Organisatie | Aalten |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening op de gemeentelijke begraafplaatsen gemeente Aalten 2009 |
Citeertitel | Verordening op de gemeentelijke begraafplaatsen gemeente Aalten 2009 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | algemeen |
Deze regeling vervangt de "Beheersverordening begraafplaatsen gemeente Aalten 2004" en de "Beheersverordening begraafplaatsen gemeente Dinxperlo 2003".
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2009 | 01-01-2014 | correctie titel verordening | 16-12-2008 Aalten Actueel, 17-12-2008 | geen | |
01-01-2009 | nieuwe regeling | 16-12-2008 | Geen. |
Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Deze verordening verstaat onder:
eigen graf: een 1-, 2- of 4-persoons graf, grafkelder daaronder begrepen, waarvoor voor bepaalde tijd aan een natuurlijke of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot:
- het doen begraven en begraven houden van stoffelijke overschotten;
- het doen bijzetten en bijgezet houden van as bussen met of zonder urnen;
Onder begraven wordt in deze verordening mede verstaan het plaatsen van urnen of asbussen van gecremeerde stoffelijke overschotten in of op een eigen graf. Voor de toepassing van het bij of krachtens deze verordening bepaalde wordt, voor zover van belang, onder “eigen graf” mede verstaan: eigen urnengraf, eigen urnenruimte, eigen urnennis.
Artikel 2 Beheer begraafplaats
Het beheer van de begraafplaats rust, onder verantwoordelijkheid van het college, bij het hoofd van de afdeling Werken, die daarin wordt bijgestaan door het onder hem/ haar gestelde personeel.
Aan krachtens deze verordening te verlenen vergunningen en ontheffingen kunnen voorschriften worden verbonden. Deze voorschriften mogen slechts strekken tot bescherming van het belang of de belangen, in verband waarmee de vergunning of ontheffing is vereist. Bij niet-nakoming van de gestelde voorschriften, wordt geacht zonder vergunning of ontheffing te zijn gehandeld.
Hoofdstuk 3 Voorschriften van lijkbezorging
Artikel 8 Kennisgeving begraven en asbezorging, openen en sluiten van een graf
Degene, die wil doen begraven, as wil doen bijzetten of as wil doen verstrooien, geeft daarvan uiterlijk om 12.00 uur van de werkdag voorafgaande aan die waarop de begraving, bijzetting of verstrooiing zal plaatsvinden, schriftelijk kennis aan de beheerder. De zaterdag geldt voor de toepassing van deze bepaling niet als werkdag. Indien de burgemeester toestemming heeft gegeven om het stoffelijk overschot binnen 36 uur na overlijden te begraven, moet de kennisgeving aan de beheerder zo tijdig mogelijk worden gedaan.
Het openen van een graf ter begraving of voor het bezorgen van as en het daarna sluiten van een graf, alsmede het bedienen van hulpmiddelen mag uitsluitend geschieden door het personeel van de begraafplaats op aanwijzing en onder toezicht van de beheerder. De nabestaanden kunnen deze werkzaamheden onder toezicht van de beheerder geheel of gedeeltelijk zelf verrichten indien zij hun wens daartoe uiterlijk om 12.00 uur van de afgaande werkdag mondeling of schriftelijk aan de beheerder hebben kenbaar gemaakt. De zaterdag geldt voor de toepassing van deze bepaling niet als werkdag. Zij dienen bij deze werkzaamheden de aanwijzingen van de beheerder op te volgen.
Artikel 9 Over te leggen stukken
Indien de begraving of de bezorging van as in een ander dan een eigen graf zal plaatsvinden dient een machtiging daartoe, uiterlijk om 12.00 uur van de werkdag voorafgaande aan die waarop de begraving of de bezorging zal plaatsvinden, aan de beheerder te worden overgelegd, ondertekend door de rechthebbende of, indien deze is overleden, door degene die in de uitvaart voorziet.
Begraving of bijzetting in een eigen graf of urnenruimte waarvan de uitgiftetermijn binnen de wettelijke minimum grafrusttermijn afloopt, kan alleen plaatsvinden onder gelijktijdige verlenging van de uitgiftetermijn met een zodanige periode dat de alsdan resterende uitgiftetermijn ten minste gelijk is aan de wettelijk minimum grafrusttermijn. De verlening dient te worden aangevraagd door de rechthebbende of, indien deze is overleden, door een van de andere personen, genoemd in artikel 18, tweede lid.
Hoofdstuk 4 Indeling en uitgifte der graven, urnennissen en columbariumelementen
Het college kan aan de rechthebbende op een eigen graf vergunning verlenen tot het daarin voor eigen rekening doen aanbrengen van een grafkelder, overeenkomstig de door hen te stellen voorwaarden.
