Organisatie | Lingewaard |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Financiële verordening gemeente Lingewaard |
Citeertitel | Financiële verordening gemeente Lingewaard |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Deze regeling is vervangen door de Financiële verordening gemeente Lingewaard 2015.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2015 | 01-01-2015 | intrekking | 13-11-2014 | 14RDS00260 | |
20-04-2007 | 01-01-2015 | nieuwe regeling | 19-04-2007 Het Gemeente Nieuws, 26-01-2005 | 24/2007 |
De raad van de gemeente Lingewaard;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 6 maart 2007;
gehoord de rondetafelbijeenkomst d.d. 27 februari 2007;
de ‘Financiële verordening gemeente Lingewaard’ en de ‘Regeling begrotingswijzigingen’ vast te stellen.
In deze verordening wordt verstaan onder:
Iedere organisatorische eenheid binnen de gemeentelijke organisatie met een eigen rechtstreekse verantwoordelijkheid aan het college.
Het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, het functioneren en het beheersen van (onderdelen van) de organisatie van de gemeente Lingewaard en ten behoeve van de verantwoording die daarover moet worden afgelegd.
Het college biedt uiterlijk 31 mei de raad een nota (Kadernota) aan met een voorstel voor het beleid en de financiële kaders van de ontwerpbegroting voor het volgende begrotingsjaar en de meerjarenraming.
De eerste tussentijdse rapportage wordt opgenomen in de Kadernota die uiterlijk 31 mei van het lopende begrotingsjaar door het college aan de raad wordt aangeboden; de tweede tussentijdse rapportage wordt opgenomen in de Najaarsnota die uiterlijk 31 oktober van het lopende begrotingsjaar door het college aan de raad wordt aangeboden.
Het college biedt de raad een nota activabeleid aan. De raad stelt de nota vast.
Het college biedt de raad een nota reserves en voorzieningen aan. De raad stelt de nota vast.
Bij de begroting wordt de omslagrente voor de rentetoerekening aan de activa bepaald door het rentetotaal van de uitstaande leningen en de bij begroting vastgestelde gecalculeerde rente over het eigen vermogen en de voorzieningen. Bij de jaarrekening wordt de bij de begroting bepaalde omslagrente gehanteerd.
Het college doet de raad jaarlijks een voorstel over de hoogte van alle gemeentelijke tarieven.
Bij het uitzetten van middelen, het verstrekken van garanties en het aangaan van financiële participaties uit hoofde van de publieke taak bedingt het college, indien mogelijk, zekerheden. Het college motiveert in zijn besluit het openbaar belang van dergelijke uitzettingen van middelen, verstrekkingen van garanties en financiële participaties.
De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij dienstbaar is voor:
Het college zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.
Het college zorgt voor en legt vast de regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen.
Het college zorgt voor interne regels voor de inkoop en aanbesteding van goederen, werken en diensten en legt deze vast.
Deze verordening wordt in de gemeentelijke stukken aangehaald onder de naam ‘Financiële verordening gemeente Lingewaard’.
Indeling en inhoud van de financiële verordening
Voor de indeling van de nieuwe financiële verordening is de inhoud van artikel 212 Gemeentewet gevolgd. Dit artikel uit de Gemeentewet zegt dat de financiële verordening de uitgangspunten voor het financieel beleid en regels voor het financieel beheer en de inrichting van de financiële organisatie moet bevatten. De elementen financieel beleid, financieel beheer en financiële organisatie komen terug in de hoofdstukindeling; achtereenvolgens de hoofdstukken 3, 4 en 5 gaan over deze onderwerpen.
Het eerste lid van artikel 212 Gemeentewet stelt aanvullende eisen aan de inhoud van de verordening. De verordening moet waarborgen dat aan de eisen van rechtmatigheid, verantwoording en interne controle wordt voldaan. Ook deze eisen vindt men terug in de indeling van de verordening. Zo behandelt het 2e hoofdstuk de verantwoording over de uitvoering van de begroting.
In hoofdstuk 3 zijn kaders voor het financieel beleid opgenomen en in hoofdstuk 5 kaders voor de financiële organisatie. Deze kaders maken tezamen de interne controle waaronder de controle op de rechtmatigheid van de (financiële) beheershandelingen mogelijk. Regels over interne controle zelf staan in hoofdstuk 4, het hoofdstuk over het financieel beheer. De interne controle richt zich mede op de rechtmatigheid van de (financiële) beheershandelingen.
