Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Aalten

Verordening op de gemeentelijke begraafplaatsen gemeente Aalten 2009

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieAalten
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening op de gemeentelijke begraafplaatsen gemeente Aalten 2009
CiteertitelVerordening op de gemeentelijke begraafplaatsen gemeente Aalten 2009
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerpalgemeen

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de "Beheersverordening begraafplaatsen gemeente Aalten 2004" en de "Beheersverordening begraafplaatsen gemeente Dinxperlo 2003".

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Wet op de lijkbezorging
  2. Gemeentewet

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-200901-01-2014correctie titel verordening

16-12-2008

Aalten Actueel, 17-12-2008

geen
01-01-2009nieuwe regeling

16-12-2008

Aalten Actueel, 17-12-2008

Geen.

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening op de gemeentelijke begraafplaatsen gemeente Aalten 2009

Verordening op de gemeentelijke begraafplaatsen gemeente Aalten 2009.

Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1

    Deze verordening verstaat onder:

    • a.

      begraafplaatsen: de begraafplaatsen; 

      - Berkenhove Aalten,

      - Piet Heinstraat, Aalten 

      - Varsseveldsestraatweg Aalten, 

      - Kloosterdijk, Aalten  

      - Prins Mauritsstraat, Bredevoort, 

      - Aaltenseweg, Dinxperlo, 

      - Kerkhofpad, Dinxperlo,

    • b.

      eigen graf: een 1-, 2- of 4-persoons graf, grafkelder daaronder begrepen, waarvoor voor bepaalde tijd aan een natuurlijke of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot: 

      - het doen begraven en begraven houden van stoffelijke overschotten;

      - het doen bijzetten en bijgezet houden van as bussen met of zonder urnen; 

      - het doen verstrooien van as;

    • c.

      grafruimte: de gehele ruimte (ongeacht de nummering) welke beschikbaar is voor het (bij)begraven van het aantal aangegeven stoffelijke overschotten;

    • d.

      eigen urnenruimte (columbariumeenheid): een ruimte, waarvoor voor bepaalde tijd aan een natuurlijke of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot het bovengronds plaatsen van een as bus in een columbariumelement;

    • e.

      eigen urnengraf: een graf, grafkelder daaronder begrepen, waarvoor aan een natuurlijk of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen;

    • f.

      eigen urnennis: een nis waarvoor aan een natuurlijk of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot het doen bijzetten en bijgezet worden van asbussen met of zonder urnen;

    • g.

      urn: een voorwerp ter opberging van één of meer asbussen;

    • h.

      asbus: een bus ter berging van as van een overledene;

    • i.

      verstrooiingsplaats: een plaats waarop as wordt verstrooid;

    • j.

      grafbedekking: gedenkteken en/ of grafbeplanting op een graf;

    • k.

      rechthebbende: de rechthebbende op een eigen graf, eigen columbariumelement, eigen urnengraf of eigen urnennis;

    • l.

      beheerder: ambtenaar, die belast is met de dagelijkse leiding en het toezicht op de begraafplaats, of degene die hem vervangt;

    • m.

      columbariumelement: een element, waarin, naar keuze, 1 of 2 asbus(sen) kunnen worden bijgezet.

  • 2

    Op de voornoemde begraafplaatsen worden uitsluitend eigen graven uitgegeven, waarin twee stoffelijke overschotten kunnen worden bijgezet (zie ook art. 12). 

  • 3

    Onder begraven wordt in deze verordening mede verstaan het plaatsen van urnen of asbussen  van gecremeerde stoffelijke overschotten in of op een eigen graf.   Voor de toepassing van het bij of krachtens deze verordening bepaalde wordt, voor zover van belang, onder “eigen graf” mede verstaan: eigen urnengraf, eigen urnenruimte, eigen urnennis.

Artikel 2 Beheer begraafplaats

Het beheer van de begraafplaats rust, onder verantwoordelijkheid van het college, bij het hoofd van de afdeling Werken, die daarin wordt bijgestaan door het onder hem/ haar gestelde personeel.

Artikel 3  

Aan krachtens deze verordening te verlenen vergunningen en ontheffingen kunnen voorschriften worden verbonden. Deze voorschriften mogen slechts strekken tot bescherming van het belang of de belangen, in verband waarmee de vergunning of ontheffing is vereist. Bij niet-nakoming van de gestelde voorschriften, wordt geacht zonder vergunning of ontheffing te zijn gehandeld.

Hoofdstuk 2 Openstelling, orde en rust op de begraafplaats

Artikel 4 Openstelling begraafplaats

  • 1

    De begraafplaats is voor een ieder dagelijks toegankelijk van zonsopgang tot  zonsondergang.

  • 2

    Ter handhaving van de orde en rust op de begraafplaats, kan de toegang tijdelijk worden gesloten.

  • 3

    Het is verboden gedurende de tijd dat de begraafplaats niet voor het publiek geopend is, zich  daarop te bevinden anders dan voor het bijwonen van een begrafenis of de bezorging van as.

Artikel 5 Ordemaatregelen

  • 1

    Bezoekers en personen die werkzaamheden op de begraafplaats hebben te verrichten, zijn  verplicht zich te houden aan de aanwijzingen van het dienstdoende personeel op de begraafplaats.

  • 2

    Het is aan steenhouwers, hoveniers en daarmede gelijk te stellen personen verboden,  anders dan met toestemming van het college, werkzaamheden voor derden aan grafbedekking op de begraafplaats te verrichten.

  • 3

    Het is verboden met rijwielen, motorrijtuigen of met bespannen rij- of voertuigen op de  begraafplaats te rijden, anders dan voor een begrafenis of voor het vervoeren van materialen,  met uitzondering van voertuigen bestemd voor invalide personen.

  • 4

    Honden mogen, mits aangelijnd, worden meegenomen op de begraafplaats.

  • 5

    Het college kan ontheffing verlenen van het verbod, bedoeld in lid 3 van dit artikel.

  • 6

    Het is verboden op de begraafplaats:

    • a.

      op de grasperken te liggen of te zitten, beplantingen, graftekens, gereedschappen of andere eigendommen te beschadigen of te vernielen;

    • b.

      op de zitbanken te liggen, te staan of deze op enigerlei wijze te vernielen;

    • c.

      verwelkte bloemen, onkruid e.d. anders dan in de daarvoor bestemde vuilnisbakken te deponeren;

    • d.

      bloemen of andere waren te koop aan te bieden of aanbiedingen te doen met betrekking tot graftekens, grafbedekkingen of beplantingen.

  • 7

    Bezoekers, personeel van uitvaartondernemingen en personen die werkzaamheden op de begraafplaats hebben te verrichten, zijn verplicht zich in het belang van de orde, rust en netheid te houden aan de aanwijzingen van de beheerder.

  • 8

    Degenen die zich niet aan de in het zevende lid bedoelde aanwijzing houden, moeten zich op eerste aanzegging van de beheerder van de begraafplaats verwijderen.

Artikel 6 Plechtigheden

  • 1

    Dodenherdenkingen, onthullingen van gedenktekens en dergelijke plechtigheden op de  begraafplaats, moeten vijf dagen tevoren worden gemeld aan de beheerder onder opgave  van datum en uur van de plechtigheid en de wijze waarop de plechtigheid zal plaatsvinden.

  • 2

    De deelnemers aan de plechtigheid, bedoeld in het eerste lid, moeten zich in het belang van de orde, rust en netheid, houden aan de aanwijzingen van de beheerder.

Artikel 7 Opgravingen en ruimen

Het opgraven van stoffelijke overschotten en het ruimen van graven is slechts toegestaan indien daarbij geen andere personen aanwezig zijn dan degenen die met deze werkzaamheden zijn belast.