Artikel 18 Overschrijving van verleende rechten
Het recht op een eigen graf kan op verzoek van de rechthebbende worden overgeschreven ten name van de echtgenoot of levenspartner, dan wel een bloed- of aanverwant tot en met de derde graad. Overschrijving op verzoek van de rechthebbende ten name van een ander dan van de voorgenoemde personen is slechts mogelijk, indien daarvoor gewichtige redenen bestaan.
Na het overlijden van de rechthebbende kan het eigen graf overgeschreven worden op naam van de echtgenoot of levenspartner dan wel bloed- of aanverwant tot en met de derde graad mits de aanvraag hiertoe wordt gedaan binnen één jaar na het overlijden van de rechthebbende. Overschrijving ten name van een ander dan de in de vorige zin bedoelde personen, is slechts mogelijk indien daarvoor gewichtige redenen bestaan.
Artikel 19 Afstand doen van graven
Zonder aanspraak te kunnen maken op enige vergoeding, kan de rechthebbende schriftelijk afstand doen ten behoeve van de gemeente van het recht op het eigen graf. Van de ontvangst van zodanige verklaring doet het college schriftelijk mededeling aan de rechthebbende.
Op aanvraag van de rechthebbende kan het college een graf gesloten verklaren. Gedurende een tijd dat een graf gesloten is, mag daarop geen andere grafbedekking worden geplaatst en mag daarin of daarop geen andere begraving plaatshebben, of asbus worden bijgezet, dan wel as worden verstrooid dan die van de stoffelijke overschotten van de personen die de rechthebbende in zijn aanvraag met name heeft genoemd.
Artikel 21 Vergunning grafbedekking c.q. gedenkteken colombariumeenheid
Een ingevolge dit artikel verleende vergunning vervalt van rechtswege wanneer ten behoeve van de gemeente afstand wordt gedaan van het recht tot het uitsluitend begraven in betreffend graf c.q. bijzetting in de betreffende colombariumeenheid. Bij overschrijving van het recht ten name van een andere rechthebbende, wordt de vergunning geacht van de datum van overschrijven af te zijn verleend aan de nieuwe rechthebbende, die vanaf dat tijdstip aansprakelijk is voor de nakoming van de uit de vergunning voortvloeiende verplichtingen.
Artikel 25 Verwijdering van grafbedekking
Het voornemen tot verwijdering van de grafbedekking wordt gedurende ten minste een jaar voorafgaande aan het tijdstip waarop de grafbedekking zal worden verwijderd, op een op het te ruimen graf te plaatsen bordje door het college bekend gemaakt, tenzij het adres van de rechthebbende bij het college bekend is. In dat geval maken zij aan hem uiterlijk een jaar voor genoemd tijdstip per brief hun voornemen bekend.
Op grond van een daartoe door de rechthebbende bij het college ingediende aanvraag, blijft de grafbedekking na verwijdering nog gedurende 12 weken ter beschikking van degene, aan wie een vergunning als bedoeld in artikel 21 was verleend. De aanvraag kan worden ingediend gedurende de in het tweede lid genoemde termijn.
Een grafbedekking c.q. een gedenkteken welke niet is (terug)geplaatst op de daartoe bestemde ruimte kan door de beheerder worden verwijderd. Verwijdering zal niet eerder plaatsvinden nadat de rechthebbende, zo mogelijk, schriftelijk van het voornemen op de hoogte is gesteld en niet binnen vier weken het verzuim heeft hersteld.
Indien de rechthebbende nalaat de grafbedekking behoorlijk te onderhouden of te herstellen, kan het college de hiervoor in aanmerking komende voorwerpen of zo nodig de gehele grafbedekking doen verwijderen. Het verwijderen blijft gedurende 12 weken ter beschikking van de recht-hebbende en vervalt daarna aan de gemeente, zonder dat deze tot enige vergoeding verplicht is.
De verwijdering vindt niet plaats dan nadat de rechthebbende behoorlijk per brief is opgeroepen om te worden ingelicht over de toestand van de grafbedekking. De oproeping geschiedt door mededeling op de begraafplaats als het adres van de rechthebbende niet bekend is. Bij het graf wordt een verwijzing naar de mededeling aangebracht.
Het college kan de rechthebbende per aanschrijving verplichten een beschadiging aan de grafbedekking te herstellen indien de beschadiging zodanig is dat deze, naar het oordeel van het college, het uiterlijk aanzien van de begraafplaats schaadt of indien de beschadiging van de grafbedekking gevaar oplevert voor derden.
Hoofdstuk 7 Ruimen van (urnen)graven, urnennissen en columbariumelementen
Artikel 27 Ruiming, bezorging van overblijfselen en as
Het voornemen van het college om een (urnen)graf, urnennis of columbariumelement te ruimen wordt gedurende ten minste een jaar voorafgaande aan het tijdstip waarop het (urnen)graf, urnennis of columbariumelement geruimd zal worden, op een bij het te ruimen (urnen)graf, urnennis of columbariumelement te plaatsen bordje ter kennis van de belanghebbenden gebracht, tenzij het adres van de rechthebbende op het (urnen)graf, urnennis of columbarium element bekend is. In dat geval maken zij hem uiterlijk een jaar voor genoemd tijdstip per brief hun voornemen bekend.
