Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Baarn

Huisvestingsverordening Baarn 2008

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieBaarn
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingHuisvestingsverordening Baarn 2008
CiteertitelHuisvestingsverordening Baarn 2008
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpvolkshuisvesting en woningbouw
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

De artikelen 2.3.1, 3.1.2. en 3.2.2. zijn in 2010 gewijzigd.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Huisvestingswet, artikel 2

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

20-05-201001-01-2013Nieuwe regeling

17-02-2010

Baarns Weekblad, Gemeentenieuws, 12 mei 2010

10RV000001
01-08-2008

16-07-2008

Baarns Weekblad, 24-07-2008

Tekst van de regeling

Intitulé

Huisvestingsverordening Baarn 2008

 

 

Huisvestingsverordening Baarn 2008

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

 

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

 

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • 1.

    aanbodsysteem: systeem van het aanbieden en verhuren van huurwoningen waarbij het aanbod in een voor alle woningzoekenden gemakkelijk toegankelijk medium wordt gepubliceerd en waarbij de uiteindelijke toewijzingen in datzelfde medium zodanig worden verantwoord, dat per toewijzing duidelijk is op welke gronden de toewijzing heeft plaatsgevonden;

  • 2.

    besluit: het Huisvestingsbesluit;

  • 3.

    economische binding: de binding van een persoon aan de regio, daarin gelegen dat die persoon met het oog op de voorziening in het bestaan, een redelijk belang heeft zich in de regio te vestigen, met dien verstande dat een economische binding in elk geval wordt aangenomen ten aanzien van die personen die voor de voorziening in het bestaan zijn aangewezen op het duurzaam verrichten van arbeid binnen of vanuit één van de regiogemeenten;

  • 4.

    eigenaar: het daaromtrent in artikel 1, lid 2, van de wet bepaalde;

  • 5.

    huishouden: een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren of willen gaan voeren;

  • 6.

    huisvestingsvergunning: de vergunning, bedoeld in artikel 7 van de wet;

  • 7.

    huurprijs: het daaromtrent in artikel 1, sub 1.j van de wet bepaalde;

  • 8.

    huurprijsgrens: het bedrag dat wordt genoemd in artikel 13 eerste lid onder a, van de Wet op de Huurtoeslag;

  • 9.

    ingezetene: degene die in het bevolkingsregister van de gemeente Baarn of één der andere gemeenten in de regio is opgenomen, en feitelijk in de gemeente Baarn of één der andere gemeenten in de regio tenminste zes maanden hoofdverblijf heeft in een voor permanente bewoning aangewezen woonruimte;

  • 10.

    inkomen: het rekeninkomen zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet op de Huurtoeslag;

  • 11.

    inschrijfduur: periode dat een huishouden geregistreerd staat als woningzoekende in de gemeente Baarn;

  • 12.

    inwoning: het bewonen van een woonruimte die onderdeel uitmaakt van een woonruimte die door een ander huishouden in gebruik is genomen;

  • 13.

    koopprijs: het daaromtrent in artikel 1, sub 1.k van de wet bepaalde;

  • 14.

    koopprijsgrens; het daaromtrent in artikel 6 lid 3 onder a van de wet bepaalde, dan wel het op grond van artikel 6 lid 4 van de wet toegestane;

  • 15.

    maatschappelijke binding: de binding van een persoon aan de regio, daarin gelegen dat die persoon een redelijk met de plaatselijke samenleving verband houdend belang heeft zich in dit gebied te vestigen, met dien verstande dat een maatschappelijke binding in elk geval wordt aangenomen ten aanzien van:

personen die tenminste drie jaren onafgebroken ingezetene zijn, dan wel gedurende de voorafgaande tien jaar tenminste zes jaren onafgebroken ingezetene zijn geweest van dat gebied;

personen die een dagopleiding volgen gedurende tenminste negentien uur per week aan een in de regio gevestigde en erkende instelling voor dagonderwijs.

  • 16.

    onttrekkingsvergunning: de vergunning als bedoeld in artikel 30 van de wet;

  • 17.

    onzelfstandige woonruimte: woonruimte, niet zijnde woonruimte bestemd voor inwoning, welke geen eigen toegang heeft en welke niet door een huishouden kan worden bewoond, zonder dat dit daarbij afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte;

  • 18.

    Provincie Utrecht: Provincie Utrecht bestaat uit de gemeenten Abcoude, Amersfoort, Baarn, Breukelen, Bunnik, Bunschoten, De Bilt, De Ronde Venen, Eemnes, Houten, IJsselstein, Leusden, Loenen, Lopik, Maarssen, Montfoort, Nieuwegein, Oudewater, Renswoude, Rhenen, Soest, Utrecht, Utrechtse Heuvelrug, Veenendaal, Vianen, Wijk bij Duurstede, Woerden, Woudenberg, Zeist;

  • 19.

    regio: samenhangend woningmarktgebied, in dit geval de Provincie Utrecht;

  • 20.

    splitsingsvergunning: de vergunning als bedoeld in artikel 33 van de wet;

  • 21.

    standplaats: een standplaats als bedoeld in artikel 1, sub 1.e van de wet bepaalde;

  • 22.

    subregio; de gemeente Baarn

  • 23.

    vergunninghouder: degene aan wie de huisvestingsvergunning is verleend;

  • 24.

    wet: de Huisvestingswet;

  • 25.

    woonwagen: een woonwagen zoals bedoeld in artikel 1 sub 1.f van de wet bepaalde;

  • 26.

    woonruimte: het daaromtrent in artikel 1, sub 1.b van de wet bepaalde;

  • 27.

    zelfstandige woonruimte: woonruimte met een eigen toegang die door een huishouden kan worden bewoond zonder dat het huishouden daarbij afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte.

     

HOOFDSTUK 2 VERDELING VAN WOONRUIMTE

 

PARAGRAAF 2.1 WERKINGSGEBIED

 

Artikel 2.1.1 Huurprijs- en koopprijsgrens

 

Het bepaalde in dit hoofdstuk is uitsluitend van toepassing op:

  • 1.

    zelfstandige woonruimte met een huurprijs beneden de huurprijsgrens;

  • 2.

    zelfstandige woonruimte met een koopprijs beneden de koopprijsgrens.

     

Artikel 2.1.2 Nadere afperking

 

In afwijking van het bepaalde in artikel 2.1.1 is het bepaalde in dit hoofdstuk niet van toepassing op:

  • 1.

    onzelfstandige woonruimte;

  • 2.

    ligplaatsen voor een woonschip;

  • 3.

    woonschepen;

  • 4.

    woonwagens.

     

    PARAGRAAF 2.2 INSCHRIJVING

     

Artikel 2.2.1 Register van woningzoekenden

 

  • 1.

    Huishoudens die een woning willen betrekken waarvoor een huisvestingsvergunning is vereist moeten zich inschrijven in een door burgemeester en wethouders bijgehouden register van woningzoekenden.

  • 2.

    In dit register worden ingeschreven:

    • a.

      huishoudens die voldoen aan de toelatingseisen ingevolge paragraaf 2.4.

    • b.

      huishoudens die een voorrangsverklaring als bedoeld in paragraaf 2.6 bezitten

       

Artikel 2.2.2 Bewijs van inschrijving

 

  • 1.

    Burgemeester en wethouders verstrekken aan de in het register ingeschreven woningzoekenden een bewijs van inschrijving, waarop de volgende gegevens worden vermeld:

    • a.

      naam van de aanvrager en het aantal meeverhuizende personen;

    • b.

      adresgegevens;

    • c.

      inschrijvingsdatum en inschrijfnummer.

  • 2.

    De inschrijving wordt van kracht op de dag waarop de leges voor inschrijving voldaan zijn.

  • 3.

    De inschrijving is 24 maanden geldig.

  • 4.

    Ingeschreven woningzoekenden krijgen twee maanden voordat de inschrijving verloopt de gelegenheid om hun inschrijving te verlengen.

  • 5.

    Burgemeester en wethouders beëindigen een inschrijving, indien:

    • a.

      door de woningzoekende via het aanbodsysteem, zoals bepaald in artikel 2.3.4. lid 1, voor onbepaalde tijd zelfstandige en op basis van de Huisvestingsverordening Baarn 2008 passende woonruimte in Baarn is betrokken;

    • b.

      de woningzoekende daarom verzoekt;

    • c.

      de woningzoekende niet meer aan de inschrijvingseisen voldoet;

    • d.

      indien binnen de in lid 4 genoemde periode geen aanvraag voor verlenging van de inschrijving is ontvangen en geen leges voor het verlengen van de inschrijving zijn betaald.

