Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Lansingerland

Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieLansingerland
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening voorzieningen huisvesting onderwijs
CiteertitelHuisvestingsverordening onderwijs
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerponderwijs
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

De verordeningen huisvestingsvoorzieningen onderwijs van Berkel en Rodenrijs, Bergschenhoek en Bleiswijk vervallen met ingang van de datum waarop deze verordening van kracht wordt.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet op het primair onderwijs, art. 102, lid 1

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

15-04-200801-01-2011Nieuwe verordening

27-03-2008

Intranet / Heraut 02-04-2008

2008/25 T08.00643

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs

De raad van de gemeente Lansingerland,gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 26 februari 2008;Gezien- het advies van de commissie Burger en Samenleving;- het gevoerde op overeenstemming gerichte overleg met de vertegenwoordigers van de bevoegdegezagsorganen;Gelet opop artikel 102 van de Wet op het primair onderwijs,Overwegendedat het noodzakelijk is de toekenning van voorzieningen in de huisvesting voor het basisonderwijs en hetvoortgezet onderwijs bij verordening te regelen;Besluit(en)De Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs vast te stellen.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan ondera. minister: de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen;b. bevoegd gezag: bevoegd gezag van een volgens de Wet op het primair onderwijs, de Wet op deexpertisecentra en de Wet op het voortgezet onderwijs bekostigde openbare of bijzondereschool, die geheel of gedeeltelijk gehuisvest is in een gebouw dat zich bevindt op hetgrondgebied van de gemeente;c. school: school voor basisonderwijs en school voor voortgezet onderwijs;d. - school voor basisonderwijs: een basisschool of een speciale school voor basisonderwijs alsbedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs;- school voor voortgezet onderwijs: school of scholengemeenschap voor voorbereidend wetenschappelijkonderwijs, voor hoger en middelbaar algemeen voortgezet onderwijs, voorvoorbereidend beroepsonderwijs en voor praktijkonderwijs als bedoeld in artikel 1, 2 en 5 van deWet op het voortgezet onderwijs.e. nevenvestiging: deel van een school dat door de minister ingevolge artikel 85 van de Wet op netprimair onderwijs of artikel 75 van de Wet op het voortgezet onderwijs voor bekostiging inaanmerking is gebracht;f. voorziening: een van de voorzieningen in de huisvesting als bedoeld in artikel 2 van dezeverordening;g. programma: het programma als bedoeld in artikel 12 van deze verordening;h. overzicht: het overzicht van de niet in het kader van de vaststelling van het programmaingewilligde aanvragen als bedoeld in artikel 13 van deze verordening;i. aanvrager: het bevoegd gezag dat een aanvraag voor vergoeding van een voorziening of voorbekostiging van bouwvoorbereiding van een voorziening als bedoeld in artikel 25 van dezeverordening heeft ingediend;j . aanvraag: verzoek om vergoeding van een voorziening of om bekostiging van bouwvoorbereiding;k. voor blijvend gebruik bestemde voorziening: voorziening in de huisvesting die, volgens deuitkomst van de prognose als bedoeld in bijlage II van deze verordening, 15 jaren of langernoodzakelijk is;I. voor tijdelijk gebruik bestemde voorziening: voorziening in de huisvesting die, volgens deuitkomst van de prognose als bedoeld in bijlage II van deze verordening, niet langer dan 15 jarennoodzakelijk is;m. permanent gebouw: schoolgebouw dat door de keuze van het ontwerp en de aard van deconstructie en materialen ten minste 60 jaren als volwaardige huisvesting voor het onderwijs kanfunctioneren;n. noodlokaal: verplaatsbare ruimte die door de keuze van het ontwerp en de aard van deconstructie en materialen ten minste 15 jaren als volwaardige huisvesting voor het onderwijs kanfunctioneren;o. gymnastiekruimte: ruimte die geschikt is voor het onderwijs in lichamelijke oefening;p. advies Onderwijsraad: een advies van de Onderwijsraad over de vaststelling van het programmain relatie tot de vrijheid van richting en de vrijheid van indenting, als bedoeld in artikel 95 vande Wet op het primair onderwijs, artikel 76f van de Wet op het voortgezet onderwijs;q. verhuur: het gebruik van een onderwijsgebouw door derden, niet zijnde onderwijsgebruik ofgebruik ten behoeve van culturele, maatschappelijke of recreatieve doeleinden.r. gezamenlijke akte: de akte als bedoeld in artikel 110 van de Wet op het primair onderwijs,artikel 76u van de Wet op het voortgezet onderwijs;s. beslissing gedeputeerde staten: de beslissing van gedeputeerde staten in een geschil als bedoeldin artikel 110 , tweede lid van de Wet op het primair onderwijs, artikel 76u , tweede lid van deWet op het voortgezet onderwijs;t. eigendomsoverdracht: de eigendomsoverdracht als bedoeld in artikel 110 van de Wet op hetprimair onderwijs, artikel 76u en van de Wet op het voortgezet onderwijs.

Artikel 2 Omschrijving voorzieningen in de huisvesting

Bij de toepassing van deze verordening worden de volgende voorzieningen onderscheiden:a. de voor blijvend of voor tijdelijk gebruik bestemde voorzieningen bestaande uit:1 ° nieuwbouw voor een school die voor het eerst voor rijksbekostiging in aanmerking isgebracht, dan wel nieuwbouw ter gehele of gedeeltelijke vervanging van een gebouw waarineen school is gehuisvest, al dan niet op dezelfde locatie;2° uitbreiding van een gebouw waarin een school is gehuisvest;3° gehele of gedeeltelijke ingebruikneming van een bestaand gebouw ten behoeve van dehuisvesting van een school;4° verplaatsing van een of meer bestaande noodlokalen ten behoeve van de huisvesting van eenschool;5° terrein voor zover benodigd voor de realisering van een onder a sub 1 ° tot en met 4°omschreven voorziening;6° inrichting met onderwijsleerpakket [invullen voor vwo, avo en vbo: of met leer- enhulpmiddelen] voor zover deze nog niet eerder voor bekostiging van rijks- of gemeentewegein aanmerking is gebracht;7° inrichting met meubilair voor zover deze nog niet eerder voor bekostiging van rijks- ofgemeentewege in aanmerking is gebracht;8° medegebruik van een ruimte voor het onderwijs in een gebouw dat al bij een andere schoolin gebruik is en medegebruik van een gymnastiekruimte [invullen voor bepaalde soorten(v)so:en een bad voor watergewenning of bewegingstherapie];b. aanpassingen aan gebouwen bestaande uit een of meer activiteiten zoals onderscheiden inbijlage I;c. onderhoud aan gebouwen van een school voor basisonderwijs en een school voor (voortgezet)speciaal onderwijs bestaande uit een of meer activiteiten zoals onderscheiden in bijlage I;d. herstel van een constructiefout bestaande uit schade aan een gebouw veroorzaakt door eigengebrek of eigen bederf, alsmede uit kosten gemoeid met het voorkomen van nog niet manifestgeworden materiele schade onmiddellijk voortvloeiend uit ontwerpfouten, uitvoeringsfouten ofwanprestatie;e. herstel en vervanging in verband met schade aan een gebouw, onderwijsleerpakket en meubilairingeval van bijzondere omstandigheden.

