Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Dongen

Notitie prostitutiebeleid Dongen

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieDongen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingNotitie prostitutiebeleid Dongen
CiteertitelNotitie prostitutiebeleid Dongen
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpopenbare orde en veiligheid
Eigen onderwerpopenbare orde en veiligheid

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Algemeen Plaatselijke Verordening

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

N.v.t.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-10-2000Nieuwe regeling

14-09-2000

Gemeentelijke informatiekrant, 21-09-2000

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Notitie prostitutiebeleid Dongen

 

 

1. Inleiding.
1.1 Achtergrond.

 

Op 26 oktober 1999 heeft de Eerste Kamer ingestemd met het voorstel het algemeen bordeelverbod op te heffen. De wetswijziging zal per 1 oktober a.s. van kracht worden.

 

Het begrip “bordeel” zal in deze notitie overigens niet meer worden gebruikt omdat het een verouderd begrip is.

In plaats daarvan zal het begrip “seksinrichting” worden gehanteerd; dit is een ruimer begrip waaronder in ieder geval wordt verstaan: een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon.

 

De wetswijziging betekent dat het exploiteren van seksinrichtingen vanaf 1 oktober 2000 legaal is, indien het gaat om het exploiteren van vrijwillige prostitutie door meerderjarigen met een voor het verrichten van arbeid geldige verblijfstitel en dat de exploitant van een seksinrichting is te vergelijken met iedere andere ondernemer.

 

De wetswijziging is tot stand gekomen na een lange voorgeschiedenis van verbieden en gedogen. Het besef dat het verbod op prostitutie niet de goede manier is om de criminaliteit rondom de prostitutie aan te pakken ligt ten grondslag aan het besluit het verbod op te heffen. Het wordt juist van belang geacht de prostitutie in goede banen te leiden: gezondheid, veiligheid en transparantie staan hierbij centraal. Door legalisering krijgt de overheid meer zicht en greep op de branche. Tegelijkertijd echter dienen onaanvaardbare vormen van prostitutie, bijv. waar het onvrijwillig is of kinderen of illegalen betreft, krachtig aangepakt te worden. Bovendien sluit de wetswijziging aan bij de maatschappelijke realiteit.

 

De wetswijziging houdt concreet het volgende in:

  • *

    opheffing van het algemeen bordeelverbod en het verbod op het souteneurschap; de desbetreffende artikelen worden geschrapt uit het Wetboek van Strafrecht;

  • *

    aanscherping van de strafbaarstelling van ongewenste vormen van exploitatie van prostitutie: onvrijwillige prostitutie en seksueel misbruik van minderjarigen.

 

De wetswijziging komt, kort gezegd, op het volgende neer:

  • *

    er wordt een einde gemaakt aan de historisch gegroeide gedoogsituatie ten aanzien van de exploitatie van prostitutie;

  • *

    er wordt een duidelijke scheiding aangebracht tussen legale vormen van exploitatie enerzijds en strafbare vormen van exploitatie anderzijds;

  • *

    voor wat betreft de legale exploitatie (vrijwillige prostitutie) wordt gestreefd naar een betere beheersing, regulering en sanering van de branche en de bedrijfsuitoefening;

  • *

    voor wat betreft de strafbare exploitatie van prostitutie wordt gestreefd naar een meer effectievere bestrijding door een intensivering en aanscherping van het strafrechtelijk handelen (opsporing en vervolging ). Het is nadrukkelijk de bedoeling dat er een einde komt aan het gedogen van ongewenste, strafbare vormen van exploitatie.

1.2 Doelstellingen.

Door de gemeente Dongen worden de doelstellingen, zoals die regionaal geformuleerd zijn (zie ook paragraaf 1.4), overgenomen. Deze doelstellingen omvatten de gewenste resultaten van het lokale prostitutiebeleid en zijn in drie categorieën in te delen:

  • 1.

    De bescherming van het woon- en leefklimaat: het beheersen en reguleren van de exploitatie van prostitutie, o.a. door het voeren van een actief vestigingsbeleid.

  • 2.