6. Een inschrijving geldt tevens als een aanvraag voor een huisvestingsvergunning.

 

PARAGRAAF 2.3 HUISVESTINGSVERGUNNING

 

Artikel 2.3.1 Vergunningvereiste

 

  • 1.

    Het is verboden zonder een huisvestingsvergunning een woonruimte of standplaats, aangewezen in artikel 2.1.1 in gebruik te nemen voor bewoning tenzij het een woonruimte als bedoeld in artikel 2.1.2 betreft.

  • 2.

    Het is verboden de in artikel 2.1.1. bedoelde woonruimte of standplaats voor bewoning in gebruik te geven aan een huishouden dat niet beschikt over een huisvestingsvergunning.

  • 3.

    Paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) is niet van toepassing.

     

Artikel 2.3.2 Aanvragen van een huisvestingsvergunning

 

  • 1.

    De aanvraag van een huisvestingsvergunning gebeurt door indiening van een formulier vergezeld van de volgende bewijsstukken:

  • 2.

    Voor een koopwoning:

    • a.

      eigendomsbewijs, koopakte, de voorlopige koopakte of een verklaring van een notaris, waar bovendien de koopprijs uit blijkt;

    • b.

      gegevens met betrekking tot economische binding en/of maatschappelijke binding;

    • c.

      gegevens met betrekking tot leeftijd, nationaliteit en verblijfsstatus.

  • 3.

    Voor een huurwoning:

    • a.

      gegevens met betrekking tot omvang van het huishouden;

    • b.

      gegevens met betrekking tot inkomen van het huishouden;

    • c.

      gegevens met betrekking tot economische en/of maatschappelijke binding;

    • d.

      gegevens met betrekking tot leeftijd, nationaliteit en verblijfstatus.

       

Artikel 2.3.3 Criteria voor vergunningverlening

 

  • 1.

    Burgemeester en wethouders verlenen de huisvestingsvergunning, indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

    • a.

      het huishouden dat de huisvestingsvergunning aanvraagt behoort tot de ingevolge paragraaf 2.4 aangewezen categorieën van woningzoekenden die voor het verkrijgen van een huisvestingsvergunning in aanmerking komen;

    • b.

      de woonruimte wordt met toepassing van het bepaalde in paragraaf 2.5 passend geacht voor het huishouden dat de huisvestingsvergunning aanvraagt;

    • c.

      er is voor de woonruimte geen gegadigde waarvoor met toepassing van het bepaalde in paragraaf 2.6 de voorziening in de behoefte aan woonruimte dringender noodzakelijk is. Deze voorwaarde is alleen van toepassing indien de woonruimte niet door de eigenaar ervan betrokken wordt.

  • 2.

    Op of bij de huisvestingsvergunning vermelden burgemeester en wethouders de volgende informatie:

    • a.

      de mededeling dat de vergunning vervalt indien er binnen 2 maanden na de datum van afgifte van de huisvestingsvergunning geen gebruik van is gemaakt;

    • b.

      de namen van de personen die als vergunninghouder worden aangemerkt;

    • c.

      het aantal personen dat de woonruimte in gebruik neemt.

  • 3.

    Het in het eerste lid, sub c, bepaalde blijft buiten toepassing, indien zich een situatie voordoet als aangegeven in artikel 9 van het besluit.

     

Artikel 2.3.4 Woningaanbieding

 

  • 1.

    Alle woningen die voor verhuur beschikbaar komen beneden de huurprijsgrens worden door de eigenaar/verhuurder aan woningzoekenden tenminste aangeboden door middel van een krant die voor een ieder verkrijgbaar is.

  • 2.

    Criteria t.a.v. passendheid zoals vastgelegd in paragraaf 2.5 worden bij deze woningen vermeld.

  • 3.

    Het gestelde in lid 1 geldt niet voor woningen die- in overleg tussen de toegelaten instellingen in Baarn en de gemeente Baarn - worden bestemd voor bijzondere doelgroepen van beleid. Hierbij kan worden gedacht aan woningen:

    • -

      ten behoeve van asielzoekers/statushouders;

    • -

      die ingrijpend zijn aangepast voor gehandicapten waarvoor een indicatie geldt op grond van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning;

    • -

      die bestemd zijn voor noodopvang;

    • -

      die bestemd zijn voor de huisvesting van personen waaromtrent afspraken zijn gemaakt met erkende hulpverleningsinstellingen;

    • -

      die bestemd zijn voor een door de gemeente erkende woongroep.

  • 4.

    De eigenaar/verhuurder verantwoordt de toewijzing aan de woningzoekenden, met inachtneming van het bepaalde in deze verordening, in hetzelfde medium als vermeld in lid 1 van dit artikel.

     

Artikel 2.3.5 Vruchteloze aanbieding

 

  • 1.

    In afwijking van het in artikel 2.3.3 bepaalde wordt de vergunning voor het bewonen van een koopwoning altijd verleend, indien de woonruimte door de eigenaar overeenkomstig de in leden 2 en 3 weergegeven procedure gedurende 13 weken vruchteloos is aangeboden aan de woningzoekenden die ingevolge het eerste lid van artikel 2.3.3 voor die woonruimte in aanmerking komen.

  • 2.

    De eigenaar moet de ter verkoop aan te bieden woonruimte in de in het vorige lid genoemde termijn tenminste 3 maal door middel van een advertentie, geplaatst in een of meer regionale bladen, te huur of te koop hebben aangeboden.

    Deze advertentie moet in ieder geval bevatten:

    • a.

      het adres van de woonruimte;

    • b.

      de overeenkomstig artikel 26, lid 2, van de wet bepaalde huurprijs of koopprijs van de woonruimte;

      De in het vorige lid genoemde termijn begint te lopen op de datum van plaatsing van de eerste advertentie die voldoet aan het hier bepaalde.

  • 3.

    Voor huurwoningen geldt dat deze minimaal 1 maal conform artikel 2.3.4. ter verhuur dienen te zijn aangeboden alvorens een huisvestingsvergunning aan een volgens de criteria niet passend huishouden verstrekt kan worden.

  • 4.

    In de in lid 3 genoemde gevallen zal een huisvestingsvergunning verstrekt worden aan het verhoudingsgewijs meest passend te huisvesten huishouden.

     

Artikel 2.3.6 Intrekking

 

Burgemeester en wethouders kunnen een huisvestingsvergunning intrekken, indien:

  • 1.

    de vergunninghouder de vermelde woonruimte niet binnen de door burgemeester en wethouders bij de verlening van de vergunning gestelde termijn in gebruik heeft genomen;

  • 2.

    de vergunning is verleend op grond van door de vergunninghouder verstrekte gegevens waarvan deze wist of redelijkerwijs kon vermoeden dat zij onjuist of onvolledig waren.

     

PARAGRAAF 2.4 TOELATING

 

Artikel 2.4.1 Leeftijd

 

Ten minste één der leden van het huishouden moet meerderjarig zijn in de zin van de wet.

 

Artikel 2.4.2 Economische en maatschappelijke binding

 

  • 1.

    Ten minste één der volwassen leden van het huishouden moet maatschappelijk of economisch gebonden zijn aan de regio, dan wel in de positie verkeren als aangegeven in artikel 13c van de wet;

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid geldt de eis van economische of maatschappelijke binding niet, indien zich een situatie voordoet als beschreven in artikel 6 van het huisvestingsbesluit.

     

Artikel 2.4.3 Verblijfsstatus

Tenminste één van de volwassen leden van het huishouden moet òf de Nederlandse nationaliteit bezitten òf over een geldige verblijfstitel in Nederland beschikken.

 

PARAGRAAF 2.5 PASSENDHEID

 

Artikel 2.5.1 Verhouding inkomen - huurprijs/koopprijs

 

  • 1.

    De huisvestingsvergunning voor een huurwoning wordt slechts verleend indien de woning volgens de huur/inkomentabel passend is voor het huishouden (zie bijlage 1).

  • 2.

    De in de tabel gebruikt huurprijs- en inkomensgrenzen worden jaarlijks door burgemeester en wethouders bijgesteld. Daarbij zijn de huur- en inkomensgrenzen uit de Wet op de Huurtoeslag maatgevend.

  • 3.