De rechthebbende op een eigen graf kan bij de beheerder een aanvraag indienen om de overblijfselen te doen verzamelen om deze weer in hetzelfde graf te doen plaatsen dan wel om deze elders opnieuw te doen begraven. De rechthebbende op een eigen columbariumelement kan de beheerder vragen de urn of as bus ter beschikking te houden om elders bij te zetten of te doen verstrooien.
Door de gemeente en de beheerder worden registers bijgehouden waarin zoveel mogelijk aantekeningen worden bijgehouden van:
Het college kan de uitvoering van bepalingen van deze verordening, voor zover die uitvoering tot hun bevoegdheid behoort, overdragen aan een door hen aan te wijzen gemeenteambtenaar.
Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de bij besluit van het college of de burgemeester aangewezen personen.
Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om vergunning op grond van de Verordening op het beheer en het gebruik van de gemeentelijke begraafplaatsen gemeente Aalten 2004 en gemeente Dinxperlo 2003 is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening niet op de aanvraag is beslist, wordt daarop deze verordening toegepast.
Aldus vastgesteld door de gemeenteraad van Aalten in zijn vergadering van 16 december 2008.
De voorzitter, G. Bergoef
De griffier, M.A.J.B. Fiering
In 2003 is de Model-beheersverordening begraafplaatsen naar aanleiding van de dualisering van het gemeentebestuur herzien. De Modelbeheersverordening begraafplaatsen is verder inhoudelijk hetzelfde gebleven omdat de raad in het dualistische stelsel de verordenende bevoegdheid heeft gehouden. Uiteraard zijn het model en de toelichting daarop wel aangepast aan de Wet dualisering gemeentebestuur en de Aanwijzingen voor de decentrale regelgeving en verdere wetswijzigingen en jurisprudentie die betrekking hebben op de begraafplaats.
1. De verordenende bevoegdheid
1.1 Begraafplaats op grondgebied van de eigen gemeente
In artikel 147, eerste lid, van de Gemeentewet is bepaald dat gemeentelijke verordeningen door de raad worden vastgesteld voorzover de bevoegdheid daartoe niet bij de wet of door de raad krachtens de wet aan het college of de burgemeester is toegekend. Ingevolge artikel 149 van de Gemeentewet maakt de raad de verordening die hij in het belang van de gemeente nodig acht. Sinds de inwerkingtreding van de Wet dualisering gemeentebestuur op 7 maart 2002 zijn in de gemeente de bevoegdheden van de raad en het college ontvlecht. In het kader van de ontvlechting van raad en college zijn de bestuursbevoegdheden van de Gemeentewet geconcentreerd bij het college en zijn de kaderstellende en controlerende bevoegdheden van de raad versterkt.
De grondslag voor de verordenende bevoegdheid voor begraafplaatsen berust op artikel 149 van de Gemeentewet. Daarnaast moet worden genoemd artikel 35 van de Wet op de lijkbezorging dat een verordening eist voor de dagen en uren dat de gemeente gelegenheid moet geven tot begraven.
2. Gemeentelijk begraafplaatsenbeleid
De Beheersverordening begraafplaatsen gemeente Aalten 2009 bevat verschillende regels die de gemeente hanteert voor de instandhouding en de dienstverlening op de gemeentelijke begraafplaatsen. In dit hoofdstuk schenken wij aandacht aan enkele van deze regels.
2.2 Gemeentelijke verantwoordelijkheid en regelgeving
De burgers hebben vaak een emotionele betrokkenheid met de begraafplaatsen en alles wat zich daarop afspeelt. Daarbij stelt de dienstverlening hen voor financiële lasten. Dit maakt het nodig om de rechten en verplichtingen duidelijk vast te leggen. Er is naar gestreefd om overbodige regelgeving te voorkomen en procedures kort te houden. De beheerder van de begraafplaats kan worden aangewezen voor contacten met de burgers voor bijvoorbeeld het in ontvangst nemen van diverse aanvragen.
De verantwoordelijkheid van de gemeente voor de begraafplaats kan worden vergeleken met de verantwoordelijkheid die zij heeft bij de zorg voor andere collectieve voorzieningen zoals wandelgebieden en fietspaden. De verschillende aspecten van de begraafplaatsen vragen in bestuurlijk opzicht om een speciale aanpak.
De waarde die aan de begraafplaatsen wordt toegekend maakt het voorts nodig dat er een inventarisatie wordt samengesteld van de historische en culturele waarden die op de begraafplaats aanwezig zijn. De verordening voorziet in het opstellen van een lijst van gedenkwaardige graven en bijzondere gedenktekens die het waard zijn om zo lang mogelijk in stand te worden gehouden. Deze lijst geeft daarom uitdrukking aan de waarden van de begraafplaats als zodanig. Zij dient een ander doel dan de monumentenlijst.