Artikel 3 Bouwvoorbereiding voorzieningen

Ten aanzien van voorzieningen als bedoeld in artikel 2, onder a 1e en 2e. fhier: voorzieningen aanduidendie het betreft] kan een aanvraag worden ingediend voor bekostiging van bouwvoorbereiding. Hierbij ishet bepaalde in hoofdstuk 4 van toepassing.

Artikel 4 Vaststelling vergoeding voorzieningen

  • 1

    Bij toekenning van een van de in artikel 2 genoemde voorzieningen, of bij toekenning vanbekostiging van bouwvoorbereiding als bedoeld in artikel 3, wordt bij de wijze van vaststellingvan de hoogte van de vergoeding een onderscheid gemaakt tussen vooraf genormeerde bedragenen bedragen gebaseerd op de feitelijk voorziene kosten per geval.

  • 2

    De genormeerde vergoedingsbedragen worden vastgesteld met inachtneming van het bepaalde inbijlage IV , deel A. De vergoedingsbedragen die zijn gebaseerd op de feitelijke kosten wordenvastgesteld met inachtneming van het bepaalde in bijlage IV, deel B.

     

  • 3

    Deel A van bijlage IV is van toepassing op de voorzieningen als bedoeld in artikel 2, onder a 1, 2,4, 6 en 7 en b en artikel 3.Deel B van bijlage IV is van toepassing op de voorzieningen als bedoeld in artikel 2, onder a, 3.5en 8, alsmede c,d en e.

Artikel 5 Informatieverstrekking

  • 1

    Het bevoegd gezag verstrekt aan het college gegevens die noodzakelijk zijn voor de uitvoeringvan het bepaalde in deze verordening.

  • 2

    Ter uitvoering hiervan kunnen door het college nadere aanwijzingen worden gegeven.

  • 3

    Bij de gegevensverstrekking wordt gebruik gemaakt van een door het college vastgesteld formulier.

Hoofdstuk 2 Programma en overzicht

Paragraaf 2.1 Aanvragen programma

Artikel 6 Indiening aanvraag

  • 1

    Een aanvraag voor opneming van een voorziening op het programma wordt voor / februariwanhet jaar van vaststelling van het betreffende programma door het bevoegd gezag ingediend bijhet college.

  • 2

    Indien de aanvraag niet voor 1 februari is ingediend, besluit het college de aanvraag niet tebehandelen.

Artikel 7 Inhoud aanvraag; gelegenheid tot aanvullen aanvraag; niet behandelen onvolledige aanvraag

  • 1

    De aanvraag vermeldt in ieder geval:a. de naam en het adres van de aanvrager;b. de dagtekening;c. de naam van de school en, voor zover van toepassing, het gebouw ten behoeve waarvande voorziening is bestemd;d. welke voorziening wordt aangevraagd;e. de onderbouwing van de noodzaak en de omvang van de gewenste voorziening;f. de geplande aanvangsdatum van uitvoering van de voorziening.

  • 2

    In aanvulling op de in het eerste lid vermelde gegevens gaat de aanvraag vergezeld van:a. een prognose van het te verwachten aantal leerlingen van de school, die voldoet aan dein bijlage II omschreven vereisten, tenzij het een voorziening betreft als bedoeld inartikel 2, onder a onderdelen 6° tot en met 8° en artikel 2, onder d, e en f;b. de aanduiding van de gewenste plaats waar de voorziening moet worden gerealiseerd,indien het een voorziening betreft als bedoeld in artikel 2, onder a, onderdelen 1 ° toten met 4°;c. een rapportage waaruit de bouwkundige noodzaak blijkt indien het een voorzieningbetreft bestaande uit nieuwbouw ter gehele of gedeeltelijke vervanging van eengebouw, uit onderhoud aan een gebouw van een school voor basisonderwijs of uit herstelvan een constructiefout;d. een begroting van de kosten gemoeid met de uitvoering van de voorziening, indien deaanvraag betrekking heeft op een voorziening waarop het gestelde in artikel 4, derdelid, laatste volzin van toepassing is;de rapportage als bedoeld onder c wordt gebruik gemaakt van het door het college vastgesteldeformulier 'Bouwkundige opname'.

  • 3

    Bij het ontbreken van een of meer gegevens als bedoeld in het eerste of tweede lid deelt hetcollege dit voor 15 februari schriftelijk mee aan de aanvrager. Daarbij wordt de aanvrager in degelegenheid gesteld voor 15 maart de ontbrekende gegevens aan te vullen.Indien de aanvrager de vereiste ontbrekende gegevens niet heeft verstrekt voor 15 maart,besluit het college de aanvraag niet te behandelen.

  • 4

    Indien een door het college in behandeling genomen aanvraag betrekking heeft op eenvoorziening voor een school waarvan de beoordeling van de noodzaak mede is gebaseerd op hetaantal leerlingen van de betrokken school op de wettelijke teldatum van 1 oktober van het jaarwaarin de datum genoemd in artikel 6 valt, dan zendt de aanvrager onverwijld aan het collegeeen afschrift van de jaarlijkse opgave aan de minister van het aantal leerlingen dat op dewettelijk teldatum staat ingeschreven op de school, die geheel of gedeeltelijk gehuisvest is ineen gebouw gelegen op het grondgebied van de gemeente. Indien het afschrift niet binnen eenweek na het tijdstip van de wettelijke teldatum is ontvangen, deelt het college dit schriftelijkmee aan de aanvrager. Daarbij wordt de aanvrager in de gelegenheid gesteld het afschrift van deopgave alsnog binnen drie dagen na de datum van ontvangst van de mededeling in te dienen.Indien het afschrift van de opgave niet binnen de termijn bedoeld in de vorige volzin is verstrekt,besluit het college de aanvraag niet te behandelen.

Artikel 8 Opgave ingediende aanvragen

Het college verstrekt ter informatie aan de bevoegde gezagsorganen een opgave van de ingevolge artikel6 en artikel 25 ingediende aanvragen. Voor zover van toepassing geeft het college daarbij aan welkeaanvraag of aanvragen niet in behandeling worden genomen.

Paragraaf 2.2 Overleg voorafgaand aan vaststelling programma en overzicht

Artikel 9 Toelichting aanvraag; overleg over ingediende begroting

  • 1

    De aanvraag kan op verzoek van de aanvrager of van het college nader worden toegelicht.

  • 2

    Indien de aanvraag een voorziening betreft waarop het gestelde in artikel 4, derde lid, laatstevolzin van toepassing is, treedt het college in overleg met de aanvrager indien het college vanoordeel is dat de door de aanvrager overgelegde begroting van de kosten dient te wordenaangepast. Wanneer in het overleg geen overeenstemming wordt bereikt over de hoogte van hetgeraamde bedrag dan geeft het college dat, onder vermelding van de redenen, aan in hetvoorstel tot vaststelling van het bedrag, het programma en het overzicht als bedoeld inparagraaf 2.3.Het college geeft in dit voorstel tevens de hoogte van het geraamde bedrag aan waarvan voor deaangevraagde voorziening wordt uitgegaan bij de toepassing van het gestelde in paragraaf 2.3.