    Voor de bepaling van het inkomen in de in lid 1 bedoelde tabel wordt uitgegaan van het meest recente bruto maandinkomen. In alle andere gevallen gelden de volgende uitvoeringsregels:

    • a.

      als inkomen wordt het laatst bekende belastbare jaarinkomen gehanteerd; als bewijsstuk hierbij geldt de daarop betrekking hebbende aanslag in de inkomstenbelasting;

    • b.

      indien geen aanslag in de inkomstenbelasting is opgelegd, geldt als bewijsstuk de laatste jaaropgave van de werkgever(s) of uitkerende instantie(s) met betrekking tot het bruto-inkomen;

    • c.

      burgemeester en wethouders kunnen in geval van gerede twijfel of onduidelijkheid de woningzoekende vragen een zgn. IB-60 formulier met betrekking tot het meest recente kalenderjaar te over te leggen ter verificatie van het opgegeven laatst verstreken huishoudensinkomen.

       

Artikel 2.5.2 Bezettingsnorm

 

  • 1.

    De grootte en de aard van de woonruimte moet passen bij de omvang en de leeftijd van de leden van het huishouden.

  • 2.

    Bij toepassing van lid 1 hanteren burgemeester en wethouders de volgende tabel voor de bepaling van de verhouding tussen het aantal leden van het huishouden en het daarbij toegestane aantal slaapkamers van de woonruimte

Omvang huishouden

Minimum aantal slaapkamers

Maximum aantal slaapkamers

1 persoon

-

2

2 personen < 31 jaar*

2 personen < 31 jaar

1

1

2 bij eengezinswoning

3 bij flatwoning

2 personen >= 31 jaar**

1

3

3 personen

2

3

4 personen

2

4

5 personen of meer

3

Geen

Een slaapkamer wordt beschouwd als slaapkamer wanneer deze een oppervlakte heeft van 5m2 of meer

  • 3.

    Voor de toepassing van de in het vorige lid weergegeven tabel hanteren burgemeester en wethouders de volgende uitvoeringsregels:

    • a.

      bij eenouderhuishoudens telt het hoofd van het huishouden voor twee personen;

    • b.

      als er sprake is van de komst van een baby wordt deze meegeteld als persoon indien een bewijs van de arts of verloskundige wordt afgegeven waarin wordt verklaard dat de zwangerschap meer dan 13 weken bedraagt;

    • c.

      bij de met een * aangeduide omvang huishouden geldt dat alle leden ervan jonger dan 31 jaar dienen te zijn;

    • d.

      bij het met een ** aangeduide omvang huishouden geldt dat tenminste één van de twee personen 31 jaar of ouder is.

       

Artikel 2.5.3 Specifieke doelgroepen

 

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen woningen bestemd voor specifieke doelgroepen via nader aan te geven criteria aan woningzoekenden aanbieden.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders worden in deze gevallen geadviseerd door de partijen die met de uitvoering van de woonruimteverdeling belast zijn.

     

Artikel 2.5.4 Bepaling volgorde toewijzing van huurwoningen

 

  • 1.

    Bij toewijzing van een woning wordt een rangorde gehanteerd:

  • 2.

    De rangordebepaling in het aanbodsysteem is:

    • a.

      woningzoekenden met een voorrangsverklaring als bedoeld in artikel 2.6.1;

    • b.

      woningzoekenden met een volkshuisvestelijke voorrangsverklaring hebben voorrang op alle overige woningzoekenden bij vrijkomende woningen in hun woonbuurt, woningzoekenden met een andersoortige voorrangsverklaring daaronder begrepen. Bij vrijkomende woningen elders in de gemeente is de voorrang gelijk aan die van de andere voorrangsverklaringen en geldt hetgeen onder c is opgenomen;

    • c.

      in de gevallen waarin meerdere woningzoekenden met een voorrangsverklaring hebben gereageerd, is de datum van afgifte voorrangsverklaring bepalend. In het geval dat de voorrangsverklaring op dezelfde dag is uitgegeven wordt de onderlinge rangorde door loting bepaald;

    • d.

      lokale woningzoekenden hebben conform de inhoud van de 30% lokaal maatwerkregeling voorrang op andere woningzoekenden (zie bijlage 4);

    • e.

      In alle overige gevallen gaat de woningzoekende met de langste inschrijvingsduur voor.

  • 3.

    Bij toewijzing van nieuwbouw huurwoningen kunnen burgemeester en wethouders, vooraf, - na overleg met de eigenaar/ontwikkelaar- aanvullende prioriteitsvoorwaarden stellen.

  • 4.

    Bij toewijzing van aanleunwoningen (niet zijnde onzelfstandige woonruimte) geldt dat de leeftijd bepalend is voor de volgorde, tenzij de eigenaar/verhuurder vanwege de op korte termijn te verwachten zorgbehoefte van betrokkene voorrang wil geven aan de kandidaat-gegadigde die als tweede dan wel als derde is gerangschikt.

  • 5.

    Bij toewijzing van woningen in flats/gestapelde bouw kan er worden afgeweken van het volgordecriterium, indien zich een huishouden meldt dat op dat moment in hetzelfde complex een woning huurt.

     

Artikel 2.5.5 Bepaling volgorde toewijzing van nieuwbouwkoopwoningen

 

Bij toewijzing van nieuwbouwkoopwoningen - waarvoor een huisvestingsvergunning nodig is- kunnen burgemeester en wethouders, vooraf, - na overleg met de eigenaar/ontwikkelaar- prioriteitsvoorwaarden stellen.

 

PARAGRAAF 2.6 VOORRANG

 

Artikel 2.6.1 Mate van voorrang

 

  • 1.

    Indien een woningzoekende een urgente behoefte heeft aan (andere) woonruimte, kan hij aan burgemeester en wethouders van Baarn verzoeken hem een voorrangsverklaring te verstrekken, mits de woningzoekende:

    • a.

      ingezetene is van de subregio, zijnde de gemeente Baarn, tenzij er sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 2.6.2 lid 2 sub b;

    • b.

      aantoonbaar al het mogelijke doet en heeft gedaan om zelf woonruimte te vinden.

  • 2.

    De in lid 1 gestelde voorwaarden zijn niet van toepassing op een voorrangsverklaring op volkshuisvestelijke gronden.

  • 3.

    Een door burgemeester en wethouders verstrekte voorrangsverklaring geldt alleen in de gemeente Baarn.

     

Artikel 2.6.2 Criteria voor voorrangverlening

 

Aanleiding voor verlening van een voorrangsverklaring als vermeld in artikel 2.6.1 kan bestaan in de volgende situaties, waarbij voldaan wordt aan de daarbij gestelde criteria:

  • 1.

    Medische gronden:

    van medische gronden is sprake indien, op advies van de hiertoe ingeschakelde Gewestelijke Gezondheidsdienst Eemland, door burgemeester en wethouders is vastgesteld dat een snelle oplossing van het huisvestingsprobleem uit medisch oogpunt urgent is. Indien er sprake is van ergonomische beperkingen bij normaal gebruik van de woning is de Wet op de Maatschappelijke Ondersteuning het voorliggend traject.

  • 2.

    Sociale gronden:

van sociale gronden is sprake indien door burgemeester en wethouders is vastgesteld dat een snelle oplossing van het huisvestingsprobleem uit sociaal oogpunt urgent is.

Hieronder worden de volgende situaties gerekend:

a. Echtscheiding

van echtscheiding in de sfeer van voorrang bij de afgifte van een huisvestingsvergunning is slechts sprake, indien:

  • 1.

    er een rechterlijke (eind-)beschikking en/of voorlopige voorziening is waarin is bepaald dat het huwelijk is ontbonden;

  • 2.

    uit het huwelijk één of meer kinderen voortkomen, die minderjarig zijn en de ouder die de voorrangsverklaring aanvraagt (mede) ouderlijk gezag uitoefent over het minderjarige kind/de minderjarige kinderen en het kind/de kinderen bij deze ouder het hoofdverblijf* heeft/hebben;

  • 3.

    deze ouder, het recht dan wel de mogelijkheid ontbeert om in de echtelijke woning te blijven wonen;

  • 4.

    er naar het oordeel van burgemeester en wethouders geen andere mogelijkheid bestaat om het woonruimteprobleem op te lossen;

  • 5.

    het verzoek om voorrang binnen drie maanden na de gerechtelijke uitspraak wordt gedaan.

*Dit is niet van toepassing bij co-ouderschap. Echter, bij co-ouderschap kan slechts één van ouders aanspraak maken op een voorrangsverklaring. De rechterlijke uitspraak inzake co-ouderschap is geen grond voor de afgifte van een voorrangsverklaring aan beide ex-partners.

