Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Lansingerland

Verordening op de heffing en invordering van staangeld voor woonwagens 2008

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieLansingerland
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening op de heffing en invordering van staangeld voor woonwagens 2008
CiteertitelVerordening op de heffing en invordering van staangeld voor woonwagens 2008
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Gemeentewet, art. 156, lid 2, onderdeel h
  2. Gemeentewet, art. 229, lid 1, aanhef en onderdeel a en b

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-07-200801-07-2009Nieuwe verordening

17-07-2008

Intranet / Heraut

2008/67 T08.01533

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening op de heffing en invordering van staangeld voor woonwagens 2008

Verordening op de heffing en invordering van staangeld voor woonwagens 2008

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

a. standplaats: een standplaats als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel h, van de Woningwet; b. woonwagen: een woonwagen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel e, van de Woningwet; c. dag: een periode van 24 uren aanvangende te 00:00 uur, of een gedeelte daarvan; d. maand: een kalendermaand; e. huurovereenkomst: de overeenkomst tussen de huurder en verhuurder van de standplaats c.a., waarin de huurbepalingen voor de standplaats zijn geregeld.

Artikel 2 Belastbaar feit

Onder de naam staangeld wordt een recht geheven voor het hebben van een standplaats voor een woonwagen, daaronder begrepen de diensten die met de standplaats verband houden.

Artikel 3 Belastingplicht

Het recht als bedoeld in artikel 2 wordt geheven van degene die de standplaats heeft. Als degene die de standplaats heeft wordt aangemerkt de hoofdbewoner van de woonwagen. Wie als hoofdbewoner wordt aangemerkt wordt naar de omstandigheden beoordeeld.

Artikel 4 Vrijstelling

Het recht als bedoeld in artikel 2 wordt niet geheven zolang voor de standplaats een huurovereenkomst geldt.

Artikel 5 Maatstaf van de heffing en tarief

Het recht als bedoeld in artikel 2 wordt geheven naar het tarief opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel, rekeninghoudend met het aantal punten volgens het waarderingsstelsel voor woonwagens en standplaatsen volgens het Besluit huurprijzen woonruimte, bijlage 1, onder C.

Artikel 6 Belastingtijdvak

Het belastingtijdvak loopt van 1 juli tot en met 30 juni.

Artikel 7 Wijze van heffing

Het recht wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1

    Het recht als bedoeld in artikel 2 is verschuldigd bij het begin van het belastingtijdvak of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak aanvangt, dan wel de vrijstelling genoemd in artikel 4 vervalt, is het recht verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat tijdvak verschuldigde recht als er in dat belastingtijdvak, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak eindigt, dan wel de vrijstelling genoemd in artikel 4 van toepassing wordt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat belastingtijdvak verschuldigde recht als er in dat belastingtijdvak, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven, tenzij het bedrag van de ontheffing minder bedraagt dan 10 euro

  • 4

    Belastingbedragen van minder dan 10 euro worden niet geheven.

Artikel 9 Termijnen van betaling

  • 1

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in zoveel gelijke termijnen als er, met inbegrip van de maand van dagtekening van het aanslagbiljet, nog maanden in het belastingtijdvak overblijven. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 2

    In afwijking in zoverre van het eerste lid geldt ingeval van dagtekening van het aanslagbiljet na het einde van het belastingtijdvak dat de aanslagen moeten worden betaald uiterlijk op de laatste dag van de eerste maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.

  • 3

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 10 Kwijtschelding

Bij de invordering van staangeld wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 11 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van staangeld.

Artikel 12 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1

    Deze verordening treedt in werking op 1 juli 2008.

  • 2

    De datum van ingang van de heffing is 1 juli 2008.

  • 3

    Deze verordening kan worden aangehaald als " Verordening op de heffing en in vordering van staangeld voor woonwagen 2008".

1 Tarieventabel

Behorende bij de Verordening op de heffing en invordering staangeld voor woonwagens 2008Tarieven bepaald volgens het puntensysteem voor woonwagens en woonwagenstandplaatsen vanaf 1 juli 2008. Deze informatie kunt u opvragen bij de gemeente, afdeling Financiën. Zij zijn bereikbaar via telefoonnummer (010) 800 40 00.