    Het beschermen van de positie van prostituees: de prostitutie is een branche die zich tot nu toe in een (semi-)illegale sfeer bevindt. Er is in deze branche sprake van gedwongen prostitutie, de prostitutie door illegalen en minderjarigen. Prostituees zijn vanuit deze positie ook een kwetsbare groep. Zeker gelet op de “achterstandspositie” dient de gemeente een actieve rol te vervullen in het beschermen en verbeteren van de positie van prostituees door het stellen van inrichtingseisen aan prostitutiebedrijven en eisen aan de bedrijfsvoering.

  • 3.

    Het voorkomen van strafbare feiten: het verbeteren van de bestijding van exploitatie van onvrijwillige prostitutie, het terugdringen van de omvang van prostitutie door illegalen en het beschermen van minderjarigen tegen seksueel misbruik, onder andere door het stellen van eisen aan de exploitant.

 

1.3 Lokale verantwoordelijkheid.

Het ontwikkelen van lokaal prostitutiebeleid is een taak voor de gemeenten. Er is voor gekozen deze taak bij de lokale overheid neer te leggen omdat zij in de beste positie is beleid te ontwikkelen dat aansluit bij de lokale situatie. Handvatten voor het ontwikkelen van lokaal prostitutiebeleid worden gegeven in het “Handboek Lokaal Prostitutiebeleid”. Er zijn geen landelijke richtlijnen, zoals bijv. bij het coffeeshopbeleid, maar de lokale overheid kan zelf invulling geven aan haar beleid. De wetswijziging kan alleen eerdergenoemde doelen bereiken als er een samenhangend beleid worden opgesteld waarbij de bestuurlijke en strafrechtelijke maatregelen goed op elkaar zijn afgestemd.

Minister Korthals schrijft in het eerdergenoemde handboek: “door de opheffing van het bordeelverbod wordt de weg vrijgemaakt voor een integraal gemeentelijk prostitutiebeleid. Het ontwikkelen en vaststellen van het gemeentelijke prostitutiebeleid vergen een centrale regie waarbij het lokaal bestuur voorschriften vaststelt en met andere partners, zoals politie en openbaar ministerie, afspraken maakt over de handhaving van deze voorschriften”.

 

Het op lokaal niveau ontwikkelen van prostitutiebeleid is niet verplicht. Toch is het van belang dat dit wel gebeurt en wel om de volgende redenen:

  • *

    indien omliggende, grotere, gemeenten waar nu reeds seksinrichtingen gedoogd worden een stringenter prostitutiebeleid gaan hanteren, bestaat de kans op verschuiving van seksinrichtingen naar plaatsen waar geen beleid is vastgesteld;

  • *

    indien omliggende gemeenten stringent beleid hanteren bestaat de kans dat inrichtingen die elders geen vergunning krijgen, omdat niet voldaan wordt aan de voorwaarden van het prostitutiebeleid, zich vestigen in die gemeenten waar geen beleid is vastgesteld;

  • *

    omdat het een legale bedrijfsvorm wordt bestaat de kans op een groter aantal aanvragen van nieuwe ondernemers ten behoeve van het vestigen van seksinrichtingen;

  • *

    door het vaststellen van beleid kunnen eisen gesteld worden aan ondernemers op het gebied van gezondheid, veiligheid, openbare orde, bedrijfsvoering etc.;

  • *

    door het vaststellen van beleid kan getracht worden de ongewenste neveneffecten van prostitutie, zoals uitbuiting en mensenhandel, te beperken.

 

1.4 Regionale afstemming.

Zoals ook blijkt uit de vorige paragraaf is prostitutie niet iets dat slechts één gemeente aangaat; de wijze waarop omliggende gemeenten ermee omgaan kan gevolgen hebben voor de gemeente Dongen. Niet alleen kunnen door regionale afstemming negatieve (verschuivings)effecten beperkt worden, ook creëert het meer duidelijkheid voor alle betrokkenen: eenduidigheid van beleid heeft tot gevolg dat politie en justitie één standaard kunnen hanteren in de gehele regio.

