Organisatie | Tiel |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Monumentenverordening |
Citeertitel | Monumentenverordening |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | volkshuisvesting en woningbouw |
Eigen onderwerp |
In deze verordening zijn de wijzigingen van de raadsbesluiten van respectievelijk 21 november 1984 en 20 maart 1985 verwerkt.
Monumentenwet, art. 32
1.Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
10-01-2006 | 24-04-2009 | nieuwe regeling | 08-11-2005 Gemeenteblad 2005, nr. 2.05 | B&W, 11-10-2005, nr. 3 |
Hoofdstuk 2: De bescherming van monumenten, samenstelling monumentenlijst
Monumenten, welke na plaatsing op de monumentenlijst worden ingeschreven in het monumentenregister als bedoeld in artikel 10 der Monumentenwet, worden door burgemeester en wethouders van de monumentenlijst afgevoerd. Monumenten, welke worden geplaatst op een lijst van monumenten op grond van een monumentenverordening van de provincie Gelderland, worden door burgemeester en wethouders van de lijst afgevoerd, zodra vaststaat, dat deze plaatsing onherroepelijk is geworden.
Burgemeester en wethouders geven, gehoord de monumentencommissie behoudens in spoedeisende gevallen, van hun besluiten omtrent plaatsing op de monumentenlijst schriftelijk kennis aan de eigenaren en zakelijk gerechtigden en voorts aan andere belanghebbenden die om plaatsing hebben verzocht. Zij zenden aan de monumentencommissie afschrift van deze kennisgevingen. Van hun besluiten omtrent plaatsing op de monumentenlijst doen burgemeester en wethouders voorts openbare kennisgeving.
De eigenaren en zakelijk gerechtigden en de belanghebbenden die om plaatsing hebben verzocht, kunnen binnen één maand na de datum van verzending van de schriftelijke kennisgeving, bedoeld in het eerste lid, schriftelijk bij de gemeenteraad gemotiveerd beroep instellen tegen het besluit omtrent plaatsing op de monumentenlijst.
Binnen drie maanden na het verstrijken van de termijn, genoemd in het tweede, derde en vierde lid van artikel 5, beslist de gemeenteraad op het beroepschrift, gehoord de Monumentencommissie, indien deze, ingevolge het eerste lid van artikel 5, niet is gehoord en nadat degenen die zich in beroep tot de gemeenteraad hebben gewend in de gelegenheid zijn gesteld hun bezwaren mondeling toe te lichten voor een daartoe aangewezen commissie uit de raad. De raad kan zijn beslissing eenmaal voor ten hoogste twee maanden verdagen; hiervan wordt onverwijld schriftelijk mededeling gedaan aan degene die het beroep op de gemeenteraad heeft ingesteld.
Houdt de beslissing van de gemeenteraad in, dat een monument ten onrechte op de monumentenlijst is geplaatst, dan schrappen burgemeester en wethouders het monument niet eerder van de lijst dan na het einde van de in artikel 9 van de Wet administratieve rechtspraak overheidsbeschikkingen bedoelde termijn.
Indien gedurende die termijn verzocht wordt om toepassing van artikel 80 van de Wet op de Raad van State, schrappen burgemeester en wethouders het monument niet van de lijst voordat op dat verzoek is beslist.
Burgemeester en wethouders besluiten niet omtrent het afvoeren van een monument van de monumentenlijst dan na de monumentencommissie gehoord te hebben, tenzij de afvoering plaatsvindt, ingevolge het bepaalde in artikel 4, tweede lid, of in artikel 6, tweede lid, dan wel tenzij de afvoering noodzakelijk is als uitvloeisel van een geldend bestemmingsplan of van een beslissing van gedeputeerde staten of van de Kroon om geheel of ten dele goedkeuring aan een bestemmingsplan te onthouden. Zij geven van het afvoeren van een monument van de monumentenlijst in alle gevallen onverwijld chriftelijk kennis aan de eigenaren en zakelijk gerechtigden en zenden een afschrift der kennisgeving aan de monumentencommissie. Voorts doen zij hiervan openbare kennisgeving.
