Organisatie | Albrandswaard |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening op de gemeentelijke begraafplaatsen van Albrandswaard |
Citeertitel | Verordening op de gemeentelijke begraafplaatsen van Albrandswaard. |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
18-01-2008 | 26-02-2011 | Verordening gmeentelijke begraafplaatsen Albrandswaard | 17-12-2007 De Schakel Albrandswaard | 2007/4722 |
RAADSBESLUIT Besluit nr.: 2007/4722Onderwerp: Verordening op de gemeentelijke begraafplaatsen van Albrandswaard
De raad van de gemeente Albrandswaard;
Gezien het voorstel van het college van de gemeente Albrandswaard d.d. 13 november 2007;
Overwegende, dat het gewenst is om regels vast te stellen voor het gebruik en het beheer
van de gemeentelijke begraafplaatsen;
Gelet op artikel 35 van de Wet op de lijkbezorging en artikel 149 van de gemeentewetde;
Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Albrandswaard
Hoofdstuk 1 Inleidende Bepalingen
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Deze verordening verstaat onder:
Hoofdstuk 2 Openstelling, orde en rust op de begraafplaats
Artikel 3 Openstelling begraafplaatsen
het is verboden gedurende de tijd dat de begraafplaatsen niet voor het publiek geopend zijn, zich daarop te bevinden, anders dan voor het bijwonen van een begrafenis of de bezorging van as of voor het verrichten van noodzakelijke werkzaamheden of voor het bezoeken van de begraafplaats indien daarvoor ingevolge het vijfde lid toestemming is verleend;
degenen die de begraafplaats buiten de in het eerste lid genoemde tijden willen bezoeken, dienen hiervoor minimaal 10 dagen voorafgaand aan het bezoek schriftelijk toestemming te vragen aan het college. In dit verzoek moeten de reden, het tijdstip en de geschatte tijdsduur van het bezoek worden vermeld.
Hoofdstuk 3 Voorschriften voor lijkbezorging
Artikel 8 Kennisgeving begraven en asbezorging, openen en sluiten van het graf
degene, die wil doen begraven, as wil doen bijzetten of as wil doen verstrooien, geeft daarvan zo spoedig mogelijk, doch ten minste twee werkdagen voor het tijdstip dat de begraving, bijzetting of verstrooiing zal plaatsvinden, schriftelijk kennis aan de beheerder. De zaterdag geldt voor de toepassing van deze bepaling niet als werkdag. Indien de burgemeester toestemming heeft gegeven om het lijk binnen 36 uur na het overlijden te begraven moet de kennisgeving aan de beheerder zo tijdig mogelijk worden gedaan;
het openen van een graf ter begraving of voor het bezorgen van as, en het daarna sluiten van een graf, alsmede het bedienen van de hulpmiddelen mag uitsluitend geschieden door het personeel van de begraafplaats op aanwijzingen en onder toezicht van de beheerder. De nabestaanden kunnen deze werkzaamheden onder toezicht van de beheerder geheel of gedeeltelijk zelf verrichten indien zij hun wens daartoe uiterlijk om 12.00 uur van de voorafgaande werkdag mondeling of schriftelijk aan de beheerder hebben kenbaar gemaakt. De zaterdag geldt voor de toepassing van deze bepaling niet als werkdag. Zij dienen bij deze werkzaamheden de aanwijzingen van de beheerder op te volgen.
Artikel 10 Over te leggen stukken
begraving of bijzetting in een eigen graf waarvan de uitgiftetermijn binnen de wettelijke minimum grafrusttermijn afloopt, kan alleen plaatsvinden onder gelijktijdige verlenging van de uitgiftetermijn met een zodanige periode dat de alsdan resterende uitgiftetermijn ten minste gelijk is aan de wettelijke minimum grafrusttermijn. De verlenging dient te worden aangevraagd door de rechthebbende of, indien deze is overleden, door een van de andere personen, genoemd in artikel 18, tweede lid;
Hoofdstuk 4 Indeling en uitgifte der graven
Artikel 12 Indeling graven en asbezorging
het college bepaalt bij nader vast te stellen regels hoeveel lijken en hoeveel asbussen met of zonder urnen er kunnen worden bijgezet in de eigen graven en hoeveel verstrooiingen van as er op of in de eigen graven kunnen plaatshebben. Zij bepaalt tevens de afmetingen en de uitgifteduur van de eigen graven. De uitgifteduur kan niet korter zijn dan de minimumtermijn vastgesteld in de Wet op de lijkbezorging.
Het college kan bij nader vast te stellen regels de algemene en eigen graven onderverdelen in categorieën. Zij bepaalt voor de verschillende categorieën de situering en oppervlakte.
