Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Tiel

verordening op de heffing en de invordering van parkeerbelastingen 2002

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieTiel
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingverordening op de heffing en de invordering van parkeerbelastingen 2002
Citeertitelverordening parkeerbelasting 2002
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze versie is geconsolideerd op 1 januari 2007. In deze versie zijn de wijzigen van 17 november 2004 en 1 maart 2006 opgenomen.

Bij het raadsbesluit van 7 november 2007 is de datum van ingang van de heffing bepaald op 1 januari 2008. Het besluit is gelijktijdig met de begroting genomen, zodat er geen afzonderlijk collegevoorstel aan ten grondslag ligt.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Gemeentewet, art. 225
  2. Besluit gemeentelijke parkeerbelastingen, art. 3, lid 1

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

1.geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

09-11-200701-07-2009wijziging tarieventabel

07-11-2007

Gemeenteblad 2007, nr. 3.18

Gemeenteblad 2007, nr. 3.18

Tekst van de regeling

Intitulé

verordening op de heffing en de invordering van parkeerbelastingen 2002

De raad der gemeente Tiel;

 

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van Tiel;

 

gelet op artikel 225 van de Gemeentewet;

 

besluit:

 

vast te stellen de:

 

Verordening op de heffing en de invordering van parkeerbelastingen 2002

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • 1.

    parkeren het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van goederen, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;

     

  • 2.

    houder degene die naar de omstandigheden als houder van een voertuig moet worden beschouwd, met dien verstande dat voor een motorrijtuig dat is ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 (Stb. 1994, 475) aangehouden register van opgegeven kentekens als houder wordt aangemerkt degene op wiens naam het voor het motorrijtuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren in het register was ingeschreven;

     

  • 3.

    parkeerapparatuur parkeermeters, parkeerautomaten, met inbegrip van verzamelparkeermeters, en hetgeen naar maatschappelijk opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan.

Artikel 2 Belastbaar feit

Onder de naam “parkeerbelastingen” worden de volgende belastingen geheven:

  • a.

    een belasting ter zake van het parkeren van een voertuig op een bij, dan wel krachtens deze verordening in de daarin aangewezen gevallen door het college van burgemeester en wethouders te bepalen plaats, tijdstip en wijze;

     

  • b.

    een belasting ter zake van een van gemeentewege verleende vergunning voor het parkeren van een voertuig op de in die vergunning aangegeven plaats en wijze.

 

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven van degene die het voertuig heeft geparkeerd.

  • 2.

    Als degene die het voertuig heeft geparkeerd wordt mede aan gemerkt:

    • a.

      degene die de belasting voldoet, dan wel te kennen geeft of heeft gegeven de belasting te willen voldoen;

    • b.

      zolang geen voldoening van de belasting genoemd in artikel 2, onderdeel a, heeft plaatsgevonden: de houder van het voertuig, met dien verstande dat

      1. indien een voor ten hoogste drie maanden aangegane huurovereenkomst wordt overgelegd waaruit blijkt wie ten tijde van het parkeren ingevolge deze overeenkomst de huurder van het voertuig was, niet de houder maar de huurder wordt aangemerkt als degene die het voertuig heeft geparkeerd;

      2. indien blijkt dat een ander in het kentekenregister had moeten staan ingeschreven, die ander wordt aangemerkt als degene die het voertuig heeft geparkeerd.

  • 3.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt niet geheven van degene die op de voet van het tweede lid, onderdeel b, als degene die het voertuig heeft geparkeerd wordt aangemerkt, indien deze aannemelijk maakt dat ten tijde van het parkeren een ander tegen zijn wil van het voertuig heeft gebruik gemaakt en dat hij dit gebruik redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen.

  • 4.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt gegeven van degene die de vergunning heeft aangevraagd.

Artikel 4 Maatstaf van heffing, belastingtarief en belastingtijdvak

De maatstaf van heffing, het belastingtarief en het belastingtijdvak zijn vermeld in de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende tarieventabel.

Artikel 5 Ontstaan van de belastingschuld

  • 1.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, is verschuldigd bij de aanvang van het parkeren.

  • 2.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, is verschuldigd op het tijdstip waarop de vergunning wordt verleend.

Artikel 6 Wijze van heffing en termijn van betaling

  • 1.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte en moet worden betaald bij de aanvang van het parkeren; op een met één of meerdere slagbomen ingericht parkeerterrein dient de belasting bij afloop van het parkeren te worden betaald.

  • 2.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte en moet worden betaald op het tijdstip waarop de vergunning wordt verleend.

  • 3.

    Een naheffingsaanslag moet terstond worden betaald.

