Organisatie | Lingewaard |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | SUBSIDIEVERORDENING MONUMENTEN EN CULTUURHISTORISCHE WAARDEN LINGEWAARD 2007 |
Citeertitel | Subsidieverordening monumenten en cultuurhistorische waarden Lingewaard 2007 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Deze regeling is vervangen door de Subsidieverordening monumenten en cultuurhistorische waarden Lingewaard 2015.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
21-12-2015 | 21-12-2015 | intrekking | 01-10-2015 Elektronisch Gemeenteblad, 23-11-2015 | 15RDS00078 | |
19-09-2007 | 21-12-2015 | nieuwe regeling | 28-06-2007 Het Gemeente Nieuws, 22-08-2007 | Besluitnummer 41b/2007 |
De raad van de gemeente Lingewaard;
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 29 mei 2007;
gehoord de rondetafelbijeenkomst d.d.13 juni 2007;
gelet op het bepaalde in gelet op het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en in de artikelen 147 en 149 van de Gemeentewet ;
DE SUBSIDIEVERORDENING MONUMENTEN EN CULTUURHISTORISCHE WAARDEN LINGEWAARD 2007
HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
duurzame instandhouding of ontwikkeling van cultuurhistorische waarden: een beschermingsaanpak, die er op is gericht het verval van cultuurhistorische objecten of structuren tegen te gaan en zo mogelijk schade te herstellen; hieronder vallen de maatregelen op het gebied van onderhoud, restauratie, inrichting en beheer
Artikel 2 Uitvoering van de verordening
Het college is belast met de uitvoering van deze verordening en besluit met toepassing van deze verordening tot verlening, intrekking, wijzigingen en vaststelling van subsidie en omtrent de daaraan te verbinden voorschriften en voorwaarden.
Artikel 4 Geen subsidie voor overheden
Subsidie wordt niet toegekend ten behoeve van monumenten en cultuurhistorische waarden die het eigendom zijn van de Staat der Nederlanden, gemeenten of provincies.
HOOFDSTUK 2 SUBSIDIE ONDERHOUD EN RESTAURATIE GEMEENTELIJKE MONUMENTEN
PARAGRAAF 2.1 DE SUBSIDIEAANVRAAG
Voorzover de aanvrager voor dezelfde begrote uitgaven tevens subsidie of een bijdrage heeft aangevraagd bij een of meer andere bestuursorganen of instanties, doet hij daarvan opgave in de aanvraag, onder vermelding van de stand van zaken met betrekking tot de beoordeling van die aanvraag of aanvragen.
PARAGRAAF 2.2 DE SUBSIDIEVERLENING
Het college beslist binnen acht weken op een volledige aanvraag om een subsidie tot onderhoud en/of restauratie van een monument.
In aanvulling op hetgeen bepaald in artikel 4:35 Algemene wet bestuursrecht wordt geen subsidie verstrekt:
PARAGRAAF 2.3 VERPLICHTINGEN VAN DE SUBSIDIEONTVANGER
Artikel 16 Start werkzaamheden
Met de uitvoering van de werkzaamheden mag niet eerder worden begonnen dan nadat op de aanvraag voor subsidie, als bedoeld in deze verordening, is beslist.
Artikel 17 Maatregelen tot behouden monument
Degene aan wie krachtens deze verordening subsidie is verstrekt dient het monument in goede staat van onderhoud te houden en dient deze voldoende te verzekeren en verzekerd te houden tegen water, brand, storm en bliksemschade gedurende de periode dat er sprake is van een monument.
HOOFDSTUK 4 SLOT- EN OVERGANGSBEPALINGEN
Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de bij besluit van het college dan wel de burgemeester aan te wijzen personen.
Artikel 25 Inwerkingtreding en overgang
Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening, een aanvraag om subsidie op grond van de in het tweede lid ingetrokken verordening is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening nog niet op de aanvraag is beslist, wordt deze aanvraag beoordeeld op grond van de bepalingen van deze verordening.
Aldus vastgesteld in zijn openbare vergadering van 28 juni 2007.
De raad voornoemd,
de griffier, de voorzitter,
Th.G.L. Greep H.H. de Vries
De gemeente Lingewaard hecht aan een duurzame instandhouding van het culturele erfgoed binnen de gemeente. Op basis van deze verordening kan de gemeente subsidie verstrekken aan hen die daadwerkelijk willen bijdragen aan het behoud en de ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden binnen de gemeente Lingewaard.
