Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Oud-Beijerland

Inspraakverordening 2008

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieOud-Beijerland
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingInspraakverordening 2008
CiteertitelInspraakverordening 2008
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet, artikel 150

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-07-200822-01-2019nvt

30-06-2008

De Beijerse Bode, 03-07-2008

081943

Tekst van de regeling

Intitulé

Inspraakverordening 2008

De raad van de gemeente Oud-Beijerland,

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 27 mei 2008,

gelet op artikel 150 van de Gemeentewet,

besluit vast te stellen de:

Verordening inzake de wijze waarop ingezetenen en belanghebbenden bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid worden betrokken (Inspraakverordening 2008)

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    raak: het betrekken van ingezetenen en belanghebbenden bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid;

  • b.

    inspraakprocedure: de wijze waarop de inspraak gestalte wordt gegeven;

  • c.

    beleidsvoornemen: het voornemen van het bestuursorgaan tot het vaststellen of wijzigen van beleid.

Artikel 2 Onderwerp van inspraak

  • 1

    Elk bestuursorgaan besluit ten aanzien van zijn eigen bevoegdheden of inspraak wordt verleend bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid.

  • 2

    Inspraak wordt altijd verleend indien de wet daartoe verplicht.

  • 3

    Geen inspraak wordt verleend:

    • a.

      ten aanzien van ondergeschikte herzieningen van een eerder vastgesteld beleidsvoornemen;

    • b.

      indien inspraak bij of krachtens wettelijk voorschrift is uitgesloten;

    • c.

      indien sprake is van uitvoering van hogere regelgeving waarbij het bestuursorgaan geen of nauwelijks beleidsvrijheid heeft;

    • d.

      inzake de begroting, de tarieven voor gemeentelijke dienstverlening en belastingen bedoeld in hoofdstuk XV van de Gemeentewet;

    • e.

      indien de uitvoering van een beleidsvoornemen dermate spoedeisend is dat inspraak niet kan worden afgewacht;

    • f.

      indien het belang van inspraak niet opweegt tegen het belang van de verantwoordelijkheid van de gemeente voor kwetsbare groepen in de samenleving.

Artikel 3 Inspraakgerechtigden

Inspraak wordt verleend aan ingezetenen en belanghebbenden.

Artikel 4 Inspraakprocedure

  • 1

    Op inspraak is de procedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

     

  • 2

    Het bestuursorgaan kan voor een of meer beleidsvoornemens een andere inspraakprocedure vaststellen.

Artikel 5 Eindverslag

  • 1

    Ter afronding van de inspraak maakt het bestuursorgaan een eindverslag op.

  • 2

    Het eindverslag bevat in elk geval:

    • a.

      een overzicht van de gevolgde inspraakprocedure;

    • b.

      een weergave van de zienswijzen die tijdens de inspraak mondeling of schriftelijk naar voren zijn gebracht;

    • c.

      een reactie op deze zienswijzen, waarbij met redenen omkleed wordt aangegeven op welke punten al dan niet tot aanpassing van het beleidsvoornemen wordt overgegaan.

  • 3

    Het bestuursorgaan maakt het eindverslag op de gebruikelijke wijze openbaar.

  • 4

    De burgemeester maakt in zijn burgerjaarverslag melding van het eindverslag.

Artikel 6 Intrekking oude verordening

De Inspraakverordening, vastgesteld op 2 juli 2007, wordt ingetrokken.

Artikel 7 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag dat de Wet ruimtelijke ordening en de Invoeringswet Wet ruimtelijke ordening in werking treden.

Artikel 8 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Inspraakverordening 2008.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 30 juni 2008

 

De griffier       de voorzitter,

E.G. Bunt       K. Tigelaar

1 Toelichting Inspraakverordening

Algemene toelichting Artikel 150 Gemeentewet verplicht de raad een verordening vast te stellen ‘waarin regels worden gesteld met betrekking tot de wijze waarop ingezetenen en in de gemeente een belang hebbende natuurlijke en rechtspersonen bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid worden betrokken’. Op 2 juli 2007 heeft de toenmalige gemeenteraad hiertoe de Inspraakverordening vastgesteld. Voor deze verordening heeft de model Inspraakverordening van de VNG als voorbeeld gediend.

Inwerkingtreding Wet ruimtelijke ordening Met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening en de Invoeringswet Wet ruimtelijke ordening per 1 juli 2008 veranderd er voor wat betreft de Inspraakverordening alleen iets in de toelichting behorende bij de Inspraakverordening. De laatste zin in de toelichting van artikel 4 van de Inspraakverordening is geschrapt vanwege het gegeven dat hier wordt verwezen naar de Wet op de Ruimtelijke Ordening uit 1965 die met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening en Invoeringswet Wet ruimtelijke ordening.