Er werd een regionale werkgroep ingesteld die tot taak had het afstemmen van het prostitutiebeleid op regionaal niveau en het ontwikkelen van kaders en handvatten voor de verschillende districten en gemeenten. Aan deze werkgroep namen deel: gemeenten, politie, justitie en de mr. A. de Graafstichting (landelijke stichting voor onderzoek naar prostitutie). Deze werkgroep heeft de Regionale Nota Prostitutiebeleid: “Regionale kaders en handreikingen” opgesteld. De nota is geaccordeerd door het Regionaal College. In het district Oosterhout-Waalwijk, waartoe Dongen behoort, zijn vervolgens nog nadere afspraken gemaakt.

 

1.5. Beleidskaders.

Een belangrijk instrument dat gemeenten kunnen inzetten ter regulering van prostitutie is de Algemene Plaatselijke Verordening (APV). De VNG heeft een model uitgewerkt waarmee gemeenten via een vergunningensysteem de prostitutiebranche kunnen reguleren. Aan de vergunning die verleend wordt voor de exploitatie van een seksinrichting kunnen voorschriften verbonden worden op het gebied van o.a. hygiëne, gezondheid en bedrijfsvoering. In het model worden ook de gronden genoemd op basis waarvan een vergunning geweigerd kan worden:

  • *

    exploitant of beheerder voldoet niet aan de gestelde gedragseisen;

  • *

    de vestiging of exploitatie van de seksinrichting of het escortbedrijf is in strijd met een geldend bestemmingsplan, stadsvernieuwingsplan of leefmilieuverordening;

  • *

    er zijn aanwijzingen dat in de seksinrichting of het escortbedrijf personen werkzaam zijn of zullen zijn in strijd met artikel 250a van het Wetboek van Strafrecht of met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of de Vreemdelingenwet bepaalde;

  • *

    in het belang van de openbare orde, het voorkomen of beperken van overlast, het voorkomen of beperken van aantasting van het woon- en leefklimaat, de veiligheid van personen of goederen, de verkeersvrijheid of –veiligheid, de gezondheid en zedelijkheid en de arbeidsomstandigheden van de prostituee.

 

Tevens is in de model-APV de bepaling opgenomen dat het college van burgemeester en wethouders met het oog op de bovengenoemde belangen nadere regels kan vaststellen. Op grond van deze bepaling is het in deze notitie weergegeven beleid geformuleerd.

De model-APV vormt de basis voor het regionaal ontwikkelende prostitutiebeleid: “Regionale kaders en handreikingen”. Dit model vormt, samen met de regionale nota en de districtelijke afspraken, het kader voor het lokaal te ontwikkelen prostitutiebeleid. De regionale nota, de districtelijke afspraken en de model-APV zijn als bijlage aan deze notitie toegevoegd.

 

1.6 Evaluatie.

De legalisering van de prostitutiebranche is iets nieuws; hoe dit zich in de toekomst zal gaan ontwikkelen is onbekend. Het is dan ook van belang dat na één jaar het lokale prostitutiebeleid geëvalueerd wordt. Aspecten die hierbij in ieder geval betrokken dienen te worden zijn: het aantal aanvragen, de locatie van een eventuele seksinrichting, mogelijke klachten, toezicht en controle en mogelijke ontwikkelingen op dit terrein (landelijk of regionaal).

 

1.7 Leeswijzer.

In hoofdstuk 2 wordt nader ingegaan op de inhoud van het lokale prostitutiebeleid. Aan de hand van de verschillende vormen van prostitutie en een inventarisatie van de seksinrichtingen in de regio wordt een maximumbeleid voorgesteld. Tevens wordt in hoofdstuk 2 het ruimtelijke beleid ten aanzien van seksinrichtingen weergegeven. In hoofdstuk 3 worden de verschillende voorschriften beschreven waar een exploitant van een seksinrichting aan dient te voldoen vanuit de oogpunten van bescherming van het woon- en leefklimaat, het beschermen van de positie van de prostituees en het voorkomen van strafbare feiten. In hoofdstuk 4 worden de afspraken weergeven die zijn gemaakt met politie en justitie ten aanzien van de handhaving van het prostitutiebeleid. In hoofdstuk 5 tenslotte wordt het lokale prostitutiebeleid samengevat.

2. Lokaal beleid.

Ten aanzien van de verschillende vormen van prostitutie en hoe hiermee om te gaan wordt, zoals reeds eerder vermeld, aansluiting gezocht bij de model-APV en het regionale beleid. De modelbepalingen zullen in de Algemene Plaatselijke Verordening voor de gemeente Dongen 2000 worden opgenomen.