Cultuurhistorie betreft niet enkel de historisch gebouwde omgeving maar ook de archeologie en het historische landschap.
Deze verordening beoogt een financieel beleidsinstrument te zijn voor de duurzame instandhouding en ontwikkeling van alle cultuurhistorische waarden. Duurzame instandhouding en ontwikkeling word ondermeer bereikt door onderhoud, restauratie, conservering en beheer van historisch bouwkundige, archeologische en historisch geografische objecten.
Vooralsnog is in hoofdstuk 2 van deze verordening enkel subsidiëring met betrekking tot de duurzame instandhouding van monumenten uitgewerkt. Op termijn is het opnemen van een regeling voor overige cultuurhistorische waarden mogelijk in hoofdstuk 3 (zie toelichting artikel 2).
De noodzaak tot het opstellen van deze nieuwe subsidieverordening komt voort uit de nieuwste beleidsontwikkelingen op het gebied van cultuurhistorie, de ervaringen in de dagelijkse praktijk met betrekking tot uitvoering van het monumentenbeleid en de van toepassing zijnde wet- en regelgeving (o.a. de regelgeving met betrekking tot subsidies opgenomen in de Algemene wet bestuursrecht (Awb)).
De nummering en formulering van deze verordening is opgesteld en zoveel mogelijk in overeenstemming met de Aanwijzingen voor de decentrale regelgeving van de VNG.
Op grond van artikel 3:9a Awb is afdeling 3.3 van de Algemene wet bestuurecht tevens van toepassing op voorstellen van wet. Volgens de toelichting bij dit artikel betekent deze bepaling voor de lagere overheden dat op alle voorstellen voor regelingen en verordeningen zij rechtstreeks vallen onder de werking van afdeling 3.3 Awb. Op grond van de verplichting van artikel 3:8 Awb wordt dan ook vermeldt dat de conceptversie van deze verordening is opgesteld door de mevr. mr. P. Nijhoff van Buro Langhenkel Noord bv te Zwolle in nauwe samenwerking met afdeling BWM van de gemeente Lingewaard.
Lid m: Op basis van de Monumentenverordening Lingewaard 2007 kan het verrichten van een bouwhistorisch onderzoek verplicht gesteld worden opdat meer inzicht verkregen wordt in de historische geschiedenis van een gebouw.
Vooralsnog is in deze verordening alleen een subsidieregeling voor monumenten opgenomen (hoofdstuk 3). De intentie is om op termijn subsidie te kunnen verlenen voor werkzaamheden welke betrekking hebben op monumenten én cultuurhistorische waarden in brede zin. Reden hiervoor zijn de landelijke en Europese (Verdrag van Matla) beleidsontwikkelingen waardoor in de toekomst niet langer volstaan zal kunnen worden met enkel een subsidieregeling voor historisch bouwkundige monumenten. Momenteel wordt het cultuurhistorisch beleid van de gemeente Lingewaard uitgewerkt. Naar aanleiding van het Verdrag van Malta wordt allereerst het archeologische beleid uitgewerkt. In 2008 zal naar verwachting een integrale nota cultuurhistorie tot stand komen. Naar aanleiding van de genoemde integrale nota kan blijken dat het subsidiëren van initiatieven met betrekking tot andere cultuurhistorische waarden, anders dan monumenten, gewenst is. Daartoe kan vervolgens in hoofdstuk 3 van deze verordening een regeling opgenomen worden. Een dergelijke regeling zal ook onder andere duidelijkheid moeten verschaffen over de vraag welke cultuurhistorische waarden voor subsidiëring in aanmerking komen. Tot die tijd voorziet deze verordening enkel in een subsidieregeling voor gemeentelijke monumenten.
Het cultuurhistorisch beleid is op dit moment nog duidelijk in ontwikkeling. In het kader van deze nieuwe ontwikkeling is het zeer wel denkbaar dat nadere uitwerking van het subsidiebeleid noodzakelijk is. Deze bepaling biedt het college de mogelijkheid dergelijke regels te stellen zonder dat daartoe de verordening gewijzigd vastgesteld moet worden. Daardoor kan het college slagvaardiger optreden. In verband met de subsidieregeling voor monumenten stelt het college in ieder geval een lijst met subsidiabele kosten vast zodat de eigenaren van monumenten op dat punt rechtszekerheid geboden kan worden.