Artikel 10 Overleg programma en overzicht; advies Onderwijsraad

  • 1

    Alvorens het college het programma en het overzicht vaststelt, worden de bevoegdegezagsorganen in een overleg in de gelegenheid gesteld hun zienswijze over de voorgenomeninhoud van dat voorstel naar voren te brengen.

  • 2

    Het overleg als bedoeld in het eerste lid vindt plaats voor 15 September. De bevoegde gezagsorganenworden ten minste twee weken voor de door het college vastgestelde datum schriftelijkdaarvan in kennis gesteld. Zij worden hierbij tevens in kennis gesteld van de voorgenomeninhoud van het voorstel.

  • 3

    De bevoegde gezagsorganen die niet deelnemen aan het overleg als bedoeld in het eerste lid,kunnen voor de in het tweede lid bedoelde datum hun zienswijze schriftelijk kenbaar maken aanhet college. Het college stelt de deelnemers aan het overleg hiervan in kennis.

  • 4

    Van de in het overleg door de bevoegde gezagsorganen naar voren gebrachte zienswijzen, van detijdig ingediende, schriftelijk kenbaar gemaakte zienswijzen en van de reactie van het college opdeze zienswijzen, wordt door het college een verslag gemaakt. Het verslag wordt toegezondenaan alle bevoegde gezagsorganen.

  • 5

    Indien een bevoegd gezag of het college een advies wenst van de Onderwijsraad over hetvoorstel met betrekking tot de voorgenomen inhoud van het programma in relatie tot de vrijheidvan richting en de vrijheid van inrichting, dan wordt dit door het bevoegd gezag of het collegetijdens het overleg als bedoeld in het eerste lid kenbaar gemaakt. Dit gebeurt aan de hand vaneen schriftelijk gemotiveerde omschrijving van de onderwerpen waarover het advies van deOnderwijsraad wordt verwacht. Hierbij wordt tevens het verband aangegeven tussen dezeonderwerpen en de vrijheid van richting en de vrijheid van inrichting.

  • 6

    De bevoegde gezagsorganen en het college worden in het overleg in de gelegenheid gesteld hunzienswijzen naar voren te brengen over een verzoek om advies van de Onderwijsraad. Hetschriftelijke verzoek om advies en de daarover naar voren gebrachte zienswijzen maken deel uitvan het verslag van het overleg als bedoeld in het vierde lid.

  • 7

    Het college is belast met de indiening van een verzoek om advies bij de Onderwijsraad. Daarbijzorgen zij ervoor dat de Onderwijsraad alle stukken, waaronder het schriftelijk verslag van hetoverleg met de daarin opgenomen zienswijzen, ontvangt die nodig zijn voor de beoordeling vanhet verzoek.

  • 8

    Een afschrift van het door de Onderwijsraad uitgebrachte advies wordt zo spoedig mogelijk doorhet college toegezonden aan de bevoegde gezagsorganen. Indien het geheel of gedeeltelijkopvolgen van het advies van de Onderwijsraad zou leiden tot een of meer inhoudelijkebijstellingen van de voorgenomen inhoud van het programma, dan worden de bevoegdegezagsorganen door het college bij de toezending van het afschrift van het advies uitgenodigdvoor een nader overleg.In alle andere gevallen beoordeelt het college of nader bestuurlijk overleg over het advies vande Onderwijsraad noodzakelijk is. Het college geeft dit aan bij de toezending van het afschriftvan het advies van de Onderwijsraad.

  • 9

    Het nader overleg als bedoeld in het vorige lid vindt binnen twee weken plaats na toezendingvan het advies van de Onderwijsraad aan de bevoegde gezagsorganen. Het college maakt van ditoverleg een verslag en voegt dit toe aan het verslag als bedoeld in het vierde lid.

Paragraaf 2.3 Vaststelling bekostigingsplafond, programma en overzicht

Artikel 11 Tijdstip vaststelling

  • 1

    Het college stelt het bekostigingsplafond vast dat beschikbaar is voor de vergoeding van deaangevraagde voorzieningen. Dit bekostigingsplafond kan worden gesplitst in afzonderlijkebedragen per onderwijssoort en/of per voorziening.

  • 2

    Het programma en het overzicht worden vastgesteld uiterlijk op 31 december van het jaarwaarin de datum genoemd in artikel 6 valt.

Artikel 12 Inhoud programma

  • 1

    De aangevraagde voorzieningen waarmee in het jaar volgend op het jaar van vaststelling van hetprogramma een aanvang kan worden gemaakt, komen, voor zover het college heeft vastgestelddat geen van de in de Wet op het primair onderwijs en Wet op het voortgezet onderwijsopgenomen weigeringsgronden van toepassing is, in aanmerking voor plaatsing op hetprogramma. Daarbij past het college de regels toe met betrekking tot:a. de beoordelingscriteria als bedoeld in bijlage I ;b. de prognosecriteria als bedoeld in bijlage II ;c. de oppervlakte en indeling van schoolgebouwen als bedoeld in bijlage III .Van de voor plaatsing op het programma in aanmerking komende voorzieningen neemt hetcollege, aan de hand van de urgentiecriteria als bedoeld in bijlage V, uitsluitend voorzieningenop in het programma voor zover het bedrag of de deelbedragen als bedoeld in artikel 11, eerstelid, toereikend zijn.

  • 2

    Op voorstel van het overleg als bedoeld in artikel 10, kan het college de raad verzoeken bij devaststelling van het programma af te mogen wijken van de urgentiecriteria als bedoeld in bijlageV.

  • 3

    Ten aanzien van de in het programma opgenomen voorzieningen wordt, voor zover vantoepassing, door het college aangegeven:a. het genormeerde bedrag dat ingevolge bijlage IV , deel A voor de betreffendevoorziening beschikbaar wordt gesteld;b. het geraamde bedrag gemoeid met de uitvoering van de voorziening als bedoeld inartikel 4, derde lid, laatste volzin;c. de voorwaarden betreffende ingebruikneming of buitengebruikstelling van gebouwen oflokalen.

Artikel 13 Inhoud overzicht

  • 1

    Het overzicht bevat de aangevraagde voorzieningen die, gelet op het bepaalde in artikel 12,eerste lid, niet in het programma zijn opgenomen.

  • 2

    Ten aanzien van elk van de in het overzicht opgenomen voorzieningen wordt aangegeven waaromdeze niet in het programma zijn opgenomen.

Artikel 14 Bekendmaking besluiten vaststelling bekostigingsplafond, programma en overzicht

  • 1

    De bekendmaking van de besluiten tot vaststelling van het bekostigingsplafond, het programmaen het overzicht geschiedt binnen twee weken na de datum van vaststelling door toezendingdoor het college van de besluiten aan de aanvragers. Tegelijkertijd met de bekendmaking wordtvan de besluiten door het college schriftelijk mededeling gedaan aan de overige bevoegdegezagsorganen.

  • 2

    De besluiten als bedoeld in het eerste lid worden tegelijkertijd met de bekendmaking ter inzagegelegd.