Voor gevallen van "samenleving" worden vermelde criteria, voor zover mogelijk, analoog toegepast. In deze situatie dient in plaats van een beschikking of voorlopige voorziening een notariële akte te worden overlegd.

  • b.

    Woon-werkverkeer

    Burgemeester en wethouders geven een voorrangsverklaring op grond van woon-werkverkeer af indien:

    • -

      de aanvrager economisch gebonden is aan de gemeente Baarn, en

    • -

      de afstand –over de weg gemeten- tussen het centrum van Baarn en de huidige woning van de aanvrager 75 km of meer bedraagt, en

    • -

      het overbruggen van de reisafstand minimaal één jaar daadwerkelijk heeft plaatsgevonden.

  • c.

    Doorstroming:

    door vermindering van inkomen wordt een dure zelfstandige woonruimte in de huursector in Baarn achtergelaten om een goedkopere zelfstandige woonruimte in de huursector te betrekken. Als norm wordt de huur/inkomentabel zoals opgenomen in bijlage 1gehanteerd; bij een huur boven de aftoppingsgrenzen van de Wet op de Huurtoeslag is een minimaal inkomen vereist.

  • d.

    Misdrijven:

    in relatie tot wonen in de gemeente Baarn, zoals bedreiging of erger door ex-partner of buurtbewoners. Of extreme problemen in de gezinssituatie. De aanvrager heeft aangifte gedaan bij de politie en kan dit aantonen met kopieën van de aangifte.

  • e.

    Verlaten inrichting:

    degenen die na een opname weer een nieuwe start willen maken en die in verband met de opname een zelfstandige woonruimte in Baarn hebben vrijgemaakt. Hieronder vallen psychiatrische ziekenhuizen, gevangenissen, alcohol-en drugsverslavingklinieken. De aanvrager dient aan te tonen dat hij/zij opgenomen is geweest in een psychiatrisch ziekenhuis, gevangenis of alcohol- en drugsverslavingskliniek.

  • f.

    Huuropzegging:

    indien de zelfstandige woonruimte (huurwoningen waarvoor een huisvestingsvergunningsplicht geldt) moet worden verlaten na opzegging of ontbinding van de huurovereenkomst door de eigenaar. Pas indien rechter, na afweging van de belangen van verhuurder en huurder, de eis van de verhuurder tot huuropzegging, ontbinding of ontruiming heeft toegekend en dit middels een vonnis aangetoond kan worden, kan aan de aanvrager een voorrangsverklaring worden toegekend. Uitzondering hierop zijn woningzoekenden die reeds een voorrangsverklaring op volkshuisvestelijke gronden hebben verkregen. Na het verkrijgen van een volkshuisvestelijke voorrangsverklaring, wordt een voorrangsverklaring op grond van dit artikellid niet verstrekt. Tevens wordt er geen sociale voorrangsverklaring toegekend op basis van het criterium huuropzegging wanneer de huurovereenkomst is opgezegd wegens overlast, huurschuld of hennepteelt.

  • g.

    Gedwongen verkoop:

door vermindering van het inkomen buiten de schuld van betrokkene is men gedwongen tot verkoop van zelfstandige woonruimte in de gemeente Baarn.

h.Overlijden:

indien hierbij kinderen in de zelfstandige woonruimte achterblijven en hierdoor een niet passende situatie ontstaat in de zin van paragraaf 2.5.

3. Volkshuisvestelijke gronden:

Huurders en eigenaar-bewoners in de gemeente Baarn waarvan de woning c.q. het woongebouw, waar de woning deel van uitmaakt in het belang van de volkshuisvesting of ter uitvoering van openbare werken in het algemeen belang, gesloopt of ingrijpend verbeterd moet worden, kunnen in aanmerking komen voor een voorrangsverklaring bij de toewijzing van andere woonruimte. Burgemeester en wethouders kunnen bij de verlening van een voorrangsverklaring bepalen dat de betrokken bewoners na voltooiing van de werken eenmalig een vooraf te bepalen passend aanbod kan worden gedaan in het ingrijpend verbeterde dan wel nieuwgebouwd complex. Bewoners aan wie geen passend aanbod gedaan kan worden in het ingrijpend dan wel nieuwgebouwde complex krijgen een voorrangsverklaring. Hiermee hebben zij voorrang bij vrijkomende woningen in hun woonbuurt op andere woningzoekenden in het bezit van een voorrangsverklaring. De voorrangsverklaring geldt voor heel Baarn.

 

Artikel 2.6.3 Aanvraag en besluitvorming van een voorrangsverklaring

 

  • 1.

    De woningzoekende die meent voor een voorrangsverklaring in aanmerking te komen dient hiertoe een aanvraagformulier in.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van de bepaling van de toewijzing bij voorrang aanvullende bewijsstukken vragen.

  • 3.

    Bij een aanvraag om toekenning van een voorrangsverklaring op medische gronden winnen burgemeester en wethouders advies in bij de Gewestelijke Gezondheidsdienst Eemland.

  • 4.

    Bij een aanvraag om toekenning van een voorrangsverklaring op sociale gronden in de hiervoor in artikel 2.6.2. lid 2, sub d, e en g genoemde gevallen wordt vooraf in ieder geval een schriftelijk advies ingewonnen bij Amant.

  • 5.

    De aanvraag voor een voorrangsverklaring op volkshuisvestelijke gronden kan uitsluitend schriftelijk door de eigenaar van een woning bij burgemeester en wethouders worden ingediend.

  • 6.

    De voorrangsverklaring op medische en sociale gronden houdt het volgende in:

    • a.

      de erkenning dat verhuizing van de woningzoekende urgent is en dat burgemeester en wethouders dientengevolge bij het verlenen van een huisvestingsvergunning in aanvulling op het bepaalde in artikel 2.3.3. voorrang zullen verlenen aan de woningzoekende;

    • b.

      de mededeling dat de urgente woningzoekende dient te reageren op woonruimte die ingevolge paragraaf 2.5 passend is;

    • c.

      de mededeling of de voorrangverlening beperkt is tot een bepaald soort woonruimte en zo ja welke;

    • d.

      de mededeling dat de voorrangsverklaring 6 maanden geldig is;

    • e.

      de mededeling dat indien binnen 4 maanden geen woning is gevonden, bemiddeling plaatsvindt door burgemeester en wethouders en er een passende woning wordt aangeboden.

  • 7.

    De voorrangsverklaring op volkshuisvestelijke gronden houdt het volgende in:

    • a.

      de erkenning dat verhuizing van de woningzoekende urgent is en dat burgemeester en wethouders dientengevolge bij het verlenen van een huisvestingsvergunning in aanvulling op het bepaalde in artikel 2.3.3. voorrang zullen verlenen aan de woningzoekende;

    • b.

      de mededeling dat de urgente woningzoekende dient te reageren op woonruimte die ingevolge paragraaf 2.5 passend is. Het passendheidscriterium huishoudensgrootte/aantal slaapkamers zoals opgenomen in artikel 2.5.2 wordt hierbij buiten werking gesteld voor huishoudens die over een voorrangsverklaring op basis van volkshuisvestelijke gronden beschikken wegens sloop of ingrijpende renovatie van de woning met uitzondering van:

- Eenpersoonshuishoudens die een woning met maximaal twee slaapkamers achterlaten;

- Tweepersoonshuishoudens onder de 31 jaar die een eengezinswoning met maximaal twee slaapkamers of een flatwoning met maximaal drie slaapkamers achterlaten.

Voor deze twee genoemde groepen blijft het vigerende passendheidscriterium zoals opgenomen in artikel 2.5.2 van kracht.

  • c.

    de mededeling of de voorrangverlening beperkt is tot een bepaald soort woonruimte en zo ja welke;

  • d.

    de mededeling dat de voorrangsverklaring 12 maanden geldig is en dat deze termijn met 6 maanden door burgemeester en wethouders kan worden verlengd;

  • e.

    de mededeling dat indien binnen 16 maanden geen woning is gevonden, bemiddeling plaatsvindt door burgemeester en wethouders en er een passende woning wordt aangeboden.

    • 8.

      De toewijzing of afwijzing van een verzoek om voorrang wordt schriftelijk medegedeeld.