Voor de dienstverlening op begraafplaatsen noemt de verordening een uitgebreid voorzieningenpakket. De regeling noemt algemene en eigen graven, bestemmingen voor as. Hiermee wordt voldaan aan de behoeften die de samenleving in verband met het bezorgen van de doden vraagt. In deze regeling is vastgelegd dat de gemeente in beginsel bereid is om de voorzieningen te treffen. Het wil dus niet per se zeggen dat alle voorzieningen daadwerkelijk op iedere gemeentelijke begraafplaats aanstonds aanwezig moeten zijn. Het verdient misschien aanbeveling om met het treffen van sommige feitelijke voorzieningen te wachten tot de vraag zich aandient. Van belang is wél om vast te leggen en bekend te maken dat de gemeente in principe bereid is om deze voorzieningen te bieden zodra blijkt dat daaraan behoefte is. De als mogelijkheid aanwezige dienstverlening is dan in de volle breedte voor iedereen duidelijk.
De beheersverordening geeft het college de bevoegdheid om de graven en urnennissen in te delen. Het verdient aanbeveling om daarbij niet in de eerste plaats de verschillende soorten graven als uitgangspunt te nemen, maar zo veel mogelijk aan te sluiten bij de natuurlijke situatie van het park en de daarop aangebrachte beplanting en kunstvoorwerpen. Op deze wijze kan een te strakke en starre inrichting worden voorkomen en behoudt het park zijn aantrekkelijkheid voor veel ingezetenen.
Het is voor nabestaanden, voor uitvaartondernemers, hoveniers en steenhouwers begrijpelijkerwijs gewenst als de overboeking van een graf of de goedkeuring van een grafbedekking snel kan verlopen. Daarom kunnen de aanvragen om grafuitgiften en vergunningen voor grafbedekking het best worden ingediend bij de afdeling Burgerzaken, aangezien deze afdeling de administratie van de begraafplaatsen voert.
Door mandaat van de beslissingsbevoegdheid aan de afdeling Burgerzaken kunnen de verzoeken door hem worden behandeld en afgewikkeld onder verantwoordelijkheid van het college.
Op de begraafplaatsen moet orde, rust en netheid bestaan. Daarom bevat de verordening gedragsvoorschriften voor hen die van de begraafplaats gebruikmaken. Dit kunnen bezoekers, uitvaartondernemers, hoveniers of steenhouwers zijn. Personen die zich niet gedragen volgens de aanwijzingen van de beheerder, kunnen door hem van de begraafplaats worden verwijderd. Tegen overtreding van de ordevoorschriften is straf bedreigd. De politie kan als gevolg van de strafbedreiging tegen ordeverstoringen optreden en zo nodig proces verbaal opmaken.
Uitdrukkelijk is vastgesteld dat bij opgraving van een lichaam of bij ruiming van een of meer graven alleen de personen aanwezig mogen zijn die met de werkzaamheden zijn belast.
Het gebeurt veelvuldig dat in eigen graven begravingen, bijzettingen of asbezorging plaatsvinden betrekkelijk kort voor het aflopen van de uitgiftetermijn. Daarom is vastgelegd dat in dergelijke gevallen begraving of bijzetting alleen kan plaatsvinden onder gelijktijdige verlenging van de uitgiftetermijn. Uiteraard zal die verlenging dan een periode moeten omvatten die de dan resterende uitgiftetermijn ten minste gelijk maakt aan de wettelijke minimumtermijn voor het ruimen van graven.
2.6 Overboeking van een eigen graf
Het recht op een eigen graf wordt verleend door een beschikking van het college.
Hierin wordt aan de aanvrager het uitsluitend recht gegeven om stoffelijke overschotten in een bepaald graf te doen begraven. In juridisch opzicht is een vergelijking mogelijk met de vergunning om standplaats in te nemen op de openbare weg. De koopman mag op een bepaalde plaats staan. Net als bij de standplaatsvergunning steunt het recht om stoffelijke overschotten in een bepaald graf te begraven, in de praktijk aangeduid als ‘eigen graf’, op een persoonlijke beschikking. De eigenaar kan zijn recht dus niet verkopen.
Het recht kan op verzoek van de rechthebbende wel worden overgeschreven op een ander. De kring van de nieuwe rechthebbende wordt in beginsel beperkt tot de echtgenoot of levenspartner dan wel een bloedverwant tot en met de derde graad. De achtergrond van deze beperking is gelegen in het feit dat de schaarste aan eigen graven op de begraafplaats kan leiden tot het ‘opkopen’ van graven door willekeurige derden.
