Organisatie | Druten |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening gemeentelijke ombudsman Druten 1998 |
Citeertitel | Verordening gemeentelijke ombudsman Druten 1998 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | Geen. |
Geen.
Onbekend
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
26-03-1998 | 11-08-2010 | nieuwe regeling | 26-03-1998 De Waalkanter | Onbekend. |
Artikel 3 Onverenigbare betrekkingen:
tot ombudsman zijn niet benoembaar:a. de burgemeester;b. degenen die lid zijn van een der in artikel 1.3. genoemde organen of van overige gemeentelijke commissies;c. ambtenaren bedoeld in artikel 1.4.;d. bestuurders en personeelsleden van enig publiekrechtelijk of privaatrechtelijk samenwerkingsverband waarin de gemeente deelneemt;e. degenen die een functie, beroep of bedrijf uitoefenen waarvan de gemeenteraad oordeelt, dat die onverenigbaar zijn met de functie van ombudsman;f. degenen die het beroep van advocaat, procureur of notaris uitoefenen, behoudens verkregen toestemming van het college van burgemeester en wethouders, gehoord de functionele raadscommissie.
Artikel 4 Eed of belofte en geheimhoudingsplicht:
Alvorens zijn functie te aanvaarden legt degene die benoemd is tot ombudsman in handen van de voorzitter van de gemeenteraad de eed of belofte af, inhoudende dat hij:a. tot het verkrijgen van zijn benoeming aan niemand iets heeft gegeven of beloofd, noch zal geven of beloven;b. van niemand enige belofte, gunst of geschenk zal aannemen om in zijn functie iets te doen of na te laten;c. getrouw alle plichten zal vervullen, die hem bij of krachtens deze verordening zijn opgedragen.
De ombudsman- onverminderd het bepaalde in artikel 162 van het Wetboek van Strafverordening- is verplicht tot geheimhouding van hetgeen hem in zijn functie ter kennis komt en waarvan openbaarmaking de privacy van klager of van andere belanghebbenden op onevenredige wijze zou kunnen schaden, tenzij die openbaarmaking in verband met de rapportage van de ombudsman wenselijk is en klager en andere belanghebbenden vooraf schriftelijke instemming daarmee hebben betuigd.
De ombudsman kan voorts door de gemeenteraad worden ontslagen:a. bij de aanvaarding van een ambt of betrekking bij deze verordening onverenigbaar verklaard met het ambt van ombudsman;b. bij het verlies van Nederlandschap;c. wanneer hij bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak wegens misdrijf is veroordeeld, dan wel bij zulk een uitspraak een maatregel is opgelegd die vrijheidsbeneming tot gevolg heeft;d. wanneer hij ingevolge onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak onder curatele is gesteld, in staat van faillissement is verklaard, surseance van betaling heeft verkregen of wegens schulden is gegijzeld;e. wanneer hij naar het oordeel van de raad door handelen of nalaten ernstig nadeel toebrengt aan het in hem te stellen vertrouwen.
De ombudsman wordt bijgestaan door een door burgemeester en wethouders aan te wijzen ambtenaar. Bij verhindering wordt hij vervangen door een door de gemeentesecretaris aan te wijzen ambtenaar. Aanwijzing vindt plaats na overleg met de ombudsman. Indien de ombudsman een klacht behandelt waarbij de aangewezen ambtenaar op enigerlei wijze direct of indirect betrokken is, wordt deze eveneens vervangen.
De ombudsman toetst de gedraging die aan de klacht ten grondslag ligt aan het criterium van behoorlijkheid. Al naar gelang de uitkomst van deze toets spreekt de ombudsman het oordeel uit of een klacht geheel of gedeeltelijk gegrond of ongegrond is. Indien het onderzoek naar het oordeel van de ombudsman onvoldoende zekerheid verschaft over de feitelijke toedracht van de gedraging, waarop de klacht betrekking heeft, wordt geen oordeel uitgesproken.
Artikel 9 Klachtenbehandeling.
Een klacht dient op schrift te worden gesteld, ondertekend en tenminste te bevatten:a. de naam en het adres van de klager;b. een zo duidelijk mogelijke omschrijving van de gedraging waarop de klacht betrekking heeft en mededeling wie zich aldus gedragen heeft en waar, wanneer en jegens wie de gedraging heeft plaatsgevonden;c. de reden waarom klager bezwaar heeft tegen de gedraging.