Alternatieven voor inspraak Deze inspraak op grond van artikel 150 Gemeentewet is onderdeel van het totale besluitvormingsproces. Het moet worden onderscheiden van het spreekrecht bij raads- en commissievergaderingen zoals geregeld in het Reglement van Orde van de raad en in de Verordening op de raadscommissies. Andere mogelijkheden die buiten de inspraak vallen, zijn het schrijven van brieven, het bezoeken van spreekuren, het chatten met bestuurders, het houden van informatiebijeenkomsten en referenda enz.

In de nota ‘Actief betrekken van inwoners’ van het college d.d. 18 april 2007 onderscheidt het college inspraak ook van interactieve beleidsvorming. Inspraak richt zich specifiek op het naar voren brengen van bedenkingen en zienswijzen of nieuwe ideeën inzake concrete beleidsvoornemens. Burgerparticipatie is gericht op het vooraf meedenken, -werken, adviseren en zo mogelijk meebeslissen en is daarmee uitgebreider dan ‘alleen’ inspraak.

 

 

Artikelgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

 

  • a.

    Inspraak:Er zijn veel omschrijvingen van het begrip inspraak. Bij de in dit artikel opgenomen formulering is aangesloten bij de tekst van artikel 150 van de Gemeentewet. Inspraak is een onderdeel van de voorbereiding en uitvoering van het gemeentelijk beleid en heeft een tweeledig doel. Enerzijds wordt aan belanghebbenden de mogelijkheid geboden om hun mening over beleidsvoornemens kenbaar te maken. Anderzijds biedt inspraak aan bestuursorganen een belangrijk hulpmiddel in het kader van de voor de beleidsvoorbereiding noodzakelijke belangenafweging. Inspraak is overeenkomstig artikel 150 van de Gemeentewet 'eenzijdig' gedefinieerd, dat wil zeggen dat geen gedachtewisseling met het bestuursorgaan is inbegrepen. Dat laatste is juist de kern van burgerparticipatie en interactieve beleidsontwikkeling (zie collegenota ‘Actief betrekken van inwoners’ d.d. 18 april 2007), met als doel het creëren van draagvlak voor beleidsvoornemens.

  • b.

    Inspraakprocedure:De verantwoordelijkheid voor het maken van een regeling over inspraak ligt ingevolge artikel 150 van de Gemeentewet bij de raad. Hoofdregel is dat inspraak wordt verleend door toepassing van afdeling 3.4 Awb. Artikel 4 lid 2 geeft het bestuursorgaan ruimte om een andere inspraakprocedure te volgen.

  • c.

    Beleidsvoornemen:Het begrip beleidsvoornemen is gedefinieerd als het voornemen van het bestuursorgaan tot het vaststellen of wijzigen van beleid. Beleid omvat in ieder geval plannen, verordeningen, regelingen, beschikkingen en andere rechts- en bestuurshandelingen.

 

 

Artikel 2 Onderwerp van inspraak In het eerste lid is bepaald dat elk bestuursorgaan (volgens de huidige Inspraakverordening beslist alleen het college tav welk beleidsvoornemen de verordening wordt toegepast) ten aanzien van zijn eigen bevoegdheden besluit of inspraak wordt verleend bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid. Omdat het voor wat betreft beleidsvoornemens van de raad in bepaalde gevallen doelmatiger zal kunnen zijn als inspraak geschiedt door middel van bijvoorbeeld spreekrecht bij raadsvergaderingen, blijft door de formulering van het eerste lid in samenhang met artikel 4 lid 2 de mogelijkheid bestaan dat voor bepaalde beleidsvoornemens een andere wijze van inspraak wordt geregeld. Het besluit om al dan niet inspraak te verlenen is een besluit in de zin van de Awb. Hiertegen kan dus bezwaar worden gemaakt.

In het tweede lid is bepaald dat inspraak altijd wordt verleend indien een wettelijk voorschrift daartoe verplicht. Wettelijke verplichting tot het bieden van inspraak bestaan thans bij:

 

  • a.

    de voorbereiding van het gemeentelijke milieubeleidsplan (artikel 4.17, derde lid, Wet milieubeheer (Wm);

  • b.

    de voorbereiding van een besluit tot vaststelling van een afvalstoffenverordening die afwijkt van artikel 10.21 Wm (artikel 10.26, tweede lid, Wm);

  • c.

    voorbereiding van het beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning (artikel 11 Wet maatschappelijke ondersteuning);

  • d.

    de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (artikel 42, IOAZ) en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (artikel 42 IOAW);

  • e.

    de voorbereiding van een welstandsnota (artikel 12a, tweede lid Woningwet);

  • f.

    de voorbereiding van besluiten tot uitsluiting van welstandstoetsing als bedoeld in artikel 12, tweede lid, onder a en b, van de Woningwet (artikel 12, vierde lid Woningwet);

  • g.

    op basis van artikel 14a, lid 1, van de Monumentenwet 1988 is op de voorbereiding van een besluit op een aanvraag om vergunning, als bedoeld in artikel 11 van de Monumentenwet 1988, afdeling 3.4 van de Awb van toepassing.