Enkele aspecten dienen op lokaal niveau nader uitgewerkt te worden: het maximum aantal toegestane seksinrichtingen (maximumbeleid § 2.3) en de locaties die geschikt worden geacht voor seksinrichtingen (vestigingsbeleid § 2.4). In dit hoofdstuk wordt hierop nader ingegaan, evenals op de verschillende vormen van prostitutie. Ook is een inventarisatie weergegeven van seksinrichtingen in de regio.

 

2.1 Vormen van prostitutie.

Seksinrichting.

Als seksinrichting wordt (conform artikel 3.1.1 van de model-APV) aangemerkt: “de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar”.

Escortbedrijf.

Hieronder wordt verstaan: “de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend.

Omdat er door middel van een gemeentelijk vergunningenstelsel extra eisen kunnen worden gesteld aan prostitutiebedrijven bestaat het gevaar dat er een vlucht plaatsvindt naar de zgn. escortservice en het thuiswerk. Om die reden is het noodzakelijk dat het escortbedrijf ook aan de vergunningplicht wordt onderworpen. Artikel 3.2.1 van de model-APV voorziet hierin. Wel stelt de VNG in de toelichting dat de mogelijkheid om regels voor escortbedrijven te stellen niet moet worden overschat; ook al valt een escortbedrijf onder de vergunningplicht, het blijft een voor bestuurlijke maatregelen moeilijk vatbare bedrijfstak. Wel is van belang dat bij een vergunningaanvraag de criminele antecedenten van de exploitant/beheerder van het escortbedrijf kunnen worden onderzocht.

Raam- en straatprostitutie.

In de regionale nota wordt ervoor gepleit deze vormen van prostitutie niet toe te staan. Dit in verband met de disproportionele overlast, aantasting van de woon- en leefsituatie, ernstig negatieve invloeden op de verkeersveiligheid en ernstige problematiek ten aanzien van openbare orde, hinder, overlast en criminaliteit. Ter verdere onderbouwing van het verbod op straatprostitutie is nog van groot belang dat er geen of nauwelijks controle kan worden uitgeoefend of uitgevoerd op de arbeidsomstandigheden en arbeidsverhoudingen waaronder gewerkt moet worden.

Gezien de kleinschaligheid en de aard van de gemeente en gelet op de geschetste negatieve effecten die raam- en straatprostitutie met zich meebrengen, moet worden vastgesteld dat deze vormen van prostitutie niet in Dongen passen. Van de mogelijkheid een aanwijzingsbesluit te nemen voor straatprostitutiezones zoals bedoeld in artikel 3.2.6 van de APV zal dan ook geen gebruik worden gemaakt. Voor inrichtingen voor raamprostitutie zal geen vergunning worden verleend.

Thuiswerk.

Om klanten te werven adverteren thuiswerkers soms in bladen, maar beschikken zij vaak ook over een vaste klantenkring die zich uitbreidt langs informele weg; door op deze wijze in de anonimiteit te werken onderscheiden ze zich van de reguliere seksinrichting. Thuiswerk is in principe dan ook niet vergunningplichtig.

Om een vlucht naar het thuiswerk tegen te gaan en zodoende niet regulerend te kunnen optreden zou goed omschreven moeten worden binnen welke grenzen het thuiswerk moet blijven om niet alsnog onder de vergunningplicht te vallen.

 

Dit kan bereikt worden door het hanteren van de volgende criteria:

  • 1.

    Thuiswerk vindt uitsluitend plaats in de eigen woning; degene die prostitutie bedrijft in de eigen woning moet volgens de Gemeentelijke Basisadministratie op dat adres zijn ingeschreven.

  • 2.

    Het werven van klanten geschiedt in de regel langs informele weg; de prostituee mag adverteren, maar dit mag slechts incidenteel gebeuren. In geval van een dagelijks of wekelijks terugkerende advertentie is sprake van een zekere regelmaat.

  • 3.

    Aan de buitenzijde van het perceel mag het niet duidelijk zijn dat er prostitutie wordt bedreven.

