Organisatie | Aalten |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening op het vellen van houtopstanden |
Citeertitel | Kapverordening gemeente Aalten 2005 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | milieu |
Eigen onderwerp | milieu |
Geen.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
18-05-2005 | 21-07-2011 | nieuwe regeling | 17-05-2005 Aalten Actueel, 25-05-2005 | geen | |
18-05-2005 | nieuwe regeling | 17-05-2005 Aalten Actueel, 25-05-2005 | geen |
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In deze verordening wordt verstaan onder:a. boom: een houtachtig, overblijvend gewas met een omtrek van de stam van minimaal 0,3 m op 1,3m hoogte boven het maaiveld. In geval een boom meer- stammig is, geldt de omtrek van de dikste stam. Indien er sprake is van herplant- plicht, plantovereenkomst of overeengekomen instandhoudingsplicht kunnen voorschriften gesteld en maatregelen genomen worden voor bomen kleiner dan 0,1m omtrek op 1,3m boven maaiveld; b. houtopstand: één of meer bomen, hakhout, een houtwal of een beplanting van bosplantsoen; c. hakhout: één of meer bomen of boomvormers, die na te zijn geveld, opnieuw op de stronk uitlopen;d. knotten: knotten is het tot op de oude snoeiplaats van uitgelopen takhout verwijderen bij knotbomen of leibomen als periodiek noodzakelijk onderhoud.e. kandelaberen: kandelaberen is een snoeivorm waarbij bij de eerste ingreep de hele kroon wordt teruggebracht tot een aantal “armen” en bij de opvolgende ingrepen het uitgelopen takhout wordt verwijderd tot op de hoofdtakken, zonder de hoofdtakken te verwijderen;f . bebouwde kom: de bebouwde kom van de gemeente vastgesteld ingevolge artikel 1, vijfde lid van de Boswet;g. boomwaarde: het bedrag dat wordt gevonden door het product van de volgende factoren: - de oppervlakte in cm² van de dwarsdoorsnede op 1,3m boven het maaiveld; - de geïndexeerde eenheidsprijs per cm²; - de standplaatswaarde; - de conditiewaarde; - de waarde van de plantwijze;h. bijzondere boom: een als zodanig door het college aangewezen boom;i. monumentale boom: een als zodanig door het college aangewezen boom;j. waardevolle boom: bijzondere en/of monumentale boom;k. dunning: velling, welke uitsluitend als verzorgingsmaatregel ten gunste van de groei van de overblijvende houtopstand moet worden beschouwd. De hout- opstand mag hierbij zijn functie en vorm niet verliezen;l. iepeziekte: de aantasting van iepen door de schimmel Ophiostoma ulmi (Buism.) Nannf. (syn. Ceratocystis ulmi (Buism) C. Moreau);m. iepespintkever: het insect, in elk ontwikkelingsstadium, behorende tot de soorten Scolytus scolytus (F.) en Scolytus multistratis (Masch) Scolytus pygmaeus;n. het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Aalten;o. periodiek afzetten: het ter verjonging tot aan het maaiveld afzagen of afhakken van als hakhout aangeplante opstanden, dat één keer per een bepaalde cyclus plaats- vindt, waarbij maximaal één cyclus mag worden overgeslagen. De cyclus verschilt per boomsoort, het volgende wordt aangehouden: - eiken en elzen cyclus van 10 jaar; - essen en berken cyclus van 5 jaar;p. niet-periodiek afzetten: het afzagen of afhakken van als hakhout aangeplante opstanden, waarbij meer dan één cyclus, zoals begrepen in het voorgaande lid, is overgeslagen; q. singelbeplanting: een lintvormige aaneengesloten één- of méérrijige begroeiing van struiken en lichte boomvormers voornamelijk bestaande uit inheemse hout- soorten.
Het is verboden zonder kapvergunning niet-periodiek hakhout af te zetten of te doen afzetten, indien het betreft:a. eenrijige beplanting bestaande uit voor hakhout geschikte soorten of meerrijige singels of vlakken met een oppervlakte van meer dan 1 are, zowel binnen als buiten de bebouwde kom;b. opstanden buiten de bebouwde kom bestaande uit voor hakhout geschikte soorten welke als zodanig zijn aangeplant en/of onderhouden.