Het college kan aan de rechthebbende op een eigen graf vergunning verlenen tot het daarin voor eigen rekening doen aanbrengen van een grafkelder overeenkomstig de door hen te stellen voorwaarden.
Artikel 18 Overschrijving van verleende rechten
het recht op een eigen graf kan op aanvraag van de rechthebbende worden overgeschreven op naam van de echtgenoot, geregistreerde partner of andere levenspartner, een bloed- of aanverwant, of een andere nabestaande dan wel een rechtspersoon die de zorg en instandhouding van het graf op zich neemt. Overschrijving op verzoek van de rechthebbende ten name van een ander dan de vorengenoemde personen is slechts mogelijk, indien daarvoor gewichtige redenen bestaan;
na het overlijden van de rechthebbende dient het grafrecht binnen één jaar op aanvraag te worden overgeschreven op naam van de echtgenoot, geregistreerde partner of andere levenspartner, een bloed- of aanverwant, of een andere nabestaande dan wel een rechtspersoon die de zorg en instandhouding van het graf op zich neemt. Indien de rechthebbende is overleden en in het graf dient te worden begraven of zijn asbus dient te worden bijgezet, dient het verzoek daar aan voorafgaand te worden gedaan;
Artikel 19 Afstand doen van graven
Zonder aanspraak te kunnen maken op enige vergoeding kan de rechthebbende schriftelijk afstand doen ten behoeve van de gemeente van het recht op het eigen graf. Van de ontvangst van zodanige verklaring doen burgemeester en wethouders schriftelijk mededeling aan de rechthebbende.
de in artikel 20 bedoelde grafbedekking worden geacht voor rekening en risico van de rechthebbende of gebruiker te zijn aangebracht. Schade als gevolg van brand, vorst, storm, waterlast, bliksem, ontploffing, molest, vandalisme en andere van buiten komende oorzaken, of ontstaan door het weghalen en terugplaatsen van een grafbedekking ten behoeve van een bijzetting, en eventuele gevolgschade voor derden, is voor rekening van de rechthebbende;
indien binnen twee maanden na de dag van aanschrijving geen herstel of vernieuwing heeft plaatsgevonden, is het college bevoegd tot het verwijderen en vernietiging van de grafbedekking over te gaan, waarbij geldt dat zij voor deze handeling niet aansprakelijk kan worden gesteld, onverlet het recht van het college tot het herstel of vernieuwing op kosten van de rechthebbende over te gaan.
Artikel 22 Niet-blijvende grafbeplanting en losse voorwerpen
zonder voorafgaande waarschuwing en aanspraak op schadevergoeding kunnen worden verwijderd:- niet blijvende beplanting op een graf die in een verwaarloosde staat verkeert; - losse bloemen, planten, kransen en dergelijke die verwelkt zijn; - losstaande potten, vazen of andere voorwerpen die geen onderdeel uitmaken van het gedenkteken. Linten, siervazen en dergelijke voorwerpen worden gedurende twaalf weken ter beschikking gehouden van de rechthebbende indien deze daartoe tevoren een aanvraag heeft ingediend bij de beheerder; - attributen ten behoeve van onderhoud, zoals gereedschappen en onderhoudsartikelen;- zitelementen, niet behorende tot de inrichting van de begraafplaats, op en rond het graf.
Artikel 23 Onderhoud door de rechthebbende
de rechthebbende is verplicht de grafbedekking behoorlijk te onderhouden. Onder dit onderhoud wordt begrepen het herstellen of vernieuwen, het verven van opschriften, en het bijkleuren of schilderen van stenen en hekwerken en ornamenten, alsmede het regelmatig snoeien van winterharde gewassen en het verwijderen van dode beplanting;
indien hij nalaat de grafbedekking behoorlijk te onderhouden of te herstellen, kan het college de hiervoor in aanmerking komende voorwerpen of zo nodig de gehele grafbedekking doen verwijderen. Het verwijderde blijft gedurende twaalf weken ter beschikking van de rechthebbende en vervalt daarna aan de gemeente, zonder dat deze tot enige vergoeding verplicht is;
de verwijdering vindt niet plaats dan nadat de rechthebbende behoorlijk per brief is opgeroepen om te worden ingelicht over de toestand van de grafbedekking. De oproeping geschiedt door mededeling op het mededelingenbord op de begraafplaats als het adres van de rechthebbende niet bekend is. Bij het graf wordt een verwijzing naar de mededeling aangebracht.
Artikel 24 Onderhoud door de gemeente
Het college voorziet in het schoonhouden en het na verzakking opnieuw stellen van het gedenkteken.