       

Artikel 2.6.4 Wijziging, intrekking en verlenging

 

1. Bij gewijzigde omstandigheden kunnen burgemeester en wethouders, al dan niet op verzoek van de woningzoekende, besluiten de vastgestelde mate van voorrang te wijzigen. Dit wordt ter kennis van de woningzoekende gebracht door middel van de verstrekking van een gewijzigde voorrangsverklaring, waarbij tevens wordt meegedeeld dat het voordien verstrekte bewijs omtrent de mate van voorrang is vervallen.

2. Burgemeester en wethouders trekken een voorrangsverklaring in:

  • a.

    indien niet langer aan de vereisten voor het verkrijgen van voorrang wordt voldaan;

  • b.

    indien de mate van voorrang is toegekend op grond van gegevens waarvan de woningzoekende wist of redelijkerwijs kon vermoeden dat zij onjuist of onvolledig waren;

  • c.

    indien de woningzoekende met medische of sociale voorrangsverklaring naar het oordeel van burgemeester en wethouders een aanbieding van passende woonruimte zoals genoemd in paragraaf 2.5 heeft geweigerd.

    • 3.

      Na het intrekken van een voorrangsverklaring kan niet op grond van dezelfde omstandigheden opnieuw een urgentie worden aangevraagd.

    • 4.

      Burgemeester en wethouders kunnen de geldigheidsduur van een voorrangsverklaring op sociale of medische gronden eenmaal aansluitend met 6 maanden verlengen indien aannemelijk wordt gemaakt dat in de voorgaande periode geen woonruimten zijn aangeboden die redelijkerwijs als passend mochten worden aangemerkt of er andere bijzondere omstandigheden zich hebben voorgedaan waardoor een spoedige verhuizing redelijkerwijs niet kon plaatsvinden.

       

Artikel 2.6.5 Mandatering van bevoegdheden

 

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de uitoefening krachtens paragraaf 2.2, 2.3, 2.4, 2.5,2.6 en 2.7 te mandateren aan eigenaren/verhuurders of groepen eigenaren van de woonruimte.

 

PARAGRAAF 2.7 AFWIJKENDE BEPALINGEN VOOR BIJZONDERE WOONVORMEN

 

Artikel 2.7.1 Standplaatsen voor een woonwagen

 

In afwijking van het bepaalde in voorgaande paragrafen zijn voor de aanbieding en toewijzing van standplaatsen voor woonwagens de volgende regels van kracht.

 

Artikel 2.7.2 Toepassingsbereik

 

Deze paragraaf is van toepassing op de in de gemeente Baarn gerealiseerde en nog te realiseren standplaatsen van woonwagens.

 

Artikel 2.7.3 Verbodsbepaling

 

Het is verboden om zonder huisvestingsvergunning van burgemeester en wethouders met een woonwagen een standplaats in gebruik te nemen of bezet te houden.

 

Artikel 2.7.4 Voorwaarden voor inschrijving

 

De standplaats behoort tot de ingevolge paragraaf 2.4. aangewezen categorie woningzoekenden die voor het verkrijgen van een huisvestingsvergunning in aanmerking komt.

 

Artikel 2.7.5 Wachtlijst

 

  • 1.

    Burgemeester en wethouders dragen zorg voor het aanleggen en bijhouden van een wachtlijst voor standplaatszoekenden.

  • 2.

    Kandidaten kunnen zich laten inschrijven op de wachtlijst indien is voldaan aan de voorwaarden genoemd in artikel 2.7.4.

  • 3.

    De wachtlijst vermeldt de namen van de kandidaten in volgorde van inschrijving, in geval van standplaatszoekenden gespecificeerd per woonwagencentrum.

     

Artikel 2.7.6 Vervallen van inschrijving

 

De inschrijving als gegadigde voor een standplaats vervalt indien:

  • 1.

    De ingeschrevene de beschikking heeft gekregen over passende andere woonruimte - zoals een andere standplaats, een woning - in de gemeente Baarn of één van de andere gemeenten in de regio.

  • 2.

    De standplaatszoekende niet meer aan de vereisten voor inschrijving voldoet.

  • 3.

    De standplaatszoekende daarom verzoekt.

     

Artikel 2.7.7 Toewijzing

 

  • 1.

    Standplaatsen worden alleen toegewezen door burgemeester en wethouders aan aanvragers die staan ingeschreven op de in artikel 2.7.5 genoemde lijst.

  • 2.

    De standplaats wordt toegewezen aan een aanvrager wiens naam boven aan de lijst staat.

     

Artikel 2.7.8 Aanvragen van een huisvestingsvergunning

 

De aanvraag van een huisvestingsvergunning voor een standplaats dient conform het in artikel 2.3.2 van deze verordening bepaalde te geschieden.

 

PARAGRAAF 2.8 ORGANISATIE EN BEVOEGDHEDEN

 

Artikel 2.8.1 Overeenkomsten

 

Burgemeester en wethouders kunnen met eigenaren overeenkomsten sluiten over het in gebruik geven van woonruimte, welke een aanvulling vormen op deze verordening of delen ervan.

De overeenkomsten dienen een evenwichtige en rechtvaardige verdeling van woonruimte te bevorderen. De overeenkomsten worden ter goedkeuring aan de gemeenteraad voorgelegd. De inhoud van de overeenkomsten wordt in ruime mate bekend gemaakt aan de inwoners van de gemeente en aan andere belanghebbenden.

 

Artikel 2.8.2. Lokaal maatwerk

 

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen met besturen van woningcorporaties overeenkomen lokaal maatwerk toe te passen bij de toewijzing van woonruimte.

  • 2.

    Lokaal maatwerk is toegestaan op maximaal 30% van het vrijkomende aanbod van woonruimte in een gemeente.

  • 3.

    De invulling van de lokaal maatwerkregeling is weergegeven in bijlage 4 van deze verordening.

     

    HOOFDSTUK 3 WIJZIGING VAN DE SAMENSTELLING VAN DE WOONRUIMTE-VOORRAAD

     

    PARAGRAAF 3.1 SAMENVOEGING

     

Artikel 3.1.1 Werkingsgebied

 

Het bepaalde in dit hoofdstuk is van toepassing op alle woonruimte.

 

Artikel 3.1.2 Vergunningvereiste

 

1. Het is verboden om zonder onttrekkingsvergunning een woonruimte, aangewezen in artikel 3.1.1,

samen te voegen met andere woonruimte.

2. Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) is niet van toepassing.

 

Artikel 3.1.3 Aanvragen van een onttrekkingsvergunning

 

  • 1.

    De aanvraag van een onttrekkingsvergunning wordt ingediend bij burgemeester en wethouders en gaat vergezeld van de volgende informatie en bewijsstukken:

    • a.

      Naam en adres van de eigenaar;

    • b.

      Gegevens over de huidige situatie:

      • -

        straat en huisnummer;

      • -

        huidig gebruik;

      • -

        huur- of koopprijs;

      • -

        aantal kamers;

      • -

        woonoppervlak/verblijfsoppervlak;

    • c.

      Gegevens bij voorgenomen samenvoeging:

      • -

        bestemming/toekomstig gebruik;

      • -

        bouwtekening;

      • -

        woonoppervlak/verblijfsoppervlak;

      • -

        compensatievoorstel;

      • -

        verwachte huur- of koopprijs;

      • -

        naam van toekomstige bewoner;

      • -

        omvang van het huishouden van de toekomstige bewoners;

      • -

        schriftelijke verklaring van toestemming van de huurder(s);

  • 2.

    Op of bij de onttrekkingsvergunning vermelden burgemeester en wethouders de volgende informatie:

    • a.

      de mededeling dat binnen één jaar van de onttrekkingsvergunning gebruik gemaakt kan worden;

    • b.

      de woonruimte waarop de vergunning betrekking heeft;

    • c.

      de opgelegde compensatie;

       

Artikel 3.1.4 Criteria voor vergunningverlening bij samenvoeging

 

  • 1.

    Een onttrekkingsvergunning voor het samenvoegen van woonruimte zal slechts verleend worden tegen financiële of reële compensatie als bedoeld in artikel 3.1.5 als de aanvrager kan aantonen dat:

    • a.

      de gezamenlijk woonruimten na samenvoeging niet groter zijn dan 70m2;

    • b.

      het huishouden waarvoor de samenvoeging wordt gevraagd kleiner woont dan:

      • -

        30m2 voor huishoudens van 1-2 personen

      • -

        40m2 voor huishoudens van meer dan 2 personen

    • c.

      de samenvoeging betrekking heeft op woonruimte van minder dan 30m2;

    • d.

      de samenvoeging mag niet leiden tot woonruimte van minder dan 30m2.

  • 2.