Het in lid 1 gestelde verbod geldt niet voor houtopstanden buiten de bebouwde kom, indien het betreft:a. populieren en wilgen als wegbeplanting en eenrijige beplantingen op of langs landbouwgronden, tenzij deze zijn geknot;b. fruitbomen, en windschermen om boomgaarden;c. fijnsparren in bosverband of ander kweekgoed, niet meer dan 12 jaar na aanplant, bestemd om te dienen als kerstbomen en geteeld op daarvoor in het bijzonder bestemde terreinen; d. kweekgoed;e. houtopstand, die deel uitmaakt van als zodanig bij het Bosschap geregistreerde bosbouwondernemingen en is gelegen buiten een bebouwde kom tenzij de houtopstand een zelfstandige eenheid vormt en • ofwel geen grotere oppervlakte beslaat dan 10 are, • ofwel indien bestaand uit rijbeplanting, gerekend over het totale aantal rijen, niet meer bomen omvat dan 20 stuks.
Het in lid 1 gesteld verbod geldt verder niet voor:a. houtopstand die moet worden geveld krachtens de Plantenziektenwet of krachtens een aanschrijving of last van het college, zulks onverminderd het bepaalde in de artikelen 9 en 12 van deze bomenverordening;b. het periodiek knotten of kandelaberen, als cultuurmaatregel bij daarvoor geschikte boomsoorten;c. dunningen van houtopstanden;d. houtopstanden die niet vallen onder artikel 1, lid 1 sub a.
Voor het verwijderen van erfbeplanting voor zover aan te merken als singelbeplanting, niet zijnde solitaire bomen, op erven buiten de bebouwde kom uitsluitend en voor zover het betreft houtopstanden die staan op een plak waar bouwactiviteiten zullen plaatsvinden waarvoor een onherroepelijke bouwvergunning van kracht is dient melding te worden gedaan bij het college.
Wanneer de teammanager van de Landelijke Service bij Regelingen (LASER) van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij aan Het college een afschrift heeft toegezonden van de ontvangstbevestiging als bedoeld in art. 2 van de Boswet, beschouwt het college dit afschrift mede als een vergunningaanvraag.
Het college kan de vergunning weigeren dan wel onder voorschriften verlenen in het belang van onder andere: - natuur- en milieuwaarden;- landschappelijke waarden;- cultuurhistorische waarden;- waarden van stads- en dorpsschoon;- waarden voor recreatie en leefbaarheid;- beeldbepalende waarde van de houtopstand;- één of meerdere van de bovengenoemde waarden die de opstand in de toekomst kan vertegenwoordigen.
Vergunningaanvragen voor houtopstanden worden, met vermelding van de genomen beslissing, openbaar gemaakt in het lokale weekblad. Heeft de gemeente de vergunning verleend dan wel geweigerd, dan geldt respectievelijk:a. dat belanghebbenden een gemotiveerd bezwaarschrift kunnen richten aan het college;b. dat de aanvrager een gemotiveerd bezwaarschrift kan richten aan het college.
Artikel 8 Vervaltermijn vergunningen
De vergunning vervalt, indien daarvan niet binnen maximaal 1 jaar na datum vergunningverlening gebruik is gemaakt. In het geval dat het een vergunning voor meerdere bomen betreft is de vergunning voor alle bomen, geveld of niet, slechts voor één jaar geldig, ook als enkele andere bomen reeds geveld zijn.
Artikel 9 Vergunningsvoorschriften
Tot aan de vergunning te verbinden voorschriften kan behoren het voorschrift, dat binnen een bepaalde termijn en overeenkomstig door de het college te geven aanwijzingen moet worden herplant. Indien het gemeentelijk beleid of een bestemmings-, groen-, of landschapsplan de te vellen houtopstand direct of indirect als waardevol omschrijft, wordt zoveel mogelijk een herplantplicht opgelegd.
Artikel 10 Herplant-/instandhoudingsplicht
Indien een houtopstand waarop het verbod tot het vellen, als bedoeld in deze verordening van toepassing is, zonder vergunning van het college is geveld, dan wel op andere wijze teniet is gedaan, kan het college aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevond, dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen te herplanten overeenkomstig door de hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn.