Paragraaf 2.4 Uitvoering programma

Artikel 15 Overleg wijze van uitvoering

  • 1

    Binnen vier weken na de datum van vaststelling van het programma treedt het college in overlegmet de aanvrager over de wijze van uitvoering van de op het programma geplaatste voorziening.In dit overleg wordt alle informatie verstrekt die nodig is voor de uitvoering van de voorziening.Daarbij worden, voor zover van toepassing, afspraken gemaakt over:a. het bouwheerschap als bedoeld in de wet;b. het tijdstip van indiening van het bouwplan en de begroting door de aanvrager;c. een andere wijze van uitvoering van het besluit met inachtneming van het beschikbaarte stellen bedrag;d. de wijze waarop door het college toepassing wordt gegeven aan de toetsing van hetbouwplan en de begroting, alsmede aan de toetsing in verband met wettelijkevoorschriften en nieuwe feiten en omstandigheden als bedoeld in artikel 16;e. de controle op en het afleggen van verantwoording over de besteding van debeschikbaar te stellen middelen.

  • 2

    Indien het overleg betrekking heeft op de uitvoering van een voorziening als bedoeld in artikel 4,derde lid, laatste volzin, dan geeft de aanvrager aan op welke wijze de aanbesteding van deuitvoering zal plaatsvinden. Daarbij worden, voor zover van toepassing gezien de aard van devoorziening, de gestelde richtlijnen als bedoeld in bijlage IV, deel B in acht genomen.

  • 3

    De inhoud van de afspraken of de constatering dat het overleg niet tot overeenstemming heeftgeleid, wordt door het college schriftelijk vastgelegd in een verslag van het overleg en binnenvier weken na afloop van het overleg ter kennis gebracht van de aanvrager. Indien de aanvragerschriftelijk instemt met het verslag of binnen twee weken na ontvangst nog niet schriftelijkheeft gereageerd, wordt, afhankelijk van de inhoud van het vastgestelde verslag, geacht dat erovereenstemming of geen overeenstemming is bereikt.

  • 4

    Indien toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in artikel 16, vierde lid, neemt het collegebinnen vier weken nadat de overeenstemming als bedoeld in het derde lid is bereikt, eenbeslissing over het tijdstip waarop de bekostiging een aanvang kan nemen. Het bepaalde inartikel 17 is daarbij van overeenkomstige toepassing.

  • 5

    Indien in het overleg geen overeenstemming als bedoeld in het derde lid is bereikt, deelt hetcollege binnen vier weken nadat het verslag is vastgesteld, dit schriftelijk mee aan de aanvrager.Daarbij wordt aangegeven dat de bekostiging van de uitvoering van de voorziening geen aanvangzal nemen.

Artikel 16 Instemming bouwplannen en begroting; tijdstip aanvang bekostiging; toetsing wettelijke voorschriften en nieuwe feiten en omstandigheden; overlegging offertes

  • 1

    Nadat de overeenstemming als bedoeld in artikel 15, derde lid, is bereikt en voorafgaand aan hetverlenen van een bouwopdracht, dient de aanvrager met inachtneming van de hierover gemaakteafspraken, de bouwplannen, de desbetreffende begroting en een aanduiding van het tijdstipwaarop de bekostiging een aanvang dient te nemen, ter instemming in bij het college.

  • 2

    Binnen zes weken na ontvangst,. beslist het college over de instemming met de bouwplannen ende desbetreffende begroting en over het tijdstip waarop de bekostiging een aanvang kan nemen.Het college kan, onder mededeling daarvan aan de aanvrager, deze termijn verlengen met drieweken. Indien niet binnen deze termijn is besloten, wordt geacht instemming te zijn verleendmet de bouwplannen en de begroting en vangt de bekostiging aan op het door de aanvrageraangegeven tijdstip.Binnen twee weken na de datum van de beslissing over het bouwplan, de desbetreffendebegroting en het tijdstip waarop de bekostiging een aanvang neemt, deelt het college debeslissing schriftelijk mee aan de aanvrager.

  • 3

    Bij de beslissing als bedoeld in het tweede lid stelt het college eveneens vast of de feiten enomstandigheden waarin de school verkeert ten opzichte van de feiten en omstandigheden tentijde van de vaststelling van het programma, al dan niet ingrijpend zijn gewijzigd. Bij een naarhet oordeel van het college ingrijpende wijziging van de feiten en omstandigheden komt devoorziening alsnog niet voor bekostiging in aanmerking.

  • 4

    De instemming met de bouwplannen, de instemming met de begroting, de toetsing of voldaanwordt aan de bij of krachtens de wet gestelde voorschriften, en de toetsing of er sprake is vannieuwe feiten en omstandigheden kunnen achterwege blijven als naar het oordeel van hetcollege dat niet noodzakelijk is gezien de inhoud van de in het programma opgenomenvoorziening. Het college doet hiervan mededeling aan de aanvrager in het overleg als bedoeld inartikel 15.

  • 5

    De indiening van de in het eerste en het tweede lid bedoelde begroting blijft achterwege indienhet de uitvoering betreft van een voorziening als bedoeld in artikel 4, derde lid, laatste volzin.De beslissing van het college als bedoeld in het tweede lid betreft dan uitsluitend de beoordelingvan het bouwplan. Daarbij zijn de genoemde termijnen in het tweede lid van overeenkomstigetoepassing.

  • 6

    Nadat het college met het bouwplan van een voorziening als bedoeld in artikel 4, derde lid,laatste volzin, heeft ingestemd, overlegt de aanvrager met inachtneming van de hierovergemaakte afspraken als bedoeld in artikel 15, tweede lid, aan het college de aan de aanvrageruitgebrachte offertes voor de uitvoering van de voorziening. Het college beslist binnen vierweken na ontvangst van de offertes over het bedrag dat definitief beschikbaar wordt gesteldvoor de uitvoering van de voorziening en over het tijdstip waarop de bekostiging een aanvangkan nemen. De aanvrager wordt binnen twee weken na de datum van deze beslissing hiervanschriftelijk in kennis gesteld. Voor de vaststelling van het definitieve bedrag is de offerte met delaagste prijsstelling bepalend.

Artikel 17 Aanvraag bekostiging

Het college kan bij de beslissing als bedoeld in artikel 16, tweede lid of artikel 16, zesde lid, over hettijdstip waarop de bekostiging een aanvang kan nemen, bepalen dat de beschikbaarstelling van de geldenin termijnen plaatsvindt. De beschikbaarstelling van de gelden geschiedt dan telkens op een zodanigtijdstip dat de aanvrager kan voldoen aan de financiele verplichtingen voortkomend uit de realisering vande op het programma geplaatste voorziening.

Artikel 18 Vervallen aanspraak op bekostiging

  • 1

    De aanspraak op bekostiging van een voorziening vervalt, indien niet door de aanvrager voor1 oktober van het jaar votgend op de vaststelling van het programma een bouwopdracht isverleend dan wel een koop-, huur- of erfpachtovereenkomst is gesloten en een afschrift hiervanniet voor 15 oktober daaropvolgend aan het college is gezonden. De in de eerste volzin bedoeldebouwopdracht is onherroepelijk en vermeldt de aanvangsdatum van het werk en de termijn,uitgedrukt in het aantal werkbare dagen, binnen welke het werk wordt opgeleverd. De in deeerste volzin bedoelde overeenkomsten zijn onherroepelijk. In geval van een huur- of erfpachtovereenkomstwordt daarin de datum van inwerkingtreding vermeld, alsmede de duur van deovereenkomst. In geval van een koopovereenkomst wordt daarin de datum van aankoop vermeld.