Hoofdstuk 3 Voorschriften van lijkbezorging

Artikel 8 Kennisgeving begraven en asbezorging, openen en sluiten van een graf

  • 1

    Degene, die wil doen begraven, as wil doen bijzetten of as wil doen verstrooien, geeft daarvan uiterlijk om 12.00 uur van de werkdag voorafgaande aan die waarop de begraving, bijzetting of verstrooiing zal plaatsvinden, schriftelijk kennis aan de beheerder. De zaterdag geldt voor de toepassing van deze bepaling niet als werkdag. Indien de burgemeester toestemming heeft gegeven om het stoffelijk overschot binnen 36 uur na overlijden te begraven, moet de kennisgeving aan de beheerder zo tijdig mogelijk worden gedaan.

  • 2

    Het stoffelijk overschot, dan wel omhulsel en de asbus of urn, moeten zijn voorzien van een duurzaam identiteitsmerk. De gegevens van het kenmerk moeten overeenstemmen met de administratie van de begraafplaats.

  • 3

    Het openen van een graf ter begraving of voor het bezorgen van as en het daarna sluiten  van een graf, alsmede het bedienen van hulpmiddelen mag uitsluitend geschieden door het  personeel van de begraafplaats op aanwijzing en onder toezicht van de beheerder. De nabestaanden kunnen deze werkzaamheden onder toezicht van de beheerder geheel of gedeeltelijk zelf verrichten indien zij hun wens daartoe uiterlijk om 12.00 uur van de afgaande werkdag mondeling of schriftelijk aan de beheerder hebben kenbaar gemaakt. De zaterdag geldt voor de toepassing van deze bepaling niet als werkdag. Zij dienen bij deze werkzaamheden de aanwijzingen van de beheerder op te volgen.

  • 4

    Het leggen, lichten en (opnieuw) plaatsen van een grafzerk of- steen of van de dekplaat  van een gemetseld of uit beton vervaardigd graf, alsmede het stichten van een grafkelder  of van een gemetseld of uit beton vervaardigd graf, dient te geschieden door en op kosten  van de rechthebbende.

Artikel 9 Over te leggen stukken

  • 1

    Begraving mag slechts geschieden indien van tevoren het verlof tot begraven of de bezorging  van as, is overgelegd aan de beheerder.

  • 2

    Indien de begraving of de bezorging van as in een ander dan een eigen graf zal plaatsvinden dient een machtiging daartoe, uiterlijk om 12.00 uur van de werkdag voorafgaande aan die waarop de begraving of de bezorging zal plaatsvinden, aan de beheerder te worden overgelegd, ondertekend door de rechthebbende of, indien deze is overleden, door degene die in de uitvaart  voorziet.

  • 3

    Begraving of bijzetting in een eigen graf of urnenruimte waarvan de uitgiftetermijn binnen de wettelijke minimum grafrusttermijn afloopt, kan alleen plaatsvinden onder gelijktijdige verlenging van de uitgiftetermijn met een zodanige periode dat de alsdan resterende  uitgiftetermijn ten minste gelijk is aan de wettelijk minimum grafrusttermijn. De verlening dient te worden aangevraagd door de rechthebbende of, indien deze is overleden, door een van de andere personen, genoemd in artikel 18, tweede lid.

Artikel 10  

  • 1

    Tijden van begraven en as bezorging c.q. verstrooiing van as zijn: op werk- en zaterdagen van 09.00 uur tot 16.00 uur, tenzij er sprake is van een algemeen erkende feestdag of daarmee gelijkgestelde dag, zoals genoemd in de Algemene termijnenwet artikel 3.

  • 2

    Het college kan in bijzondere gevallen ontheffing verlenen van het in het eerste lid bepaalde. 

Hoofdstuk 4 Indeling en uitgifte der graven, urnennissen en columbariumelementen

Artikel 11 Indeling

Op de begraafplaats kan een afzonderlijke plaats worden aangewezen voor:

  • a.

    eigen graven en eigen urnengraven

  • b.

    eigen urnennissen

  • c.

    urnenruimte voor columbariumelementen;

  • d.

    de verstrooiing van as van een overledene op een verstrooiingsplaats;

  • e.

    het plaatsen van een herdenkingsplaatje op de herdenkingsmuur ten behoeve van asverstrooiing op een verstrooiingsplaats.

Artikel 12 Aantal overledenen in een graf, urnennis en columbariumelement

  • 1

    In een graf mogen, afhankelijk van het soort graf, maximaal 2 stoffelijke overschotten in een  lijkkist worden bijgezet. Daarnaast is het toegestaan om in of op een grafruimte maximaal 4 stoffelijke overschotten bij te plaatsen middels een asbus/urn en/of door verstrooiing.

  • 2

    In een urnengraf mogen maximaal 2 urnen/asbussen worden bijgezet.

  • 3

    Op elke afzonderlijk uit te geven urnenruimte mogen maximaal 2 columbariumelementen worden geplaatst met òf 1 urn of asbus per element òf 2 urnen of asbussen in 1 element. 

  • 4

    In elke afzonderlijk uit te geven urnennis mogen maximaal 2 asbussen worden geplaatst.

  • 5

    Het college kan in bijzondere gevallen, naar hun oordeel, afwijken van het bepaalde in de vorige leden.

Artikel 13  

  • 1

    Een graf bestemd voor personen van 12 jaar en ouder heeft een lengte van maximaal 2 meter en een breedte van maximaal 1 meter.

  • 2

    Een graf bestemd voor personen beneden de 12 jaar heeft een lengte van maximaal 1,50 meter en een breedte van maximaal 0,60 meter.

  • 3

    Een urnengraf bestemd voor het plaatsen van maximaal 2 asbussen heeft een lengte van 1 meter en een breedte van 1 meter.

  • 4

    Een eigen urnenruimte bestemd voor het plaatsen van maximaal 2 columbariumelementen heeft een lengte van 2 meter en een breedte van maximaal 1 meter.

  • 5

    Het college kan in bijzondere gevallen, te hunner beoordeling, afwijken van het bepaalde in de vorige leden van dit artikel.

Artikel 14  

  • 1

    De graven, urnengraven en urnenruimten worden slechts voor directe begraving en in  volgorde van ligging uitgegeven.

  • 2

    Het college kan in bijzondere gevallen, naar hun oordeel, afwijken van het bepaalde in het vorige lid.

  • 3

    Het college kan bij toepassing van lid 2, naar hun oordeel, nadere regels en voorwaarden stellen.

Artikel 15 Termijnen eigen graven

  • 1

    Het college verleent, voor zover de daartoe bestemde ruimte van de begraafplaats zulks toelaat, voor de tijd van 30 jaar het recht op een eigen (urnen)graf t.a.v. (urnen)graven gelegen in de gemeente Aalten. De termijn begint te lopen op de datum waarop het eigen graf is uiitgegeven.

  • 2

    Het in het eerste lid van dit artikel bedoelde recht wordt op aanvraag van de rechthebbende verlengd met telkens een termijn van 10 jaren, mits de aanvraag voor het verstrijken van de lopende termijn wordt ingediend.

  • 3

    Het in dit artikel bedoelde recht kan niet langer gelden dan tot het tijdstip, waarop het terrein feitelijk aan zijn bestemming als begraafplaats zal zijn onttrokken.

  • 4

    Een recht als in dit artikel bedoeld, kan slechts aan één rechthebbende worden verleend ten behoeve van zichzelf en voor de personen genoemd in artikel 18, eerste lid. Verlenging aan het recht ten behoeve van een ander, is slechts mogelijk indien daarvoor gewichtige redenen bestaan.