Artikel 7 Bevoegdheid tot aanwijzing parkeerplaatsen

De aanwijzing van de plaats waar, het tijdstip en de wijze waarop tegen betaling van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, mag worden geparkeerd geschiedt in alle gevallen door het college van burgemeester en wethouders bij openbaar te maken besluit.

Artikel 8 Bevoegdheid tot gebruik wielklem en wegsleepregeling

  • 1.

    Tot zekerheid van de betaling van een naheffingsaanslag ter zake van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, kan aan het voertuig ook een wielklem worden aangebracht, waardoor wordt verhinderd dat het voertuig wordt weggereden.

  • 2.

    Het college van burgemeester en wethouders wijst bij openbaar te maken besluit in alle gevallen de terreinen en weggedeelten aan waar de wielklem wordt toegepast.

  • 3.

    Indien na het aanbrengen van de wielklem 24 uren zijn verstreken kan het voertuig naar een door het college van burgemeester en wethouders aangewezen plaats worden overgebracht en in bewaring worden gesteld.

Artikel 9 Kosten

  • 1.

    De kosten van de naheffingsaanslag ter zake van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, bedragen € 47,--.

  • 2.

    De kosten van het aanbrengen en van het verwijderen van de wielklem bedragen € 40,84.

  • 3.

    De kosten voor de overbrenging en bewaring bedragen € 136,13.

  • 4.

    Het bedrag van de ingevolge het tweede en derde lid in rekening te brengen kosten wordt bij beschikking vastgesteld.

Artikel 10 Kwijtschelding

Bij de invordering van deze belasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 11 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van de parkeerbelasting.

Artikel 12 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    De “Verordening Parkeerbelastingen 1999”, vastgesteld d.d. 18 augustus 1999 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2002.

  • 4.

    Deze verordening kan worden aangehaald als verordening “Parkeerbelastingen 2002".um van ingang van de heffing is 1 januari 2002.

     

    Aldus besloten in de openbare vergadering

    van 19 december 2001

    de secretaris, de voorzitter

Bijlage 1  

 

Tarieventabel 2008 behorende bij de Verordening Parkeerbelastingen 2002.

  • 1.

    Het tarief voor het parkeren bij parkeerapparatuur als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, bedraagt:

     

     

 

in het gebied

bij parkeerapparatuur

geschikt voor een parkeer tijd van

bedrag

in EURO

per

tijds-

eenheid

 

 

 

 

 

 

Hoogeinde

30 minuten

0,10

6

minuten

gasthuisstraat

voor huisnrs. 92/94

30 minuten

0,10

6

minuten

 

 

 

 

 

gasthuisstraat

(overige)

45 minuten

0,10

6

minuten

Achterweg-Zuid

45 minuten

0,10

6

minuten

Damstraat

45 minuten

0,10

6

minuten

Oliemolenwal

45 minuten

0,10

6

minuten

Vleesstraat

45 minuten

0,10

6

minuten

 

 

 

 

 

Achterweg-Noord

60 minuten

0,10

10

minuten

(vakken 1 t/m 15)

60 minuten

0,10

10

minuten

Ambtmanstraat

60 minuten

0,10

10

minuten

Kleibergstraat

60 minuten

0,10

10

minuten

Molenstraatje

60 minuten

0,10

10

minuten

Westluidensestraat

60 minuten

0,10

10

minuten

 

 

 

 

 

1e bleekveldstraat

voor huisnrs. 4 t/m 12

60 minuten

0,10

12

minuten

Kalverbos

90 minuten

0,10

12

minuten

St. Walburg

90 minuten

0,10

12

minuten

Varkensmarkt

90 minuten

0,10

12

minuten

Zoutkeetstraat

90 minuten

0,10

12

minuten

 

 

 

 

minuten

1e Bleekveldstraat

onbeperkt

0,10

10

minuten

Koninginnestraat

Oude Haven

Plein

Veemarkt

onbeperkt

onbeperkt

onbeperkt

onbeperkt

0,10

0,10

0,10

0,10

10

10

10

10

minuten

minuten

minuten

minuten

 

2 Het tarief voor het verlenen van een parkeervergunning, als bedoeld in artikel 2, onderdeel b van de verordening Parkeerbelastingen bedraagt per jaar:

 

  • 2.1

    voor minimaal 24 uur per dag 45,38

  • 2.2

    voor minimaal 13 uur per dag 181,51

  • 2.3

    voor minimaal 13 uur en maximaal 17 uur per dag, het tarief vermeld onder 2.2, vermeerderd met € 4,54 per uur vanaf 13 uur.

     

Behoort bij raadsbesluit van 7 november 2007 tot vaststelling van de "Verordening parkeerbelastingen 2002".

 

Tiel, 7 november 2007

De griffier,