    Voor de in lid 1 genoemde gevallen geldt dat het vigerende bestemmingsplan de wijziging moet toestaan.

     

Artikel 3.1.5 Compensatie

 

  • 1.

    Compensatie dient te worden geboden door het toevoegen aan de woningvoorraad van andere, vervangende woonruimte, die naar het oordeel van burgemeester en wethouders gelijkwaardig is aan de te onttrekken woonruimte. Van gelijkwaardige woonruimte is sprake indien woonruimte wordt gecreëerd die naar ligging, kwaliteit en prijsniveau gelijkwaardig wordt geacht aan de onttrokken woonruimte. De te realiseren woonruimte wordt in ieder geval niet gelijkwaardig geacht aan de te samen te voegen woonruimte als de te realiseren woonruimte kleiner is dan 30m2. Reële compensatie moet binnen drie maanden na afgifte onttrekkingsvergunning zijn gerealiseerd.

  • 2.

    Compensatie kan ook worden geboden door betaling van compensatiegeld. Voor de vaststelling van de financiële compensatie wordt een tarief berekend van 10% van de waarde van de woning of het gedeelte van de woning die aan de woningvoorraad wordt onttrokken. Deze waarde is gebaseerd op de meest recente beschikking, ingevolge de Wet Waardering Onroerende Zaken die voor het betreffende pand van toepassing is.

  • 3.

    Het fonds dat door deze compensatiegelden wordt gevormd kan uitsluitend binnen het kader van de Volkshuisvesting worden aangewend.

     

Artikel 3.1.6 Intrekking

 

Burgemeester en wethouders kunnen een onttrekkingvergunning intrekken, indien:

  • 1.

    niet binnen één jaar, nadat de beschikking onherroepelijk is geworden, is overgegaan tot samenvoeging;

  • 2.

    de vergunning is verleend op grond van door de vergunninghouder verstrekte gegevens waarvan deze wist of redelijkerwijs kan vermoeden dat zij onjuist of onvolledig waren.

     

    PARAGRAAF 3.2 SPLITSING IN APPARTEMENTSRECHTEN

     

Artikel 3.2.1 Werkingsgebied

 

Het bepaalde in dit hoofdstuk is uitsluitend van toepassing op gebouwen, bevattende woonruimte, uitgezonderd nieuw te bouwen koopappartementen;

 

Artikel 3.2.2 Vergunningvereiste

 

  • 1.

    Het is verboden om zonder splitsingsvergunning een recht op een gebouw, aangewezen in artikel 3.2.1, te splitsen in appartementsrechten als bedoeld in artikel 106, eerste en derde lid, van boek 5 van het Burgerlijk Wetboek, indien een of meer appartementsrechten de bevoegdheid omvatten tot het gebruik van een of meer gedeelten van het gebouw als woonruimte.

  • 2.

    Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op het verlenen van deelnemings- of lidmaatschapsrechten of het aangaan van een verbintenis daartoe door een rechtspersoon met betrekking tot een gebouw als bedoeld in het eerste lid.

  • 3.

    Paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) is niet van toepassing.

     

Artikel 3.2.3 Aanvragen van een splitsingsvergunning

 

  • 1.

    De aanvraag van een splitsingsvergunning wordt ingediend bij burgemeester en wethouders en gaat vergezeld van de volgende stukken:

    • a.

      een splitsingsplan dat voldoet aan de vereisten als neergelegd in artikel 109 van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek en het krachtens dat artikel vastgestelde Besluit betreffende splitsing in appartementrechten, en;

    • b.

      een taxatierapport betreffende het gebouw en de tot afzonderlijke woonruimte bestemde gedeelten van het gebouw, opgemaakt door een beëdigde makelaar. Dit rapport bevat in elk geval mede een beschrijving en een beoordeling van de onderhoudstoestand van het gebouw.

  • 2.

    Op of bij de splitsingsvergunning vermelden burgemeester en wethouders de volgende informatie:

    • a.

      de mededeling dat binnen één jaar van de splitsingsvergunning gebruikt gemaakt kan worden;

    • b.

      het gebouwd onroerend goed waarop de splitsing betrekking heeft.

       

Artikel 3.2.4 Beslissing op de aanvraag splitsingsvergunning

 

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen een splitsingsvergunning slechts weigeren, indien naar hun oordeel splitsing leidt tot:

    • a.

      een eenzijdige samenstelling van de woningvoorraad;

    • b.

      een frustering van kenbaar gemaakt stadsvernieuwingsbeleid;

    • c.

      een onevenredige aantasting van het karakter van het betreffende pand.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders zijn slechts bevoegd voorwaarden en voorschriften aan de vergunningsverlening te verbinden, voor zover deze zien op het veilig stellen van de samenstelling van de woonruimtevoorraad, het voorkomen van belemmeringen voor beoogde stadsvernieuwing, dan wel het beschermen van de indeling of veilig stellen van de staat van onderhoud van het pand.

2. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de beslissing op een aanvraag om splitsingsvergunning aan te houden, indien tevens vrijstelling vereist is van een bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 10 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening.

 

Artikel 3.2.5 Intrekking

 

Burgemeester en wethouders kunnen een splitsingsvergunning intrekken, indien:

  • 1.

    niet binnen één jaar nadat de beschikking onherroepelijk is geworden, is overgegaan tot overschrijving in de openbare registers van de akte van splitsing in appartementsrechten, bedoeld in artikel 109 van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek, of tot het verlenen van deelnemings- of lidmaatschapsrechten;

  • 2.

    de vergunning is verleend op grond van door de vergunninghouder verstrekte gegevens waarvan deze wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat zij onjuist of onvolledig waren.

     

Artikel 3.2.6 Mandatering

 

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de uitoefening van de bevoegdheden krachtens hoofdstuk 3 te mandateren aan het hoofd van de afdeling VROM.

 

HOOFDSTUK 4 VERDERE BEPALINGEN

 

Artikel 4.1 Hardheidsclausule

 

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd in gevallen waarin de toepassing van deze verordening naar hun oordeel tot een bijzondere hardheid leidt ten gunste van de aanvrager af te wijken van deze verordening.

 

Artikel 4.2 Strafbepaling

 

Hij die handelt in strijd met het bepaalde in artikel 2.3.1, 2.7.3, 3.1.2 of 3.2.2 wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste vier maanden of een geldboete van de derde categorie. De genoemde strafbaar gestelde feiten zijn overtredingen.

 

Artikel 4.3 Handhaving

 

  • 1.

    Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze verordening bepaalde zijn belast de daartoe door burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren.

  • 2.

    Met de opsporing van de bij artikel 4.2 strafbaar gestelde feiten zijn, behalve de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering en de in artikel 75 van de wet aangewezen ambtenaren belast de in het eerste lid genoemde ambtenaren, voor zover zij door de minister van justitie daartoe zijn aangewezen.

  • 3.

    De in het eerste lid genoemde ambtenaren hebben de bevoegdheden als genoemd in artikel 77 van de wet.

     

Artikel 4.4 Restbepaling

 

In de gevallen waarin deze verordening niet voorziet beslissen burgemeester en wethouders, waarbij zij zich uitsluitend zullen laten leiden door overwegingen betrekking hebbende op de evenwichtige en rechtvaardige verdeling van schaarse woonruimte.

 

Artikel 4.5 Overleg bij wijziging

 

Bij de voorbereiding van een besluit tot wijziging van deze verordening plegen burgemeester en wethouders overleg met de in de gemeente werkzame, ingevolge artikel 70, eerste lid, van de Woningwet (Stb 1991, 439) toegelaten instellingen en met andere daarvoor naar hun oordeel in aanmerking komende organisaties die binnen de gemeente op het gebied van de woonruimteverdeling werkzaam zijn.

 

HOOFDSTUK 5 OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

 

Artikel 5.1 Overgangsbepalingen

 

  • 1.

    Aanvragen van huisvestingsvergunningen, onttrekkingsvergunningen, splitsingsvergunningen, voorrangsverklaringen en verzoeken tot inschrijving als woningzoekende of standplaatszoekende die zijn ingediend voor het in werking treden van de verordening en waarop ten tijde van het in werking treden van deze verordening nog niet is beslist worden behandeld op grond van de in deze verordening vervatte criteria, tenzij het voordien geldende recht voor de aanvrager gunstiger is.

  • 2.

    Bij de behandeling van bezwaar- en beroepschriften op grond van de Algemene Wet Bestuursrecht (Awb) waarop ten tijde van het inwerkingtreden van deze verordening nog niet is beslist, gericht tegen enige beschikking die is genomen voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening vindt het bepaalde in het eerste lid van dit artikel overeenkomstige toepassing.

