derde lid spreekt voor zich. Daarnaast zal in het uiteindelijk uit te brengen advies hier nogmaals op teruggekomen moeten worden. Dat is noodzakelijk omdat ingevolge artikel 7:12 Awb bij de beslissing op een bezwaarschrift, indien van het horen is afgezien, aangegeven moet worden op welke grond dat is geschied.

    Artikel 10 Uitnodiging zitting

    Ingevolge het eerste lid van deze bepaling wordt ook het verwerend orgaan uitgenodigd voor de zitting. Het is van groot belang dat dit orgaan zich ook ter zitting laat vertegenwoordigen. Daarmee kan worden voorkomen dat er, vanwege de inbreng van bezwaarmaker, een eenzijdig beeld ontstaat. Voorts is het voor een externe commissie van groot belang om van bestuurlijke zijde te vernemen hoe een beslissing tot stand is gekomen. Anders kan het voor de commissie moeilijk worden om een goede afweging te maken.

    Het verdient aanbeveling een termijn vast te stellen die ligt tussen de oproeping en de zitting zelf. In het algemeen moet gedacht worden aan een zodanige termijn dat de bezwaarde en de overige belanghebbenden voldoende gelegenheid krijgen om zich behoorlijk op de zitting voor te bereiden. Bezwaarden kunnen geattendeerd worden op de mogelijkheid om hun verweer op schrift te stellen dat bij het verslag wordt gevoegd.

    Gekozen is voor een termijn van twee weken, mede in verband met de termijn van 10 weken waarbinnen, behoudens verdaging, op het bezwaar moet zijn beslist (zie artikel 7:10 Awb) en het bepaalde in artikel 7:4 Awb (zie hierna).

    Voorts is een regeling opgenomen over het desgevraagd wijzigen van het tijdstip van de zitting. Uitstel hoeft overigens niet altijd te worden verleend. Betrokkene dient wel tijdig uitsluitsel over zijn verzoek om uitstel te krijgen. Een verzoek om uitstel moet niet automatisch gehonoreerd worden. Een gemotiveerd verzoek om uitstel kan ingewilligd worden, maar dient dan wel te worden beperkt tot een eenmalig uitstel omdat anders de afwikkeling van het bezwaarschrift een te grote vertraging kan ondervinden.

    De toelichting op dit artikel van deze verordening is ook de plaats om te wijzen op het bepaalde in artikel 7:4 en 7:8 van de Awb. Het verdient aanbeveling om van de inhoud van deze artikelen bij de uitnodiging van de hoorzitting mededeling te doen.

    Omdat de inhoud van deze artikelen voor zich spreekt, is ermee volstaan de tekst ervan hier integraal op te nemen (zie ook de toelichting bij artikel 7).

    Artikel 7:4

    • 1

      Tot 10 dagen voor het horen kunnen belanghebbenden nadere stukken indienen.

    • 2

      Het bestuursorgaan/beroepsorgaan legt het bezwaarschrift/beroepschrift en alle verder op de zaak betrekking hebbende stukken, voorafgaand aan het horen, gedurende ten minste één week voor belanghebbenden ter inzage.

    • 3

      Bij de oproeping voor het horen worden belanghebbenden gewezen op het eerste lid en wordt vermeld waar en wanneer de stukken ter inzage zullen liggen.

    • 4

      Belanghebbenden kunnen van deze stukken tegen vergoeding van ten hoogste de kosten afschriften verkrijgen.

    • 5

      Voorzover de belanghebbenden daarmee instemmen, kan toepassing van het tweede lid achterwege worden gelaten.

    • 6

      Het bestuursorgaan/beroepsorgaan kan, al dan niet op verzoek van een belanghebbende, toepassing van het tweede lid voorts achterwege laten, voorzover geheimhouding om gewichtige redenen is geboden. Van de toepassing van deze bepaling wordt mededeling gedaan.

    • 7

      Gewichtige redenen zijn in elk geval niet aanwezig, voorzover ingevolge de Wet openbaarheid van bestuur de verplichting bestaat een verzoek om informatie, vervat in deze stukken, in te willigen.

    • 8

      Indien een gewichtige reden is gelegen in de vrees voor schade aan de lichamelijke of geestelijke gezondheid van een belanghebbende, kan inzage van de desbetreffende stukken worden voorbehouden aan een gemachtigde die hetzij advocaat, hetzij arts is.

    Volgens de parlementaire geschiedenis zal voor het aannemen van geheimhoudingsredenen een sterkere grond aanwezig moeten zijn dan de in de WOB opgenomen weigeringsgronden (zie ook: Rb. Den Haag, 19 februari 1996, Awb katern 1996, 43).

    In de bezwaarschriftprocedure is aangaande inzage in en geheimhouding van stukken niet de WOB, maar artikel 7:4 Awb van toepassing (Rb. Alkmaar, 20 oktober 1997, Belastingblad 1998, 7).

    Artikel 7:8

    • 1

      Op verzoek van de belanghebbende kunnen door hem meegebrachte getuigen en deskundigen worden gehoord.