Deze algemene voorwaarden zijn van toepassing op alle subsidie aanvragen welke ingediend worden op basis van deze verordening.
Voor de subsidies met betrekking tot monumenten is een nadere regeling opgenomen in hoofdstuk 2 ten opzichte van hetgeen geregeld in de Awb. Dat betekent dat de Awb van toepassing blijft voor zover door middel van deze verordening niet wordt afgeweken van de bepalingen in de Awb.
Subsidieverlening kan niet alleen per boekjaar maar ook, bijvoorbeeld op basis van een meerjarenonderhoudsplan, voor een langere periode plaatsvinden. In het laatste geval ontbreekt een jaarlijkse beschikking tot subsidieverlening en kan worden volstaan met de jaarlijkse vaststelling op grond van de door de aanvrager aangeleverde gegevens. Dit artikel biedt het college de mogelijkheid een dergelijke langlopende subsidie op basis van een indexering bij te stellen.
In geval van monumenten is sprake van een jaarlijks vast te stellen subsidieplafond. Volledigeaanvragen worden op volgorde van binnenkomst behandeld. Dat betekent dat een subsidieaanvraag geweigerd moet worden als het budget opgebruikt is, ook al kan een aanvrager op grond van deze verordening aanspraak maken op de betreffende subsidie.
In geval van een onvolledige aanvraag dient de aanvrager, conform de Awb, in de gelegenheid gesteld te worden zijn onvolledige aanvraag te completeren. Als hij dat nalaat binnen de daartoe gesteld termijn, wordt de aanvraag niet verder in behandeling genomen. Immers in dit artikel wordt bepaald dat enkel volledige aanvragen in behandeling genomen worden.
De subsidieaanvraag kan betrekking hebben op restauratie en onderhoud. Het onderscheid tussen onderhoud en restauratie hangt samen met de aard en omvang van de werkzaamheden. Onderhoudswerkzaamheden zijn meer gericht op het instandhouden van de bouwkundige staat van het gebouw. Restauratiewerkzaamheden zijn naar hun aard meer gericht op een veelvoud van verschillende werkzaamheden en gericht op het herstel van het casco van het gebouw. In geval van ingrijpende herstelwerkzaamheden aan het interieur van het monument is er veelal sprake van restauratie.
De aanvrager kan verplicht worden een recent (niet ouder dan een jaar) inspectierapport van de Monumentenwacht te overleggen. Ook een bouwhistorisch onderzoek kan verplicht gesteld worden. In de praktijk zal echter al, indien het college dit noodzakelijk acht, in het kader van de vergunningverlening op basis van de Monumentenverordening Lingewaard 2007 om een inspectierapport en/of bouwhistorisch onderzoek verzocht worden.
Het college stelt een lijst van subsidiabele kosten vast. Op basis van artikel 10 van de Monumentenverordening Lingewaard 2007 kan het college in de monumentenvergunning voorschriften opnemen met betrekking tot de wijze van uitvoering van de vergunde werkzaamheden. Indien deze voorschriften niet in acht genomen worden wordt er geen subsidie verstrekt (artikel 15).
In de beschikking tot subsidieverlening kunnen voorschriften opgenomen worden die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie. Daarbij kan men onder meer denken aan voorschriften met betrekking tot de wijze van uitvoering van de werkzaamheden (geldt eigenlijk alleen in die gevallen dat geen monumentenvergunning vereist is omdat anders op basis van artikel 15 de vergunningsvoorschriften al direct bindend zijn voor de subsidieaanvrager) en de termijn waarbinnen de werkzaamheden gestart en afgerond moeten worden.
Er wordt een ondergrens per aanvraag gehanteerd. Dit zodat de administratieve kosten in redelijke verhouding staan tot de subsidiabele kosten van de uit te voeren werkzaamheden.
Een aanvraag kan een zogenaamd meerjarenonderhoudplan betreffen. In een dergelijk plan geeft de eigenaar voor meerdere jaren aan welke werkzaamheden hij wil gaan uitvoeren. Hij kan daarvoor door middel van één aanvraag subsidie voor het totaal aan werkzaamheden aanvragen. Eigenaren die zelf de werkzaamheden verrichten doen dat meestal gefaseerd. De uit tevoeren werkzaamheden worden dan opgedeeld in meerdere kleinere klussen. De gemeente wil door het indienen van meerjarenonderhoudsplannen mogelijk te maken bewerkstelligen dat ook die eigenaren, ondanks de gehanteerde ondergrens, in aanmerking kunnen komen voor subsidie. Ander belangrijk voordeel is dat op deze wijze voorkomen wordt dat voor iedere klus een nieuwe subsidieaanvraag ingediend moet worden.