Artikel 25 Verwijdering grafbedekking
het voornemen tot verwijdering van de grafbedekking wordt gedurende tenminste een jaar voorafgaande aan het tijdstip waarop de grafbedekking zal worden verwijderd door middel van een op het te ruimen graf te plaatsen bordje door het college bekendgemaakt, tenzij het adres van de rechthebbende bij het college bekend is. In dat geval maakt zij aan hem uiterlijk een jaar voor het genoemde tijdstip per brief hun voornemen bekend;
op grond van een daartoe door de rechthebbende bij het college ingediende aanvraag, blijft de grafbedekking na verwijdering nog gedurende twaalf weken ter beschikking van degene aan wie een vergunning als bedoeld in artikel 20 was verleend. De aanvraag kan worden ingediend gedurende de in het tweede lid genoemde termijn;
Hoofdstuk 6 Ruiming van graven, urnengraven en urnennissen
Artikel 26 Ruiming, bezorging van overblijfselen en as
het voornemen van het college om een graf te ruimen wordt gedurende tenminste een jaar voorafgaande aan het tijdstip waarop het graf geruimd zal worden door middel van een bij het te ruimen graf te plaatsen bordje ter kennis van de belanghebbenden gebracht, tenzij het adres van de rechthebbende op het graf aan hen bekend is. In dat geval deelt zij mee wanneer de termijn van uitgifte gaat verstrijken. Als de rechthebbende geen verzoek indient om de termijn te verlengen maakt zij uiterlijk één jaar voor het genoemde tijdstip per brief het voornemen tot ruiming bekend;
nabestaanden van een overledene die begraven is in een algemeen graf kunnen gedurende de in het eerste lid bedoelde termijn bij de beheerder een aanvraag indienen om bij ruiming de overblijfselen, indien mogelijk, bijeen te doen brengen voor herbegraving elders. Nabestaanden van een overledene waarvan een asbus al of niet met een urn is bijgezet in een algemeen graf kunnen bij de beheerder een aanvraag indienen om deze ter beschikking te houden voor herbegraving of verstrooiing elders;
de rechthebbende op een eigen graf, kan bij de beheerder een aanvraag indienen om de overblijfselen te doen verzamelen om deze opnieuw in dezelfde grafruimte te doen plaatsen dan wel om deze elders opnieuw te doen begraven. De rechthebbende op een eigen urnengraf of urnennis kan bij de beheerder een aanvraag indienen de asbus ter beschikking te houden om elders bij te zetten of om de as te doen verstrooien;
Hoofdstuk 7 Gedeelte voor kerkgenootschap
Artikel 27 Afwijkende regels en kennisgeving onderhoudsbehoefte van graven
het college kan na overleg met het bestuur van het kerkgenootschap ten aanzien van de openstelling van het gedeelte, de indeling van graven, de onderverdeling van graven in categorieën en de eisen voor de grafbedekking op het ter beschikking van het kerkgenootschap gestelde deel van de begraafplaats nadere regels stellen die afwijken van de regels krachtens de artikelen 3, eerste lid, 12, tweede lid, 15 en 20, tweede lid, van deze verordening;
het bestuur van het kerkgenootschap kan het college schriftelijk verzoeken hem er schriftelijk van in kennis te stellen dat er onderhoud of herstel door de rechthebbende nodig is van de grafbedekking op een of meer graven op het deel van de begraafplaats dat aan het kerkgenootschap ter beschikking is gesteld;
op grond van het in het tweede lid genoemde verzoek stelt het college het bestuur van het kerkgenootschap schriftelijk in kennis dat de grafbedekking van een of meer graven onderhoud en herstel behoeft. De kennisgeving laat de bevoegdheid van het college onverlet om de rechthebbende op de graven ervan in kennis te stellen dat de grafbedekking moet worden onderhouden of hersteld;
1 behorend bij Verordening op de gemeentelijke begraafplaatsen van Albrandswaard
In artikel 147, eerste lid, van de Gemeentewet is bepaald dat gemeentelijke verordeningen door de raad worden vastgesteld voor zover de bevoegdheid daartoe niet bij de wet of door de raad krachtens de wet aan het college of burgemeester is toegekend. Ingevolge artikel 149 van de Gemeentewet maakt de raad de verordening die hij in het belang van de gemeente nodig acht. De grondslag voor de verordenende bevoegdheid voor begraafplaatsen berust op artikel 149 van de Gemeentewet. Daarnaast moet worden genoemd artikel 35 van de Wet op de lijkbezorging dat een verordening eist voor de dagen en uren dat de gemeente gelegenheid moet geven tot begraven.
De verordening op de gemeentelijke begraafplaatsen bevatten verschillende regels die worden gehanteerd voor de instandhouding en de dienstverlening op beide begraafplaatsen. De burgers hebben vaak een emotionele betrokkenheid met de begraafplaatsen en alles wat zich daarop afspeelt. Daarbij stelt de dienstverlening hen voor financiële lasten. Dit maakt het nodig de rechten en verplichtingen duidelijk vast te leggen.