  • 4.

    De prostituee mag niet toestaan dat anderen of andere bewoners in de woning prostitutie bedrijven.

  • 5.

    De verdiensten voortkomend uit de prostitutie moeten uitsluitend ten goede komen aan de prostituee.

  • 6.

    Er mag geen sprake zijn van overlast of aantasting van het woon- of leefklimaat.

 

Voor de volledigheid wordt nog de aandacht gevestigd op het volgende. In Breda is onlangs een sluitingsbevel van de burgemeester op basis van de APV (wet in materiële zin) tegen een thuiswerkster, die in haar woning meerdere meisjes liet werken, vernietigd. Deze sluitingsbevoegdheid zou zich niet verdragen met het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer. Dit recht kan volgens de afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State alleen worden beperkt door een wet in formele zin. Artikel 174a van de Gemeentewet biedt hiertoe mogelijkheid, maar dan dient er sprake te zijn van ernstige overlast die de veiligheid en gezondheid van de mensen in de omgeving aantast.

Verdere jurisprudentie is ter zake nog niet ontwikkeld; hoe hiermee na de wetswijziging zal worden omgegaan zal nog moeten blijken.

Vooralsnog zullen de bovengenoemde criteria gehanteerd worden.

 

2.2 Inventarisatie.

Voor zover bekend zijn in Dongen geen seksinrichtingen, escortbedrijven en vestigingen voor thuisprostitutie aanwezig.

In de regio van de Politie Midden en West Brabant zijn in totaal 56 seksinrichtingen en 6 sekswinkels gevestigd. Escortbedrijven en vestigingen van thuisprostitutie zijn wel aanwezig maar gegevens daarover zijn nauwelijks bekend. Straat- en raamprostitutie komt in de regio niet voor.

Wel zijn een of meerdere ontmoetingsplaatsen aanwezig waar mogelijk sprake is van prostitutie.

Het aantal in de bedrijfsmatige prostitutie werkzame prostituees wordt geschat op tenminste 250 (ondergrens); aangenomen wordt dat meer dan 50% daarvan afkomstig is van buiten de Europese Unie.

 

2.3 Maximumbeleid.

De minister van Justitie heeft aangegeven dat het voeren van een zgn. 0-beleid (algeheel verbod voor seksinrichtingen) niet is toegestaan. Een dergelijk verbod wordt in strijd geacht met artikel 19, lid 3, van de Grondwet waarin het recht op vrije keuze van arbeid is neergelegd.

Wel is het mogelijk om, ter handhaving van de openbare orde, bescherming van de leefbaarheid en beperking van overlast, beleid te formuleren over het maximum aantal toelaatbare seksinrichtingen.

 

De volgende overwegingen spelen een rol bij het bepalen van een maximum aantal:

  • *

    de afgelopen jaren zijn er geen seksinrichtingen gevestigd in Dongen en zijn er evenmin aanvragen geweest;

  • *

    door de opheffing van het bordeelverbod kan het zijn dat er vanaf 1 oktober 2000 aanvragen ingediend zullen worden;

  • *

    grotere gemeenten of gemeenten in de omgeving waar thans meerdere prostitutiebedrijven gevestigd zijn, kunnen een stringenter beleid gaan voeren waardoor er een verschuiving kan plaatsvinden;

  • *

    de kleinere gemeenten in het district hebben aangegeven terughoudend om te gaan met het verlenen van vergunningen aan seksinrichtingen. Hierdoor zou een grotere druk op Dongen kunnen ontstaan;

  • *

    de vestiging van seksinrichtingen kan gepaard gaan met een toename van verkeer, parkeren, (geluid)overlast en andere randverschijnselen.

 

Deze overwegingen en de geformuleerde doelstellingen leiden ertoe dat voor de gemeente Dongen een maximum van één seksinrichting gehanteerd moet worden.

Escortbedrijven zullen in het geheel niet worden toegestaan aangezien deze vorm van prostitutie moeilijk te controleren is en de voorschriften die betrekking hebben op de positie van de prostituees niet te waarborgen zijn.

Voor wat betreft straat- en raamprostitutie en thuiswerk wordt aangesloten op het regionaal geformuleerde beleid: straat- en raamprostitutie wordt niet toegestaan (zie § 2.1).