Het tweede lid van artikel 212 Gemeentewet geeft aan welke regels in elk geval in de verordening moeten zijn opgenomen. De verordening moet in elk geval regels bevatten voor waardering en afschrijving van vaste activa, grondslagen voor de berekening van tarieven en prijzen en de algemene doelstellingen en te hanteren richtlijnen en limieten voor de financieringsfunctie. Deze regels zijn opgenomen in hoofdstuk 3, het hoofdstuk over het financieel beleid.
De diverse bepalingen over bijvoorbeeld de inhoud van de verplichte paragrafen bij de programmabegroting wordt al nader geregeld in het Besluit Begroting en Verantwoording Provincies en Gemeenten (BBV). Daarom zijn in de nieuwe verordening dergelijke uitgebreide bepalingen achterwege gelaten.
Uitgangspunt voor deze nieuwe verordening is de nieuwste verkorte versie van de modelverordening van de VNG. In enkele gevallen zijn artikelen tussengevoegd. In dat geval is aan het artikelnummer een “a” of “b” toegevoegd. Op deze wijze blijft er aansluiting met de modelverordeningen van de VNG en de wijzigingen en aanvullingen, die daarin de komende jaren zullen plaatsvinden.
In de artikelsgewijze toelichting op de volgende pagina’s wordt tevens aangegeven, waaraan de artikelen zijn ontleend. Indien daarover niets is vermeld, zijn de artikelen afkomstig uit de verkorte modelverordening van de VNG. In een enkel geval heeft in die artikelen uit praktische overwegingen nog een kleine aanpassing plaatsgevonden.
Voor de gehanteerde begrippen in de verordening gelden de definities uit de Gemeentewet, de Wet Fido, het Besluit Begroting en Verantwoording Provincies en Gemeenten (BBV) en het Besluit Accountantscontrole Provincies en Gemeenten. Daarom zijn in de nieuwe verordening dergelijke uitgebreide bepalingen achterwege gelaten.
De indeling van de programma’s wordt jaarlijks bij de begroting door de raad vastgesteld. De jaarrekening dient vervolgens ook conform deze indeling opgesteld te worden. Het BBV bepaalt in aanvulling hierop dat het college de producten aan de programma’s toewijst.
Op grond van artikel 189 Gemeentewet berust het budgetrecht bij de raad. De raad neemt uiteindelijk de beslissing welke bedragen voor de uitvoering van de taken en activiteiten in de begroting beschikbaar worden gesteld. Gedurende het begrotingsjaar kan de raad op grond van artikel 192 Gemeentewet besluiten nemen tot wijziging van de begroting. De gemeente kan slechts uitgaven doen voor de bedragen die hiervoor op de begroting zijn gebracht (vierde lid artikel 189 Gemeentewet).
De raad kan kiezen op welk niveau budgetten beschikbaar worden gesteld. De raad kan er voor kiezen een budget voor een samenstel van activiteiten beschikbaar te stellen. In de nieuwe verordening is deze keuze vertaald naar het beschikbaar stellen van budgetten per programma. Dit laat onverlet dat bij de programma’s de budgetten nader kunnen worden uitgesplitst naar thema’s, prioriteiten, speerpunten, e.d..
Artikel 3 Inrichting begroting en jaarstukken
De bepalingen in het BBV voor de inrichting van de begroting en de jaarstukken zijn hier nader uitgewerkt.
In lid 3 is in aanvulling op het BBV de bepaling opgenomen dat de stand van de geautoriseerde investeringskredieten in de jaarrekening wordt weergegeven.
Artikel 3a Kaders ontwerpbegroting
Dit artikel is overgenomen uit de uitgebreide modelverordening en bepaalt dat de gemeenteraad vooraf aan het opstellen aan de begroting (voor de zomer) een nota vaststelt waarin de hoofdlijnen voor het beleid en de financiële kaders voor de komende jaren zijn vastgelegd. De kaders geven richting aan het college voor het opstellen van de ontwerpbegroting en de meerjarenraming.
In Lingewaard wordt jaarlijks de Kadernota door de raad vastgesteld, waarop dit artikel doelt.