Hoofdstuk 1 Inleidende Bepalingen
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In dit artikel zijn de begripsomschrijvingen grotendeels afkomstig uit de oude verordening.
Artikel 2 Uitbreiding begrippen eigen en algemeen graf
Voor een eigen graf, eigen urnengraf, eigen gedenkplaats en eigen urnennis gelden vrijwel dezelfde rechten en plichten. De woorden “voor zover van belang” zijn ingevoegd, omdat de bepalingen betreffende het ruimen en het wegnemen van een asbus alleen van toepassing zijn bij een eigen graf en een eigen urnengraf. Voor de algemene graven geldt overeenkomstig hetgeen is opgemerkt bij het eerste lid ten aanzien van de algemene graven.
Hoofdstuk 2 Openstelling, orde en rust op de begraafplaats
Artikel 3 Openstelling begraafplaats
Het vierde lid van dit artikel is geïntroduceerd met het oog op de strafbaarstelling van personen die zich op de begraafplaats bevinden buiten de uren van openstelling voor bezoekers. Het vijfde lid is opgenomen om de mogelijkheid te bieden de begraafplaats te bezoeken buiten de openingstijden. Hierbij moet gedacht worden aan het houden van gebedsdiensten en herdenkingsbijeenkomsten. Om hierop toezicht te kunnen houden, moet voor het bezoeken van de begraafplaatsen buiten de openingstijden toestemming worden verkregen.
De bevoegdheid van het personeel om aanwijzingen te geven en personen die zich hieraan niet houden weg te sturen, biedt voldoende mogelijkheden om tegen ongewenste activiteiten op te kunnen treden. Er is gekozen om deze bevoegdheid aan het personeel op de begraafplaats toe te kennen en niet alleen aan de beheerder. Reden hiervoor is dat de beheerder niet gelijkertijd op beide begraafplaatsen aanwezig kan zijn.
Daarom mandateert het college deze bevoegdheid, onder behoud van eigen verantwoordelijkheid, aan het personeel van de begraafplaatsen. Steenhouwers, hoveniers en daarmee gelijk te stellen personen moeten zich er steeds van bewust zijn dat hun werkzaamheden storend kunnen zijn voor rouwende nabestaanden en tijdens uitvaartplechtigheden.
De toestemming om werkzaamheden op de begraafplaatsen te verrichten moet vlot aan de steenhouwers en anderen kunnen worden gegeven. Daarom mandateert het college, onder behoud van eigen verantwoordelijkheid, deze bevoegdheid aan de beheerder. De term voertuigen is ontleend aan het “Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990” (RVV 1990). Onder voertuigen wordt verstaan: fietsen, bromfietsen, gehandicaptenvoertuigen, motorvoertuigen, trams en wagens.
In sommige gevallen is het denkbaar dat van het verbod met voertuigen op de begraafplaats te rijden, moet worden afgeweken, om werkzaamheden te verrichten die geen verband houden met een begrafenis of vervoer van materialen. In dit geval mandateert het college, met behoud van eigen verantwoordelijkheid, deze bevoegdheid aan de beheerder.
Dit artikel is bedoeld als aanscherping van regels ten aanzien van orde, rust en netheid op de begraafplaats.
Bezoekers van de begraafplaats dienen niet geconfronteerd te worden met commerciële uitingen en activiteiten. Het verbod op het maken van opnames is opgenomen om te voorkomen dat nabestaanden en personeel tijdens plechtigheden of werkzaamheden hiermee ongewild geconfronteerd worden.
Met dit artikel wordt beoogd om plechtigheden ordelijk te doen verlopen. Door te eisen dat de mededeling vijf dagen vooraf moet plaatshebben, kan worden voorkomen dat de plechtigheid samenvalt met een begrafenis. Een begrafenis moet volgens de wet uiterlijk op de vijfde dag na overlijden geschieden. Bijeenkomsten die het karakter van een plechtigheid te buiten gaan, kunnen het karakter hebben van een openbare manifestatie. Hiervan moet vooraf kennisgegeven worden aan de burgemeester volgens de Wet openbare manifestaties (Stb. 1968, 157) en mogelijk van toepassing zijnde APV-bepalingen.
Om plechtigheden ordelijk te laten verlopen, moeten de deelnemers zich houden aan de aanwijzingen van het personeel. Het college mandateert, onder behoud van eigen verantwoordelijkheid, de bevoegdheid tot het geven van aanwijzingen aan het personeel van de begraafplaatsen.