In geval van een meerjarenonderhoudsplan kan per boekjaar een maximum bedrag beschikbaar gesteld worden.
Zowel bij onderhoud als bij restauratie zijn de werkzaamheden gericht op het niet aantasten van de bestaande cultuurhistorische kwaliteiten en het herstel van een historisch verantwoorde staat van het beschermde object. Wat die historisch verantwoorde staat is, kan aan de hand van bouwhistorisch onderzoek worden aangetoond.
In geval loonkosten ook “in rekening gebracht” worden dienen de werkzaamheden verricht te worden door een erkend bedrijf.
Uitvoeringsvoorschriften zullen voornamelijk opgenomen worden in de monumentenvergunning. Voor die gevallen dat geen monumentenvergunning nodig is, kan het college bij het besluit tot subsidieverlening nog voorschriften stellen. In de door het college opgestelde uitvoeringsvoorschriften wordt vooral aandacht geschonken aan zaken als materiaal gebruik en wijze van toepassing.
Gelet op de omschrijving van het begrip uitvoeringsvoorschriften in artikel 1 onder m, betreft het hier de voorschriften opgenomen in de verleende monumentenvergunning of de op basis van artikel 14 van deze verordening in het besluit tot subsidieverlening opgenomen voorschriften.
Tijdens de werkzaamheden kunnen zich onverwachte feiten openbaren die een gewijzigde uitvoering noodzakelijk maken. Dit artikel voorziet in de mogelijkheid om, na instemming van het college, af te wijken van de bij de aanvraag overgelegde gegevens.
Indien de aanvraag niet volledig is dient de aanvrager een termijn gesteld te worden waarbinnen hij de aanvraag kan completeren. Pas na het completeren van de voor de beoordeling benodigde gegevens begint de termijn van 8 weken te lopen.
Hiermee wordt de eigenaar rechtszekerheid geboden met betrekking tot de daadwerkelijke uitbetaling van de subsidiegelden.
Dit artikel bepaalt dat het college in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager kan afwijken van de bepalingen van deze verordening. Zonodig wordt hierbij advies ingewonnen van de commissie Welstand en Monumenten. Dit afwijken kan alleen maar ten gunste en nooit ten nadele van de betrokken aanvrager.
Gedacht kan worden aan een situatie waar het, vanwege de staat waarin het monument verkeerd, van belang is dat begonnen wordt met de werkzaamheden voordat men bericht ontvangen heeft over de subsidieverlening. Verder wordt met nadruk gemeld dat dit beperkt dient te blijven tot bijzondere gevallen. Het gebruik maken van de hardheidsclausule moet beschouwd worden als een uitzondering. Het college moet dan ook bij toepassing van deze clausule, in verband met precedentwerking, extra zorgvuldig motiveren waarom in die situatie van de verordening wordt afgeweken.
Anders dan bij gemeentelijke monumenten zijn er voor rijksmonumenten al meerdere andere fiscale en subsidieregelingen van toepassing. Om die reden is besloten het subsidiebudget behorende bij deze verordening te beperken tot gemeentelijke monumenten. Eigenaren van rijksmonumenten kunnen echter op basis van artikel 23A een verzoek voor subsidie indienen bij de gemeenteraad. De gemeenteraad beoordeelt dan of zij in dat specifieke geval extra financiële middelen beschikbaar wil stellen.
Wat betreft procedure en wijze van aanvragen (indieningsvereisten, gereedmelding etc.)worden de bepalingen in Hoofdstuk 2 van overeenkomstige toepassing verklaard. Een beslistermijn van 8 weken is gelet op de vergaderfrequentie van de gemeenteraad niet haalbaar. Om die reden is deze bepaald op 3 maanden.
De eigenaar dient wel inzichtelijk te maken in hoeverre hij in aanmerking komt voor fiscale aftrek en andere financiële regelingen zodat de gemeenteraad deze gegevens bij haar beslissing mee kan laten wegen.