     

Artikel 5.2 Citeertitel

 

Deze verordening wordt aangehaald als de Huisvestingsverordening Baarn 2008

 

Artikel 5.3 Inwerkingtreding

 

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking 8 dagen na de datum van bekendmaking.

  • 2.

    Op de datum van inwerkingtreding vervalt de Huisvestingsverordening Baarn 2007

     

Artikel 5.4 Bijlagen

1.De bijlagen in de Huisvestingsverordening Baarn 2008 maken deel uit van de Huisvestingsverordening Baarn 2008.

 

Vastgesteld in de openbare vergadering van 16 juli 2008.

de griffier, de voorzitter,

mevr. J. Pijnenborg dhr. J. de Groot

 

BIJLAGE 1: HUUR-INKOMENTABEL 2008/2009

Minimaal vereist bruto-maandinkomen voor 1- en 2-persoonshuishoudens

bij huren boven € 499,51

Soort huishouden

Leeftijd

Bruto-maandinkomen

Eenpersoons

Jonger dan 65 jaar

€ 1.590

Eenpersoons

65 jaar en ouder

€ 1.430

Meerpersoons

Jonger dan 65 jaar

€ 2.157

Meerpersoons

65 jaar en ouder

€ 1.901

Er wordt geen criterium t.a.v. de relatie tussen huur en inkomen gesteld tot een huurprijsgrens van € 499,51.

Voor woningen met een huurprijs hoger dan € 499,51 per maand gelden de criteria zoals genoemd in de huur-inkomentabel.

Minimaal vereist maandinkomen voor 3- en meerpersoonshuishoudens

bij huren boven 535,33

Soort huishouden

Leeftijd

Bruto-maandinkomen

Meerpersoons

Jonger dan 65 jaar

€ 2.157

Meerpersoons

65 jaar en ouder

€ 1.901

Er wordt geen criterium ten aanzien van de relatie tussen huur en inkomen gesteld tot een huurprijsgrens van € 535,33 per maand voor 3- en meerpersoonshuishoudens.

Voor woningen met een huurprijs hoger dan € 535,33 maand gelden de criteria zoals genoemd in de huur-inkomentabel.

 

BIJLAGE 2: BELEIDSREGELS TOEWIJZING HUURWONINGEN COMPLEX EEMBORG

Inleiding

Voor de toewijzing van huurwoningen in het complex Eemborg zijn aanvullende beleidsregels opgesteld behorend bij de “Huisvestingsverordening Baarn 2008”. Deze beleidsregels zijn in samenspraak met Eemland Wonen opgesteld.

 

Beleidsregels “Toewijzing huurwoningen complex Eemborg”

Beleidsregel 1:

Toelichting:

Deze beleidsregel zorgt ervoor dat de grootste groep 65-plussers, de alleenstaanden, ook in aanmerking komen voor complex Eemborg.

Beleidsregel 2:

Toelichting:

De woningen voor het complex Eemborg worden in de Woonmarkt aangeboden waarbij wordt vermeld dat 65-plussers die een eengezinswoning onder de huurprijsgrens achterlaten voorrang hebben bij de toewijzing van deze woningen. Uiteraard komt men alleen in aanmerking wanneer voldaan wordt aan de passendheidseisen (woonbezettingsnorm volgens beleidsregel 1 en verhouding huur/inkomen volgens de huur/inkomentabel zoals opgenomen in de Huisvestingsverordening). Bij aanmelding van meerdere huishoudens wordt de rangorde bepaald door het rangordenummer. Indien er geen passende kandidaten zijn uit deze groep wordt de woning op de “normale” manier toegewezen, d.w.z. aan een 65-plusser die geen eengezinshuurwoning achterlaat.

Voor zover de beleidsregels afwijken van de bepalingen in de “Huisvestingsverordening Baarn 2008” gaan de beleidsregels “Toewijzing huurwoningen complex Eemborg” voor.

 

BIJLAGE 3: PROCEDURE VOORRANGSVERKLARINGEN TENGEVOLGE PARAGRAAG 2.6

1. Intake

De intake vindt plaats bij Eemland Wonen. Eemland Wonen verwijst naar de Woonmarkt, andere delen van de woningmarkt (particulier, koopwoningen of kamermarkt) en het inschrijven in andere gemeenten in het Gewest. Eemland Wonen informeert de aanvrager over de (on)mogelijkheden en kansen om in aanmerking te komen voor een voorrangsverklaring. Dit wordt bekeken aan de hand van de criteria zoals opgenomen in paragraaf 2.6 van de huisvestingsverordening.

2. Indienen aanvraag voorrangsverklaring

Mocht Eemland Wonen van mening zijn dat er geen aanleiding is voor een voorrangsverklaring, maar de woningzoekende wil toch een aanvraag indienen, dan kan de woningzoekende niet tegengehouden worden om een aanvraag in te dienen. Het daadwerkelijk aanvragen van de voorrangsverklaring dient te gebeuren door middel van indiening van een vastgesteld formulier. Dit formulier moet worden ingediend bij Eemland Wonen. Op het formulier dient de aanvrager kort de reden van de aanvraag te vermelden.

3. Behandeling aanvraag

Na ontvangst van een volledig ingevuld aanvraagformulier voorzien van de gevraagde bijlagen en de betaling van de leges wordt de aanvraag in behandeling genomen. Eemland Wonen toetst of voldoen is aan het gestelde in artikel 2.6.1 lid 1 van de huisvestingsverordening. Wordt hier niet aan voldaan dan wijst Eemland Wonen de aanvraag af (zie voor verdere procedure, punt 4). Wordt hieraan voldaan dan wordt de procedure verder in gang gezet. De verdere procedure is afhankelijk van de gronden waarop een voorrangsverklaring wordt aangevraagd:

a. Bij een aanvraag voor een voorrangsverklaring op sociale gronden op basis van de criteria “misdrijven” “verlaten inrichting” en “gedwongen verkoop”

De aanvraag wordt ter advisering doorgestuurd naar Amant. Deze brengt binnen 6 weken advies uit aan Eemland Wonen. Het advies is gebaseerd op de huisvestingsverordening. In het advies dient te zijn opgenomen de juridische grondslag voor de toekenning of afwijzing van de urgentie. Hierbij dient expliciet te worden verwezen naar de artikelen uit de huisvestingsverordening.

b.Bij een aanvraag voor een voorrangsverklaring op medische gronden

De aanvraag wordt ter advisering doorgestuurd naar de GGD. Deze brengt binnen 6 weken advies uit aan Eemland Wonen.

c. Overig

De aanvraag wordt beoordeeld door Eemland Wonen aan de hand van de criteria genoemd in artikel 2.6.2 van de huisvestingsverordening.

4. Besluit

Eemland Wonen moet binnen 8 weken na het indienen van de aanvraag een besluit nemen. In de beschikking dient de juridische grondslag voor de toekenning of afwijzing worden vermeld.

Bij toekenning dient in de beschikking tevens te worden opgenomen het bepaalde zoals opgenomen in artikel 2.6.3 van de huisvestingsverordening.

In de beschikking dient eveneens te worden opgenomen dat het een voor bezwaar- en beroep vatbaar besluit is en dat een bezwaarschrift kan worden ingediend bij burgemeester en wethouders van Baarn.

 

BIJLAGE 4: INVULLING 30% LOKAAL MAATWERK 2008

Op 18 september 2006 hebben Provinciale Staten de provinciale beleidsregels “bindingseisen woningmarkt provincie Utrecht 2006” vastgesteld. Deze zijn 1 januari 2007 in werking getreden. Een van de beleidsregels is dat vanwege de beperkte uitbreidingsmogelijkheden de gemeente Baarn de mogelijkheid krijgt om jaarlijks maximaal 30% van de vrij te komen woningen (onder de huurprijsgrens dan wel de koopprijsgrens), gemiddeld over de laatste drie kalenderjaren, bij voorrang toe te wijzen aan woningzoekenden met een maatschappelijke en/of economische binding aan Baarn. Voor 2008 betekent dit dat er 55 woningen met voorrang aan woningzoekenden met een maatschappelijke of economische binding aan Baarn mogen worden toegewezen.

Voor 2008 wordt het lokaal maatwerk op de volgende wijze ingevuld:

  • a.