Artikel 7 Opgravingen en ruimingen
De aard van de werkzaamheden bij het opgraven en ruimen van graven brengt met zich mee dat bezwaarlijk is om toe te staan dat anderen hierbij aanwezig zijn. De praktijk heeft aangetoond dat er behoefte is aan een wettelijk voorschrift om de toegang van derden te weren.
Hoofdstuk 3 Voorschriften voor lijkbezorging
Artikel 8 kennisgeving begraven en asbezorging, openen en sluiten van het graf
Een schriftelijke kennisgeving is nodig om duidelijk vast te leggen, wat voor grafsoort en faciliteiten er worden gevraagd voor het begraven of bezorgen van as. In de Wet op de lijkbezorging waarin wordt bepaald dat een lijkbezorging niet eerder dan 36 uur na overlijden mag plaatsvinden. Begraving binnen deze termijn mag de burgemeester alleen toestaan na een arts te hebben gehoord en met toestemming van de officier van Justitie.
Bepaalde moslimgroepen willen uiterlijk 24 uur na overlijden kunnen begraven. De verordening biedt daartoe door middel van het eerste lid de mogelijkheid. Voor de praktische uitvoering zal het college nadere regels moeten stellen en voor het verkrijgen van toestemming zal de burgemeester nadere regels moeten stellen.
Indien de nabestaanden alle of bepaalde werkzaamheden zelf willen verrichten zijn niettemin de aanwijzingen en de hulp van het personeel van de begraafplaats nodig, om redenen van veiligheid, in het bijzonder bij het openen en sluiten van het graf. De werkzaamheden kunnen door de nabestaanden en het personeel van de begraafplaats samen worden verricht. De nabestaanden kunnen bijvoorbeeld een begin maken.
Vervolgens kan het personeel de handelingen verrichten waar ervaring voor nodig is of die van de nabestaanden te zware lichamelijke inspanning vragen. Het aanbrengen van de grafranden ter stutting van de grond om het geopende graf en het verwijderen van die randen voor het sluiten van het graf zal door het personeel geschieden.
Artikel 9 Gebouwen en muziekinstallatie
Dit artikel spreekt voor zich extra faciliteiten dienen met de begrafenisondernemer besproken te worden.
Artikel 10 Over te leggen stukken
De wet eist dat er een verlof tot begraven aanwezig is, afgegeven door de ambtenaar van der burgerlijke stand. Indien geen verlof wordt overlegd, mag de begrafenis niet plaatsvinden. Er mag van worden uitgegaan dat het stoffelijk overschot van de rechthebbende zelf, indien deze is overleden, in het eigen graf mag worden bijgezet. De wettelijke minimum grafrusttermijn is de termijn dat een lijk volgens de wet ten minste begraven moet blijven voordat het mag worden geruimd.
Artikel 11 Tijden van begraven en asbezorging
De wet verplicht tot de mogelijkheid van begraven op iedere dag gedurende een bij gemeentelijke verordening te bepalen tijd, met uitzondering van zon- en feestdagen. Gemeenten zijn vrij te bepalen dat ook op zondag of een algemeen erkende feestdag wordt begraven. In de praktijk is het mogelijk om de begraafplaats alleen in bijzondere gevallen hiervoor open te stellen. Een bijzonder geval kan zich voordoen als burgemeester toestemming heeft gegeven om een lijk binnen 36 uur te begraven. Sommige nabestaanden vragen om deze toestemming om godsdienstige redenen. Daarnaast kan spoed geboden zijn bij lijkvinding. Degene die wil begraven zal schriftelijk moeten aangeven waarom er wordt verzocht tot afwijking van de genoemde tijden.
Hoofdstuk 4 Indeling en uitgifte der graven
Artikel 12 Indeling graven en asbezorging
In dit artikel worden de verschillende graven en andere voorzieningen op de begraafplaatsen aangegeven. Niet alle voorzieningen kunnen op elke begraafplaats worden aangeboden. Met verschillende voorzieningen voor asbezorging, wordt tegemoet gekomen aan de behoeften van de nabestaanden, die de crematie op enige afstand van huis hebben doen plaatsvinden en graag een identificatiepunt in de omgeving hebben om de overledene dichtbij te kunnen gedenken. Gedenkplaatsen kunnen bijvoorbeeld worden uitgegeven voor vermisten of als de persoon in het buitenland is overleden en het stoffelijk overschot niet naar Nederland is vervoerd.
Artikel 13 Aantal overledenen in algemene graven
Dit artikel spreekt voor zich.
Artikel 14 Volgorde van uitgifte
Een graf zal alleen buiten de volgorde van ligging worden toegewezen als dit niet bezwaarlijk is voor de situatie op de begraafplaats. Hierbij kan worden gedacht aan het aanzien van de begraafplaats en de gesteldheid van de bodem.