Ervaringen in gemeenten hebben geleerd dat een dergelijke ontwikkeling verre van denkbeeldig is. Het is ongewenst daaraan medewerking te verlenen. Het spreekt daarbij vanzelf dat de mogelijkheid open blijft dat ook een ander dan een familielid of levenspartner als nieuwe rechthebbende wordt aangewezen.
2.7 Voorschriften grafbedekking
Het aanzien van begraafplaatsen kan chaotisch worden als elke regelgeving ontbreekt. Het andere uiterste, een strak keurslijf van bepalingen die elke persoonlijke of kunstzinnige uiting aan banden legt of onmogelijk maakt, moet worden voorkomen. De verordening geeft de burgers de nodige vrijheid; het beperkt zich tot het aangeven van de materiaalkeuze, te weten duurzame materialen, en de maximale afmetingen voor grafbedekkingen. Binnen die afmetingen zijn de betrokkenen in beginsel vrij in de vormgeving van de grafbedekking. De verordening beperkt zich tot enige algemene eisen waaraan grafbedekkingen moeten voldoen:
Als er door de rechthebbende geen grafbedekking wordt aangebracht zal wel moeten worden aangeduid dat er een overledene begraven ligt om te voorkomen dat bezoekers ongewild over het graf lopen. Uit een aanduiding bij het graf en de administratie zal voorts moeten blijken welke overledene daar begraven is.
De verordening stelt verplicht dat enkele handelingen van het onderhoud, zoals het onderhoud van blijvende grafbeplanting en het jaarlijks schoonmaken en stellen van het gedenkteken, door de eigenaar van het graf worden verzorgd. Een dergelijke verplichting bestaat al in veel gemeenten. Er zijn dan ook twee belangrijke aspecten aan verbonden. In de eerste plaats laat het onderhoud van veel graven thans te wensen over. Een verplicht onderhoud komt het aanzien van de begraafplaatsen ten goede.
De regeling geldt voor nieuw uit te geven graven, alsmede voor de graven waarvan de termijn wordt verlengd. Zij kan uiteraard niet van toepassing zijn op graven waarvan de uitgiftetermijn op het moment van inwerkingtreding van de nieuwe verordening nog loopt.
Naast het minimum aan onderhoud zijn de rechthebbenden op eigen graven, gezien de aard en de omvang en de lange tijdsduur dat deze graven bestaan, verplicht hun grafbedekkingen behoorlijk te onderhouden en zo nodig te herstellen. Indien er sprake is van verwaarlozing van de grafbedekking kan de beheerder van de begraafplaats de nabestaande aanspreken en sommeren tot het overgaan van herstelwerkzaamheden aan de grafbedekking.
Toelichting op enkele bepalingen van de Verordening op het beheer en het gebruik van de gem entelijke begraafplaatsen gemeente Aalten 2009.
Lid 3: Voor een eigen graf, eigen urnengraf, eigen urnennis en eigen urnenruimte gelden vrijwel dezelfde rechten en plichten. De woorden “voor zover van belang” zijn ingevoegd omdat de bepalingen betreffende het ruimen en het wegnemen van een asbus alleen werken bij een eigen graf, respectievelijk eigen urnengraf.
Dit artikel spreekt voor zich.
Dit artikel spreekt voor zich.
Lid 3 van dit artikel is geïntroduceerd met het oog op de strafbaarstelling van personen die zich op de begraafplaats bevinden buiten de uren van openstelling voor bezoekers.
Steenhouwers en hoveniers moeten zich er steeds van bewust zijn dat hun werkzaamheden storend kunnen zijn voor rouwende nabestaanden en tijdens uitvaartplechtigheden. De toestemming om werkzaamheden op de begraafplaats te verrichten moet vlot aan de steenhouwers of anderen kunnen worden gegeven. De bevoegdheid van de beheerder om personen weg te sturen als zij zich niet aan zijn aanwijzingen houden en de verbodsbepalingen, bieden voldoende mogelijkheden om tegen ongewenste activiteiten op te kunnen treden.
Met dit artikel wordt beoogd om plechtigheden ordelijk te doen verlopen. Door te eisen dat de mededeling vijf dagen vooraf moet plaatshebben, kan worden voorkomen dat de plechtigheid samenvalt met een begrafenis. Een begrafenis moet volgens de wet uiterlijk op de vijfde dag na overlijden geschieden.
Bijeenkomsten die het karakter van een plechtigheid te buiten gaan, kunnen het karakter hebben van een openbare manifestatie. Hiervan moet vooraf kennisgeving worden gedaan aan de burgemeester volgens de Wet openbare manifestaties (Stb. 1968, 157) en mogelijk van toepassing zijnde APV- bepalingen, zoals artikel 2.1.2.1 van de APV.
De aard van de werkzaamheden bij het opgraven en ruimen van graven brengt met zich mee dat het bezwaarlijk is om toe te staan dat anderen hierbij aanwezig zijn. De praktijk heeft aangetoond dat er behoefte is aan een wettelijk voorschrift om de toegang hierbij van derden te weren.