Artikel 16 Termijnen eigen urnenruimte / urnennissen

  • 1

    Het uitsluitend recht tot het plaatsen van asbussen in op de begraafplaats aanwezige columbariumelementen, wordt door het college verleend voor de duur van 30 jaar. Het recht gaat in op de dag waarop het element is uitgegeven.

  • 2

    Het uitsluitend recht tot het plaatsen van asbussen in op de begraafplaats aanwezige urnennissen wordt door het college verleend voor de duur van 30 jaar. Het recht gaat in  op de dag waarop de urnennis wordt uitgegeven.

  • 3

    De in het eerste en tweede lid van dit artikel genoemde termijn kan telkens met 10 jaar worden verlengd, indien de rechthebbende daartoe voor het aflopen van de termijn een aanvraag richt aan het college.

  • 4

    Artikel 15 leden 2 en 3 en artikel 18 zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 17 Grafkelder

Het college kan aan de rechthebbende op een eigen graf vergunning verlenen tot het daarin voor eigen rekening doen aanbrengen van een grafkelder, overeenkomstig de door hen te stellen voorwaarden.

Artikel 18 Overschrijving van verleende rechten

  • 1

    Het recht op een eigen graf kan op verzoek van de rechthebbende worden overgeschreven  ten name van de echtgenoot of levenspartner, dan wel een bloed- of aanverwant tot en met de derde graad. Overschrijving op verzoek van de rechthebbende ten name van een ander dan van de voorgenoemde personen is slechts mogelijk, indien daarvoor gewichtige redenen bestaan.

  • 2

    Na het overlijden van de rechthebbende kan het eigen graf overgeschreven worden op naam van de echtgenoot of levenspartner dan wel bloed- of aanverwant tot en met de derde graad mits de aanvraag hiertoe wordt gedaan binnen één jaar na het overlijden van de rechthebbende. Overschrijving ten name van een ander dan de in de vorige zin bedoelde personen, is slechts mogelijk indien daarvoor gewichtige redenen bestaan.

  • 3

    Indien na het overlijden van de rechthebbende de aanvraag tot overschrijving aan het college niet wordt gedaan binnen de in het tweede lid van dit artikel gestelde termijn, is het college bevoegd het recht op het eigen graf te doen vervallen.

  • 4

    Na het verstrijken van de in het tweede lid genoemde termijn van een jaar, kan het college het eigen graf alsnog op naam stellen van een nieuwe rechthebbende, tenzij dit recht betrekking heeft op een eigen graf dat inmiddels is geruimd.

Artikel 19 Afstand doen van graven

Zonder aanspraak te kunnen maken op enige vergoeding, kan de rechthebbende schriftelijk afstand doen ten behoeve van de gemeente van het recht op het eigen graf. Van de ontvangst van zodanige verklaring doet het college schriftelijk mededeling aan de rechthebbende.

Artikel 20  

  • 1

    Op aanvraag van de rechthebbende kan het college een graf gesloten verklaren. Gedurende een tijd dat een graf gesloten is, mag daarop geen andere grafbedekking worden geplaatst en mag daarin of daarop geen andere begraving plaatshebben, of asbus worden bijgezet,    dan wel as worden verstrooid dan die van de stoffelijke overschotten van de personen die de rechthebbende in zijn aanvraag met name heeft genoemd.

  • 2

    Het college bepaalt in overleg met de rechthebbende de periode waarvoor de in het eerste lid bedoelde sluiting zal geschieden. Zij stellen de bijzondere voorwaarden vast, waaraan moet  zijn voldaan alvorens het graf gesloten wordt verklaard.

Hoofdstuk 5 Grafbedekking

Artikel 21 Vergunning grafbedekking c.q. gedenkteken colombariumeenheid

  • 1

    Voor het plaatsen van een grafbedekking c.q. gedenkteken bestemd voor een colombariumeenheid is een vergunning nodig van het college.    

  • 2

    Een dergelijke vergunning zal om redenen van uniformiteit niet worden verleend betreffende een urnengraf.

  • 3

    De rechthebbende van een eigen graf c.q. colombariumeenheid vraagt de vergunning voor het hebben van een grafbedekking c.q. gedenkteken bestemd voor een colombariumeenheid aan.

  • 4

    De aanvraag om vergunning moet tenminste 4 weken voor de voorgenomen plaatsing worden ingediend bij het college. Betreft de aanvraag:

    • a.

      een te plaatsen gedenkteken, dan moet in tweevoud worden overgelegd een tekening van de plattegrond en de opstanden, voorzien van ingeschreven maten en met opgaaf van het  te gebruiken materiaal desgewenst onder bijvoeging van een fotografische afbeelding van de opstanden.

    • b.

      aan te brengen beplanting, dan behoort daarbij te worden ingediend een gedetailleerde  beschrijving van deze beplanting.

  • 5

    Voordat tot plaatsing van een gedenkteken of het aanbrengen van een beplanting mag worden overgegaan, dient de verleende vergunning aan de beheerder te worden getoond.

  • 6

    Een ingevolge dit artikel verleende vergunning vervalt van rechtswege wanneer ten behoeve van de gemeente afstand wordt gedaan van het recht tot het uitsluitend begraven in betreffend graf c.q. bijzetting in de betreffende colombariumeenheid. Bij overschrijving van het recht ten name van een andere rechthebbende, wordt de vergunning geacht van de datum van overschrijven af te zijn verleend aan de nieuwe rechthebbende, die vanaf dat tijdstip aansprakelijk is voor de nakoming van de uit de vergunning voortvloeiende verplichtingen.

  • 7

    Het college kan de vergunning weigeren indien:

    • a.

      niet wordt voldaan aan de door het college vastgestelde nadere regels;

    • b.

      de grafbedekking c.q. het gedenkteken colombariumeenheid afbreuk doet aan het aanzien van de begraafplaats;

    • c.

      de duurzaamheid van de materialen onvoldoende is;

    • d.

      de constructie van de grafbedekking c.q. gedenktekencolombariumeenheid ondeugdelijk is.

  • 8

    Het college kan ontheffing verlenen van de in dit artikel gestelde eisen.

Artikel 22 Nadere voorschriften ten aanzien van gedenktekens

  • 1

    De gedenktekens dienen te zijn vervaardigd van weervaste natuursteen, hardsteen, keramiek, duurzame kunststoffen of een verduurzaamde houtsoort.

  • 2

    Gevorderd kan worden dat zij worden geplaatst op een door het college goed te keuren fundering.

  • 3

    Staande gedenktekens moeten aan het hoofdeinde van het graf worden geplaatst en mogen niet hoger zijn dan 150 cm;

    t.a.v. gedenktekens colombariumeenheid gelden de volgende afmetingen per gedenkteken en per asbus: hoogte 50 cm, breedte 60 cm, diepte 1 m.

  • 4

    Liggende grafzerken moeten onder een helling van 1 : 20 worden gelegd, zodanig dat de bovenkant niet meer dan 20 cm boven het maaiveld uitsteekt.

  • 5

    Aanduidingen omtrent de leverancier of andere reclame mogen op een gedenkteken niet worden aangebracht.

  • 6

    De gravenrooilijnen dienen nauwkeurig te worden aangehouden.

  • 7

    Het gedenkplaatje aan de herdenkingsmuur ten behoeve van verstrooiing van as op de as- verstrooiplaats heeft een maximale afmeting van 20 x 10 cm.

  • 8

    Door het gedenkplaatje op de herdenkingsmuur kunnen geen rechten, hoe ook genaamd, worden ontleend ten aanzien van de instandhouding van de as verstrooiplaats.

