Organisatie | Aalten |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening rioolheffing 2010 |
Citeertitel | Verordening rioolheffing 2010 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp | financiën en economie |
Deze regeling vervangt de Verordening rioolrechten 2009
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
24-12-2009 | 30-12-2010 | nieuwe regeling | 15-12-2009 Aalten Actueel, 16-12-2009 | geen | |
24-12-2009 | nieuwe regeling | 15-12-2009 Aalten Actueel, 16-12-2009 | geen |
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Voor de toepassing van deze verordening wordt:a. onder perceel verstaan een roerende of onroerende zaak of een zelfstandig gedeelte daarvan;b. onder gemeentelijke riolering verstaan een voorziening of combinatie van voorzieningen voor inzameling, verwerking, zuivering of transport van afvalwater, hemelwater of grondwater, in eigendom, in beheer of in onderhoud bij de gemeente;c. onder verbruiksperiode verstaan de periode waarop de afrekening van het waterbedrijf betrekking heeft;d. onder water verstaan huishoudelijk afvalwater, bedrijfsafvalwater, hemelwater of grondwater.
Artikel 2 Aard van de belasting
Onder de naam rioolheffing wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:a. de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater, alsmede de zuivering van huishoudelijk afvalwater; enb. de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het ingezamelde hemelwater, alsmede het treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken.
Artikel 3 Belastbaar feit en belastingplicht
De belasting wordt geheven:a. van de gebruiker van een perceel van waaruit water direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd; enb. van de gebruiker van een onroerend goed waarvan het verharde oppervlakte gelijk is aan of groter dan 1.000 m², en waarvan het hemelwater wordt afgevoerd op de gemeentelijke riolering.
Met betrekking tot de belasting als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, wordt als gebruiker aangemerkt:a. degene die naar de omstandigheden beoordeeld het perceel al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt;b. ingeval een gedeelte van een perceel - niet een gedeelte als bedoeld in artikel 4 - voor gebruik is afgestaan: degene die dat gedeelte in gebruik heeft afgestaan.
Artikel 4 Zelfstandige gedeelten
Indien gedeelten van een in artikel 3 bedoeld perceel blijkens hun indeling bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, wordt de belasting geheven ter zake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien verstande dat indien twee of meer van die gedeelten tezamen als één geheel worden gebruikt, deze als één perceel worden aangemerkt.
Artikel 5 Maatstaf van heffing
Ingeval gebruik wordt gemaakt van een pompinstallatie moet die pompinstallatie zijn voorzien van een:a. watermeter, waarvan de hoeveelheid opgepompt water kan worden afgelezen, ofb. bedrijfsurenteller, waarvan het aantal uren dat een pompinstallatie met vaste capaciteit in bedrijf is geweest kan worden afgelezen. De eerste volzin is niet van toepassing indien vaststelling van de hoeveelheid opgepompt water geschiedt op grond van enige andere wettelijke bepaling.
Indien blijkt, dat toegevoerd of opgepompt water niet op de riolering is geloosd en indien deze hoeveelheid tenminste 20% met een minimum van 100 kubieke meter van de toegevoerde of opgepompte hoeveelheid water bedraagt, wordt de op voet van de overige onderdelen van dit lid bepaalde hoeveelheid water verminderd met de op andere wijze afgevoerde hoeveelheid kubieke meter water.
Indien voor de in artikel 3, eerste lid bedoelde percelen in verband met het ontbreken van afzonderlijke watermeters niet de hoeveelheid water kan worden vastgesteld zoals hiervoor omschreven, zal de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar:a. voor tot woning dienende percelen de hoeveelheid water bepalen op 135 m³;b. voor gebruikers van niet tot woning dienende percelen de verdeelsleutel hanteren zoals deze door de respectievelijke gebruikers wordt gebruikt voor de onderlinge verdeling van de waternota van Vitens N.V. en bij het ontbreken van een dergelijke regeling overgaan tot een zo reëel mogelijke verdeling op basis van de beschikbare gegevens.
De belasting als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel a, bedraagt bij een afvoer van:a. 0 tot en met 2.500 m3 € 1,05 per m3;b. 2.501 m3 tot en met 5.000 m3 € 1,05 per m3 voor de afvoer tot en met 2.500 m3, vermeerderd met € 0,80 per m3 voor de afvoer boven de 2.500 m3;c. 5.001 m3 of meer € 1,05 per m3 voor de afvoer tot en met 2.500 m3 vermeerderd met € 0,80 per m3 voor de afvoer boven de 2.500 m3 tot en met 5.000 m3 en vermeerderd met € 52,94 voor elke volle eenheid van 1.000 m3 water boven de 5.000 m3.
De belasting als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel a, wordt geheven bij wege van een gedagtekende schriftelijke kennisgeving. Deze kan worden gesteld op de afrekening van Vitens N.V. Als dagtekening van de kennisgeving geldt in dat geval de dagtekening van de afrekening. Als kennisgeving van voorlopig gevorderde bedragen wordt de voorschotnota aangemerkt of de kennisgeving op andere wijze van betaling van voorschotbedragen.
Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang
Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel voor de belasting als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel b, in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd over zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel voor de belasting als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel b, in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
Artikel 10 Termijnen van betaling
De op basis van artikel 8, vierde en vijfde lid, opgelegde aanslagen moeten, in afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990, worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede termijn twee maanden later.
Artikel 11 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de rioolheffing.