Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Baarn

Begraafplaatsverordening 1994

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieBaarn
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBegraafplaatsverordening 1994
CiteertitelBegraafplaatsverordening 1994
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Gemeentewet, artikel 149
  2. Wet op de lijkbezorging
  3. Algemene wet bestuursrecht
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

02-12-199401-07-2013Nieuwe regeling

30-11-1994

Gemeentenieuws Baarns Weekblad 1-12-1994

Raadsvoorstel nr. 150 - B 11 van 1994

Tekst van de regeling

Intitulé

Begraafplaatsverordening 1994

 

 

BEGRAAFPLAATSVERORDENING 1994

Behoort bij raadsvoorstel nr. 150 - B 11 van 1994

De raad der gemeente Baarn;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 1 november 1994;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet, de Wet op de lijkbezorging en de Algemene wet bestuursrecht;

gehoord de commissie voor algemeen bestuurlijke zaken d.d. 15 november 1994;

 

b e s l u i t :

 

I in te trekken de: "Verordening op de nieuwe algemene begraafplaats te Baarn", vastgesteld bij zijn besluit van 2 november 1972, zoals sedertdien gewijzigd;

II vast te stellen de navolgende:

 

BEGRAAFPLAATSVERORDENING 1994

Beheer

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    de wet: de wet op de lijkbezorging;

  • b.

    de directeur: de directeur van de sector ROBO.

Artikel 2

Met de leiding van de begraafplaats is, onder toezicht van burgemeester en wethouders, belast de directeur.

Artikel 3

Burgemeester en wethouders bepalen, welke registers, aantekeningen enzovoort voor een juiste administratie zullen worden gehouden en wie met het houden daarvan zullen worden belast en geven voorts voorschriften omtrent de inrichting van een en ander.

Openstelling voor het publiek

Artikel 4

De begraafplaats is, met inachtneming van het bepaalde in artikel 5, dagelijks voor een ieder kosteloos toegankelijk op de uren door burgemeester en wethouders te bepalen.

Ordemaatregelen

Artikel 5

Het verblijf op de begraafplaats is verboden voor:

  • a.

    personen, die zich op hinderlijke wijze gedragen;

  • b.

    kinderen beneden 14 jaar zonder begeleiding.

Artikel 6
  • 1.

    Het is verboden op de begraafplaats:

    • a.

      rijwielen, bromfietsen of motorrijwielen mee te voeren anders dan met het doel om deze in de daarvoor bestemde bewaarplaats te stallen;

    • b.

      honden bij zich te hebben;

    • c.

      op de graven te lopen of te zitten of de begraafplaats te verontreinigen.

  • 2.

    Het verbod in het eerste lid onder a geldt niet voor gehandicapten, die met behulp van een voertuig worden verplaatst.

Artikel 7
  • 1.

    Het is verboden met motorvoertuigen op de begraafplaats te rijden:

    • a.

      elders dan op de daartoe aangegeven rijwegen;

    • b.

      anders dan voor de uitvoering van een begrafenis of tot het vervoeren van materialen.

  • 2.

    Door of namens de directeur kan in bijzondere gevallen ontheffing worden verleend van het in het eerste lid gestelde verbod.

Artikel 8

Bezoekers, bedienaren van begrafenissen en personen, die werkzaamheden op de begraafplaats hebben te verrichten, zijn verplicht zich in het belang van de rust, orde en netheid te houden aan de door of vanwege de directeur vastgestelde voorschriften en aan de door of vanwege hem te geven aanwijzingen.

Artikel 9
  • 1.

    Bij overtreding van een of meer voorschriften, genoemd in de artikel 5, 6, 7 en 8 kan door de directeur gedurende ten hoogste twee weken en door burgemeester en wethouders voor langere tijd aan daarvoor in aanmerking komende overtreders worden verboden werkzaamheden op de begraafplaats te verrichten.

  • 2.

    Ter handhaving van de orde op de begraafplaats kunnen in uitzonderlijke gevallen door de directeur de toegangen worden gesloten.

Begraven en bijzetten van asbussen

Artikel 10
  • 1.

    Geen graf mag ter begraving of voor het daarin bijzetten van een asbus worden geopend of daarna worden gedicht dan op last van en onder toezicht van de directeur of van een door deze aangewezen ambtenaar.

  • 2.

    Het bijzetten van urnen met asbussen in of op de graven is geoorloofd. De plaatsing van deze urnen dient te geschieden met inachtneming van de dienaangaande door burgemeester en wethouders vast te stellen voorschriften.

  • 3.

    Geen begraving geschiedt zonder overlegging van het schriftelijk verlof van de ambtenaar van de burgerlijke stand en van het bewijs van voldoening van de verschuldigde rechten.