  • 9

    Het is niet toegestaan op het as- verstrooiveld herdenkingstekens te plaatsen.

  • 10

    Het is toegestaan zonder vergunning van het college direct na begraving voor een maximale periode van 6 maanden, een naamplaatje op een graf te plaatsen met een maximale afmeting van 400 x 200 mm met daarop de naam van de overledene met geboorte- en sterfdatum.

Artikel 23  

  • 1

    De gemeente is niet verantwoordelijk voor de voorwerpen, welke zich op de graven bevinden.

  • 2

    Schade aan voorwerpen wordt door de gemeente niet vergoed, indien de schade niet door toedoen of nalaten van de gemeente is ontstaan.

  • 3

    De rechthebbende is zelf verantwoordelijk voor schade veroorzaakt door storm, diefstal en andere vormen van overmacht.

Artikel 24 Grafbeplanting

  • 1

    Het is toegestaan op een graf losse bloemen te leggen of in een vaas te plaatsen of eenjarige gewassen te planten.

  • 2

    Niet-blijvende beplanting op een graf (zoals b.v. kerststukken) die in een verwaarloosde staat verkeren kunnen door de beheerder worden verwijderd zonder dat aanspraak kan worden gemaakt op enige vergoeding.

  • 3

    De winterharde gewassen die op de graven worden geplant, mogen bij volle wasdom de door het graf beschikbare groenvlakte niet overschrijden of moeten door besnoeiing binnen de oppervlakte kunnen worden gehouden.

Artikel 25 Verwijdering van grafbedekking

  • 1

    De grafbedekking kan na het verstrijken van de graftermijn door de beheerder worden verwijderd.    

  • 2

    Het voornemen tot verwijdering van de grafbedekking wordt gedurende ten minste een jaar voorafgaande aan het tijdstip waarop de grafbedekking zal worden verwijderd, op een op het te ruimen graf te plaatsen bordje door het college bekend gemaakt, tenzij het adres van de rechthebbende bij het college bekend is. In dat geval maken zij aan hem uiterlijk een jaar voor genoemd tijdstip per brief hun voornemen bekend.

  • 3

    Op grond van een daartoe door de rechthebbende bij het college ingediende aanvraag, blijft de grafbedekking na verwijdering nog gedurende 12 weken ter beschikking van degene, aan wie een vergunning als bedoeld in artikel 21 was verleend. De aanvraag kan worden ingediend gedurende de in het tweede lid genoemde termijn.

  • 4

    De grafbedekking vervalt aan de gemeente indien:

    • a.

      geen verzoek op grond van het derde lid is ingediend en de termijnwaarbinnen dit had kunnen  worden ingediend is verstreken;

    • b.

      de grafbedekking niet binnen 12 weken nadat deze van het graf is verwijderd, is afgehaald.

  • 5

    Een grafbedekking c.q. een gedenkteken welke niet is (terug)geplaatst op de daartoe bestemde ruimte kan door de beheerder worden verwijderd. Verwijdering zal niet eerder plaatsvinden nadat de rechthebbende, zo mogelijk, schriftelijk van het voornemen op de hoogte is gesteld en niet  binnen vier weken het verzuim heeft hersteld.

Artikel 26 Onderhoud

  • 1

    De rechthebbende is verplicht de grafbedekking behoorlijk te onderhouden of te herstellen. 

  • 2

    Indien de rechthebbende nalaat de grafbedekking behoorlijk te onderhouden of te herstellen, kan het college de hiervoor in aanmerking komende voorwerpen of zo nodig de gehele grafbedekking doen verwijderen. Het verwijderen blijft gedurende 12 weken ter beschikking van de recht-hebbende en vervalt daarna aan de gemeente, zonder dat deze tot enige vergoeding verplicht is.

  • 3

    De verwijdering vindt niet plaats dan nadat de rechthebbende behoorlijk per brief is opgeroepen om te worden ingelicht over de toestand van de grafbedekking. De oproeping geschiedt door mededeling op de begraafplaats als het adres van de rechthebbende niet bekend is. Bij het graf wordt een verwijzing naar de mededeling aangebracht.

  • 4

    Het college kan de rechthebbende per aanschrijving verplichten een beschadiging aan de grafbedekking te herstellen indien de beschadiging zodanig is dat deze, naar het oordeel van het college, het uiterlijk aanzien van de begraafplaats schaadt of indien de beschadiging van de grafbedekking gevaar oplevert voor derden.

Hoofdstuk 7 Ruimen van (urnen)graven, urnennissen en columbariumelementen

Artikel 27 Ruiming, bezorging van overblijfselen en as

  • 1

    Het voornemen van het college om een (urnen)graf, urnennis of columbariumelement te ruimen wordt gedurende ten minste een jaar voorafgaande aan het tijdstip waarop het (urnen)graf, urnennis of columbariumelement geruimd zal worden, op een bij het te ruimen (urnen)graf, urnennis of columbariumelement te plaatsen bordje ter kennis van de belanghebbenden gebracht, tenzij het adres van de rechthebbende op het (urnen)graf, urnennis of columbarium element bekend is. In dat geval maken zij hem uiterlijk een jaar voor genoemd tijdstip per brief hun voornemen bekend.

  • 2

    De bij de ruiming van het graf nog aanwezig overblijfselen van stoffelijke overschotten kunnen worden begraven en de as wordt verstrooid op een daartoe bestemd gedeelte van de begraafplaats.

  • 3

    De rechthebbende op een eigen graf kan bij de beheerder een aanvraag indienen om de overblijfselen te doen verzamelen om deze weer  in hetzelfde graf te doen plaatsen dan wel om deze elders opnieuw te doen begraven. De rechthebbende op een eigen columbariumelement  kan de beheerder vragen de urn of as bus ter beschikking te houden om elders bij te zetten of te doen verstrooien.

  • 4

    Bij een ruiming worden eventuele overblijfselen van kisten, grafstenen etc. van gemeentewege  verwijderd.

Hoofdstuk 8 Register

Artikel 28  

Door de gemeente en de beheerder worden registers bijgehouden waarin zoveel mogelijk aantekeningen worden bijgehouden van:

  • a.

    naam, voornamen, geboortedatum, overlijdensdatum en de datumvan begraving c.q. bijzetting;

  • b.

    het recht dat inzake een (urnen)graf, urnennis c.q. colombariumeenheid is verleend, alsmede naam, voornamen en woonplaats van degene aan wie het recht op het betreffende graf is verleend;

  • c.

    de in artikel 8, lid 2 bedoelde gegevens.

Artikel 29  

  • 1

    Het college houdt een lijst bij van graven die van historische betekenis zijn of waarvan de grafbedekking een opvallende kwaliteit heeft.

  • 2

    Alvorens tot ruiming van graven wordt overgegaan onderzoekt het college of er graven zijn die in aanmerking komen om op de lijst te worden bijgeschreven.

  • 3

    De gemeenteraad beslist over het ruimen van graven en het verwijderen van grafbedekkingen, die op de in het eerste lid bedoelde lijst staan.

Hoofdstuk 9 Slotbepalingen

Artikel 30  

Het college kan de uitvoering van bepalingen van deze verordening, voor zover die uitvoering tot hun bevoegdheid behoort, overdragen aan een door hen aan te wijzen gemeenteambtenaar.

Artikel 31  

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de bij besluit van het college of de burgemeester aangewezen personen.

Artikel 32 Strafbepaling

  • 1

    Hij die handelt in strijd met de in deze verordening genoemde artikelen wordt gestraft met een geldboete van de eerste categorie.