Een schriftelijke kennisgeving is nodig omdat duidelijk vast moet liggen wat voor graf er wordt gevraagd.
De as kan volgens de wet worden bijgezet in of op een graf dan wel in een bewaarplaats, zoals een urnennis of een columbariumelement.
Bij het begraven van een stoffelijk overschot binnen 36 uur is omwille van urgentie uitsluitend toestemming van de burgemeester noodzakelijk.
Indien de nabestaanden alle of bepaalde werkzaamheden zelf willen verrichten zijn niettemin de aanwijzingen en de hulp van het personeel van de begraafplaats nodig, ook om redenen van veiligheid, in het bijzonder bij het openen en sluiten van het graf. De werkzaamheden kunnen door de nabestaanden en het personeel van de begraafplaats samen worden verricht. De nabestaanden kunnen bijvoorbeeld een begin maken. Vervolgens kan het personeel de handelingen verrichten waar ervaring voor nodig is of die van de nabestaanden te zware lichamelijke inspanning vragen. Het aanbrengen van de grafranden ter stutting van de grond om het geopende graf en het verwijderen van die randen voor het sluiten van het graf zal door het personeel moeten geschieden.
De wet eist dat er een verlof tot begraven aanwezig is, afgegeven door de ambtenaar van de burgerlijke stand. Hierbij aansluitend is het gewenst de beheerder van de begraafplaatsen een eigen bevoegdheid te geven om medewerking aan de lijkbezorging te weigeren, indien niet aan de wettelijke vereisten is voldaan.
De bezorging van as omvat zowel het bijzetten als de verstrooiing.
Er mag van worden uitgegaan dat het stoffelijk overschot van de rechthebbende zelf in het eigen graf mag worden bijgezet (lid 2).
De wettelijke minimum grafrusttermijn (lid 3) is de termijn dat een stoffelijk overschot volgens de wet ten minste begraven moet blijven voordat het mag worden geruimd.
De wet verplicht tot de mogelijkheid van begraven op iedere dag gedurende een bij gemeentelijke verordening te bepalen tijd met uitzondering van zon- en feestdagen.
Gemeenten zijn vrij te bepalen dat ook op zondag of een algemeen erkende feestdag wordt begraven. Daarnaast zijn er ook andere gevallen denkbaar waarin de nabestaanden er een belang bij hebben om op een zon- of feestdag een begrafenis of asbezorging te kunnen doen plaatshebben. In de praktijk is het mogelijk om de begraafplaats alleen in bijzondere gevallen hiervoor open te stellen.
Een bijzonder geval kan zich voordoen als de burgemeester toestemming heeft gegeven om een stoffelijk overschot binnen 36 uur te begraven. Sommige nabestaanden vragen om deze toestemming om godsdienstige redenen. Daarnaast kan spoed geboden zijn in geval van lijkvinding.
Naast de eigen graven noemt dit artikel de verschillende andere soorten van voorzieningen op de begraafplaats. Met deze voorzieningen wordt tegemoetgekomen aan de behoeften van de nabestaanden die de crematie op enige afstand van huis hebben doen plaatsvinden en graag een identificatiepunt in de omgeving hebben om de overledene dichtbij te kunnen gedenken of als de persoon in het buitenland is overleden en het stoffelijk overschot naar Nederland is vervoerd.
Dit artikel spreekt voor zich.
Dit artikel spreekt voor zich.
Met het oog op uniformiteit, de exploitatie en precedentwerking is het wenselijk dat de graven zo veel mogelijk in volorde van ligging worden uitgegeven.
Lid 1 van artikel 15 is opgenomen omdat sommige rechthebbenden in de veronderstelling verkeren dat de uitgiftetermijn pas begint te lopen op het moment van de eerste begraving of bijzetting. De Wet op de lijkbezorging bepaalt dat vanaf twee jaar voor het verstrijken van de lopende termijn, verlenging van de graftermijn kan worden aangevraagd. Binnen een jaar na het begin van deze periode moet het college volgens het wetsvoorstel de rechthebbende op het graf mededelen dat de graftermijn gaat aflopen, hetzij per brief, hetzij door aanplakking op de begraafplaats tot aan het einde van de periode dat de rechthebbende om verlenging van de termijn van uitgifte kan vragen. Zie verder de toelichtingen op de artikelen 25 en 27. Het is van belang om de rechthebbenden mede te delen dat verlenging van de termijn tijdig moet worden aangevraagd. Indien er ten tijde van de opheffing van de begraafplaats nog rechten op eigen graven bestaan, zal in overleg met de rechthebbenden op die graven moeten worden bezien welke beslissingen er ten aanzien van die graven zullen worden genomen.