  • 4.

    Geen bijzetting van een asbus geschiedt:

    • a.

      zonder dat de bus hermetisch is gesloten en daarop de naam en voornamen van de overledene in onuitwisbare letters staan vermeld, zulks overeenkomstig de wet;

    • b.

      zonder verklaring van de directeur van het crematorium, waar de verbranding heeft plaatsgevonden, dat de officier van justitie het schriftelijk verlof, bedoeld in het Crematoriumbesluit, heeft verleend.

    • c.

      zonder overlegging van het bewijs van voldoening van de verschuldigde rechten.

Artikel 11

Het begraven op kosten van de gemeente, als bedoeld in de wet op de lijkbezorging, geschiedt in de algemene graven, als bedoeld in artikel 14.

Artikel 12
  • 1.

    Degene, die wil laten begraven of een asbus wil laten bijzetten, doet daarvan zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk 24 uur voordat de begraving of de bijzetting zal plaatsvinden, mededeling aan de directeur of de door hem aangewezen opzichter.

  • 2.

    Indien de begraving of de bijzetting in een eigen graf zal plaatsvinden, dient tevens een machtiging tot begraven of tot bijzetting in het eigen graf te worden overlegd, ondertekend door de rechthebbende of diens rechtverkrijgende, tenzij het een begraving of bijzetting van de rechthebbende zelf betreft.

Tijden van begraven en van het gebruik van de rouwkamers

Artikel 13
  • 1.

    De begraafplaats is voor begraving dagelijks opengesteld 's morgens van 09.00 tot 12.00 uur en op werkdagen bovendien in de namiddag van 12.00 tot 15.00 uur.

  • 2.

    Het tijdstip van begraving op arbeidsvrije dagen, waarop reglementair de gemeentelijke diensten zijn gesloten, wordt met inachtneming van het eerste lid geregeld in overeenstemming met de directeur of de door hen aangewezen opzichter.

  • 3.

    De bezoektijden van de rouwkamers worden bepaald in overleg met de directeur of de door hem aangewezen opzichter. Daarbij wordt inachtgenomen, dat die tijden niet vallen op zaterdag na 17.00 uur of op overige arbeidsvrije dagen als bedoeld in het tweede lid.

  • 4.

    In bijzondere gevallen kan de directeur toestaan, dat buiten de in het eerste lid aangegeven tijd wordt begraven of van de gebruikelijke bezoekuren, geldende ingevolge het derde lid, wordt afgeweken.

Indeling en uitgifte van de graven

Artikel 14
  • 1.

    Burgemeester en wethouders delen de begraafplaats in en verzorgen de uitgifte van graven naar de volgende onderscheidingen:

    • a.

      eigen graven en eigen kindergraven, waarvoor het uitsluitend recht tot het doen begraven wordt verleend, onderscheidenlijk voor de duur van 20 jaar en 25 jaar, waaronder begrepen het doen bijzetten van asbussen;

    • b.

      algemene graven voor het doen begraven van een stoffelijk overschot voor de duur van 15 jaar en indien dit een stoffelijk overschot betreft van een kind beneden de leeftijd van 12 jaar, voor de duur van 20 jaar.

  • 2.

    In aansluiting aan de in het eerste lid, onder a, genoemde termijnen, kan het daarin bedoelde recht op aanvraag van de rechthebbende worden verleend voor een termijn van maximaal twee van 10 jaar;

    mits die aanvraag is gedaan binnen twee jaar voorafgaande aan het tijdstip, waarop het uitsluitend recht zal eindigen. In bijzonder gevallen kunnen burgemeester en wethouders een te laat ingediende aanvraag om verlenging van de verstreken termijn van uitgifte in behandeling nemen.

  • 3.

    Een verlenging als bedoeld in het tweede lid kan worden geweigerd, indien de rechthebbende niet of niet tijdig het recht voor algemeen onderhoud, als geregeld in de verordening op de rechten voor het gebruik van de nieuwe algemene begraafplaats, heeft voldaan.

  • 4.

    Het recht wordt geacht te zijn verleend uiterlijk tot aan het tijdstip, waarop het terrein, met in achtneming van de wettelijke voorschriften aan zijn bestemming van begraafplaats zal zijn onttrokken en overigens onder de in deze verordening opgenomen of later door de gemeenteraad vast te stellen voorwaarden en bepalingen.

  • 5.

    Een recht, als bedoeld in dit artikel kan slechts aan één rechthebbende worden verleend.

Artikel 15
  • 1.

    De grafruimten hebben een lengte van 2.25 meter en een breedte van 1.00 meter.

  • 2.