Artikel 5, tweede, derde en vierde lid, zomede artikel 6, eerste en vijfde lid, zijn van overeenkomstige toepassing, tenzij de afvoering plaatsvindt ingevolge het bepaalde in artikel 4, tweede lid, of in artikel 6, tweede lid, dan wel tenzij de afvoering noodzakelijk is als een uitvloeisel van een geldend bestemmingsplan of van een beslissing van gedeputeerde staten of de kroon om geheel of ten dele goedkeuring aan een bestemmingsplan te onthouden. Indien burgemeester en wethouders hebben besloten een monument van de monumentenlijst af te voeren, schrappen zij het monument van de lijst:
De bepalingen van dit hoofdstuk zijn niet van toepassing op beschermde monumenten ten aanzien waarvan de minister van welzijn, volkgezondheid en cultuur ingevolge artikel 8, tweede lid, van de Monumentenwet, kennis heeft gegeven van zijn voornemen tot plaatsing op de lijst, bedoeld in het eerste lid van dat wetsartikel, totdat onherroepelijk vaststaat, dat inschrijving in het register als bedoeld in artikel 10, eerste lid, van die wet, niet zal plaatsvinden.
Paragraaf 2: Verbodsbepalingen; vergunningen
Burgemeester en wethouders beslissen omtrent een aanvrage om vervangen c.q. de bij de aanvrage behorende bescheiden overeenkomstig het bepaalde in het tweede lid genoegzaam zijn vervuld. Zij kunnen hun beslissing eenmaal voor ten hoogste twee maanden verdagen; hiervan dien zij onverwijld schriftelijk mededeling aan de aanvrager.
Tegen een besluit tot weigering van de vergunning, tot het verlenen van de vergunning onder voorschriften of tot het niet ontvankelijk verklaren, kan de aanvrager binnen een maand na de dag, waarop het afschrift van het besluit is verzonden, gemotiveerd schriftelijk bij de gemeenteraad beroep instellen. Indien de vergunning overeenkomstig het bepaalde in artikel 11, vierde lid, wordt geacht geweigerd te zijn, kan de aanvrager binnen een maand hiertegen schriftelijk bij de gemeenteraad gemotiveerd beroep instellen.
De gemeenteraad beslist binnen drie maanden na de dag, waarop het beroepschrift is ontvangen. Hij kan zijn beslissing eenmaal voor ten hoogste twee maanden verdagen; hiervan wordt onverwijld schriftelijk mededeling gedaan aan de aanvrager. In het geval als bedoeld in het eerste lid, tweede volzin, beslist de gemeenteraad niet dan nadat de monumentencommissie is gehoord.
Van de beslissing van de gemeenteraad ingevolge het tweede lid wordt onverwijld afschrift gezonden aan de aanvrager, de monumentencommissie en het bouwtoezicht. Indien de beslissing strekt tot het verlenen van de vergunning, geldt dit afschrift als een door burgemeester en wethouders verleende vergunning.
Noch burgemeester en wethouders, noch de gemeenteraad nemen met betrekking tot een kerkelijk monument een beslissing ingevolge de bepalingen van dit hoofdstuk dan in overeenstemming met de eigenaar en zakelijk gerechtigde, indien en voor zover het betreft een beslissing waarbij wezenlijke belangen van de godsdienstoefeningen in dat monument in het geding zijn.
Indien een beschermd monument, ondanks een daartoe strekkend verzoek van de belanghebbende, niet van de monumentenlijst wordt afgevoerd, of de vergunning, als bedoeld in artikel 10, tweede lid, is geweigerd, of aan de vergunning voorschriften zijn verbonden, en indien de belanghebbende daardoor schade lijdt die redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven, kent de gemeenteraad hem op zijn verzoek een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe.
Naast degenen aan wie ingevolge artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering opsporingsbevoegdheid toekomt, zijn met het opsporen van overtredingen van deze verordening belast door burgemeester en wethouders aan te wijzen ambtenaren, ieder voor zover het zaken betreft die aan zijn toezicht zijn toevertrouwd.
Zo dikwijls de voor de naleving van enig voorschrift van deze verordening dit vereist, wordt hierbij aan hen die met de zorg voor de naleving daarvan zijn belast of daaraan moeten meewerken, de last verstrekt al dan niet afgesloten ruimten of plaatsen, met uitzondering van woningen, te betreden of binnen te treden, desnoods tegen de wil van de rechthebbende.