Thuiswerk wordt niet vergunningplichtig beschouwd als voldaan wordt aan de in § 2.1 genoemde criteria.

 

2.4 Vestigingsbeleid.

Een gemeente kan twee wegen bewandelen om het vestigingsbeleid ten aanzien van seksinrichtingen te reguleren. Enerzijds kan dit op basis van het bestemmingsplan, anderzijds op basis van de APV.

Beide sporen kunnen ook aanvullend op elkaar worden benut.

 

APV.

Op grond van de APV kan beleid worden geformuleerd vanuit het belang van de openbare orde, voorkoming of beperking van overlast en van aantasting van het woon- en leefklimaat, de (verkeers)veiligheid, gezondheid of zedelijkheid. Op basis van deze belangen is het maximumbeleid geformuleerd maar op basis hiervan kan ook ruimtelijk beleid worden ontwikkeld.

 

In de regionale nota zijn hiertoe enkele handreikingen gedaan, waarbij eisen gesteld worden aan het vestigen van seksinrichtingen in een gemeente. Aansluitend hierop kunnen voor de gemeente Dongen de volgende criteria worden vastgesteld:

  • *

    Geen vestiging van seksinrichtingen in of aan woonstraten, voet- en rijstraten, wegen, lanen, kaden, hofjes, woonerven en pleinen waaraan bebouwing is gelegen die uitsluitend of in belangrijke mate dient ter bewoning/een woonfunctie heeft. Vestiging van een seksinrichting in een woonwijk heeft, gelet op het karakter daarvan, een negatieve invloed op het woon- en leefklimaat in die wijk. Hierbij valt tevens te denken aan de overlast van toenemende verkeersdrukte en hinder van komende en gaande bezoekers.

  • *

    Geen vestiging van een seksinrichting binnen een straal van 250 meter van een (onderdeel van een) onderwijsinrichting c.q. school waarin aan minderjarigen onderwijs of opleiding wordt gegeven.

  • *

    Ter voorkoming van een mogelijke concentratie van seksinrichtingen geen vestiging van een seksinrichting binnen een straal van 250 meter van een andere seksinrichting.

  • *

    Geen vestiging van seksinrichtingen in straten waar sprake is van enige concentratie van recreatie-inrichtingen of winkels; hierdoor wordt het karakter van een dergelijke omgeving op ontoelaatbare wijze negatief beïnvloed. De vestiging van een seksinrichting in een uitgaans- en/of winkelgebied kan leiden tot een cumulatie van openbare orde aspecten c.q. verstoring van de openbare orde. Bovendien is het gevaar aanwezig dat op een dergelijk concentratiepunt het fenomeen straatprostitutie toch de kop op steekt.

  • *

    Conform de uitgangspunten van het regionaal geformuleerde beleid geen vestiging van seksinrichtingen in de kernen Klein-Dongen, Dongenvaart en ’s Gravenmoer. De impact van een seksinrichting voor deze kleine kernen zal disproportioneel groot zijn. Door vermenging van functies (wonen, werken) is het moeilijk te spreken van echte woonstraten; het wat verder uit elkaar liggen van woonhuizen neemt niet weg dat ook hier de woonfunctie centraal staat. Ook hier dient het woon- en leefklimaat beschermd te worden.

 

Deze criteria geprojecteerd op de kaart van Dongen leidt tot de conclusie dat de vestiging van een seksinrichting in principe slechts kan worden toegestaan in een kernrandgebied: het overgangsgebied tussen buitengebied en de bebouwde kom. In dit gebied, zo leert de ervaring elders, zullen de verkeersdrukte en (geluid)overlast die gepaard gaan met het komen en gaan van bezoekers binnen de grenzen van het redelijke blijven.

 

Bestemmingsplan.

De vestiging van seksinrichtingen kan ook met behulp van bestemmingsplannen geregeld worden. Dit kan door aanpassing van de verschillende bestemmingsplannen dan wel door middel van een overkoepelende “paraplubestemmingsplanherziening”. Ruimtelijk beleid ten aanzien van seksinrichtingen moet nog ontwikkeld worden. Overleg met de provincie is daarbij noodzakelijk.