    De graven in de door de directeur aangewezen afdeling, bestemd voor het begraven van stoffelijke overschotten van kinderen beneden de leeftijd van 12 jaar, hebben een lengte van 1.50 meter en een breedte van 80 centimeter.

  • 3.

    De afstand tussen de graven onderling bedraagt 30 centimeter.

Artikel 16
  • 1.

    De rechthebbenden op de graven zijn verplicht van iedere adreswijziging mededeling te doen aan burgemeester en wethouders.

  • 2.

    Het niet voldoen aan de in het eerste lid bedoelde verplichting kan vervallenverklaring van het recht op de grafruimte tengevolge hebben.

Overboeking van graven

Artikel 17
  • 1.

    Bij overlijden van degene, die ingevolge artikel 13 het uitsluitend recht heeft verkregen tot het doen begraven in een bepaalde grafruimte of het doen bijzetten van asbussen, zal de overboeking van deze ruimte geschieden op de naam van één persoon, op aanvraag van de wettige erfgenamen van de overledene en tegen overlegging van de nodige bescheiden.

  • 2.

    In bijzondere gevallen, ter beoordeling van burgemeester en wethouders, kan overboeking van het uitsluitend recht tot het doen begraven in een bepaalde grafruimte plaatshebben op aanvraag van de rechthebbende op dat graf.

  • 3.

    Voor de overboekingen, bedoeld in het eerste en tweede lid, is het recht verschuldigd, vastgesteld bij afzonderlijke verordening.

  • 4.

    Indien binnen een termijn van 1½ jaar na het overlijden van de rechthebbende op een grafruimte geen aanvraag is gedaan tot de overboeking, als bedoeld in het eerste lid, vervalt het recht op de grafruimte.

  • 5.

    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd in bijzondere gevallen, na het verstrijken van de in het vierde lid genoemde termijn, alsnog een aanvraag tot overboeking in behandeling te nemen.

Grafbedekkingen

Artikel 18
  • 1.

    Geen uiterlijke tekenen van welke aard ook mogen op de begraafplaats worden opgericht dan met toestemming van burgemeester en wethouders en tegen betaling van het bij afzonderlijke verordening vastgestelde bedrag. Bij een ter zake in te dienen aanvraag moet een tekening van het te plaatsen gedenkteken worden overlegd, zulks met opgave van de afmetingen en vermelding van het te gebruiken materiaal.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen de krachtens het eerste lid verleende toestemming intrekken en de ruiming gelasten.

Artikel 19
  • 1.

    De op de graven te plaatsen monumenten, zerken of andere gedenktekenen moeten worden uitgevoerd in overeenstemming met door burgemeester en wethouders zo nodig te stellen eisen.

  • 2.

    Voor de in het eerste lid bedoelde monumenten, zerken of andere gedenktekenen wordt in acht genomen, dat een lengte van 2.00 meter en een breedte van 1.00 meter niet wordt overschreden.

  • 3.

    Liggende zerken en staande gedenkstenen, steunende op afzonderlijke banden, mogen niet worden aangebracht zonder de steun van platen of randen van gewapend beton.

  • 4.

    Liggende zerken hebben een lengte van 2.00 meter, een breedte van 1.00 meter en een dikte van minimaal 10 centimeter. De fundering van zodanige zerken dient tenminste 5 centimeter binnen de buitenrand van de zerk te blijven. De hoogte van de zerk bedraagt, te rekenen vanaf het grondniveau aan de voorzijde maximaal 20 centimeter en aan de achterzijde maximaal 30 centimeter.

  • 5.

    Staande gedenkstenen mogen niet hoger zijn dan 80 centimeter, te rekenen vanaf het grondniveau, bij een minimale dikte van 6 centimeter. Op de eigen kindergraven mogen staande gedenkstenen niet hoger zijn dan 60 centimeter, te rekenen vanaf het grondniveau en niet breder dan 40 centimeter. Op de algemene graven mogen geen staande gedenkstenen worden geplaatst.

  • 6.

    Liggende gedenkstenen dienen te zijn vervaardigd van hardsteen en niet langer te zijn dan 40 centimeter en niet breder dan 60 centimeter, bij een minimum dikte van 6 centimeter. Op het voor kindergraven bestemde gedeelte bedraagt deze breedte maximaal 50 centimeter.

  • 7.

    Beplanting om en op eigen graven is toegestaan, mits deze blijft binnen de in het tweede lid bepaalde afmetingen en ook overigens burgemeester en wethouders tegen de aard van die beplantingen geen bezwaar hebben. Boom- of struikgewas, hoger dan 60 centimeter, is niet geoorloofd.

  • 8.