Een indeling in categorieën is nodig als het college verschillende regels wil vaststellen voor de grafbedekkingen op de graven die liggen op de verschillende delen (categorieën) van de begraafplaats.
Artikel 16 Termijnen eigen graven
Lid 1 van artikel 16 is opgenomen omdat sommige rechthebbenden in de veronderstelling verkeren dat de uitgiftetermijn pas begint te lopen op het moment van de eerste begraving of bijzetting. De Wet op de lijkbezorging bepaalt dat vanaf twee jaar voor het verstrijken van de lopende termijn, verlenging van de graftermijn kan worden aangevraagd. Binnen een jaar na het begin van deze periode moet het college volgens het wetsvoorstel de rechthebbende op het graf mededelen dat de graftermijn gaat aflopen, hetzij per brief, hetzij door aanplakking op de begraafplaats tot aan het einde van de periode dat de rechthebbende om verlenging van de termijn van uitgifte kan vragen.
Zie verder de toelichtingen op de artikelen 22 en 25. De bepaling is hiermee in overeenstemming. Het is van belang om de rechthebbenden mede te delen dat verlenging van de termijn tijdig moet worden aangevraagd. Indien er ten tijde van de opheffing van de begraafplaats nog rechten op eigen graven bestaan, zal in overleg met de rechthebbenden op die graven moeten worden bezien welke beslissingen er ten aanzien van die graven zullen worden genomen.
Het derde lid stelt buiten twijfel dat bijvoorbeeld ook een stichting rechthebbende kan zijn indien daarvoor gewichtige redenen bestaan (artikel 18, eerste en tweede lid).
Dit artikel spreekt voor zich.
Artikel 18 Overschrijving van verleende rechten
Het is gewenst dat er na overlijden van een rechthebbende een nieuwe rechthebbende wordt aangewezen die de verantwoordelijkheid voor de grafruimte en de daaraan verbonden kosten op zich neemt. Tot aanwijzing van een nieuwe rechthebbende kunnen alleen de personen bevoegd worden geacht die belang hebben bij het graf. Dit zijn in de eerste plaats de partners en de bloed- en aanverwanten, genoemd in het eerste lid van dit artikel. Om te voorkomen dat andere nabestaanden hiervoor worden uitgesloten, is gekozen voor een ruimere formulering. Naast het traditionele gezin en familie zijn ook andere relaties tegenwoordig belangrijk.
De ervaring heeft geleerd dat het gewenst is om slechts één persoon als rechthebbende te doen aanwijzen. Als iemand overlijdt die geen nabestaanden heeft, moet het grafrecht ondergebracht worden bij een rechtspersoon die de zorg en instandhouding van het graf op zich neemt. (notaris, Stichting Grafzorg Nederland)
De termijn waarbinnen een opvolger wordt aangewezen, dient zo kort mogelijk te zijn. Wanneer een rechthebbende in het graf zelf begraven wordt, kan op relatief korte termijn door de nabestaanden een opvolger aangewezen worden. De termijn is bepaald op één jaar. Het vierde lid brengt tot uitdrukking dat de termijn met de nodige soepelheid zal worden gehanteerd. De overschrijving van het eigen graf wordt schriftelijk aan de nieuwe rechthebbende kenbaar gemaakt.
Artikel 19 Afstand doen van graven
Dit artikel is opgenomen om buiten twijfel te stellen dat de rechthebbende afstand van het graf kan doen.
Artikel 20 Vergunning grafbedekking
De vergunningseis geldt voor de grafbedekkingen op algemene en eigen graven. De grafbedekking zal op punten als vormgeving, constructie en materiaalkeuze aan bepaalde minimumeisen moeten voldoen. Deze eisen zijn nader uitgewerkt in de nadere regels van het college. Zij zijn ruim geformuleerd zodat zelden een verzoek om ontheffing zal worden ingediend. De vergunningseis omvat het gedenkteken en de winterharde beplantingen.
Dit artikel is opgenomen om duidelijkheid te creëren waar de risico’s van het eigendom van grafbedekkingen worden gelegd waar zij horen: bij de nabestaanden. Op 25 oktober 2002 heeft de Hoge Raad de uitspraak gedaan dat graftekens (graven met uitsluitend recht als bedoeld in artikel 28 Wet op de lijkbezorging) middels natrekking in eigendom toebehoren aan de eigenaar van de grond. Hiermee werd het arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 4 mei 2002 bevestigd. De consequentie van deze uitspraak is dat de begraafplaats als eigenaar van grafmonumenten aansprakelijk is voor de schade die het grafmonument aan een ander grafmonument of aan een ander object, mens of dier aanbrengt (risicoaansprakelijkheid). Het Gerechtshof en de Hoge Raad gaan er vanuit dat de eigenaren van begraafplaatsen de rechtsverhouding met de rechthebbenden op graven in hun verordening regelen.
