Organisatie | Druten |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening werkleeraanbod Wet investeren in jongeren gemeente Druten 2010 |
Citeertitel | Verordening werkleeraanbod Wet investeren in jongeren gemeente Druten 2010 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
artikel 147 en 149 Gemeentewet
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
22-07-2010 | 01-10-2009 | Nieuwe regeling | 01-07-2010 De Waalkanter | 10-31 RB |
De raad van de gemeente Druten;
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 4 mei 2010, inzake de inhoud van het werkleeraanbod in het kader van de Wet investeren in jongeren;
gelet op artikel 147 Gemeentewet en artikel 12, eerste lid, onderdeel a van de wet Wet investeren in jongeren;
overwegende dat het noodzakelijk is bij verordening regels te stellen aangaande de inhoud van het werkleeraanbod in het kader van de Wet investeren in jongeren;
Besluit:vast te stellen de Verordening werkleeraanbod Wet investeren in jongeren gemeente Druten 2010
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
a. wet: de Wet investeren in jongeren;
b. algemeen geaccepteerde arbeid: alle arbeid, niet zijnde arbeid in het kader van de Wet sociale werkvoorziening, die algemeen maatschappelijk aanvaard is en niet indruist tegen de openbare orde of goede zeden;
c. startkwalificatie: een diploma van een opleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onderde-len b tot en met e, van de Wet educatie en beroepsonderwijs of een diploma hoger algemeen voortgezet onderwijs (Havo) of voorbereidend wetenschappelijk onderwijs (Vwo) als bedoeld in artikel 7 onderscheidenlijk 8 van de Wet op het voortgezet onderwijs;
d. college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Druten
Hoofdstuk 2 BELEID EN FINANCIËN
Het college stemt het werkleeraanbod af op de omstandigheden, krachten en bekwaamheden van de jongere, wiens recht op een werkleeraanbod is vastgesteld. Bij de invulling van het werkleeraanbod onderzoekt het college de mogelijkheden en omstandigheden van de jongere. Hij beziet daarbij tevens in hoeverre de wensen van de jongere bij de invulling van het werk-leeraanbod kunnen worden betrokken.
Het college biedt jongeren die recht hebben op een werkleeraanbod en naar het oordeel van het college direct inzetbaar zijn op de arbeidsmarkt in beginsel algemeen geaccepteerde arbeid of ondersteuning bij de arbeidsinschakeling aan.
Onverminderd artikel 4, kan het college jongeren die recht hebben op een werkleeraanbod, één of meer van de volgende voorzieningen aanbieden:
a. ondersteuning bij een beroep op maatschappelijke opvang of medische zorg;
b. ondersteuning bij maatschappelijke participatie;
c. arbeidsactivering en –toeleiding;
e. stages bij bedrijven of instellingen;
f. opleidingen die de toegang tot de arbeidsmarkt bevorderen;
h. nazorg bij arbeidsinschakeling;
i. voorbereidingstrajecten voor zelfstandige arbeid;
k. ondersteunende instrumenten, waaronder kinderopvang, schuldhulpverlening, onderzoeken door deskundigen en taal- en beroepsgerichte scholing.
Artikel 6 Inzet van de voorzieningen
Het doel van de inzet van voorzieningen is het bevorderen van duurzame arbeidsparticipatie van jongeren door het opdoen van werkervaring, het aanleren van vaardigheden en kennis, het opdoen van werkritme, maatschappelijke participatie dan wel op andere wijze vergroten van persoonlijke en maatschappelijke zelfredzaamheid.
Onverminderd artikel 2, vierde lid, kunnen de beschikbare voorzieningen als volgt worden ingezet:
a. voor jongeren met een grote afstand tot de arbeidsmarkt worden in beginsel de voorzie-ningen genoemd in artikel 5, onderdelen b, c, d, f, g en j ingezet;
b. voor jongeren die zich richten op arbeid in zelfstandig bedrijf of beroep wordt in beginsel de voorziening, genoemd in artikel 5, onderdeel i, ingezet;
c. voor jongeren met een taalachterstand wordt in beginsel de voorziening, genoemd in arti-kel 5, onderdeel k, ingezet;
d. voor jongeren met een arbeidshandicap worden in beginsel de voorzieningen genoemd in artikel 5, onderdelen d, e, f, g, h en j ingezet;
e. voor jongeren die alleenstaande ouder zijn, worden in beginsel de voorzieningen genoemd in artikel 5, onderdelen c, e, f en k ingezet;
f. voor jongeren zonder startkwalificatie wordt in beginsel de voorziening genoemd in artikel 5, onderdeel f, ingezet.
Het college vult de voorziening bedoeld in het eerste lid voor de jongere die niet beschikt over een startkwalificatie in met scholing of opleiding die de toegang tot de arbeidsmarkt bevordert, tenzij naar het oordeel van het college een dergelijke scholing of opleiding de krachten of be- kwaamheden van de jongere te boven gaat of onvoldoende bijdraagt aan vergroting van de kans op arbeidsinschakeling van de jongere.
Artikel 7 Combinatie arbeid en zorg
Onverminderd artikel 17, vierde lid, van de wet, betrekt het college bij de invulling van het werkleeraanbod de beschikbaarheid van passende kinderopvang, het belang van voldoende scholing en de belastbaarheid van de jongere.
Onverminderd artikel 17, tweede lid, van de wet, stemt het college het werkleeraanbod af op de medische beperkingen van de jongere en draagt zorg voor passende voorzieningen ter ondersteuning bij de arbeidsinschakeling.
Artikel 9 Uitvoering door derden
Het college kan in verband met de invulling en uitvoering van het werkleeraanbod afspraken maken met derden, waaronder werkgevers en re-integratiebedrijven, alsmede subsidies verstrekken.
Artikel 10 Verplichtingen van de jongere
Een jongere die gebruik maakt van een voorziening is gehouden te voldoen aan de verplichtingen die voortvloeien uit de wet, de Wet structuur uitvoering werk en inkomen, deze verordening, alsme-de aan de verplichtingen die het college aan de aangeboden voorziening heeft verbonden.
Artikel 11 Intrekking werkleeraanbod
Het college kan het werkleeraanbod intrekken of herzien, indien wijziging optreedt in de omstandigheden, krachten of bekwaamheden van de jongere dan wel indien de jongere niet voldoet aan een of meer op hem rustende verplichtingen als bedoeld in hoofdstuk 5 van de wet en hem dit te verwijten valt.
Artikel 15 Onvoorziene omstandigheden
In alle gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.
Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van belanghebbende afwijken van de bepalingen van deze verordening als de toepassing daarvan leidt tot onbillijkheden van overwegende aard.