  • 2

    De aanspraak op bekostiging vervalt niet, indien de overschrijding van de termijn als bedoeld inhet eerste lid veroorzaakt wordt door bijzondere omstandigheden die niet aan de aanvrager zijntoe te rekenen en de aanvrager voor 1 September een schriftelijk gemotiveerd verzoek heeftingediend bij het college tot verlenging van de termijn als bedoeld in het eerste lid.

  • 3

    Het college beslist voor 15 September over het verzoek tot verlenging van de termijn. Indien hetverzoek wordt ingewilligd, wordt in het besluit aangegeven tot welke datum de termijn alsbedoeld in het eerste lid wordt verlengd.

Hoofdstuk 3 Aanvragen met spoedeisend karakter

Paragraaf 3.1 Aanvraag

Artikel 19 Indiening aanvraag

Een aanvraag om bekostiging van een voorziening in de huisvesting die gelet op de voortgang van hetonderwijs geen uitstel kan lijden, kan worden ingediend bij het college.

Artikel 20 Inhoud aanvraag

  • 1

    De aanvraag bevat in ieder geval de gegevens zoals vermeld in artikel 7, eerste lid. In aanvullingdaarop dient de aanvrager de volgende gegevens te verstrekken:a. een nadere aanduiding van de omstandigheden die de voorziening in de huisvestingspoedeisend maken;b. de reden waarom de voorziening in de huisvesting niet kon worden aangevraagd in hetkader van een nog vast te stellen programma;c. een prognose van het te verwachten aantal leerlingen van de school, die voldoet aan dein bijlage II omschreven vereisten, tenzij het een voorziening betreft als bedoeld inartikel 2 onder a, onderdelen 6o tot en met 8o en artikel 2 onder d, e en f;d. een begroting van de kosten gemoeid met de uitvoering indien het een voorzieningbetreft als bedoeld in artikel 4, derde lid, laatste volzin.

  • 2

    Indien naar het oordeel van het college een of meer gegevens als bedoeld in het eerste lidontbreken, wordt dit binnen twee weken na datum van indiening van de aanvraag schriftelijkmedegedeeld aan de aanvrager. De aanvrager heeft de gelegenheid de ontbrekende gegevensbinnen twee weken na ontvangst van de mededeling in te dienen bij het college. Indien deaanvrager de vereiste ontbrekende gegevens niet binnen de in de vorige volzin bedoelde termijnheeft verstrekt, besluit het college de aanvraag niet te behandelen.

Paragraaf 3.2 Beoordeling aanvraag; uitvoering besluit

Artikel 21 Tijdstip beslissing

  • 1

    Het college beslist binnen vier weken na ontvangst van de aanvraag of binnen vier weken nadatde aanvullende gegevens zijn verstrekt of hadden moeten zijn verstrekt. Binnen twee weken nade datum van de beslissing wordt de aanvrager hiervan schriftelijk in kennis gesteld door hetcollege.

  • 2

    Indien een beschikking niet binnen vier weken kan worden gegeven, stelt het college deaanvrager daarvan in kennis en noemt daarbij een redelijke termijn waarbinnen de beschikkingwel tegemoet kan worden gezien.

Artikel 22 Inhoud beslissing

  • 1

    De aangevraagde voorziening wordt toegewezen, indien het college heeft vastgesteld dat hettreffen van de voorziening, gelet op de voortgang van het onderwijs, geen uitstel kan lijden engeen van de in de Wet op het primair onderwijs, Wet op de expertisecentra en Wet op hetvoortgezet onderwijs opgenomen weigeringsgronden van toepassing is. Bij deze vaststelling pasthet college de regels toe met betrekking tot:a. de beoordelingscriteria als bedoeld in bijlage I ;b. de prognosecriteria als bedoeld in bijlage II ;c. de oppervlakte en indeling van gebouwen als bedoeld in bijtage III .

  • 2

    De beslissing van het college kan een gedeelte van de gewenste voorziening dan wel een anderedan de gevraagde voorziening omvatten.

  • 3

    Indien de aanvraag wordt toegewezen, vermeldt het college welk genormeerd bedrag ingevolgehet bepaalde in bijlage IV , deel A voor de toegewezen voorziening beschikbaar wordt gesteld,dan wel wat het geraamde bedrag is indien het een voorziening betreft als bedoeld in artikel 4,derde lid, laatste volzin. Bij de beschikking stelt het college vast voor welke datum eenbouwopdracht moet zijn verleend, dan wel een koop-, huur- of erfpachtovereenkomst moet zijngesloten, en voor welke datum een afschrift daarvan aan het college moet zijn toegezonden.Binnen vier maanden na de datum van de beschikking door het college moet een bouwopdrachtzijn verleend, dan wel een koop-, huur- of erfpachtovereenkomst zijn gesloten.

Artikel 23 Uitvoering beslissing

Na bekendmaking van de beslissing als bedoeld in artikel 21, eerste lid, waarbij een vergoeding istoegewezen, treedt het college zo spoedig mogelijk in overleg met de aanvrager over de wijze vanuitvoering.Het bepaalde in de artikelen 15, 16 en 17 is daarbij overeenkomstig van toepassing, met uitzondering vande in tweede lid van artikel 16 genoemde termijn van zes weken. Hiervoor moet worden gelezen drieweken.

Artikel 24 Vervallen aanspraak bekostiging

  • 1

    Indien niet voor de in artikel 22, derde lid bedoelde tijdstippen een bouwopdracht is verleend,dan wel een koop-, huur- of erfpachtovereenkomst is gesloten en een afschrift daarvan isgezonden aan het college, vervalt de aanspraak op bekostiging. Ten aanzien van de inhoud vaneen bouwopdracht, dan wel koop-, huur- of erfpachtovereenkomst is het gestelde in artikel 18,eerste lid van overeenkomstige toepassing.

  • 2

    De aanspraak op bekostiging vervalt niet, indien de overschrijding van de datum veroorzaaktwordt door bijzondere omstandigheden, die niet aan de aanvrager zijn toe te rekenen, en deaanvrager uiterlijk vier weken voor het verstrijken van deze datum een schriftelijk gemotiveerdverzoek heeft ingediend bij het college tot verlenging van de termijn.

  • 3

    Dit verzoek schort het vervallen van de aanspraak op bekostiging op totdat het college op hetverzoek heeft beslist. Indien het college het verzoek inwilligt, noemt het college een nieuwedatum waarop de aanspraak op bekostiging vervalt. Indien het college het verzoek afwijst, geldtde datum van beslissing op het verzoek als vervaldatum, met dien verstande dat deze datum nietvoor de oorspronkelijke vervaldatum kan vallen.