    Burgemeester en wethouders kunnen in bijzondere gevallen van het bepaalde in dit artikel ontheffing verlenen.

    Artikel 20

    De gemeente is niet aansprakelijk voor de zich op of bij de graven bevindende voorwerpen of beplantingen of voor schade daaraan, door welke oorzaak ook ontstaan.

     

    Artikel 21

     

    Losse bloemen, kransen en dergelijke kunnen, wanneer zij verwelkt zijn, zonder voorafgaande waarschuwing worden verwijderd.

     

    Artikel 22

     

    • 1.

      Bij begraving in, ruiming van of opgraving uit eigen graven moeten het afnemen en weer aanbrengen van daarop aanwezige gedenktekenen of beplantingen door en voor rekening van de rechthebbende geschieden.

    • 2.

      Na een tijdelijke verwijdering als bedoeld in het eerste lid dient het graf binnen vier weken in ordelijke staat te worden gebracht. Indien de rechthebbende nalaat daaraan te voldoen zal dit geschieden door de zorg van de gemeente op kosten van de nalatige.

       

    Artikel 23

     

    • 1.

      Wanneer het uitsluitend recht tot het doen begraven in een bepaald graf is geëindigd of vervallen, blijft de grafbedekking gedurende twaalf weken ter beschikking van de laatste rechthebbende of diens erfgenamen.

    • 2.

      De grafbedekking op de algemene graven worden verwijderd, zodra de in artikel 13, eerste lid onder b, bedoelde termijn is verstreken. Zij blijven gedurende twaalf weken ter beschikking van hen, aan wie vergunning, als bedoeld in artikel 17 was verleend. Het voornemen tot verwijdering van deze grafbedekkingen wordt zes maanden, voordat tot de verwijdering wordt overgegaan, op een bij de te ruimen graven geplaatst bord bekendgemaakt aan belanghebbenden.

    • 3.

      Na afloop van de in het eerste en tweede lid genoemde termijnen vervallen de grafbedekkingen aan de gemeente, zonder dat deze tot enige vergoeding verplicht is.

Onderhoud van graven en grafbedekkingen

Artikel 24
  • 1.

    De rechthebbende op een eigen graf is verplicht voor het onderhoud van dat graf en van alle zich daarop of daarbij bevindende voorwerpen, alsmede voor het onderhoud van de beplantingen om en op dat graf, zorg te dragen.

  • 2.

    Het onderhoud van de zich op of bij het graf bevindende voorwerpen omvat het schoonhouden en het zonodig vernieuwen daarvan.

Artikel 25

Burgemeester en wethouders kunnen alle rechten op een eigen graf vervallen verklaren, indien:

  • a.

    de rechthebbende op dat graf, na schriftelijke aanmaning door of namens hen, in gebreke blijft voor het in artikel 23 bedoelde onderhoud zorg te dragen;

  • b.

    dat graf niet meer wordt onderhouden, zoals in artikel 23 is voorgeschreven en de rechthebbende op het graf niet kan worden opgespoord.

Artikel 26
  • 1.

    De rechthebbende op een eigen graf kan aan burgemeester en wethouders verzoeken het schoonhouden en het onderhoud van beplantingen op graven van gemeentewege te doen geschieden.

  • 2.

    Voor de in het eerste lid bedoelde verrichtingen wordt een recht geheven, waarvan het bedrag bij afzonderlijke verordening wordt vastgesteld.

  • 3.

    Het inwendige van grafkelders valt niet onder de in het eerste lid bedoelde zorg.

Ruimen van graven

Artikel 27
  • 1.

    De ruiming van eigen graven geschiedt op aanvraag en voor rekening van de rechthebbende en, indien hij dit wenst, in zijn tegenwoordigheid.

  • 2.

    De ruiming van eigen graven, waarop de rechten zijn geëindigd of vervallen, geschiedt met inachtneming van de wettelijk vastgestelde termijn.

  • 3.

    De ruiming van de algemene graven geschiedt met inachtneming van door burgemeester en wethouders te geven voorschriften.

  • 4.

    De stoffelijke resten en overblijfselen van kisten worden begraven in het daartoe bestemde afgesloten gedeelte van de begraafplaats.

  • 5.

    Rechthebbenden op eigen graven kunnen verlangen, dat de stoffelijke resten, bijeenverzameld, weer in dezelfde grafruimte worden geplaatst.

Artikel 28

Deze verordening kan worden aangehaald als: "Begraafplaatsverordening 1994" en treedt in werking op de dag na die waarop zij bekend is gemaakt.

 

Aldus besloten in de openbare vergadering

van de raad der gemeente Baarn, gehouden op

30 november 1994

de secretaris, de voorzitter,