In dit artikel worden deze rechtsverhoudingen met de rechthebbenden op graven geregeld. Het beheer van de begraafplaats is er op gericht om risicosituaties te voorkomen. Het college kan bij dreigend gevaar ingrijpen.
Artikel 22 Niet-blijvende grafbeplanting en losse voorwerpen
In de dagelijkse praktijk ontstaan nog wel eens wat moeilijkheden over verwijderde bloemen en eenjarige beplanting en andere voorwerpen. Omdat de bloemen, beplanting en andere voorwerpen eigendom zijn van de rechthebbenden op de graven is een algemene waarschuwing vooraf op zijn plaats. Het zou veel te omslachtig zijn de rechthebbenden telkens per brief te waarschuwen dat de verwaarloosde beplanting, verwelkte bloemen of andere voorwerpen zullen worden verwijderd. Het verdient aanbeveling om op het mededelingenbord op de begraafplaats doorlopend algemeen bekend te maken hoe daarmee wordt gehandeld. Het is gewenst om verwelkte bloemen niet te snel te verwijderen omdat deze passend zijn bij de sfeer van de begraafplaats.
Onderhoudsartikelen zoals gieters, borstels, tuinharkjes e.d. zullen direct verwijderd worden. Het meenemen van (klap-) stoelen en (tuin-)bankjes is niet toegestaan en worden per direct verwijderd. De voorwerpen kan de rechthebbende terugkrijgen mits de rechthebbende heeft aangegeven de voorwerpen te willen behouden.
Artikel 23 Onderhoud door de rechthebbende
De aard en de afmetingen van de grafbedekkingen op eigen graven en de termijn van uitgifte van deze graven met het recht om deze termijn telkenmale te verlengen, maken dat bij deze grafbedekkingen niet kan worden volstaan met het minimum aan onderhoud door de gemeente. Daarom zijn de rechthebbenden op eigen graven verplicht de grafbedekking behoorlijk te onderhouden en zo nodig te herstellen.
Artikel 24 Onderhoud door de gemeente
Het onderhoud door de gemeente is een minimale zorg met de bedoeling dat de begraafplaats als geheel een verzorgd aanzien heeft. In de meeste gevallen is het voldoende als de gedenktekens eenmaal per jaar worden gereinigd. Op de graven kunnen winterharde beplantingen worden aangebracht, zoals rozen, coniferen en buxushagen. De zorg voor deze blijvende beplantingen, zoals het snoeien, het verwijderen van onkruid en het aanbrengen van nieuwe planten, ligt bij de rechthebbenden. Het verdient aanbeveling om het beleid dat burgemeester en wethouders ter uitvoering van dit artikel voeren mede te delen bij de afgifte van de vergunning voor het hebben van een grafbedekking en/of bekend te maken op het mededelingenbord op de begraafplaats.
Artikel 25 Verwijdering grafbedekking
De bordjes bij de graven met een mededeling voor de grafbezoekers dienen alleen aan de grafbezoeker op te vallen. Op enkele begraafplaatsen zijn goede ervaringen opgedaan met bordjes van 15 x 10 cm in een onopvallende kleur. De mededeling dat het college voornemens is om de grafbedekking te verwijderen wordt ten minste een jaar van tevoren gedaan, zowel aan de rechthebbende op een eigen graf als aan degene die koos voor een plaats in een algemeen graf en daarop een grafbedekking aanbracht. De mededeling aan de rechthebbende op een eigen graf dat de grafbedekking zal worden verwijderd, kan in veel gevallen gelijktijdig worden gedaan met de mededelingen dat de graftermijn verstrijkt en dat het graf zal worden geruimd (zie ook artikel 16, tweede lid, met de toelichting en artikel 26, eerste lid).
De grafbedekking kan ook worden verwijderd nadat het college het grafrecht vervallen heeft verklaard omdat er na het overlijden van de rechthebbende niet tijdig een nieuwe rechthebbende is aangewezen (artikel 18, derde lid). In dat geval geldt eveneens het vereiste van de voorafgaande mededeling per brief of door het plaatsen van een bordje bij het graf gedurende minstens één jaar.