Hoofdstuk 4 Bekostiging bouwvoorbereiding

Artikel 25 Aanvraag

  • 1

    Het bevoegd gezag dat voornemens is een aanvraag in te dienen voor plaatsing op hetprogramma van een voor blijvend gebruik bestemde voorziening als bedoeld in artikel 3, kandaaraan voorafgaand een aanvraag indienen bij het college voor bekostiging van debouwvoorbereiding. Het betreft de voorbereiding voorafgaand aan het moment van aanbestedingvan die voorziening.

  • 2

    De aanvraag wordt gedaan voor 1 februari van het jaar voorafgaand aan het jaar waarin debekostiging gewenst wordt. Hierbij wordt gebruik gemaakt van een door het college vastgesteldaanvraagformulier.

  • 3

    De aanvraag gaat vergezeld van de volgende gegevens:a. de naam en het adres van de aanvrager;b. de dagtekening;c. de naam van de school ten behoeve waarvan de vergoeding wordt gewenst;d.. de reden, de gewenste omvang en de aanduiding van de gewenste locatie van devoorziening;e. het gewenste tijdstip van realisering van de voorziening;f. een prognose van het te verwachten aantal leerlingen van de school die voldoet aan dein bijlage II omschreven vereisten;g. indien het nieuwbouw betreft ter vervanging van een bestaand gebouw: een rapportagewaaruit de bouwkundige noodzaak van de vervanging btijkt;h. een begroting van de kosten als bedoeld in het eerste lid, indien de bekostigingbouwvoorbereiding is aangemerkt als een voorziening bedoeld in artikel 4, derde lid,laatste volzin.Bij de rapportage als bedoeld onder g. wordt gebruik gemaakt van het door het collegevastgestelde formulier 'Bouwkundige opname'.

  • 4

    Bij het ontbreken van een of meer gegevens als bedoeld in het derde lid, deelt het college ditvoor 15 februari schriftelijk mee aan de aanvrager en stellen hem in de gelegenheid om voor 15maart de gegevens aan te vullen. Het gestelde in artikel 7, derdejid is daarbij vanovereenkomstige toepassing.

Artikel 26 Toelichting en overleg aanvraag

  • 1

    Ten aanzien van het geven van een toelichting op de aanvraag of het overleg over de begroting ishet gestelde in artikel 9 van overeenkomstige toepassing.

  • 2

    Voordat het college een besluit neemt over de aanvraag voor bekostiging vanbouwvoorbereiding, treedt het college in overleg met de aanvrager. Dit overleg over de aanvraagvindt plaats tezamen met het overleg als bedoeld in artikel 10, eerste lid. De leden twee, drieen vier van artikel 10 zijn daarbij van overeenkomstige toepassing.

Artikel 27 Beschikking op aanvraag

  • 1

    Het college neemt op het tijdstip als bedoeld in artikel 11 een beslissing over de aanvraag.

  • 2

    De aanvraag wordt toegewezen indien en voor zover:a. er voldoende middelen voor de vergoeding van de kosten van bouwvoorbereidingbeschikbaar zijn;b. de noodzaak van de gewenste voorziening voldoende vaststaat;c. er een reele mogelijkheid is dat de voorziening in het gewenste jaar van uitvoering voorbekostiging in aanmerking kan worden gebracht.

  • 3

    Indien de aanvraag wordt toegewezen, wordt in de beschikking vermeld tot welk bedrag dekosten van bouwvoorbereiding worden vergoed. Het bedrag kan in termijnen aan de aanvragerbeschikbaar worden gesteld, echter steeds op een zodanig tijdstip dat de aanvrager aan zijnfinanciele verplichtingen jegens derden die hij heeft ingeschakeld bij de bouwvoorbereiding, kanvoldoen. Over de daadwerkelijke beschikbaarstelling van het bedrag worden afspraken gemaakttussen aanvrager en het college.

  • 4

    Aan een toewijzing als bedoeld in het tweede lid kunnen door de aanvrager geen rechten wordenontleend ten aanzien van de plaatsing van de voorziening op enig toekomstig programma.

Artikel 28 Vervallen aanspraak bekostiging

De aanspraak die voortvloeit uit de beschikking tot toekenning van bekostiging van bouwvoorbereidingvervalt, indien door de aanvrager niet voor 15 September van het jaar dat volgt op het jaar waarin debeschikking is genomen, daadwerkelijk gestart is met de bouwvoorbereiding en niet voor 1 oktoberdaaropvolgend informatie is verstrekt aan het college waaruit dit blijkt.

Hoofdstuk 5 Medegebruik en verhuur

Paragraaf 5.1 Medegebruik ten behoeve van onderwijs of educatie

Artikel 29 Aanduiding omstandigheden

Het college kan overgaan tot vordering van een gedeelte van een gebouw of terrein, bestemd voor eenschool, indien:a. er sprake is van een tekort aan huisvestingscapaciteit bij een school berekend volgens hetgestelde in bijlage III, delen A en B en het bevoegd gezag van die school een aanvraag alsbedoeld in artikel 6 of 19 voor medegebruik of uitbreiding heeft ingediend;b. het bevoegd gezag van een school een aanvraag voor een andere huisvestingsvoorziening heeftingediend en door medegebruik aan de behoefte aan huisvesting kan worden voorzien;c. er sprake is van een tekort aan huisvestingscapaciteit bij een andere school of een instelling alsbedoeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs, vastgesteld aan de hand van de voor die schoolof instelling gangbare berekeningswijze end. er sprake is van leegstand in een lesgebouw van een school;e. er sprake is van leegstand in gymnastiekruimte van een school.

Artikel 30 Omschrijving leegstand

  • 1

    Er is sprake van leegstand in een lesgebouw:a. wanneer het betreft een gebouw van een school voor basisonderwijs, indien uit devergelijking van het aantal groepen zoals berekend op basis van bijlage III, deel B en decapaciteit van het gebouw zoals vastgesteld op basis van bijlage III, deel A blijkt dat erten minste een leslokaal niet nodig is voor de daar gevestigde school of scholen;b. wanneer het betreft een gebouw van een school voor voortgezet onderwijs (metuitzondering van een zelfstandige school voor praktijkonderwijs), indien uit devergelijking van de ruimtebehoefte zoals berekend op basis van Bijlage III, deel B en decapaciteit van het gebouw zoals vastgesteld op basis van Bijlage III, deel A blijkt dat ereen overschot is aan vierkante meters bruto vloeroppervlakte tenzij het bevoegd gezagop basis van het lesrooster of lesroosters voor het lopende of eerstkomende schooljaaraantoont dat er binnen het overschot aan vierkante meters bruto vloeroppervlakte geensprake is van onderbenutting van de onderwijsruimten. Voor een zelfstandige schoolvoor praktijk-onderwijs (niet zijnde een afdeling voor praktijkonderwijs) is hetgeenbepaald in lid a van dit artikel van toepassing.

  • 2

    Er is sprake van leegstand in een gymnastiekruimte:a. wanneer het betreft een gebouw dat gebruikt wordt door een of meer scholen voorbasisonderwijs, indien de som van het aantal klokuren gebruik dat door het collegewordt vergoed minder is dan 40 klokuren;b. wanneer het betreft een gebouw van een school voor voortgezet onderwijs, indien uit deberekening op basis van Bijlage III, Deel B blijkt dat benutting van het gebouw lager isdan 40 lesuren, tenzij het bevoegd gezag op basis van het lesrooster of de lesroostersvoor het lopende of eerstkomende schooljaar aantoont dat dit niet het geval is;c. wanneer het een gebouw betreft dat gebruikt wordt door een of meer scholen voorbasisonderwijs, indien de som van de berekeningswijzen genoemd onder a en b eenaantal klokuren lager dan 40 oplevert.