Indien een houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in artikel 2 van deze verordening van toepassing is, in het voortbestaan ernstig wordt bedreigd kan het college aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevindt danwel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om overeenkomstig door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn voorzieningen te treffen, waardoor die bedreiging wordt weggenomen.
Indien en voor zover blijkt dat de belanghebbende door de toepassing van artikel 2, artikel 9 of artikel 10 schade lijdt of zal lijden, die redelijkerwijs of niet geheel te zijnen laste behoort te komen en waarvan de vergoeding niet anderszins is verzekerd, kent het college hem op zijn verzoek een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe.
Artikel 12 Bestrijding van iepziekte
Indien zich op een terrein één of meer iepen bevinden die naar het oordeel van het college gevaar opleveren van verspreiding van iepziekte of voor vermeerdering van de iepenspintkevers, is de rechthebbende, indien hij daartoe door het college is aangeschreven, verplicht binnen de bij aanschrijving vast te stellen termijn:a. indien de iepen in de grond staan, deze te vellen;b. iepen te ontbasten en de bast te vernietigen;c. de niet ontbaste iepen of delen daarvan te vernietigen of zodanig te behandelen dat verspreiding van de iepziekte wordt voorkomen.
a. het is verboden gevelde iepen of delen daarvan voorhanden of in voorraad te hebben of te vervoeren;b. het verbod is niet van toepassing op geheel ontbast iepenhout en op iepen- hout met een doorsnede kleiner dan 4 centimeter;c. Het college kan ontheffing verlenen van het onder a. van dit lid gestelde verbod.
De in het eerste lid genoemde lijst kan 2 categorieën van bomen en houtopstanden bevatten, namelijk:- bomen binnen de gemeente, die een bijzondere functie vervullen en geregistreerd staan op de Monumentale Bomenlijst van de Bomenstichting;- bomen die binnen de gemeente wel een bijzonder functie vervullen maar niet op de Monumentale Bomenlijst staan.
Artikel 16 Uitzicht belemmerende beplanting
De rechthebbende op een boom, heg, struik of andere beplanting welke aan het wegverkeer het vrije uitzicht kan belemmeren of daarvoor op andere wijze hinder of gevaar kan opleveren, is verplicht deze beplanting te snoeien, of op te binden, of te verwijderen na aanschrijving door het college, binnen een door hen vast te stellen termijn en overeenkomstig hun aanwijzingen.
Degene die handelt in strijd met artikel 2, eerste, tweede of derde lid, of met artikel 15, eerste of tweede lid, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van de tweede categorie. Tevens kan een rechtelijke veroordeling op grond van dit artikel openbaar gemaakt worden. Bij de strafmaatbepaling kan rekening worden gehouden met de boomwaarde.
Artikel 18 Opsporing en toezicht
Met de opsporing van strafbaar gestelde feiten en het houden van toezicht op deze verordening zijn behalve de ambtenaren, genoemd in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering tevens de daartoe door het college aangewezen ambtenaren belast.
Artikel 19 Betreden van gebouwen en terreinen
Zo dikwijls de zorg voor de naleving van enig voorschrift van deze verordening dit vereist, wordt hierbij aan hen die met de zorg voor de naleving daarvan zijn belast of daaraan moeten meewerken, het recht verstrekt gebouwen, niet zijnde woningen, en terreinen te betreden, desnoods tegen de wil van de rechthebbende.
De aanvragen voor kapvergunning, die zijn ingediend voor het in artikel 21 genoemde tijdstip van inwerkingtreding, dienen te worden behandeld overeenkomstig het gestelde in de Kapverordening gemeente Aalten 2003 vastgesteld in juli 2003 laatstelijk gewijzigd d.d. 18 mei 2004 voor de voormalige gemeente Aalten dan wel Kapverordening gemeente Dinxperlo 1995 van de voormalige gemeente Dinxperlo, tenzij deze kapverordening gunstiger is voor de aanvrager.