Artikel 4 Autorisatie begroting, investeringskredieten en begrotingswijzigingen
Artikel 4 bevat nadere regels voor de autorisatie van de begroting en investeringskredieten. Autorisatie van de baten en lasten vindt plaats op programmaniveau (lid 1).
Naast lopende uitgaven doen gemeenten ook investeringen. Ook uitgaven voor investeringen dienen te worden geautoriseerd. Voor de autorisatie van deze investeringskredieten is er voor gekozen deze bij de begrotingsbehandeling mee te nemen. De autorisatie betreft het begrotingsjaar. De raad kan bij afzonderlijk besluit aangeven bij welke (politiek) belangrijke investeringen hij vooraf geïnformeerd wil worden (lid 2).
Lid 3 bepaalt dat de Regeling begrotingswijzigingen door de raad wordt vastgesteld. Deze regeling ziet onder meer op de autorisatie van en de verantwoording over:
Artikel 5 Tussentijdse rapportage
Een belangrijk onderdeel van de planning- en controlcyclus voor de raad zijn de tussenrapportages.
Op basis van tussenrapportages wordt de raad geïnformeerd over de uitputting van budgetten en investeringskredieten en de voortgang van de uitvoering van het beleid. Er is conform de verkorte versie van de modelverordening en de oude verordening van Lingewaard gekozen voor twee tussenrapportages. In de nieuwe verordening worden daarvoor de volgende data aangehouden waarop het college uiterlijk de raad informeert door middel van twee tussenrapportages:
Kadernota: vóór 31 mei (eerste tussenrapportage is een onderdeel van de Kadernota)
Het derde en vierde lid bevatten bepalingen over de inhoud van de tussentijdse rapportages.
Artikel 6 Waardering & afschrijving vaste activa
In het tweede lid van artikel 212 Gemeentewet is onder letter a de uitdrukkelijke bepaling opgenomen dat de financiële verordening in elk geval de regels voor waardering en afschrijving van activa bevat. Hieraan is in artikel 6 invulling gegeven. De vermelde Nota Activabeleid wordt begin 2007 geactualiseerd.
Het BBV laat een aanzienlijke beleidsvrijheid aan gemeenten voor het zelf vaststellen van de eigen afschrijvingsmethodieken en afschrijvingstermijnen. Natuurlijk geldt hierbij wel het criterium dat gemeenten de afschrijvingsmethodiek en afschrijvingstermijn van een actief met economisch nut moeten afstemmen op de verwachte economische levensduur. Indien dit wordt nagelaten, wordt het getrouwe beeld van de jaarrekening namelijk aangetast.
Artikel 6a Reserves en voorzieningen
Een geactualiseerde nota Reserves en voorzieningen wordt begin 2007 opgesteld. Deze nota zal begin 2007 aan de raad worden voorgelegd. Met deze nota wordt in hoofdlijnen een beeld gegeven van het gemeentelijk beleid met betrekking tot reserves en voorzieningen. Het is noodzakelijk dat door middel van beleidsbepaling eenduidige uitgangspunten worden geformuleerd voor de bepaling en presentatie van reserves en voorzieningen. De in deze nota voorkomende reserves en voorzieningen zullen jaarlijks conform de artikelen 54 en 55 van de BBV als onderdeel van de balans bij de jaarrekening worden toegelicht. In de toelichting worden de aard en reden van elke voorziening/reserve toegelicht.
Artikel 212 Gemeentewet bepaalt in het tweede lid, letter b dat de verordening in ieder geval de grondslagen bevat voor de berekening van de door het gemeentebestuur in rekening te brengen prijzen en tarieven voor rechten. De grondslag voor de prijzen en tarieven vormt de samenstelling van de kostprijs van de diensten waarvoor prijzen en heffingen in rekening worden gebracht. In artikel 7 van de verordening staan de kaders voor de bepaling van de kostprijzen van de gemeentelijke diensten.
Lid 1 van het artikel bepaalt dat de kostprijs bestaat uit de directe kosten en de indirecte kosten.
Het tweede lid bepaalt dat onder de indirecte kosten ook kan worden begrepen de compensabele BTW. Deze kan worden doorbelast in het rioolrecht en de afvalstoffenheffing. De kaders in het artikel vormen de basis waarbinnen het college zijn systematiek van kostentoerekening kan vormgeven en de kostenverdeelsleutels voor de toerekening van indirecte kosten kan vaststellen.