Artikel 31 Nalaten vordering; volgorde van vorderen

  • 1

    Het college gaat niet over tot vordering ten behoeve van medegebruik indien het bevoegd gezagde leegstand van het gebouw waarin het beoogde medegebruik dient plaats te vinden in gebruikheeft gegeven aan een andere school of scholen ten behoeve van het onderwijs aan die school ofscholen.

  • 2

    Het gestelde in het eerste lid is niet van toepassing indien het gebruik van die andere school ofscholen kan plaatsvinden in de aan die scholen reeds ter beschikking staandehuisvestingscapaciteit.

  • 3

    Indien er zich in meerdere gebouwen leegstand voordoet wordt:a. als eerste de leegstand gevorderd in het gebouw dat in gebruik is bij een school vanhetzelfde bevoegd gezag, tenzij uit oogpunt van doelmatigheid het vorderen vanleegstand in een ander gebouw een betere oplossing biedt;b. vervolgens de leegstand gevorderd in het gebouw waarin een school van dezelfderichting is gehuisvest enc. vervolgens de leegstand gevorderd in het gebouw dat het dichtst gelegen is bij hethoofdgebouw van de school ten behoeve waarvan de vordering plaatsvindt.

  • 4

    Het college kan, indien de bij de vordering betrokken bevoegde gezagsorganen daarmeeinstemmen, in een individueel geval van de in het derde lid opgenomen volgorde afwijken.

Artikel 32 Overleg en mededeling

  • 1

    Indien het college voomemens is om over te gaan tot vordering van leegstand in een lesgebouwof gymnastiekruimte, voert het college daarover overleg met het bevoegd gezag waarvan deleegstand gevorderd wordt en met het bevoegd gezag waarvoor de huisvesting is bestemd. Ditoverleg maakt deel uit van het overleg als bedoeld in artikel 10.

  • 2

    Binnen vier weken na de vaststelling van het programma als bedoeld in artikel 11, doet hetcollege schriftelijk mededeling van de vordering aan het bevoegd gezag waarvan gevorderdwordt. Van deze mededeling kan worden afgezien als dat bevoegd gezag in het overleg tekennen heeft gegeven geen bezwaar tegen de vordering te hebben.

  • 3

    Indien het college voomemens is om over te gaan tot vordering in het kader van een aanvraag alsbedoeld in artikel 19, voert het college daarover zo spoedig mogelijk overleg met het bevoegdgezag waarvan gevorderd wordt en met het bevoegd gezag waarvoor de huisvesting is bestemd.

  • 4

    Binnen een week na afloop van het overleg als bedoeld in het vorige lid, doet het collegeschriftelijk mededeling van de vordering aan het bevoegd gezag waarvan gevorderd wordt. Vandeze mededeling kan worden afgezien als dat bevoegd gezag in het overleg te kennen heeftgegeven geen bezwaar tegen de vordering te hebben.

  • 5

    De schriftelijke mededeling van het college als bedoeld in het tweede en vierde lid, bevat inieder geval:a. de naam van de school en het bevoegd gezag ten behoeve waarvan wordt gevorderd;b. een aanduiding van het aantal groepen ten behoeve waarvan gevorderd wordt of, indienhet betreft het onderwijs in lichamelijke oefening, het aantal klokuren dat gevorderdwordt;c. een aanduiding van het gebouw waarop de vordering betrekking heeft;d. een aanduiding van het aantal en het type ruimten dat gevorderd wordt;e. de periode waarvoor gevorderd wordt en de ingangsdatum van het medegebruik.

Artikel 33 Vergoeding

De bevoegde gezagsorganen die het betreft stellen in onderling overleg, met inachtneming van dewettelijke bepalingen, een vergoeding voor het medegebruik vast. Indien dit overleg niet totovereenstemming leidt, geldt het bepaalde in bijlage IV, deel C.

Paragraaf 5.2 Medegebruik ten behoeve van culturele, maatschappelijke of recreatieve doeleinden

Artikel 34 Aanduiding omstandigheden

Het college kan overgaan tot vordering indien:a. sprake is van leegstand van een lesgebouw of een gymnastiekruimte zoals bepaald in artikel 30;

Artikel 35 Overleg en mededeling

  • 1

    Alvorens over te gaan tot vordering voert het college overleg met het bevoegd gezag.

  • 2

    In dat overleg komt in ieder geval aan de orde:a. voor welke activiteit of activiteiten gevorderd wordt;b. of die activiteit of activiteiten zich verdragen met het onderwijs aan de in het gebouwgevestigde school;c. welke maatregelen eventueel noodzakelijk zijn om te voorkomen dat het onderwijs aande in het gebouw gevestigde school hinder van het medegebruik ondervindt;d. wat naar de mening van het college en het bevoegd gezag een redelijke vergoeding voorhet medegebruik is;e. de datum waarop het medegebruik redelijkerwijs een aanvang kan nemen.

  • 3

    Binnen vier weken na afloop van het overleg doet het college schriftelijk mededeling van devordering aan het bevoegd gezag. Indien het overleg zoals bedoeld in het eerste lid heeft geleidtot afspraken, bevat de mededeling in ieder geval die afspraken. Voorzover het overleg niet totovereenstemming heeft geleid, bevat de mededeling de beslissing van het college over depunten waarover geen overeenstemming bestond. Indien het bevoegd gezag in het overleg tekennen heeft gegeven geen bezwaar te hebben tegen de vordering, kan van de schriftelijkemededeling als hier bedoeld worden afgezien.

Paragraaf 5.3 Verhuur

Artikel 36 Toestemming college

  • 1

    Alvorens een huurovereenkomst te sluiten, vraagt het bevoegd gezag toestemming voor deverhuur aan het college.

  • 2

    Het verzoek om toestemming wordt schriftelijk gedaan en bevat een aanduiding van de huurder,alsmede van de bestemming van de te verhuren ruimte.

  • 3

    Het college verleent de toestemming niet indien:a. de bestemming van de te verhuren ruimte in strijd is met bepalingen daaromtrent uit deWet op het primair onderwijs of regelgeving;b. de te verhuren ruimte onmiddellijk nodig is voor een school.

Hoofdstuk 6 Einde gebruik gebouwen en terreinen

Artikel 37 Tijdstip beeindiging gebruik; staat van onderhoud

  • 1

    Nadat een gebouw of terrein niet meer door het bevoegd gezag nodig is voor de huisvesting vaneen school wordt het gebruik van het gebouw of terrein zo spoedig mogelijk beeindigd, dochuiterlijk op de datum genoemd in de door het college en het bevoegd gezag ondertekendegezamenlijke akte of de datum zoals vastgesteld door gedeputeerde staten bij de beslissinginzake een geschil over de totstandkoming van een gezamenlijke akte.