Toelichting 1 verordening op het vellen van houtopstanden
ARTIKEL 1: Begripsomschrijvingen1. a. Definitie van het begrip boom is ingevoegd vanwege de discussie over wat wel en geen boom is, vooral bij meerstammigheid, zeer jonge bomen en boomachtige struiken. Gekozen is voor een precieze definitie met eenvoudig te controleren voorwaarden, opdat zo min mogelijk twijfel kan ontstaan. Mocht deze zich toch nog voordoen dan zou de vakliteratuur (boomflora e.d.) doorslaggevend moeten zijn. De minimaal 0,3 m stamomtrek is gekozen, omdat deze maat vaker gebruikt wordt bij het bepalen van het al dan niet gemakkelijk verplaatsbaar zijn van bomen. Vanzelfsprekend moet de minimum grootte niet gelden voor aanplant in het kader van herplant- of instandhoudingplicht. Door de stamomtrek van 0,3m en de meer- stammigheid zullen zeer oude struiken nu juridisch ook een boom kunnen zijn. Bescherming van “boomgelijke” struiken blijkt dringend gewenst rond land- goederen en in stedelijke parken. b. Opgenomen is: “een beplanting van bosplantsoen” om een beplanting van inheemse of regulieren bomen en struiken in stedelijke omgeving te kunnen beschermen. c. De hakhout-definitie is opgenomen, omdat dergelijk gebruik vrij veel voorkomt. Een dusdanig gebruik van bomen als deel van het (bedrijfs)huishouden betekent een verbondenheid met bomen die op zich een te beschermen waarde vormt. “Boomvormers”, of opnieuw uitgelopen boomstronken, die door hun aard of omvang evenzeer bescherming kunnen behoeven als iedere andere boom. d. Deze begripsomschrijving is opgenomen ter afbakening van illegaal en ondeskundig snoeien of terugzetten van daarvoor niet geschikte bomen. Dit o.a. voor de vakkundige begrenzing van het “geknot” als vermeld in artikel 1 lid 1 sub d. f. De bebouwde kom volgens de Boswet wordt aangehouden. N.b. de bebouwde kom als bedoeld in de Boswet komt nu nog niet overeen met de bebouwde kom als bedoeld in de Wegenverkeerswet maar zal in de toekomst aangepast moeten worden zodat beide bebouwde komgrenzen wel samenvallen. g. Er wordt gebruik gemaakt van de boomwaardebepaling volgens de methode Raad, aangezien deze methode de meest gebruikte blijkt. Uit de zich snel ontwikkelende rechtspraak blijkt ook de rechter steeds meer de boomwaarde (Methode Raad) te erkennen, zowel voor gemeentelijke als voor particuliere bomen. Belangrijk blijkt in een concreet geval een goede motivering en doelstelling van de gekozen waarde- bepalingsmethode. In geval van grotere schadebedragen aan bomen lijkt dan ook de tussenkomst van een onafhankelijk, beëdigd taxateur van bomen en houtige gewassen aan te bevelen. j. Deze houtopstanden hebben bijzondere en/of monumentale waarden. Ze zijn bijvoorbeeld erg beeldbepalend of hebben grote cultuurhistorische waarden. m. Het begrip dunning is opgenomen vanwege onduidelijkheden die hierover in het verleden bestonden. Houtopstanden zoals lanen werden zo rigoureus gedund dat er niet langer sprake was van een aaneengesloten laan, maar van solitaire bomen. Bij lanen is er geen sprake van dunning indien de beplanting de gewenste vorm na dunning door groei niet kan herstellen.2. Vermeld is “zowel boven- als ondergronds” om ook op te kunnen treden tegen ernstige, ondergrondse beschadiging bij bijvoorbeeld de aanleg van kabels en leidingen. De expliciete, ondergrondse bescherming lijkt nodig gezien de merkwaardige achterstelling van het kappen van wortels tegenover het afsnijden van takken in artikel 5:44 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek. Vgl. Bomennieuws ¾ 1992, blz. 66 e.v.