Het op basis van de APV geformuleerde beleid volstaat in principe voor wat betreft de vraag of de mogelijke vestiging van een seksinrichting al dan niet kan worden toegestaan. Het ruimtelijke beleid kan als aanvullend worden gezien. Dit beleid kan ook nog na 1 oktober 2000 worden vastgesteld. Tot die tijd zullen de planologische aspecten in voorkomende gevallen ad hoc bekeken kunnen worden.

 

2.5 Samenvatting beleid.

Het lokale prostitutiebeleid voor de gemeente Dongen omvat 2 aspecten: enerzijds het maximumbeleid en anderzijds het vestigingsbeleid. Samengevat houdt dit het volgende in:

Maximumbeleid:

  • -

    maximaal één seksinrichting;

  • -

    geen escortbedrijven;

  • -

    geen raam- en straatprostitutie;

  • -

    thuiswerk niet vergunningplichtig, mits:

  • -

    het uitsluitend plaatsvindt in de eigen woning;

  • -

    slechts incidenteel geadverteerd wordt;

  • -

    aan de buitenkant van het perceel niet te zien is dat er sprake is van prostitutie;

  • -

    slechts de bewo(o)n(st)er prostitutie bedrijft;

  • -

    de verdiensten uitsluitend ten goede komen aan de prostituee;

  • -

    er geen sprake is van overlast.

Vestigingsbeleid:

  • -

    geen vestiging van seksinrichtingen in woonwijken;

  • -

    geen vestiging van een seksinrichting binnen een straal van 250 meter van scholen;

  • -

    geen vestiging van een seksinrichting binnen een straal van 250 meter van een andere seksinrichting;

  • -

    geen vestiging van seksinrichtingen in straten waar sprake is van een concentratie van recreatie-inrichtingen of winkels;

  • -

    geen vestiging in de kernen Klein-Dongen, Dongenvaart en ’s Gravenmoer.

3. Voorschriften
3.1 Exploitatievergunning.

Mede gelet op in de § 1.2 geformuleerde doelstellingen kunnen aan de (exploitatie)vergunning voor een seksinrichting voorschriften worden verbonden

 

Het betreft o.a.:

  • -

    voorschriften ter bescherming van de positie van de prostituees en voorschriften in het belang van hun veiligheid, gezondheid en hygiëne. In overleg met de GGD is een aantal voorschriften overeengekomen;

  • -

    voorschriften ter bescherming van minderjarigen en het voorkomen van illegaliteit;

  • -

    voorschriften met betrekking tot de inrichting, de (brand)veiligheid en de bedrijfsvoering.

 

Panden die gebruikt zullen worden voor de exploitatie van een seksinrichting zullen moeten voldoen aan de eisen neergelegd in het Bouwbesluit en de Bouwverordening. Met betrekking tot de brandveiligheid en het vereiste van een gebruikersvergunning wordt aansluiting gezocht bij het geldende beleid.

Daarnaast worden, ter voorkoming van strafbare feiten, eisen gesteld aan de exploitant van een seksinrichting (artikel 3.2.2 model-APV). Ter bescherming van de prostituees zijn daarin ook veroordelingen inzake zedendelicten, mishandeling en overtreding van de Vreemdelingenwet opgenomen.

Voor wat de voorschriften betreft zal worden aangesloten bij de in de regionale nota voorgestelde voorbeeld-voorschriften.

 

3.2.Overige regelgeving.

Op seksinrichtingen zijn de Drank- en Horecawet en de Wet milieubeheer eveneens van toepassing; aan de voorschriften gesteld bij of krachtens deze wetten zal dan ook voldaan moeten worden.

Wanneer de Arbeidsomstandighedenwet van toepassing is zal ook de Arbo-dienst in het belang van de werknemers aandacht besteden aan zaken die van invloed zijn op de lichamelijke en geestelijke belasting. De gemeente heeft geen bevoegdheden om een regeling te treffen ter zake de arbeidstijden (Arbeidstijdenwet) en de arbeidsvoorwaarden. Momenteel is de Arbeidsomstandighedenwet slechts van toepassing als er sprake is van een gezagsverhouding tussen exploitant en prostituee. Er wordt echter een wijziging voorbereid waardoor deze wet ook van toepassing wordt als een prostituee zelfstandig binnen een seksinrichting werkt.