  • 2

    Overtreding van de artikelen van de verordening kan worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

Artikel 33 Overgangsbepaling

  • 1

    Besluiten van het college die genomen zijn krachtens de verordening op het beheer en het gebruik  van de gemeentelijke begraafplaatsen gemeente Aalten 2004 en de gemeente Dinxperlo 2003  gelden als besluiten genomen krachtens deze verordening.

  • 2

    Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om vergunning op grond van de Verordening op het beheer en het gebruik van de gemeentelijke begraafplaatsen gemeente Aalten 2004 en gemeente Dinxperlo 2003 is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening niet op de aanvraag is beslist, wordt daarop deze verordening toegepast.

Artikel 34 Inwerkingtreding

  • 1

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2009.

  • 2

    De “beheersverordening begraafplaatsen gemeente Aalten 2004”, vastgesteld op 17 februari 2004 en de “beheersverordening gemeente Dinxperlo 2003”, vastgesteld op 23 december 2003 en  navolgende wijzigingen worden met ingang van 1 januari 2009 ingetrokken.

Artikel 35  

Het college is gerechtigd beslissingen te nemen in situaties waarin deze verordening niet voorziet.

Artikel 36 Citeerartikel

Deze verordening kan worden aangehaald als “Verordening op het beheer en gebruik van de gemeentelijke begraafplaatsen gemeente Aalten 2009".

Aldus vastgesteld door de gemeenteraad van Aalten in zijn vergadering van 16 december 2008.

De voorzitter, G. Bergoef

De griffier, M.A.J.B. Fiering

Toelichting

ALGEMEEN

 

Inleiding

 

In 2003 is de Model-beheersverordening begraafplaatsen naar aanleiding van de dualisering van het gemeentebestuur herzien. De Modelbeheersverordening begraafplaatsen is verder inhoudelijk hetzelfde gebleven omdat de raad in het dualistische stelsel de verordenende bevoegdheid heeft gehouden. Uiteraard zijn het model en de toelichting daarop wel aangepast aan de Wet dualisering gemeentebestuur en de Aanwijzingen voor de decentrale regelgeving en verdere wetswijzigingen en jurisprudentie die betrekking hebben op de begraafplaats.

 

1.         De verordenende bevoegdheid

 

1.1            Begraafplaats op grondgebied van de eigen gemeente

 

In artikel 147, eerste lid, van de Gemeentewet is bepaald dat gemeentelijke verordeningen door de raad worden vastgesteld voorzover de bevoegdheid daartoe niet bij de wet of door de raad krachtens de wet aan het college of  de burgemeester is toegekend. Ingevolge artikel 149 van de Gemeentewet maakt de raad de verordening die hij in het belang van de gemeente nodig acht. Sinds de inwerkingtreding van de Wet dualisering gemeentebestuur op 7 maart 2002 zijn in de gemeente de bevoegdheden van de raad en het college ontvlecht. In het kader van de ontvlechting van raad en college zijn de bestuursbevoegdheden van de Gemeentewet geconcentreerd bij het college en zijn de kaderstellende en controlerende bevoegdheden van de raad versterkt.

 

De grondslag voor de verordenende bevoegdheid voor begraafplaatsen berust op artikel 149 van de Gemeentewet. Daarnaast moet worden genoemd artikel 35 van de Wet op de lijkbezorging dat een verordening eist voor de dagen en uren dat de gemeente gelegenheid moet geven tot begraven.

 

2.         Gemeentelijk begraafplaatsenbeleid

 

2.1       Inleiding

 

De Beheersverordening begraafplaatsen gemeente Aalten 2009 bevat verschillende regels die de gemeente hanteert voor de instandhouding en de dienstverlening op de gemeentelijke begraafplaatsen. In dit hoofdstuk schenken wij aandacht aan enkele van deze regels.

 

2.2       Gemeentelijke verantwoordelijkheid en regelgeving

 

De burgers hebben vaak een emotionele betrokkenheid met de begraafplaatsen en alles wat zich daarop afspeelt. Daarbij stelt de dienstverlening hen voor financiële lasten. Dit maakt het nodig om de rechten en verplichtingen duidelijk vast te leggen. Er is naar gestreefd om overbodige regelgeving te voorkomen en procedures kort te houden. De beheerder van de begraafplaats kan worden aangewezen voor contacten met de burgers voor bijvoorbeeld het in ontvangst nemen van diverse aanvragen.

De verantwoordelijkheid van de gemeente voor de begraafplaats kan worden vergeleken met de verantwoordelijkheid die zij heeft bij de zorg voor andere collectieve voorzieningen zoals wandelgebieden en fietspaden. De verschillende aspecten van de begraafplaatsen vragen in bestuurlijk opzicht om een speciale aanpak.

 

De waarde die aan de begraafplaatsen wordt toegekend maakt het voorts nodig dat er een inventarisatie wordt samengesteld van de historische en culturele waarden die op de begraafplaats aanwezig zijn. De verordening voorziet in het opstellen van een lijst van gedenkwaardige graven en bijzondere gedenktekens die het waard zijn om zo lang mogelijk in stand te worden gehouden. Deze lijst geeft daarom uitdrukking aan de waarden van de begraafplaats als zodanig. Zij dient een ander doel dan de monumentenlijst.

 

Voor de dienstverlening op begraafplaatsen noemt de verordening een uitgebreid voorzieningenpakket. De regeling noemt algemene en eigen graven, bestemmingen voor as.  Hiermee wordt voldaan aan de behoeften die de samenleving in verband met het bezorgen van de doden vraagt. In deze regeling is vastgelegd dat de gemeente in beginsel bereid is om de voorzieningen te treffen. Het wil dus niet per se zeggen dat alle voorzieningen daadwerkelijk op iedere gemeentelijke begraafplaats aanstonds aanwezig moeten zijn. Het verdient misschien aanbeveling om met het treffen van sommige feitelijke voorzieningen te wachten tot de vraag zich aandient. Van belang is wél om vast te leggen en bekend te maken dat de gemeente in principe bereid is om deze voorzieningen te bieden zodra blijkt dat daaraan behoefte is. De als mogelijkheid aanwezige dienstverlening is dan in de volle breedte voor iedereen duidelijk.

 

De beheersverordening geeft het college de bevoegdheid om de graven en urnennissen in te delen. Het verdient aanbeveling om daarbij niet in de eerste plaats de verschillende soorten graven als uitgangspunt te nemen, maar zo veel mogelijk aan te sluiten bij de natuurlijke situatie van het park en de daarop aangebrachte beplanting en kunstvoorwerpen. Op deze wijze kan een te strakke en starre inrichting worden voorkomen en behoudt het park zijn aantrekkelijkheid voor veel ingezetenen.

 

 

Het is voor nabestaanden, voor uitvaartondernemers, hoveniers en steenhouwers begrijpelijkerwijs gewenst als de overboeking van een graf of de goedkeuring van een grafbedekking snel kan verlopen. Daarom kunnen de aanvragen om grafuitgiften en vergunningen voor grafbedekking het best worden ingediend bij de afdeling Burgerzaken, aangezien deze afdeling de administratie van de begraafplaatsen voert.

Door mandaat van de beslissingsbevoegdheid aan de afdeling Burgerzaken kunnen de verzoeken door hem worden behandeld en afgewikkeld onder verantwoordelijkheid van het college.

 

  • 2.4            Ordemaatregelen

 

Op de begraafplaatsen moet orde, rust en netheid bestaan. Daarom bevat de verordening gedragsvoorschriften voor hen die van de begraafplaats gebruikmaken. Dit kunnen bezoekers, uitvaartondernemers, hoveniers of steenhouwers zijn. Personen die zich niet gedragen volgens de aanwijzingen van de beheerder, kunnen door hem van de begraafplaats worden verwijderd. Tegen overtreding van de ordevoorschriften is straf bedreigd. De politie kan als gevolg van de strafbedreiging tegen ordeverstoringen optreden en zo nodig proces verbaal opmaken.