ARTIKEL 2: Kapverbod2. Het verbod genoemd in lid 2 voorkomt het kappen van bomen die in het kader van de herplantplicht zijn geplant. De herplant is vaak dunner dan de 0,3m die als criteria wordt gehanteerd voor het begrip boom. Zonder dit lid zouden alle herplantbomen vogelvrij zijn.3. Zie voor toelichting, artikel 144. Als hakhout aangeplante elementen dienen periodiek te worden afgezet. Dit lid is opgenomen om te voorkomen dat buiten de bebouwde kom niet-periodiek, grote oppervlakten hakhout zo worden afgezet dat het verdwijnt. Instandhouding komt steeds meer onder druk te staan. Dit is niet wenselijk, hakhout is een landschappelijk element van aanzienlijke waarde, dat van aanzienlijke waarde is voor het in stand houden van het coulisselandschap.5. Dit lid is opgenomen ter vermindering van het aantal kapaanvragen. De berk komt veel voor binnen de gemeente en is een snelgroeiende soort. Ondanks deze vrijwaring valt niet te verwachten dat de berk snel verdwijnt. In het huidige beleid wordt namelijk altijd vergunning verleend bij aanvragen. Naaldbomen zijn over het algemeen snelgroeiend, tevens uitheems en daarmee niet passend in het straatbeeld van de gemeente. Hier worden naaldbomen buiten bosverband mee bedoeld. Naald bomen in bosverband mogen niet zomaar gekapt worden. Uitzondering op deze vrijwaring kan tot stand komen door het opnemen van houtopstanden in de Waardevolle Bomenlijst gemeente Aalten.6. b. Fruitbomen hebben een andere betekenis dan het afbakenend begrip vruchtbomen van art. 1 lid 4 onder e van de Boswet. Hier wordt ook bedoeld fruitbomen en het uitzonderen van bomen van commerciële fruittelers. Bijna iedere boom is immers letterlijk een vrucht (dragende) boom. Dit is bedoeld een einde te maken aan jurisprudentie, waarin de rechter soms alle vruchtbomen vogelvrij verklaarde. c. Omdat de leeftijd van fijnsparren soms moeilijk te bepalen is, wordt in de bomenverordening gekeken naar het jaar van aanplant. Er wordt gesproken over fijnsparren in bosverband, maar ook over al het andere kweekgoed dat kan dienen als kerstboom.
ARTIKEL 3: MeldingsplichtDit artikel is bedoeld om het aantal kapaanvragen te verminderen. De genoemde categorie zal meestal zonder vergunning gekapt mogen worden. Echter om toch enige controle te behouden en hakhout en bomen met een omtrek tussen 0,30m en 0,55m te beschermen, kan de gemeente besluiten dat er alsnog een vergunning aangevraagd moet worden. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn als het een waardevolle boom betreft, of een boom die in een bijzondere vorm is gegroeid.
ARTIKEL 4: Aanvraag vergunning 1. Schriftelijke aanvraag is vanzelfsprekend noodzaak. Een situatieschets, op te stellen door de aanvrager, blijkt in de praktijk nodig aangezien men anders een tweede maal de kapvergunning voor een andere houtopstand zou kunnen gebruiken.
ARTIKEL 5: VergunningverleningIn art. 5 noemt men een termijn van acht weken -eenmaal verlengbaar met eenzelfde termijn- waarbinnen op een aanvraag om een vergunning of een ontheffing als bedoeld in deze verordening, moet worden beslist. De verlenging kan noodzakelijk zijn bij een bezwaarprocedure of bij een onderzoek.Als er binnen acht weken geen kapvergunning is verleend en de termijn is niet verlengd door het college , dan wordt de vergunning geacht niet te zijn verleend. Er is dan sprake van een zogenaamde fictieve weigering. Op basis van de Awb artikel 6.2, kan tegen een fictieve weigering bezwaar en beroep worden aangetekend.
ARTIKEL 6: Weigeringsgronden Ingevoegd zijn de volgende weigeringsgronden:1. - Cultuurhistorische waarden zijn apart opgenomen, omdat een kleine of reguliere boom op een bepaalde plaats het behouden waard kan zijn vanwege de historische betekenis of waarden voor de recreatie of de leefbaarheid. Men kan hier bijvoorbeeld denken aan de bomen die algemeen gewaardeerd worden om hun schaduw. In de aanhef staat “onder andere”. De bovengenoemde opsomming is dus niet limitatief bedoeld; er kunnen dus nog meer weigeringsgronden zijn. En, nogmaals, één enkele weigeringsgrond kan voldoende zijn om geen vergunning af te geven. - Toekomstige waarde. Het betreft hier bomen die vanwege hun status als toekomstboom opgenomen kunnen zijn in de Waardevolle en Bijzondere Bomenlijst gemeente Aalten.2. Ook is toegevoegd dat bij weigeren of onder voorschriften verlenen van een vergunning de boomwaarde (Methode Raad) als motivering gehanteerd kan worden. Verwijzen naar bestemmings-, groen-, bomen-, of landschapsplan is natuurlijk zinvol voor de eenheid en duidelijkheid in beleid. Het beschermen van houtopstand die deel uitmaakt van de lokale of landelijke ecologische hoofdstructuur is een voorbeeld van een consequente uitvoering van beleidsvoornemens en sluit aan bij het begrip ecologische hoofdstructuur van het Nationaal Natuurbeleidsplan.3. In het verleden gebeurde het dat bouwplannen als reden werden opgegeven bij een kapaanvraag. Wanneer de boom gekapt was, werden de bouwplannen vervolgens niet uitgevoerd.4. In acute probleemsituaties door houtopstanden, meestal dus gevaarzetting voor zaken of personen door instabiliteit van bomen, moet er meteen gehandeld kunnen worden.