 

3.3 Sluitingsuur.

In de regionale nota wordt de aanbeveling gedaan de sluitingsuren van seksinrichtingen te laten aansluiten bij de sluitingsuren voor de horeca. De sluitingstijden, met mogelijkheid van ontheffing, worden opgenomen in de APV en worden vooralsnog bepaald op de periode gelegen tussen 02.00 en 09.00 uur.

4.Handhaving.
4.1.Handhavinginstanties.

Politie.

Op regionaal niveau is afgesproken dat controle en toezicht zal worden verzorgd door teams die hiervoor speciaal worden geformeerd. Over het aantal en de wijze van uitvoering van de controles zullen nog nadere afspraken worden gemaakt.

GGD.

Op het gebied van het geven van voorlichting over en controleren van de gezondheid en hygiënische voorschriften is een taak weggelegd voor de GGD. Zonodig zullen met de GGD hieromtrent nadere afspraken gemaakt moeten worden.

De functionarissen van de politie Midden en West Brabant en de GGD dienen op grond van artikel 6.1a van de APV in voorkomend geval nog formeel door het college van burgemeester en wethouders als toezichthouder te worden aangewezen.

Gemeente.

Waar het gaat om de controles ter zake inrichtingseisen, brandveiligheidseisen, milieuvoorschriften e.d. is een taak weggelegd voor de gemeente. Deze controle zal worden ingebed in het reguliere toezicht.

 

4.2 Handhavingarrangement.

Het in de regionale nota opgenomen handhavingarrangement, waarin de acties van de verschillende betrokken partijen zijn weergegeven, zal worden gehanteerd.

5. Samenvatting.

Op 1 oktober 2000 treedt een wetswijziging in werking die leidt tot de opheffing van het algemeen bordeelverbod. Dit betekent dat het exploiteren van seksinrichtingen vanaf dat moment legaal is als het gaat om het exploiteren van vrijwillige prostitutie door meerderjarigen met een voor het verrichten van arbeid geldige verblijfstitel. Het ontwikkelen van prostitutiebeleid is een taak voor de gemeente, een lokale verantwoordelijkheid. Een zgn. 0-beleid is niet toegestaan. Bij het formuleren van het lokale beleid is gebruik gemaakt van de Regionale Nota Prostitutiebeleid; de hierin genoemde uitgangspunten worden door de gemeente Dongen onderschreven.

Het lokaal prostitutiebeleid van de gemeente Dongen steunt op twee pijlers: het maximumbeleid en het vestigingsbeleid. Deze houden het volgende in:

Maximumbeleid:

  • -

    maximaal één seksinrichting;

  • -

    geen escortbedrijven;

  • -

    geen raam- en straatprostitutie;

  • -

    thuiswerk niet vergunningplichtig, mits:

  • -

    het uitsluitend plaatsvindt in de eigen woning;

  • -

    slechts incidenteel geadverteerd wordt;

  • -

    aan de buitenkant van het perceel niet te zien is dat er sprake is van prostitutie;

  • -

    slechts de bewo(o)n(st)er prostitutie bedrijft;

  • -

    de verdiensten uitsluitend ten goede komen aan de prostituee;

  • -

    er geen sprake is van overlast.

Vestigingsbeleid:

  • -

    geen vestiging van seksinrichtingen in woonwijken;

  • -

    geen vestiging van een seksinrichting binnen een straal van 250 meter van scholen;

  • -

    geen vestiging van een seksinrichting binnen een straal van 250 meter van een andere seksinrichting;

  • -

    geen vestiging van seksinrichtingen in straten waar sprake is van een concentratie van recreatie-inrichtingen of winkels;

  • -

    geen vestiging in de kernen Klein-Dongen, Dongenvaart en ’s Gravenmoer.

Seksinrichtingen in de gemeente Dongen zijn vergunningplichtig. In de vergunning worden diverse voorschriften opgenomen op het gebied van veiligheid, gezondheid, hygiëne en bedrijfsvoering.

Omtrent toezicht en controle hierop worden afspraken gemaakt met de politie en de GGD.