Bij de jaarrekening wordt de bij de begroting bepaalde omslagrente gehanteerd. In de praktijk zullen zich verschillen voordoen met betrekking tot de hoogte van de geldleningen, eigen vermogen en voorzieningen. Het daardoor ontstane verschil in de toerekening wordt in de jaarrekening toegelicht.
Artikel 8 Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen
Het vaststellen van de tarieven voor belastingen, rechten en leges is een bevoegdheid van de raad, die niet kan worden gedelegeerd (artikel 156 Gemeentewet). Dit artikel bepaalt dat de raad deze gemeentelijke tarieven jaarlijks vaststelt.
Het vaststellen van de prijs voor een gemeentelijke dienst of de levering van goederen of werken (die niet vallen onder artikel 229 Gemeentewet) is een privaatrechtelijk besluit. Dergelijke besluiten zijn een bevoegdheid van het college (eerste lid, letter e artikel 160 Gemeentewet).
Daar waar bij het vaststellen van de prijs voor een gemeentelijke dienst of de levering van goederen of werken een publiek belang in het geding is en prijzen lager dan marktconform worden vastgesteld, is het aan de raad om het publiek belang te definiëren en het college kaders mee te geven voor het afwijken van marktconforme prijzen.
Artikel 9 Financieringsfunctie
De financieringsfunctie (treasury) is een belangrijk onderdeel van het middelenbeheer. Gezien de kwetsbaarheid van deze functie bevat artikel 212 Gemeentewet de expliciete bepaling dat de financiële verordening hierover regels voor het beleid en de organisatie bevat. In artikel 9 wordt invulling aan deze wettelijke plicht gegeven. Het eerste lid bevat richtlijnen voor de uitvoering van de financieringsfunctie. In het tweede lid staan de kaders voor het financieel beleid opgesomd, die bij de uitvoering in acht moeten worden genomen. Een gemeente kan echter binnen de ruimte die de Wet Fido biedt, ook kiezen voor strakkere of ruimere kaders.
In Lingewaard zijn nadere regels van financiering e.d. opgenomen in een afzonderlijke Treasurystatuut, dat door de raad is vastgesteld. Dit statuut is inmiddels geactualiseerd en zal binnenkort ter vaststelling worden aangeboden aan de raad.
In lid 2 wordt hier op eenvoudige wijze naar verwezen en hoeven in deze financiële verordening verder geen uitgebreide bepalingen te worden opgenomen.
Het verstrekken van leningen en garanties en het aangaan van financiële participaties mogen gemeenten alleen uit hoofde van de publieke functie (artikel 2 Wet Fido). Daarbij bepaalt het tweede lid van artikel 160 Gemeentewet dat een besluit tot de oprichting van en de deelneming in stichtingen, maatschappen, vennootschappen, verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen niet eerder wordt genomen dan nadat de raad een ontwerpbesluit is toegezonden en hij zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college heeft kunnen brengen.
Het derde lid stelt aanvullende eisen aan dergelijke besluiten. Het publieke belang moet door het college worden gemotiveerd.
Daarbij draagt de verordening het college op bij het aangaan van dergelijke overeenkomsten zo mogelijk zekerheden te bedingen. Dit laatste is zeker, als het om grote bedragen gaat, iets om op te letten. Als bij een gemeente wordt aangeklopt voor bijvoorbeeld een lening of garantiestelling dan hebben banken in veel van die gevallen er blijkbaar niet al te veel vertrouwen meer in.
Onder artikel 10 zijn algemene bepalingen opgenomen voor de inrichting van de gemeentelijke administratie. Op hoofdlijnen wordt opgedragen welke gegevens systematisch moeten worden vastgelegd en aan welke eisen deze gegevens moeten voldoen.
De accountant toetst jaarlijks bij de controle van de gemeenterekening of deze een getrouw beeld geeft van de gemeentelijke financiën en of de (financiële) beheershandelingen die eraan ten grondslag liggen rechtmatig zijn verlopen. Artikel 11 draagt het college op maatregelen te treffen op basis waarvan de gemeente zelf nagaat of de cijfers in de administraties een getrouw beeld geven en of de financiële beheershandelingen die aan de baten en lasten en de balansmutaties ten grondslag liggen rechtmatig (zijn) verlopen.