Hoofdstuk 6 Ruiming van graven, urnengraven en urnennissen
Artikel 26 Ruiming, bezorging van overblijfselen en as
De mededeling dat het college voornemens is om de graven te ruimen wordt gedaan zowel aan de rechthebbenden op eigen graven als aan degenen die kozen voor een plaats in een algemeengraf. Zie verder hetgeen is vermeld in de toelichting op artikel 25. Iedere belanghebbende kan van zijn zienswijze doen blijken, bijvoorbeeld omdat het graf van historische betekenis is (zie artikel 28). Aan de rechthebbende op het graf moet ook worden medegedeeld dat hij verlenging van de graftermijn kan vragen volgens artikel 16. Hij kan ook vragen om de overblijfselen te doen verzamelen om deze weer in dezelfde grafruimte te doen plaatsen, dan wel elders bij te zetten, volgens artikel 26, vierde lid, van de verordening. Degene die in een algemeen graf heeft doen begraven kan volgens artikel 26, derde lid, een aanvraag indienen om de overblijfselen indien mogelijk bijeen te doen brengen voor herbegraving elders.
De mededelingen volgens deze bepaling zijn geen voldoende basis om eigen graven te ruimen.
Het derde lid opent de mogelijkheid ook bij ruiming van algemene graven de stoffelijke overblijfselen dan wel de as een andere bestemming te geven dan die welke genoemd is in het tweede lid. Dat wil zeggen dat de overblijfselen niet worden begraven in het verzamelgraf (de beenderenkuil) en dat de as niet op een algemeen terrein wordt verstrooid. Die andere bestemming voor zowel algemene als eigen grafruimten is zo ruim mogelijk omschreven.
Zo kan bijvoorbeeld het eigen graf extra diep worden uitgegraven. De overblijfselen kunnen dan in kleine ruimingskistjes in die extra diepte worden geplaatst. De rechthebbende kan dan vervolgens het graf bestemmen voor andere overledenen. Op deze wijze kan het graf gedurende een volgende generatie in dezelfde familie blijven.
Ook is het mogelijk om de overblijfselen opnieuw bij te zetten in een ander graf op dezelfde begraafplaats of deze over te brengen naar een andere begraafplaats.
Hoofdstuk 7 Gedeelte voor kerkgenootschap
Artikel 27 Afwijkende regels en kennisgeving onderhoudsbehoefte van graven
Het ter beschikking van een kerkgenootschap gestelde deel op een gemeentelijke begraafplaats valt volgens de Wet op de lijkbezorging onder het beheer van de gemeente. Hierdoor is ook de verordening op dit gedeelte van toepassing. Het college is dus verantwoordelijk voor de goede gang van zaken op het ter beschikking van een geloofsgemeenschap gestelde gedeelte. Het college voorziet ook in het minimale onderhoud van de grafbedekkingen op het dit deel (artikel 24). Er kunnen redenen bestaan om voor dit deel ten aanzien van enkele onderwerpen nadere regels vast te stellen die afwijken van de nadere regels die gelden voor het overige gedeelte van de begraafplaats.
Het bestuur van een kerkgenootschap kan er behoefte aan hebben om van het college bericht te ontvangen als volgens hun oordeel onderhoud of herstel nodig is van de grafbedekking van een of meer graven op het ter beschikking gestelde deel. Het betreft hier het onderhoud waartoe de rechthebbende op het graf verplicht is (artikel 23). In de praktijk kunnen zich verschillende gevallen voordoen. Zo kan de rechthebbende op een graf nalatig zijn, wellicht omdat deze niet in staat is om voor de grafbedekking te zorgen. Soms ook waakt een kerkgenootschap over de graven als er geen nabestaanden meer in leven zijn.
Als het bestuur van een kerkgenootschap schriftelijk aan het college heeft gevraagd om telkenmale als zich de noodzaak van onderhoud of herstel van grafbedekking voordoet, te worden geïnformeerd zal aan dit verzoek moeten worden voldaan. Het bestuur van de geloofsgemeenschap kan zich dan telkenmale beraden hoe te handelen.
Hoofdstuk 8 Instandhouden historische graven en opvallende grafbedekking
Er dient voorkomen te worden dat graven van betekenis ondoordacht worden geruimd. De graven kunnen van betekenis zijn vanwege de overledene die er begraven ligt dan wel alleen vanwege de vormgeving van het gedenkteken. Bij twijfel over de betekenis van het gedenkteken, is het gewenst om een deskundige te raadplegen. De lijst is een inventarisatie van gedenkwaardige graven. Daarnaast kan de inhoud van de lijst een hulpmiddel zijn voor het samenstellen van de monumentenlijst.
Hoofdstuk 9 Inrichting register
Dit artikel spreekt voor zich.
Artikel 30 Intrekking oude regeling
De datum waarop de oude regeling vervalt, is de datum waarop de verordening in werking treedt.
Dit artikel spreekt voor zich.
Dit artikel spreekt voor zich.
Een verordening treedt in werking op de eerste dag na de datum van bekendmaking, tenzij in de verordening zelf een ander tijdstip is aangegeven.
In de citeertitel wordt een jaartal opgenomen om de betrokken regeling te onderscheiden van de voorgaande regeling.