Uitdrukkelijk is vastgesteld dat bij opgraving van een lichaam of bij ruiming van een of meer graven alleen de personen aanwezig mogen zijn die met de werkzaamheden zijn belast.

 

2.5       Verplichte verlenging

 

Het gebeurt veelvuldig dat in eigen graven begravingen, bijzettingen of asbezorging plaatsvinden betrekkelijk kort voor het aflopen van de uitgiftetermijn. Daarom is vastgelegd dat in dergelijke gevallen begraving of bijzetting alleen kan plaatsvinden onder gelijktijdige verlenging van de uitgiftetermijn. Uiteraard zal die verlenging dan een periode moeten omvatten die de dan resterende uitgiftetermijn ten minste gelijk maakt aan de wettelijke minimumtermijn voor het ruimen van graven.

 

2.6       Overboeking van een eigen graf

 

Het recht op een eigen graf wordt verleend door een beschikking van het college.

Hierin wordt aan de aanvrager het uitsluitend recht gegeven om stoffelijke overschotten in een bepaald graf te doen begraven. In juridisch opzicht is een vergelijking mogelijk met de vergunning om standplaats in te nemen op de openbare weg. De koopman mag op een bepaalde plaats staan. Net als bij de standplaatsvergunning steunt het recht om stoffelijke overschotten in een bepaald graf te begraven, in de praktijk aangeduid als ‘eigen graf’, op een persoonlijke beschikking. De eigenaar kan zijn recht dus niet verkopen.

Het recht kan op verzoek van de rechthebbende wel worden overgeschreven op een ander. De kring van de nieuwe rechthebbende wordt in beginsel beperkt tot de echtgenoot of levenspartner dan wel een bloedverwant tot en met de derde graad. De achtergrond van deze beperking is gelegen in het feit dat de schaarste aan eigen graven op de begraafplaats kan leiden tot het ‘opkopen’ van graven door willekeurige derden.

Ervaringen in gemeenten hebben geleerd dat een dergelijke ontwikkeling verre van denkbeeldig is. Het is ongewenst daaraan medewerking te verlenen. Het spreekt daarbij vanzelf dat de mogelijkheid open blijft dat ook een ander dan een familielid of levenspartner als nieuwe rechthebbende wordt aangewezen.

 

2.7       Voorschriften grafbedekking

 

Het aanzien van begraafplaatsen kan chaotisch worden als elke regelgeving ontbreekt. Het andere uiterste, een strak keurslijf van bepalingen die elke persoonlijke of kunstzinnige uiting aan banden legt of onmogelijk maakt, moet worden voorkomen. De verordening geeft de burgers de nodige vrijheid; het beperkt zich tot het aangeven van de materiaalkeuze, te weten duurzame materialen, en de maximale afmetingen voor grafbedekkingen. Binnen die afmetingen zijn de betrokkenen in beginsel vrij in de vormgeving van de grafbedekking. De verordening beperkt zich tot enige algemene eisen waaraan grafbedekkingen moeten voldoen:

  • 1.

    de grafbedekking mag geen afbreuk doen aan het aanzien van de begraafplaats;

  • 2.

    de duurzaamheid van de materialen moet voldoende zijn;

  • 3.

    de constructie moet deugdelijk zijn;

  • 4.

    de grafbedekking moet voldoen aan de door burgemeester en wethouders gegeven nadere regels.

 

Als er door de rechthebbende geen grafbedekking wordt aangebracht zal wel moeten worden aangeduid dat er een overledene begraven ligt om te voorkomen dat bezoekers ongewild over het graf lopen. Uit een aanduiding bij het graf en de administratie zal voorts moeten blijken welke overledene daar begraven is.

 

2.8       Verplicht onderhoud

 

De verordening stelt verplicht dat enkele handelingen van het onderhoud, zoals het onderhoud van blijvende grafbeplanting en het jaarlijks schoonmaken en stellen van het gedenkteken, door de eigenaar van het graf worden verzorgd. Een dergelijke verplichting bestaat al in veel gemeenten. Er zijn dan ook twee belangrijke aspecten aan verbonden. In de eerste plaats laat het onderhoud van veel graven thans te wensen over. Een verplicht onderhoud  komt het aanzien van de begraafplaatsen ten goede.

De regeling geldt voor nieuw uit te geven graven, alsmede voor de graven waarvan de termijn wordt verlengd. Zij kan uiteraard niet van toepassing zijn op graven waarvan de uitgiftetermijn op het moment van inwerkingtreding van de nieuwe verordening nog loopt.

Naast het minimum aan onderhoud  zijn de rechthebbenden op eigen graven, gezien de aard en de omvang en de lange tijdsduur dat deze graven bestaan, verplicht hun grafbedekkingen behoorlijk te onderhouden en zo nodig te herstellen. Indien er sprake is van verwaarlozing van de grafbedekking kan de beheerder van de begraafplaats de nabestaande aanspreken en sommeren tot het overgaan van herstelwerkzaamheden aan de grafbedekking.

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Toelichting op enkele bepalingen van de Verordening op het beheer en het gebruik van de gem entelijke begraafplaatsen gemeente Aalten 2009.

 

Artikel 1.

Lid 3: Voor een eigen graf, eigen urnengraf, eigen urnennis en eigen urnenruimte gelden vrijwel dezelfde rechten en plichten. De woorden “voor zover van belang” zijn ingevoegd omdat de bepalingen betreffende het ruimen en het wegnemen van een asbus alleen werken bij een eigen graf, respectievelijk eigen urnengraf.

 

Artikel 2.

Dit artikel spreekt voor zich.

 

Artikel 3.

Dit artikel spreekt voor zich.

 

Artikel 4.

Lid 3 van dit artikel is geïntroduceerd met het oog op de strafbaarstelling van personen die zich op de begraafplaats bevinden buiten de uren van openstelling voor bezoekers.

 

Artikel 5.

Steenhouwers en hoveniers moeten zich er steeds van bewust zijn dat hun werkzaamheden storend kunnen zijn voor rouwende nabestaanden en tijdens uitvaartplechtigheden. De toestemming om werkzaamheden op de begraafplaats te verrichten moet vlot aan de steenhouwers of anderen kunnen worden gegeven. De bevoegdheid van de beheerder om personen weg te sturen als zij zich niet aan zijn aanwijzingen houden en de verbodsbepalingen, bieden voldoende mogelijkheden om tegen ongewenste activiteiten op te kunnen treden.

 

Artikel 6.

Met dit artikel wordt beoogd om plechtigheden ordelijk te doen verlopen. Door te eisen dat de mededeling vijf dagen vooraf moet plaatshebben, kan worden voorkomen dat de plechtigheid samenvalt met een begrafenis. Een begrafenis moet volgens de wet uiterlijk op de vijfde dag na overlijden geschieden.

Bijeenkomsten die het karakter van een plechtigheid te buiten gaan, kunnen het karakter hebben van een openbare manifestatie. Hiervan moet vooraf kennisgeving worden gedaan aan de burgemeester volgens de Wet openbare manifestaties (Stb. 1968, 157) en mogelijk van toepassing zijnde APV- bepalingen, zoals artikel 2.1.2.1 van de APV.

 

Artikel 7.