In het derde lid is opgenomen wanneer geen inspraak wordt verleend. De onderdelen d, e en f zijn nieuw.

 

 

Artikel 3 Inspraakgerechtigden De omschrijving van inspraakgerechtigden vloeit rechtstreeks voort uit de tekst van artikel 150 van de Gemeentewet. In de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb zijn de woorden 'in de gemeente een belang hebbende natuurlijke en rechtspersonen' vervangen door: belanghebbenden. Het begrip 'belanghebbende' is in artikel 1:2 Awb gedefinieerd en deze definitie heeft ook gelding voor wetgeving buiten de Awb. Op grond van artikel 3:15 lid 2 Awb kan het bestuursorgaan bepalen dat ook anderen zienswijzen kunnen indienen.

 

Artikel 4 Inspraakprocedure Ter uniformering en deregulering is in het eerste lid afdeling 3.4 van de Awb van toepassing verklaard op de inspraak. In artikel 3:11 tot en met 3:17 Awb is de inspraakprocedure te vinden. Na terinzagelegging en bekendmaking van het beleidsvoornemen kunnen belanghebbenden gedurende zes weken schriftelijk of mondeling hun zienswijze naar voren brengen. In de meeste gevallen zal deze procedure passend zijn voor de inspraak. Zo niet, dan kan op grond van het tweede lid de inspraakprocedure worden aangepast.

Het is mogelijk een (of meer) standaardprocedure(s) te ontwikkelen die wanneer nodig kan (kunnen) worden ingezet.

Artikel 5 Eindverslag In dit geval is niet gekozen voor verwijzing naar afdeling 3.4 Awb. In artikel 3:17 Awb wordt namelijk slechts bepaald dat een verslag wordt gemaakt van hetgeen tijdens de inspraakprocedure mondeling naar voren is gebracht.

Onder het in het tweede lid, onderdeel a, genoemde verslag van de gevolgde inspraakprocedure wordt verstaan: Hoe is de procedure feitelijk verlopen? Is afdeling 3.4 Awb onverkort toegepast? Wanneer is het beleidsvoornemen ter inzage gelegd enz?

Onderdeel b betekent dat de eindrapportage een volledig overzicht dient te bevatten van zowel de mondelinge als de schriftelijke inspraakreacties. De schriftelijke inspraakreacties kunnen aan het verslag worden gehecht. In de MvT bij de Awb wordt opgemerkt dat in het verslag kan worden volstaan met een korte zakelijke weergave van de naar voren gebrachte opvattingen en vermelding van de personen die hun opvatting naar voren hebben gebracht.

Onder c wordt als het sluitstuk van inspraak voorgeschreven dat het bestuursorgaan aangeeft wat met de zienswijzen wordt gedaan.

In het derde lid is bepaald dat het bestuursorgaan het eindverslag op de gebruikelijke wijze openbaar maakt. Het ligt voor de hand om degenen die hebben ingesproken een exemplaar van het eindverslag te sturen. Daarnaast kan het eindverslag algemeen worden gepubliceerd in de krant en op de gemeentelijke website. Als het aantal insprekers omvangrijk is, kan worden gekozen voor het volstaan met een algemene bekendmaking. Het is aan te bevelen om tijdens de inspraakavond al duidelijkheid omtrent de communicatie te verschaffen.

In het vierde lid wordt de burgemeester verplicht om het eindverslag te vermelden in zijn burgerjaarverslag overeenkomstig artikel 170, tweede lid, aanhef en onder b, van de Gemeentewet.

 

Artikel 6 Intrekking oude verordening Met deze bepaling wordt de bestaande Inspraakverordening uit 1995 ingetrokken. De datum waarop de oude verordening vervalt, is de datum waarop de verordening in werking treedt (zie artikel 7).

 

Artikel 7 Inwerkingtreding Deze verordening treedt de dag na publicatie in het Gemeenteblad in werking.

 

Artikel 8 Citeertitel Deze verordening wordt aangehaald als: Inspraakverordening. In de citeertitel wordt geen jaartal opgenomen om te voorkomen dat de schijn wordt gewekt dat de verordening slechts voor een jaar geldt of dat er meerdere Inspraakverordeningen zouden zijn, daterende uit verschillende jaren.