  • 2

    Indien er, naar het oordeel van het college, mogelijk sprake is van achterstallig onderhoud aanhet gebouw of terrein bedoeld in het eerste lid, dat tot de verantwoordelijkheid van hetbevoegd gezag behoort, wordt, voordat de eigendomsoverdracht heeft plaatsgevonden, een staatvan onderhoud opgemaakt.

  • 3

    De staat van onderhoud wordt opgemaakt in opdracht van het college na overleg met hetbevoegd gezag.

  • 4

    Over de staat van onderhoud wordt overleg gevoerd met het bevoegd gezag. In dat overlegwordt, indien van toepassing, vastgesteld welk deel van het onderhoud alsnog door het bevoegdgezag wordt uitgevoerd of welk bedrag in plaats daarvan aan het college betaald wordt. Indienhet overleg niet tot overeenstemming leidt, stellen partijen vast welke handelwijze gevolgdwordt.

  • 5

    Het opmaken van een staat van onderhoud blijft achterwege indien dit naar het oordeel van hetcollege niet nodig is.

Hoofdstuk 7 Gebruik gymnastiekruimte voor basisonderwijs en (voortgezet) speciaal onderwijs

Artikel 38 Mutaties aantal klokuren binnen beschikbare capaciteit; inroostering gebruik

  • 1

    Een bevoegd gezag van een school voor basisonderwijs of een school voor (voortgezet) speciaalonderwijs verstrekt jaarlijks voor 1 april voorafgaande aan net volgende schooljaar een opgavevan de voor dat schooljaar voor de school gewenste onderwijsgebruik van een gymnastiekruimte.Deze opgave bevat de volgende gegevens:a. de gewenste omvang van het onderwijsgebruik uitgedrukt in een aantal klokuren;b. de aanduiding van de gymnastiekruimte of -ruimten waarin het gebruik wordt gewenst;c. de tijden waarop het onderwijsgebruik gedurende een schoolweek wordt gewenst.

  • 2

    De jaarlijkse opgave van het gewenste onderwijsgebruik van een gymnastiekruimte als bedoeldin het eerste lid wordt beschouwd als een aanvraag in de zin van artikel 19, met dien verstandedat op de afhandeling van een dergelijke aanvraag het bepaalde in dit artikel van toepassing is.

  • 3

    Het college stelt jaarlijks voor 1 mei voorafgaande aan het daaropvolgende schooljaar op basisvan de ingediende opgaven een voorstel tot inroostering vast van het onderwijsgebruik doorscholen voor basisonderwijs van de op het grondgebied van de gemeente gelegengymnastiekruimten. Hiertoe wordt het gewenste onderwijsgebruik afgezet tegen de beschikbarecapaciteit van de gymnastiekruimten, waarbij wordt uitgegaan van een capaciteit van 26klokuren per week per gymnastiekruimte.

  • 4

    Het college neemt bij de vaststelling van het voorstel tot inroostering het volgende in acht:a. de afstanden in relatie tot de omvang van het onderwijsgebruik van eengymnastiekruimte, zoals opgenomen in bijlage I, deel B;b. het bevoegd gezag van een niet door de gemeente in stand gehouden school dateigenaar is van een gymnastiekruimte wordt voor de betreffende school het eersteingeroosterd voor die gymnastiekruimte;c. het gymnastiekonderwijs van een school wordt zoveel mogelijk ingeroosterd in eengymnastiekruimte.

  • 5

    Het voorstel tot inroostering vermeldt per school voor basisonderwijs en de volgende gegevens:a. het aantal klokuren waarvoor de school wordt ingeroosterd in een gymnastiekruimte;b. de aanduiding van de gymnastiekruimte waarin en de tijden gedurende welke hetonderwijsgebruik plaatsvindt;c. een nadere onderverdeling van het aantal klokuren per gymnastiekruimte wanneer hetgebruik in meer dan een gymnastiekruimte plaatsvindt;d. voor zover het gewenste aantal klokuren hoger is dan het aantal klokuren dat ingevolgede beleidsregel bekostiging gymnastiekruimte voor basisonderwijs en (voortgezet)speciaal onderwijs voor bekostiging door de gemeente in aanmerking komt, wordtvermeld hoeveel klokuren voor rekening komen van het bevoegd gezag van de school.Het college neemt het aantal klokuren als bedoeld in dit lid onder d slechts op in het voorstel totinroostering voor zover daarvoor nog capaciteit beschikbaar is, nadat rekening is gehouden methet totale klokuurgebruik dat voor bekostiging door de gemeente in aanmerking komt.

  • 6

    Het voorstel tot inroostering wordt door het college binnen twee weken na vaststellingtoegezonden aan de bevoegde gezagsorganen voor basisonderwijs. De bevoegde gezagsorganenworden daarbij uitgenodigd voor een overleg over het voorstel. Dit overleg vindt plaats binnentwee weken na toezending van het voorstel. In het overleg worden de vertegenwoordigers van debevoegde gezagsorganen in de gelegenheid gesteld te reageren op het voorstel tot inroostering.

  • 7

    Met inachtneming van de reacties van de bevoegde gezagsorganen stelt het college voor 15 junivolgend op de genoemde datum in het derde lid, de definitieve inroostering vast van het gebruikvan de gymnastiekruimte voor het volgende schooljaar. Indien het college daarbij afwijkt vaneen of meer in het overleg als bedoeld in het zesde lid naar voren gebrachte reacties, dan wordtdit gemotiveerd.Binnen twee weken na vaststelling van de inroostering ontvangen de betreffende bevoegdegezagsorganen een schriftelijke mededeling van het college over de inroostering in debeschikbare gymnastiekruimten van de onder hun bevoegd gezag staande school of scholen voorhet volgende schooljaar. Deze mededeling is te beschouwen als een beslissing in de zin vanartikel 22 en, indien van toepassing, een beslissing in de zin van artikel 32, vierde lid.

Hoofdstuk 8 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 39 Beslissing college in gevallen waarin de verordening niet voorziet

In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffende, waarin deze verordening niet voorziet,beslist het college.

Artikel 40 Indexering

Het college stelt jaarlijks de in het kader van deze verordening gehanteerde normbedragen voor devergoeding van voorzieningen bij op basis van de in bijlage IV, deel A opgenomen prijsindexen ensystematiek van prijsbijstelling.

Artikel 41 Overgangsbepaling

De datum genoemd in artikel 6 wordt 1 mei en de data genoemd in artikel 7 lid 3 worden respectievelijk15 mei en 15 juni.

Artikel 42 Citeertitel; inwerkingtreding

  • 1

    De verordening kan worden aangehaald als: Verordening voorzieningen huisvesting onderwijsgemeente Lansingerland.

  • 2

    Deze verordening treedt in werking met ingang van 15 april 2008.

Artikel 43 Intrekking

Met het inwerking treden van deze verordening worden de Verordeningen voorzieningen huisvestingonderwijs van de voormalige gemeenten Bergschenhoek, Berkel en Rodenrijs en Bleiswijk ingetrokken.

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Lansingerland in zijn openbare vergadering van 27 maart 2008.de plv. griffier, Mr. Lianna van den Houtende voorzitter, Ewald van Vliet