Het vierde lid stelt buiten twijfel dat bijvoorbeeld ook een stichting rechthebbende kan zijn indien daarvoor gewichtige redenen bestaan (artikel 18, eerste en tweede lid)
Dit artikel spreekt voor zich.
Het is gewenst dat er na overlijden van een rechthebbende een nieuwe rechthebbende wordt aangewezen die de verantwoordelijkheid voor het graf en de daaraan verbonden kosten op zich neemt. Tot aanwijzing van een nieuwe rechthebbende kunnen alleen de personen bevoegd worden geacht die belang hebben bij het graf. Dit zijn in de eerste plaats de bloed- en aanverwanten, genoemd in het eerste lid van dit artikel. De ervaring heeft geleerd dat het gewenst is om slechts één persoon als rechthebbende te doen aanwijzen. Deze bepaling stelt de termijn op een jaar. Het vierde lid brengt tot uitdrukking dat de termijn met de nodige soepelheid zal worden gehanteerd.
Dit artikel is opgenomen om buiten twijfel te stellen dat de rechthebbende afstand van het graf kan doen.
Dit artikel spreekt voor zich.
De vergunningseis geldt voor de grafbedekkingen op algemene en eigen graven. De grafbedekking zal op punten als vormgeving, constructie en materiaalkeuze aan bepaalde minimumeisen moeten voldoen.
Deze eisen zijn nader uitgewerkt in de nadere regels van het college. Zij zijn ruim geformuleerd zodat zelden een verzoek om ontheffing zal worden ingediend. De vergunningseis omvat het gedenkteken en de winterharde beplantingen.
Dit artikel spreekt voor zich.
Dit artikel spreekt voor zich.
In de dagelijkse praktijk rijzen er nog wel eens wat moeilijkheden over verwijderde bloemen en eenjarige planten zoals afrikanen en geraniums. Omdat de bloemen en planten eigendom zijn van de rechthebbenden op de graven is een waarschuwing vooraf op zijn plaats. Het zou veel te omslachtig zijn de rechthebbenden telkenmale per brief te waarschuwen dat de verwaarloosde planten of verwelkte bloemen zullen worden verwijderd.
De mededeling dat het college voornemens is om de grafbedekking te verwijderen wordt ten minste een jaar van tevoren gedaan, zowel aan de rechthebbende op een eigen graf als aan degene die koos voor een plaats in een algemeen graf en daarop een grafbedekking aanbracht. De mededeling aan de rechthebbende op een eigen graf dat de grafbedekking zal worden verwijderd, kan in veel gevallen gelijktijdig worden gedaan met de mededelingen dat de graftermijn verstrijkt en dat het graf zal worden geruimd (zie ook artikel 15, tweede lid, met de toelichting en artikel 27, eerste lid).
De bordjes bij de graven met een mededeling voor de grafbezoekers dienen alleen aan de grafbezoekers op te vallen.
De grafbedekking kan ook worden verwijderd nadat het college het grafrecht vervallen heeft verklaard omdat er na het overlijden van de rechthebbende niet tijdig een nieuwe rechthebbende is aangewezen (artikel 18, derde lid) In dat geval geldt eveneens het vereiste van de voorafgaande mededeling per brief of door het plaatsen van een bordje bij het graf gedurende minstens één jaar.
De rechthebbenden op eigen graven zijn verplicht de grafbedekking behoorlijk te onderhouden en zo nodig te herstellen. Op 25 oktober 2002 heeft de Hoge Raad de uitspraak gedaan dat graftekens (graven met uitsluitend recht als bedoeld in artikel 28 Wet op de Lijkbezorging) middels natrekking in eigendom toebehoren aan de eigenaar van de grond. Hiermee werd het arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 4 mei 2002 bevestigd. De consequentie van deze uitspraak is dat de begraafplaats als eigenaar van grafmonumenten aansprakelijk is voor de schade die het grafmonument aan een ander grafmonument of aan een ander object, mens of dier aanbrengt (risicoaansprakelijkheid).
De mededeling dat het college voornemens is om de graven te ruimen wordt gedaan zowel aan de rechthebbenden op eigen graven als aan degenen die kozen voor een plaats in een algemeen graf. Zie verder hetgeen is vermeld in de toelichting op artikel 25. Iedere belanghebbende kan van zijn zienswijze doen blijken, bijvoorbeeld omdat het graf van historische betekenis is (zie artikel 29) Aan de rechthebbende op het graf moet ook worden medegedeeld dat hij verlening van de graftermijn kan vragen volgens artikel 27, eerste lid, van de wet. Hij kan ook vragen om de overblijfselen te doen plaatsen, dan wel elders bij te zetten, volgens artikel 27, vierde lid, van de verordening. Degene die in een algemeen graf heeft doen begraven kan volgens artikel 27, derde lid, een aanvraag indienen om de overblijfselen indien mogelijk bijeen te doen brengen voor her begraving elders. De mededelingen volgens deze bepaling zijn geen voldoende basis om eigen graven te ruimen.