De ombudsman is niet bevoegd een klacht in behandeling te nemen, of de behandeling daarvan voort te zetten:a. indien de klacht betrekking heeft op: 1. het algemeen gemeentebeleid; 2. algemeen verbindende voorschriften; 3. handelingen en werkzaamheden die niet vallen onder de verantwoordelijkheid van het gemeentebestuur;b. zolang ten aanzien van de gedraging een wettelijk geregelde administratiefrechtelijke voorziening openstaat of ingevolge een zodanige voorziening procedure aanhangig is;c. zolang ten aanzien van de gedraging, anders dan ingevolge een wettelijk geregelde administratiefrechtelijke voorziening, een procedure bij een rechtelijke instantie aanhangig is, dan wel beroep openstaat tegen een uitspraak die in een zodanig procedure is gedaan;d. indien ten aanzien van de gedraging ingevolge een wettelijk geregelde administratiefrechtelijke voorziening door een rechterlijke instantie of door de Kroon uitspraak is gedaan.
Artikel 11 Niet verplicht tot onderzoek.
De ombudsman is niet verplicht een klacht in behandeling te nemen of de behandeling daarvan (voorlopig) voort te zetten indien:a. op het moment van de indiening van de klacht een jaar is verstreken na de gedraging;b. de klacht niet voldoet aan de vereisten vermeld in artikel 9, tweede lid;c. de klacht kennelijk ongegrond is;d. de klager een andere is dan degene jegens wie de gedraging heeft plaatsgevonden;e. over de klacht door de ombudsman reeds een oordeel is uitgesproken, behoudens indien een nieuw feit of een nieuwe omstandigheid bekend is geworden en zulks tot een ander oordeel over de klacht zou hebben kunnen leiden;f. het belang van de klager of het gewicht van de gedraging kennelijk onvoldoende is;g. ten aanzien van de gedraging voor de klager een wettelijk geregelde administratiefrechtelijke voorziening heeft opengestaan en hij daarvan geen gebruik heeft gemaakt;h. ten aanzien van de gedraging anders dan ingevolge een wettelijk geregelde administratiefrechtelijke voorziening door een rechterlijke instantie uispraak is gedaan.
De ombudsman is voorts niet verplicht een klacht in behandeling te nemen of de behandeling van een klacht voort te zetten:a. zolang ten aanzien van een behandeling die naar zijn oordeel nauw samenhangt met het onderwerp van de klacht een procedure aanhangig is bij een rechtelijke instantie, dan wel ingevolge een wettelijk geregelde administratiefrechtelijke voorziening bij een andere instantie, dan wel ingevolge een gemeentelijke verordening bij een gemeentelijk orgaan of een gemeentelijke functionaris;b. zolang ten aanzien van de gedraging of een handeling die nauw samenhangt met het onderwerp van de klacht een procedure in het kader van de opsporing van strafbare feiten aanhangig is.
Artikel 13 Toelichting standpunt.
De ombudsman stelt het orgaan en/of de personen bedoeld in artikel 1.5, op wiens gedraging de klacht betrekking heeft, in de gelegenheid kennis te nemen van de klacht. Het orgaan en/of de personen, bedoeld in artikel 1.3, alsmede de klager worden in de gelegenheid gesteld schriftelijk dan wel mondeling al dan niet in elkaars aanwezigheid - een en ander ter beoordeling van de ombudsman - hun standpunt toe te lichten.
Artikel 14 verstrekken van inlichtingen.
Organen kunnen bepalen dat inlichtingen, waarvan naar het oordeel van het orgaan om gewichtige redenen geheimhouding geboden is, slechts worden verstrekt aan de ombudsman onder de voorwaarde dat het geheime karakter daarvan door de ombudsman wordt gehandhaafd. Zodanige gewichtige redenen zijn in ieder geval niet aanwezig voor zover dat orgaan op grond van een wettelijk voorschrift verplicht is aan een verzoek om inlichtingen te voldoen.
Artikel 15 Bevindingen en oordeel.
De ombudsman deelt, alvorens het onderzoek naar een klacht te beëindigen, zijn bevindingen schriftelijk mede aan het orgaan en/of de personen bedoeld in artikel 1.3 en 1.5 en de klager. Het orgaan en/of de personen bedoeld in artikel 1.3 en 1.5 en de klager worden daarbij in de gelegenheid gesteld zich binnen een aangegeven termijn omtrent deze bevindingen te uiten.
Een onderzoek naar een klacht wordt in beginsel binnen drie maanden afgesloten met een rapport, waarin de ombudsman verslag doet van zijn bevindingen en waarin zijn oordeel over de klacht is neergelegd. Indien dit onderzoek niet binnen de genoemde termijn met een rapport kan worden afgesloten rapporteert de ombudsman zulks schriftelijk aan de klager.
De ombudsman zendt het rapport aan klager, het orgaan en/of de personen bedoeld in artikel 1.3 en 1.5 en zonodig aan anderen die bij het onderzoek zijn betrokken. De ombudsman verstrekt desgevraagd aan een ieder een afschrift of uittreksel van het rapport, als bedoeld in het tweede lid. In laatstbedoeld geval dient de anonimiteit van de in het rapport genoemde personen te zijn gewaarborgd.