De aard van de werkzaamheden bij het opgraven en ruimen van graven brengt met zich mee dat het bezwaarlijk is om toe te staan dat anderen hierbij aanwezig zijn. De praktijk heeft aangetoond dat er behoefte is aan een wettelijk voorschrift om de toegang hierbij van derden te weren.

 

Artikel 8.

Een schriftelijke kennisgeving is nodig omdat duidelijk vast moet liggen wat voor graf er wordt gevraagd.

De as kan volgens de wet worden bijgezet in of op een graf dan wel in een bewaarplaats, zoals een urnennis of een columbariumelement.

Bij het begraven van een stoffelijk overschot binnen 36 uur is omwille van urgentie uitsluitend toestemming van de burgemeester noodzakelijk.

Indien de nabestaanden alle of bepaalde werkzaamheden zelf willen verrichten zijn niettemin de aanwijzingen en de hulp van het personeel van de begraafplaats nodig, ook om redenen van veiligheid, in het bijzonder bij het openen en sluiten van het graf. De werkzaamheden kunnen door de nabestaanden en het personeel van de begraafplaats samen worden verricht. De nabestaanden kunnen bijvoorbeeld een begin maken. Vervolgens kan het personeel de handelingen verrichten waar ervaring voor nodig is of die van de nabestaanden te zware lichamelijke inspanning vragen. Het aanbrengen van de grafranden ter stutting van de grond om het geopende graf en het verwijderen van die randen voor het sluiten van het graf zal door het personeel moeten geschieden.

 

Artikel 9.

De wet eist dat er een verlof tot begraven aanwezig is, afgegeven door de ambtenaar van de burgerlijke stand. Hierbij aansluitend is het gewenst de beheerder van de begraafplaatsen een eigen bevoegdheid te geven om medewerking aan de lijkbezorging te weigeren, indien niet aan de wettelijke vereisten is voldaan.

De bezorging van as omvat zowel het bijzetten als de verstrooiing.

Er mag van worden uitgegaan dat het stoffelijk overschot van de rechthebbende zelf in het eigen graf mag worden bijgezet (lid 2).

De wettelijke minimum grafrusttermijn (lid 3) is de termijn dat een stoffelijk overschot volgens de wet ten minste begraven moet blijven voordat het mag worden geruimd.

 

Artikel 10.

De wet verplicht tot de mogelijkheid van begraven op iedere dag gedurende een bij gemeentelijke verordening te bepalen tijd met uitzondering van zon- en feestdagen.

Gemeenten zijn vrij te bepalen dat ook op zondag of een algemeen erkende feestdag wordt begraven. Daarnaast zijn er ook andere gevallen denkbaar waarin de nabestaanden er een belang bij hebben om op een zon- of feestdag een begrafenis of asbezorging te kunnen doen plaatshebben. In de praktijk is het mogelijk om de begraafplaats alleen in bijzondere gevallen hiervoor open te stellen.

Een bijzonder geval kan zich voordoen als de burgemeester toestemming heeft gegeven om een stoffelijk overschot binnen 36 uur te begraven. Sommige nabestaanden vragen om deze toestemming om godsdienstige redenen. Daarnaast kan spoed geboden zijn in geval van lijkvinding.

 

Artikel 11.

Naast de eigen graven noemt dit artikel de verschillende andere soorten van voorzieningen op de begraafplaats. Met deze voorzieningen wordt tegemoetgekomen aan de behoeften van de nabestaanden die de crematie op enige afstand van huis hebben doen plaatsvinden en graag een identificatiepunt in de omgeving hebben om de overledene dichtbij te kunnen gedenken of als de persoon in het buitenland is overleden en het stoffelijk overschot naar Nederland is vervoerd.

 

Artikel 12.

Dit artikel spreekt voor zich.

 

Artikel 13.

Dit artikel spreekt voor zich.

 

Artikel 14.

Met het oog op uniformiteit, de exploitatie en precedentwerking is het wenselijk dat de graven zo veel mogelijk in volorde van ligging worden uitgegeven.

 

Artikel 15.

Lid 1 van artikel 15 is opgenomen omdat sommige rechthebbenden in de veronderstelling verkeren dat de uitgiftetermijn pas begint te lopen op het moment van de eerste begraving of bijzetting. De Wet op de lijkbezorging bepaalt dat vanaf twee jaar voor het verstrijken van de lopende termijn, verlenging van de graftermijn kan worden aangevraagd. Binnen een jaar na het begin van deze periode moet het college volgens het wetsvoorstel de rechthebbende op het graf mededelen dat de graftermijn gaat aflopen, hetzij per brief, hetzij door aanplakking op de begraafplaats tot aan het einde van de periode dat de rechthebbende om verlenging van de termijn van uitgifte kan vragen. Zie verder de toelichtingen op de artikelen 25 en 27. Het is van belang om de rechthebbenden mede te delen dat verlenging van de termijn tijdig moet worden aangevraagd. Indien er ten tijde van de opheffing van de begraafplaats nog rechten op eigen graven bestaan, zal in overleg met de rechthebbenden op die graven moeten worden bezien welke beslissingen er ten aanzien van die graven zullen worden genomen.

Het vierde lid stelt buiten twijfel dat bijvoorbeeld ook een stichting rechthebbende kan zijn indien daarvoor gewichtige redenen bestaan (artikel 18, eerste en tweede lid)

 

Artikel 16.

Zie toelichting artikel 15.

 

Artikel 17.

Dit artikel spreekt voor zich.

 

Artikel 18.

Het is gewenst dat er na overlijden van een rechthebbende een nieuwe rechthebbende wordt aangewezen die de verantwoordelijkheid voor het graf en de daaraan verbonden kosten op zich neemt. Tot aanwijzing van een nieuwe rechthebbende kunnen alleen de personen bevoegd worden geacht die belang hebben bij het graf. Dit zijn in de eerste plaats de bloed- en aanverwanten, genoemd in het eerste lid van dit artikel. De ervaring heeft geleerd dat het gewenst is om slechts één persoon als rechthebbende te doen aanwijzen. Deze bepaling stelt de termijn op een jaar. Het vierde lid brengt tot uitdrukking dat de termijn met de nodige soepelheid zal worden gehanteerd.

 

Artikel 19.

Dit artikel is opgenomen om buiten twijfel te stellen dat de rechthebbende afstand van het graf kan doen.

 

Artikel 20.

Dit artikel spreekt voor zich.

 

Artikel 21.

De vergunningseis geldt voor de grafbedekkingen op algemene en eigen graven. De grafbedekking zal op punten als vormgeving, constructie en materiaalkeuze aan bepaalde minimumeisen moeten voldoen.

Deze eisen zijn nader uitgewerkt in de nadere regels van het college. Zij zijn ruim geformuleerd zodat zelden een verzoek om ontheffing zal worden ingediend. De vergunningseis omvat het gedenkteken en de winterharde beplantingen.

 

Artikel 22.

Dit artikel spreekt voor zich.

 

Artikel 23.

Dit artikel spreekt voor zich.

 

Artikel 24.

In de dagelijkse praktijk rijzen er nog wel eens wat moeilijkheden over verwijderde bloemen en eenjarige planten zoals afrikanen en geraniums. Omdat de bloemen en planten eigendom zijn van de rechthebbenden op de graven is een waarschuwing vooraf op zijn plaats. Het zou veel te omslachtig zijn de rechthebbenden telkenmale per brief te waarschuwen dat de verwaarloosde planten of verwelkte bloemen zullen worden verwijderd.

 

Artikel 25.