ARTIKEL 7: OpenbaarmakingDoor publicatie in het lokale weekblad worden zowel aanvragers als derden / belanghebbenden in de gelegenheid gesteld eventueel bezwaar en beroep aan te tekenen, conform de Algemene wet bestuursrecht. Meldingen worden niet gepubliceerd.
ARTIKEL 8: Vervaltermijn vergunningDit artikel kan nodig zijn om misbruik van (zeer) oude kapvergunning tegen te gaan. Bomen groeien immers verder.
ARTIKEL 9: Vergunningsvoorschriften1. Om het bomenbestand te waarborgen is dit lid benoeming van waardevolle houtopstanden in gemeentelijke beleidsstukken opgenomen. Bij deze opstanden kan herplant worden verplicht.3. Dit lid is toegevoegd uit oogpunt van natuurbescherming voor bijzondere flora en fauna in en rond een houtopstand. De procedure rond kapvergunningaanvragen lijkt de goede mogelijkheid en een juist moment om burgers meer natuurbewust te maken. Ook andere gemeenten, nemen reeds als voorschrift, of aanbeveling bij de vergunning: niet vellen in het broedseizoen.4. De periode van 15 maart tot 15 juli is aangehouden, omdat het overgrote deel van de vogels in deze tijd broedt. 5. Door het opnemen van dit lid, kan er volstaan worden met een éénmalige publicatie en met een enkel schrijven naar de aanvrager.
ARTIKEL 10: Herplant-/instandhoudingsplichtWanneer een herplantplicht alleen maar als vergunningvoorschrift zou kunnen worden gesteld, dan zou dat betekenen dat iemand aan de oplegging van een herplantplicht kan ontkomen door zonder vergunning te vellen. De in artikel 10, eerste lid, opgenomen bepaling maakt het mogelijk in zulke gevallen een zelfstandige herplantverplichting te scheppen.In het eerste lid staat “dan wel op andere wijze is tenietgedaan”. Het college kunnen dus ook een verplichting tot herplantplicht opleggen, als houtopstand is tenietgegaan door verwaarlozing of door een calamiteit. Oplegging van een herplantplicht is in beginsel ook denkbaar als een houtopstand is tenietgegaan door een velling ingevolge de Plantenziektewet of een velling in het kader van een instandhoudingsplicht krachtens artikel 10 derde lid, dan wel op grond van (andere) bepalingen van de APV, bijvoorbeeld in verband met de verkeersveiligheid.Gebleken is dat voor het uitvoeren van de herplantplicht soms ook de medewerking van andere dan de zakelijk gerechtigde noodzakelijk is. Daarom is aansluiting gezocht bij de omschrijving van artikel 14, eerste lid, van de Woningwet: aanschrijvingen kunnen worden gericht tot de eigenaar “of tot degene die uit anderen hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is”. De in artikel 10 bedoelde herplantplicht geldt niet zonder meer, maar pas wanneer het college daartoe besluit. De herplantplicht van de Boswet bestaat uit kracht van de Boswet zelf. De herplantplicht heeft in de APV-bepalingen bovendien een andere strekking dan in de Boswet: in de wet is zij gericht op het behoud van het bosareaal (vandaar dat herplanten elders mogelijk is), terwijl herbeplanting krachtens de APV geschiedt om redenen van milieubeheer en daardoor vaak zoveel mogelijk ter plaatse moet gebeuren. Hieruit volgt dat een herplantplicht slechts opgelegd kan worden, wanneer hieruit een herstel van geschonden milieuwaarden kan voortkomen.3. Het derde lid betreft houtopstand die nog wel in leven is, maar waarvan redelijkerwijs kan worden aangenomen dat hij binnen afzienbare tijd teniet zal gaan. De gemeente zou