Artikel 12 Misbruik en oneigenlijk gebruik
Artikel 12 bepaalt dat in gemeentelijke regelingen en bij de inrichting van de bedrijfsprocessen voldoende maatregelen worden getroffen om misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen te voorkomen. Het gaat hierbij om bijvoorbeeld het treffen van voldoende verificatiemaatregelen vooraf van de antecedenten van een aanvrager van een gemeentelijke subsidie, zodat subsidies daadwerkelijk worden verstrekt aan rechthebbenden. Het treffen van afdoende maatregelen op het gebied van misbruik en oneigenlijk gebruik maakt deel uit van het rechtmatigheidsoordeel van de accountant. Onlangs is de Nota interne controle vastgesteld. Op basis van deze nota is in het interne controleplan een overzicht opgenomen van risicovolle bedrijfsprocessen en de toetsing die (zal gaan) plaats vind(t)(en) tegen o.a. misbruik en oneigenlijk gebruik. De omvang en frequentie van het toetsen worden in de nota interne controle geregeld. Jaarlijks worden in ieder geval één of meerdere bedrijfsonderdelen getoetst op getrouwheid van de bestuurlijke informatievoorziening, rechtmatigheid van beheershandelingen en misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen.
In principe zal het M&O-beleid uiteindelijk een vast onderdeel moeten gaan uitmaken van de individuele subsidieverordeningen, heffingsverordeningen, beheersmaatregelen etc.. In dit kader is geen afzonderlijke nota M&O-beleid noodzakelijk.
Artikel 13 Financiële organisatie
Artikel 13 geeft de uitgangspunten voor de financiële organisatie. Volgens het eerste lid letter a van artikel 160 Gemeentewet is het college bevoegd regels vast te stellen voor de ambtelijke organisatie van de gemeente. Het college wordt onder letter a, b, c en d van het artikel uit de verordening opgedragen de regels die de financiële organisatie betreffen, vast te leggen in besluiten.
De regels bedoeld onder de letters a en b kan het college gezamenlijk vastleggen in een organisatiebesluit. Hierin kunnen ook de regels voor de inrichting van de organisatie van de financieringsfunctie worden opgenomen, zoals wordt bedoeld onder letter d. Zoals vermeld zijn in Lingewaard de regels van de financieringsfunctie in een apart Treasurystatuut opgenomen. Daarnaast is e.e.a. vastgelegd in de Nota Kernachtige bedrijfsvoering, opgesteld in 2005.
Onder letter e wordt het college opgedragen ook de kostenverdeelsleutels voor het toerekenen van kosten aan de producten vast te leggen.
Artikel 13a Inkoop en aanbesteding
Artikel 13a is overgenomen uit de uitgebreide modelverordening en draagt het college op een inkoopreglement op te stellen. De afdeling Centrale Inkoop hanteert de “Inkoop- en aanbestedingsprocedure 2003 gemeente Lingewaard”. Deze procedure is nog steeds actueel.
De verordening treedt in de plaats van de vorige op grond van artikel 212 Gemeentewet ingestelde verordening. Het artikel bepaalt dat deze verordening in werking treedt de dag na vaststelling door de raad. Daarmee is bedoeld dat zij betrekking heeft op de (jaar)stukken die na deze datum worden opgesteld. De jaarstukken van het begrotingsjaar 2006 moeten nog voldoen aan de bepalingen uit de oude verordening.
Artikel 15 geeft de naam aan (Financiële verordening gemeente Lingewaard), waarmee in de gemeentelijke stukken naar deze verordening moet worden verwezen.
Uitgaande stukken van de raad moeten door de burgemeester worden ondertekend (artikel 75, lid 1 Gemeentewet). De griffier moet de uitgaande stukken van de raad mede ondertekenen (artikel 107c Gemeentewet)
Binnen twee weken na vaststelling door de raad moet het college de verordening aan gedeputeerde staten zenden (artikel 214 Gemeentewet). Gedeputeerde staten kunnen op elk gewenst moment een onderzoek instellen naar het beheer en de inrichting van de financiële organisatie en de verordening ex artikel 212 Gemeentewet (artikel 215 Gemeentewet).
De Financiële verordening wordt bij besluit van de gemeenteraad vastgesteld. De Financiële verordening heeft enkel interne werking en is dus niet een besluit van algemene strekking in de zin van de Algemene Wet Bestuursrecht. De verordening hoeft dan ook niet te worden gepubliceerd, voordat zij in werking kan treden.