De mededeling dat het college voornemens is om de grafbedekking te verwijderen wordt ten minste een jaar van tevoren gedaan, zowel aan de rechthebbende op een eigen graf als aan degene die koos voor een plaats in een algemeen graf en daarop een grafbedekking aanbracht. De mededeling aan de rechthebbende op een eigen graf dat de grafbedekking zal worden verwijderd, kan in veel gevallen gelijktijdig worden gedaan met de mededelingen dat de graftermijn verstrijkt en dat het graf zal worden geruimd (zie ook artikel 15, tweede lid, met de toelichting en artikel 27, eerste lid).

De bordjes bij de graven met een mededeling voor de grafbezoekers dienen alleen aan de grafbezoekers op te vallen.

De grafbedekking kan ook worden verwijderd nadat het college het grafrecht vervallen heeft verklaard omdat er na het overlijden van de rechthebbende niet tijdig een nieuwe rechthebbende is aangewezen (artikel 18, derde lid) In dat geval geldt eveneens het vereiste van de voorafgaande mededeling per brief of door het plaatsen van een bordje bij het graf gedurende minstens één jaar.

 

Artikel 26.

De rechthebbenden op eigen graven zijn verplicht de grafbedekking behoorlijk te onderhouden en zo nodig te herstellen. Op 25 oktober 2002 heeft de Hoge Raad de uitspraak gedaan dat graftekens (graven met uitsluitend recht als bedoeld in artikel 28 Wet op de Lijkbezorging) middels natrekking in eigendom toebehoren aan de eigenaar van de grond. Hiermee werd het arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 4 mei 2002 bevestigd. De consequentie van deze uitspraak is dat de begraafplaats als eigenaar van grafmonumenten aansprakelijk is voor de schade die het grafmonument aan een ander grafmonument of aan een ander object, mens of dier aanbrengt (risicoaansprakelijkheid).

 

Artikel 27.

De mededeling dat het college voornemens is om de graven te ruimen wordt gedaan zowel aan de rechthebbenden op eigen graven als aan degenen die kozen voor een plaats in een algemeen graf. Zie verder hetgeen is vermeld in de toelichting op artikel 25. Iedere belanghebbende kan van zijn zienswijze doen blijken, bijvoorbeeld omdat het graf van historische betekenis is (zie artikel 29) Aan de rechthebbende op het graf moet ook worden medegedeeld dat hij verlening van de graftermijn kan vragen volgens artikel 27, eerste lid, van de wet. Hij kan ook vragen om de overblijfselen te doen plaatsen, dan wel elders bij te zetten, volgens artikel 27, vierde lid, van de verordening.  Degene die in een algemeen graf heeft doen begraven kan volgens artikel 27, derde lid, een aanvraag indienen om de overblijfselen indien mogelijk bijeen te doen brengen voor her begraving elders. De mededelingen volgens deze bepaling zijn geen voldoende basis om eigen graven te ruimen.

 

Artikel 28.

Dit artikel spreekt voor zich.

 

Artikel 29.

Het kan voorkomen dat graven die van bijzondere waarde zijn, door de werkers op de begraafplaats ondoordacht worden geruimd. De graven kunnen van betekenis zijn vanwege de overledene die er begraven ligt dan wel alleen vanwege het gedenkteken. De overledene kan voor de plaatselijke gemeenschap van betekenis zijn geweest zodat wellicht de naam nog bij de volgende generatie bekend is. Het gedenkteken kan opvallen door zijn vormgeving en door het materiaal. Een voorbeeld is het gietijzer gesmeed door een ijzergieterij, vaak subtiel voorzien van symbolen van de dood. Het ijzer herinnert aan een al lang verdwenen nijverheid en is alleen al daardoor van waarde. Andere voorbeelden zijn porseleinen beeldjes. Er dient te worden gezorgd dat graven van bekende overledenen niet ondoordacht worden geruimd en dat vrij zeldzame voorwerpen op een terrein dat zozeer aan het verleden herinnert, behouden blijven. Bij twijfel over de betekenis van het gedenkteken, is het gewenst om deskundige te raadplegen.

De lijst is een inventarisatie van gedenkwaardige graven. Daarnaast kan de inhoud van de lijst een hulpmiddel zijn voor het samenstellen van de monumentenlijst.

 

Artikel 30.

Dit artikel spreekt voor zich.

 

Artikel 31.

Dit artikel spreekt voor zich.

 

Artikel 32.

Dit artikel spreekt voor zich.

 

Artikel 33.

Dit artikel spreekt voor zich.

 

Artikel 34.

Tot 1 januari 2002 traden alle verordeningen in werking op de achtste dag na bekendmaking, tenzij een ander tijdstip daarvoor was aangewezen (artikel 142 Gemeentewet) Hierin is verandering gekomen door de inwerkingtreding van de Tijdelijke referendumwet (Trw) op 1 januari 2002. Deze wet maakt referenda mogelijk over onder andere de vaststelling, wijziging en intrekking van verordeningen. Wel zijn enkele verordeningen uitgezonderd die hier niet van belang zijn. De vaststelling, wijziging of intrekking van een verordening begraafplaatsen is een van de besluiten waarover een referendum kan worden gehouden. Verordeningen waarover op grond van de Trw een referendum kan worden gehouden treden in afwijking van artikel 142 Gemeentewet, niet eerder in werking dan zes weken na de bekendmaking van de verordening (artikel 22 Trw) De termijn van zes weken hangt ermee samen dat na bekendmaking van de verordening en de mededeling dat over deze verordening een referendum gehouden kan worden, een verzoek tot het houden van een referendum kan worden ingediend.

 

Als er een tijdstip voor inwerkingtreding is bepaald en indien een inleidend verzoek tot het houden van een referendum over de verordening begraafplaatsen onherroepelijk is toegelaten, vervalt het tijdstip van inwerkingtreding van rechtswege (artikel 22, derde lid, Trw) en zal de raad, nadat vaststaat dat geen referendum wordt gehouden of het referendum niet heeft geleid tot een raadgevende uitspraak tot afwijzing (artikel 5), opnieuw in de inwerkingtreding moeten voorzien. Indien een referendum wordt gehouden dat leidt tot een raadgevende uitspraak tot afwijzing, moet de raad na het referendum de beslissing tot vaststelling of wijziging van de verordening begraafplaatsen heroverwegen. Ook als de raad na heroverweging als nog besluit tot inwerkingtreding (in plaats van intrekking) van de verordening begraafplaatsen zal de raad opnieuw in een tijdstip van inwerkingtreding moeten voorzien.

 

Het college is op grond van de Trw gehouden tot het bekendmaken van de verordening en de mededeling dat tot drie weken na bekendmaking van de verordening een verzoek tot het houden van een referendum over deze verordening kan worden ingediend. Op grond van de Tijdelijke referendumwet is de gemeente verplicht om een referendum te organiseren over een verordening  indien voldoende kiesgerechtigden een verzoek tot het houden van een referendum indienen. Zie voor meer informatie over de Trw de circulaires van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (CW2001/82554 en CW2001/82050) en de ledenbrieven van de VNG over dit werp (Lbr. 01/158 en Lbr. 01/217).

 

De verordening begraafplaatsen is een besluit van het gemeentebestuur op overtreding waarvan straf is gesteld. Een dergelijk besluit wordt op dezelfde wijze bekendgemaakt als alle overige besluiten van het gemeentebestuur die algemeen verbindende voorschriften inhouden (artikel 139 gemeentewet).

Wel is van belang dat de gemeente gehouden is dit besluit mee te delen aan  het parket van het arrondissement waarin de gemeente is gelegen (artikel 143 Gemeentewet).

 

Artikel 35.

Dit artikel spreekt voor zich.

 

Artikel 36.

In de citeertitel wordt een jaartal opgenomen om de betrokkenen regeling te onderscheiden van de voorgaande regeling.