in dat geval kunnen wachten totdat de houtopstand geheel teniet is gegaan om dan vervolgens op grond van het eerste lid van artikel 10 een herplantplicht op te leggen. Het kan echter voorkomen dat de strekking van de APV beter gediend is met het behoud van bestaande bomen dan met de vervanging daarvan. Met name valt hierbij te denken aan grote bomen. Deze zijn immers niet of slechts met grote kosten te vervangen, en wat bijvoorbeeld schoonheid, lucht- zuiverende kwaliteit, nestelgelegenheid betreft, wegen zij op tegen een veelvoud van jonge bomen. Krachtens het derde lid van artikel 10 kan de zakelijk gerechtigde worden verplicht tot het in stand houden van dergelijke bomen. Deze verplichting kan inhouden het ongedaan maken of voor- komen, voor zover mogelijk van (dreigende) ernstige beschadiging of aantasting ten gevolge van weersomstandigheden, ziekten, verwaarlozing, vraat door dieren, het weghalen van bosstrooisel, bouw- en sloopwerkzaamheden, het aanleggen van terreinverhardingen, het storten van afval, enz. Op bouwterreinen is bijvoorbeeld het volgende van belang: 1. verkeer, machines, keten, materiaalopslag en het verbranden van afval onder de kroon kunnen een boom ernstig beschadigen of in gevaar brengen; 2. een hek, dat op tijd is geplaatst, houdt allerlei oorzaken van beschadigen onder de kroon vandaan. Het hek moet ongeveer even ruim om de boom staan als de kruin breed is; 3. het leggen van rijplaten gaat verdichting van de grond tegen; 4. afgraven van de bovenste decimeters van de grond ontneemt de boom het meeste voedsel en ook een groot deel van de fijne wortels; 5. ophogen van de grond, vooral met klei, kan bomen doen verstikken; 6. bestraten of verharden onder de boom leidt tot een tekort aan lucht en vocht, vooral bij gebruik van beton of asfalt. Eventueel kan worden gewerkt met de minder schadelijke ‘groensteen’; 7. een boom is geen paal. Kabelstroppen om stam of takken of het vastspijkeren van latten geven grote wonden; 8. beschadigingen en wonden moeten op tijd worden behandeld. Inrotting wordt voorkomen door plekken glad af te werken en met balsem te bedekken. De verplichting tot instandhouding behoeft niet te betekenen dat van een boomgroep alle bomen moeten blijven staan. Om besmetting met ziekten te voorkomen kan zo nodig de verplichting worden opgelegd bepaalde bomen te kappen en van het terrein te verwijderen. Bij een sterk verouderd bomenbestand kan het aanbeveling verdienen het bestand te kappen onder het opleggen van een herplantplicht. De instandhoudingsverplichting krachtens artikel 10 mag uiteraard niet leiden tot strijd met verplichtingen krachtens hogere regelingen, zoals bijvoorbeeld de Plantenziektewet.4. Is opgenomen ter bescherming van de landschappelijke beplantingen als (elzen)singels en hout- wallen. In het verleden kwam het voor dat hakhout bewust op een verkeerde manier werd terug- gezet. Dit resulteerde in het plaatselijk verdwijnen van landschappelijke lijnelementen.
ARTIKEL 11: Schadevergoeding1. Deze door de Boswet mogelijk gemaakte schadeloosstelling wegens vellen van houtopstand is door de rechter, voor zover bekend, zelden of nooit toegekend en lijkt voor een theoretisch geval gedacht (vgl. KB 29.8.’80, 11, A.B. ’80, 619 en KB 18.4’84, 46 A.B. ’84, 444).2. Het college kan er ook toe besluiten in plaats van een geldelijke vergoeding, over te gaan tot een dienstverlening.