    • 2

      De kosten van getuigen en deskundigen zijn voor rekening van de belanghebbende die hen heeft meegebracht.

    Het aanwezig zijn van partijen bij het horen van getuigen in de bezwaarschriftprocedure is een beginsel van goede procesorde (JG 2000/122).

    Artikel 11 Quorum

    Dit artikel spreekt voor zich. Er is geen wettelijk bezwaar tegen het horen in het kader van de bezwaarschriftenprocedure door de voorzitter en één lid van de commissie, terwijl advisering door de voltallige commissie heeft plaatsgevonden (ABRS 2 maart 2000, GS 2000/7119, 3).

    Artikel 12 Niet-deelneming aan de behandeling

    Dit artikel behoeft geen nadere toelichting. Zie ook artikel 2:4 Awb.

    Ook al is de voorzitter formeel onafhankelijk, dan staat daarmee nog niet vast dat automatisch ook op inhoudelijk vlak van niet-vooringenomenheid sprake is ( Rb. Leeuwarden 8 februari 1996, JB, 3 (1996), 100).

    Artikel 13 Openbaarheid zitting

    Ingevolge artikel 7:5, tweede lid Awb besluit het bestuursorgaan, voor zover niet bij wettelijk voorschrift anders is bepaald, of het horen in het openbaar plaatsvindt. In artikel 7:13, vierde lid Awb wordt deze bevoegdheid aan de commissie toegekend.

    In de onderhavige verordeningsbepaling is vastgelegd dat de hoorzitting in principe in het openbaar plaatsvindt. Uitzondering op deze regel blijft mogelijk, bijvoorbeeld indien bijzonder persoonlijke zaken van familiaire, medische of financiële aard of andere zaken met een vertrouwelijk karakter aan de orde komen.

    Om praktische redenen en om te voorkomen dat er problemen kunnen ontstaan indien de commissie vergeet te besluiten tot een niet-openbare zitting, is in lid 4 een aantal zaken reeds uitgezonderd van de openbaarheid.

    Artikel 14 Schriftelijke verslaglegging

    Artikel 7:7 Awb vereist zeer kort en bondig dat van het horen een verslag wordt gemaakt. De wijze waarop en de inhoudelijk vereisten aan het verslag worden niet door de Awb geregeld. Dit staat er overigens niet aan in de weg dat in de verordening een vaste procedure wordt opgenomen.

    Het bepaalde in het eerste lid hoeft niet zo ver te strekken dat van al het aanwezige publiek naam en hoedanigheid wordt opgenomen. Wel zal uit het verslag duidelijk moeten blijken wie namens welke partij aanwezig was en wat door hen naar voren is gebracht.

    Gezien de betekenis van de hoorzitting in het kader van de besluitvorming in de bezwaarschriftfase, ligt het voor de hand (hoewel niet voorgeschreven in de Awb) dat het verslag van de zitting uiterlijk gelijktijdig met de beslissing op het bezwaar aan belanghebbende wordt toegezonden. Ook is het mogelijk het verslag van de hoorzitting vóór het nemen van het bestreden besluit aan de belanghebbenden te zenden. Hierdoor krijgen belanghebbenden de gelegenheid te reageren indien het verslag een onjuiste weergave bevat van de hoorzitting.

    Het verslag speelt ook een rol in de raadkamer en bij het advies. Als een lid afwezig is geweest bij het horen en de stemmen staken in de adviescommissie, hoeft bij de hernieuwde behandeling in de commissie niet opnieuw gehoord te worden (CRvB, 2 april 1996, AB 1997/23).

    Artikel 15 Nader onderzoek

    Een nader onderzoek kan feiten of omstandigheden aan het licht brengen die op het moment van de zitting nog niet bekend waren. Dit kan aanleiding zijn om belanghebbenden en het verwerend orgaan opnieuw te horen. De onderhavige bepaling voorziet in de mogelijkheid de commissie te verzoeken daartoe een nieuwe zitting te houden. In artikel 7:9 Awb wordt bepaald dat indien het in het hier bedoelde geval feiten of omstandigheden betreft die voor de op bezwaar te nemen beslissing van aanmerkelijk belang kunnen zijn, dit aan belanghebbenden wordt meegedeeld en dat zij opnieuw in de gelegenheid worden gesteld te worden gehoord (rechtsbeginsel hoor en wederhoor). Is de nieuwe informatie niet van aanmerkelijk belang dan kan er voor gekozen worden om de belanghebbenden in de gelegenheid te stellen schriftelijk te reageren. Na de hoorzitting gehouden telefoongesprekken kunnen gezien worden als nader onderzoek (Nationale ombudsman 9 juli 2001, AB 2001/263). Een zorgvuldige procedure houdt ook in dat het bestuursorgaan zich niet rechtstreeks tot de adviescommissie kan wenden zonder dat de andere belanghebbenden in de gelegenheid worden gesteld om hun standpunt dienaangaande kenbaar te maken (Rb. Rotterdam, 10 november 1999, JB, 1999/311).