Dit artikel spreekt voor zich.
Het kan voorkomen dat graven die van bijzondere waarde zijn, door de werkers op de begraafplaats ondoordacht worden geruimd. De graven kunnen van betekenis zijn vanwege de overledene die er begraven ligt dan wel alleen vanwege het gedenkteken. De overledene kan voor de plaatselijke gemeenschap van betekenis zijn geweest zodat wellicht de naam nog bij de volgende generatie bekend is. Het gedenkteken kan opvallen door zijn vormgeving en door het materiaal. Een voorbeeld is het gietijzer gesmeed door een ijzergieterij, vaak subtiel voorzien van symbolen van de dood. Het ijzer herinnert aan een al lang verdwenen nijverheid en is alleen al daardoor van waarde. Andere voorbeelden zijn porseleinen beeldjes. Er dient te worden gezorgd dat graven van bekende overledenen niet ondoordacht worden geruimd en dat vrij zeldzame voorwerpen op een terrein dat zozeer aan het verleden herinnert, behouden blijven. Bij twijfel over de betekenis van het gedenkteken, is het gewenst om deskundige te raadplegen.
De lijst is een inventarisatie van gedenkwaardige graven. Daarnaast kan de inhoud van de lijst een hulpmiddel zijn voor het samenstellen van de monumentenlijst.
Dit artikel spreekt voor zich.
Dit artikel spreekt voor zich.
Dit artikel spreekt voor zich.
Dit artikel spreekt voor zich.
Tot 1 januari 2002 traden alle verordeningen in werking op de achtste dag na bekendmaking, tenzij een ander tijdstip daarvoor was aangewezen (artikel 142 Gemeentewet) Hierin is verandering gekomen door de inwerkingtreding van de Tijdelijke referendumwet (Trw) op 1 januari 2002. Deze wet maakt referenda mogelijk over onder andere de vaststelling, wijziging en intrekking van verordeningen. Wel zijn enkele verordeningen uitgezonderd die hier niet van belang zijn. De vaststelling, wijziging of intrekking van een verordening begraafplaatsen is een van de besluiten waarover een referendum kan worden gehouden. Verordeningen waarover op grond van de Trw een referendum kan worden gehouden treden in afwijking van artikel 142 Gemeentewet, niet eerder in werking dan zes weken na de bekendmaking van de verordening (artikel 22 Trw) De termijn van zes weken hangt ermee samen dat na bekendmaking van de verordening en de mededeling dat over deze verordening een referendum gehouden kan worden, een verzoek tot het houden van een referendum kan worden ingediend.
Als er een tijdstip voor inwerkingtreding is bepaald en indien een inleidend verzoek tot het houden van een referendum over de verordening begraafplaatsen onherroepelijk is toegelaten, vervalt het tijdstip van inwerkingtreding van rechtswege (artikel 22, derde lid, Trw) en zal de raad, nadat vaststaat dat geen referendum wordt gehouden of het referendum niet heeft geleid tot een raadgevende uitspraak tot afwijzing (artikel 5), opnieuw in de inwerkingtreding moeten voorzien. Indien een referendum wordt gehouden dat leidt tot een raadgevende uitspraak tot afwijzing, moet de raad na het referendum de beslissing tot vaststelling of wijziging van de verordening begraafplaatsen heroverwegen. Ook als de raad na heroverweging als nog besluit tot inwerkingtreding (in plaats van intrekking) van de verordening begraafplaatsen zal de raad opnieuw in een tijdstip van inwerkingtreding moeten voorzien.
Het college is op grond van de Trw gehouden tot het bekendmaken van de verordening en de mededeling dat tot drie weken na bekendmaking van de verordening een verzoek tot het houden van een referendum over deze verordening kan worden ingediend. Op grond van de Tijdelijke referendumwet is de gemeente verplicht om een referendum te organiseren over een verordening indien voldoende kiesgerechtigden een verzoek tot het houden van een referendum indienen. Zie voor meer informatie over de Trw de circulaires van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (CW2001/82554 en CW2001/82050) en de ledenbrieven van de VNG over dit werp (Lbr. 01/158 en Lbr. 01/217).
De verordening begraafplaatsen is een besluit van het gemeentebestuur op overtreding waarvan straf is gesteld. Een dergelijk besluit wordt op dezelfde wijze bekendgemaakt als alle overige besluiten van het gemeentebestuur die algemeen verbindende voorschriften inhouden (artikel 139 gemeentewet).
Wel is van belang dat de gemeente gehouden is dit besluit mee te delen aan het parket van het arrondissement waarin de gemeente is gelegen (artikel 143 Gemeentewet).
Dit artikel spreekt voor zich.
In de citeertitel wordt een jaartal opgenomen om de betrokkenen regeling te onderscheiden van de voorgaande regeling.