ARTIKEL 12: Bestrijding iepziekteHet Besluit Bestrijding Iepziekte is opgeheven en de Minister heeft de gemeenten zelf de bevoegdheid gelaten om tegen deze ziekte op te treden. Optreden is dringend gewenst om de iepen in ons land te behouden.ARTIKEL 13: Verhouding tussen kap-, bouw- en aanlegvergunningNaar aanleiding van vele praktijkproblemen in de afstemming tussen de verschillende verordeningen is dit artikel ontworpen.Juist in het ontwerpstadium kunnen bouw- en aanlegplannen nog worden gewijzigd en aangepast aan voorhandenzijnde en te behouden beplantingen. Een standaardinventarisatie van aanwezige beplantingen als vast onderdeel van iedere bouw- of aanleg-aanvraag is raadzaam.
1. Dit is een weergave van de vaste rechtspraak op dit gebied dat er niet vroegtijdig gekapt mag worden als plannen nog niet definitief zijn. Definitief in zowel juridische als financiële zin. Vgl. bijvoorbeeld: Vz ARRS 12 maart 1993, AB 324 (Madurodam), Vz ARRS 3 september 1993, AB 1994, 179 of Vz ARRS 28 augustus 1990, Gst. 1990, 140.2. Indien blijkt dat de aanwezigheid van waardevolle houtopstanden bewust of opzettelijk verzwegen is, kan dit artikel zeker toepassing vinden. Er moet tijdens bouw of aanleg aangegeven worden of er nog houtopstanden zijn op het te bebouwen gebied.
ARTIKEL 15: Bescherming houtopstandenStrikt gesproken valt een deel van deze strafrechtelijke boombescherming ook onder het VNG-model: artikelen 4.6.1 en 4.6.2. Strafmaatbepaling conform systematiek in artikel 17 lid 1 van deze verordening.
ARTIKEL 16: Uitzicht belemmerde beplantingDit artikel heeft in de meeste situaties betrekking op particulier groen.
ARTIKEL 17: Strafbepaling 1. De boetecategorie is van de tweede categorie. Alleen in geval van recidive is een boete/hechtenis van de derde categorie mogelijk! Ten overvloede moet misschien worden opgemerkt dat bij echte opzet en bij rechtspersonen een hogere boetecategorie kan gelden. Verder blijken meerdader- schap en/of medeplichtigheid regelmatig voor te komen. Opgenomen is expliciet de mogelijkheid tot openbaarmaking als extra straf, omdat vaak niet zulke hoge boetes (kunnen) worden opgelegd, omdat (meestal) de rechter de straf oplegt in overeenstemming met de ernst van het feit, de om- standigheden, waaronder het is begaan en de persoonlijke omstandigheden van de dader, zoals daarvan tijdens de rechtszitting is gebleken. De boomwaarde is dan ook genoemd als één van de vele factoren die meewegen, maar wel expliciet om het financiële te laten meewegen.2. Lid 2 is opgenomen ter loskoppeling van straf- en privaatrecht. Bedoeld is deze instructienorm om de mogelijkheid van een privaatrechtelijk optreden van een gemeente als schadelijdend boom- eigenaar/beheerder niet op voorhand te frustreren door een verwijt dat er strafrechtelijk wordt opgetreden. Formeel staat immers het strafrechtelijk perspectief (“laakbaarheid”) los van het privaatrechtelijk perspectief van geleden schade door de boomeigenaar. Niettemin is de officier van Justitie onafhankelijk in zijn beslissing om wel of niet tot vervolging over te gaan, in de praktijk vaak de (eventuele) schadeclaim van de gemeente afwegend.
ARTIKEL 18: OpsporingBij artikel 18 is opgenomen: “hen die door het college met de zorg voor de naleving van deze verordening zijn belast”, omdat daardoor een grotere groep ambtenaren aan het toezicht kan deel nemen.
ARTIKEL 20: OvergangsbepalingUiteraard geldt voor een aanvraag de meest gunstige verordening.
1. Deze verordening kan worden aangehaald als: Kapverordening gemeente Aalten 2005.
2. De verordening treedt in werking de dag na vaststelling door de Gemeenteraad. Op datzelfde tijdstip vervallen de Verordening op het vellen van houtopstanden gemeente Aalten 2003 vastgesteld in juli 2003 inclusief wijziging van 18 mei 2004 en Kapverordening gemeente Dinxperlo 1995.