    Artikel 16 Raadkamer en advies

    Zie ook de toelichting bij artikel 13. De hoorzitting is in principe openbaar; de hier bedoelde beraadslaging vindt achter gesloten deuren plaats.

    Het horen kan plaatsvinden door een niet-voltallige commissie (zie onder 11); de advisering dient plaats te vinden door een commissie die voldoet aan de eisen van artikel 7:13, eerste lid, onder a. Hoe het advies totstandkomt, is niet voorgeschreven. Schriftelijke consultatie is mogelijk (CRvB 21 oktober 1999, AB 2000/42 en Rb. Haarlem 5 januari 2001, ongepubliceerd, zaaknummer Awb 00/8620 en 00/8621).

    Advisering door de voorzitter en één lid van de hoorcommissie is in strijd met artikel 7:13, eerste lid, onder a Awb (Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak 19-10-98, JB 1998/257). Uit het derde lid van dit artikel (mogelijkheid voor de commissie om het horen op te dragen aan de voorzitter of een lid dat geen deel uitmaakt van en niet werkzaam is onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan) volgt niet dat de gehele advisering kan worden opgedragen aan de voorzitter en één lid.

    Een adviescommissie mag alleen adviseren: ze kan geen (gedelegeerde) beslisbevoegdheid krijgen, (Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak 06-01-1997).

    Artikel 17 Uitbrengen advies en verdaging

    Volgens artikel 7:13, zesde lid Awb maakt in de bezwaarschriftprocedure het verslag van de hoorzitting deel uit van het advies van de commissie en wordt het schriftelijk uitgebracht.

    De beslistermijn bedraagt ingevolge artikel 7:10 van de Awb 10 weken, behoudens in het geval van opschorting of met gebruikmaking van de mogelijkheid van verdaging. De onderhavige bepaling verlangt van de voorzitter van de commissie dat indien hij voorziet dat de termijn als hiervoor bedoeld niet wordt gehaald, hij tijdig het bestuursorgaan verzoekt de beslissing op het bezwaar te verdagen.

    Het besluit tot verdaging is een beschikking. Ingevolge artikel 7:14 Awb zijn artikel 3:41 tot en met 3:45 Awb, die de wijze van bekendmaking en mededeling van besluiten regelen, in dit geval niet van toepassing. Artikel 3:40 Awb is wel van toepassing. Dit artikel bepaalt dat een besluit niet in werking treedt voordat het bekendgemaakt is. Het ligt voor de hand in verband hiermee ook belanghebbenden een afschrift van het verdagingsbesluit toe te zenden.

    Artikel 18 Intrekking oude regeling

    Dit artikel spreekt voor zich.

    Artikel 19 Inwerkingtreding

    In artikel 139 tot en met 144 Gemeentewet zijn de bekendmaking en inwerkingtreding van besluiten die algemeen verbindende voorschriften inhouden geregeld. De bepalingen over bekendmaking en mededeling van besluiten zoals opgenomen in afdeling 3.6 Awb zijn niet van toepassing op algemeen verbindende voorschriften (zie artikel 3:1 Awb dat aangeeft dat op besluiten, die algemeen verbindende voorschriften inhouden, van dat hoofdstuk slechts afdeling 2 tot en met 4A van toepassing zijn en wel voorzover de aard van de besluiten zich daartegen niet verzet). Besluiten van het gemeentebestuur die algemeen verbindende voorschriften inhouden, verbinden niet dan wanneer ze bekendgemaakt zijn. De bekendmaking geschiedt door plaatsing in het Gemeenteblad of in een andere door de gemeente algemeen verkrijgbaar gestelde uitgave (huis-aan-huisblad of plaatselijk dagblad).

    In verband met de inwerkingtreding van de Tijdelijke referendumwet (Trw) op 1 januari 2002 is gekozen voor een termijn van zes weken. De Trw bepaalt in artikel 22 dat een verordening (een algemeen verbindend voorschrift) niet eerder in werking treedt dan zes weken na de bekendmaking van het besluit. Deze termijn hangt hiermee samen: na bekendmaking van de verordening en de mededeling dat over deze verordening een referendum gehouden kan worden, kan een verzoek tot het houden van een referendum worden ingediend. Het college is op grond van de Trw gehouden tot het bekendmaken van deze besluiten. Op grond van de Trw is de gemeente verplicht om een referendum te organiseren over een verordening indien voldoende kiesgerechtigden een verzoek tot het houden van een referendum indienen. Door de inwerkingtreding van de Trw geldt artikel 142 Gemeentewet niet meer voor verordeningen.

    Artikel 20 Citeertitel

    Deze verordening kan worden aangehaald als: Verordening commissie bezwaarschriften 2002.

    In verband met de wijziging van de gemeentenaam in 2003 (Bemmel wordt Lingewaard) is ervoor gekozen te volstaan met verwijzing naar het jaar 2002.