    Bij toewijzing van 28 vrijkomende seniorenwoningen onder de huurprijs- en koopprijsgrens hebben senioren met een maatschappelijke of economische binding aan Baarn voorrang;

  • b.

    Bij toewijzing van 27 vrijkomende woningen onder de huurprijsgrens- en koopprijsgrens hebben jongeren tot en met 30 jaar met een maatschappelijke of economische binding aan Baarn voorrang;

  • c.

    Bij toewijzing van vrijkomende woningen in Lage Vuursche onder de huurprijs- en koopprijsgrens hebben woningzoekenden met een maatschappelijke of economische binding aan Lage Vuursche voorrang;

  • d.

    Bij toewijzing van een vrijkomende woning in Eemborg gelden de beleidsregels “toewijzing huurwoningen complex Eemborg”.

Eind 2008 zal de toepassing van de regeling worden geëvalueerd. Voor het jaar 2009 zal opnieuw de invulling van de 30% lokaal maatwerkregeling moeten worden vastgesteld.

Bovenstaande invulling van de 30% lokaal maatwerkregeling is tot stand gekomen na overleg met en instemming van woningbouwvereniging Eemland Wonen.

 

Toelichting op de Huisvestingsverordening Baarn 2008

 

Hoofdstuk 1 algemene bepalingen

 

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

Lid 3: Een economische binding wordt in elk geval aangenomen indien:

Iemand tenminste 18 uur per week bij een bedrijf of instelling in de provincie in hetzij vaste dienst is, hetzij een tijdelijk dienstverband heeft met de vooropgezette bedoeling dit om te zetten in een vast dienstverband of bij minder uren, ten minste een netto-inkomen uit arbeid heeft op bijstandsniveau;

Iemand als zelfstandig ondernemer in zijn bestaan voorziet en aantoont dat de zetel van zijn bedrijf in de provincie is gevestigd.

Met in acht name van het bovenstaande is het tijdstip waarop de economische binding ingaat, het moment waarop schriftelijk aan de hand van respectievelijk een huur – of koopcontract of arbeidsovereenkomst, kan worden aangetoond dat;

De zetel van het bedrijf of de instelling waar iemand is of zal gaan werken, in de provincie gevestigd is of binnen redelijke termijn gevestigd zal worden;

Het dienstverband bij het bedrijf of de instelling binnen redelijke termijn zal ingaan.

Lid 9: de definiëring van het begrip ingezetene is overgenomen uit de voorbeeld-Huisvestingsverordening Provincie Utrecht

 

Hoofdstuk 2 verdeling van woonruimte

 

Paragraaf 2.1 Werkingsgebied

 

Artikel 2.1.2 Nadere afperking

In dit artikel zijn de woonruimten opgenomen waarvoor geen huisvestingsvergunning is vereist.

 

Paragraaf 2.2 Inschrijving

 

Artikel 2.2.2 Bewijs van inschrijving

Lid 1: Het inschrijfnummer is in de praktijk bepalend voor de rangorde. Het inschrijfnummer bevat de datum van inschrijving en een getal. Bijvoorbeeld: bij twee inschrijvingen op 5 februari 2004 worden dan de volgende inschrijfnummers toegekend: 050204.1 en 050204.2.

Lid 2: In artikel 2.2.1 lid 2 is bepaald dat huishoudens die voldoen aan de toelatingseisen ingevolge paragraaf 2.4 alsmede de huishoudens die een voorrangsverklaring bezitten, worden opgenomen in het register van woningzoekenden. In artikel 2.2.2 lid 2 is bepaald dat de leges voor inschrijving moeten zijn betaald voor de inschrijving als woningzoekende van kracht is. Hieruit volgt dat de in artikel 2.2.1 lid 2 sub a en b genoemde huishoudens eerst de leges voor inschrijving moeten hebben betaald, alvorens men kan reageren op woningen in de Woonmarkt en in aanmerking kan komen voor woonruimte. Het kan zodoende voorkomen dat een huishouden nog niet was ingeschreven als woningzoekende op basis van artikel 2.2.1 lid 2 sub a (toelatingseisen), maar wel een voorrangsverklaring heeft gekregen. Men dient dan eerst leges voor inschrijving als woningzoekende te betalen alvorens men kan reageren op woningen in de Woonmarkt.

 

Paragraaf 2.3 Huisvestingsvergunning

 

Artikel 2.3.3 Criteria voor vergunningverlening

Lid 1: Dit is feitelijk het centrale artikel in het hele hoofdstuk 2 van de verordening. Hier komen de eisen met betrekking tot toelating, passendheid en urgentie, zoals ze in de verschillende paragrafen zijn beschreven, bij elkaar.

Lid 2: Voordeel van het vermelden van de namen der vergunninghouders op of bij de huisvestingsvergunning is, dat bij de kwesties van medehuurderschap voor de burgerlijke rechter helderheid over het publiekrechtelijke aspect van de huisvestingvergunning verschaft kan worden.

Lid 3: De tekst van artikel 9 van het besluit luidt: “Voor zover de verordening bepaalt dat bij het verlenen van huisvestingvergunningen voorrang wordt gegeven aan woningzoekenden als bedoeld in artikel 11, eerste lid, of artikel 12, eerste lid, van de wet, voorziet de verordening erin dat de desbetreffende bepalingen buiten toepassing blijven, indien een huisvestingsvergunning wordt aangevaagd:

  • a.

    door degene die ingevolge artikel 266, eerste lid, of 267, eerste lid van boek 7 van het Burgerlijk Wetboek medehuurder van de betrokken woonruimte was, indien deze huurovereenkomst voortzet krachtens artikel 266, derde lid, 267, zesde lid, of 268, eerste lid, van boek 7 van dat wetboek;

  • b.

    met het oog op een voorgenomen ruil van woonruimte;

  • c.

    door personeel als bedoeld in artikel 6, onder b.”

aanvulling sub a:

Een afspraak tussen de gemeente en Eemland Wonen inzake medehuurderschap is dat mensen die 35 jaar of ouder zijn en minimaal 30 jaar in dezelfde woning hebben gewoond, waarvan de vader en/of moeder huurder zijn, in aanmerking komen voor het medehuurderschap en een huisvestingsvergunning.

In de praktijk betekent deze regel dat mensen die altijd bij vader en/of moeder ingewoond hebben op hetzelfde adres op hun 35e jaar de zekerheid hebben dat zij in het ouderlijk huis kunnen blijven wonen als de ouder(s) het huis verlaten (opname in verpleegtehuis) of overlijden.

 

Artikel 2.3.4 Woningaanbieding

Bij de in lid 3 genoemde woningen die bestemd zijn voor noodopvang moet worden gedacht aan woonruimte voor personen in nood die dringend woonruimte behoeven tijdelijk kunnen verblijven.

 

Artikel 2.3.5 Vruchteloze aanbieding

Lid 2: Dit is een mogelijke invulling van de verplichte vergunningverlening bij vruchteloze aanbieding zoals deze in de wet is aangeduid. De tekst van artikel 26, lid 2, van de wet luidt:

“Het eerste lid is slechts van toepassing:

  • a.

    ingeval de woonruimte te huur wordt aangeboden en onderafdeling 2 van afdeling 5 van titel 4 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek op die woonruimte van toepassing is: indien de gevraagde huurprijs niet hoger is dan de voor de betrokken woonruimte ingevolge die wet geldende maximaal redelijke huurprijs;

  • b.

    ingeval de woonruimte te huur wordt aangeboden en onderafdeling 2 van afdeling 5 van titel 4 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek niet op die woonruimte van toepassing is; indien de gevraagde huurprijs niet hoger is dan redelijk is, gelet op de huurprijs die in het economisch verkeer voor vergelijkbare woonruimte wordt overeengekomen;

  • c.

    ingeval de woonruimte te koop wordt aangeboden: indien de koopprijs niet hoger is dan redelijk is gelet op de waarde van de woonruimte in het economisch verkeer.”

     

Artikel 2.3.6 Intrekking

De tekst van dit artikel is gelijk aan die van artikel 28 van de wet.

 

Paragraaf 2.4 Toelating

 

Artikel 2.4.1 Leeftijd

Het hier gehanteerde criterium van meerderjarigheid is feitelijk niet in de Huisvestingswet voorgeschreven, maar vormt onderdeel van het gewoonterecht in de volkshuisvesting.

 

Artikel 2.4.2 Economische en maatschappelijke binding

Lid 1: De tekst van artikel 13c lid 1 van de Wet luidt, dat behoudens het bepaalde in het tweede lid van dat artikel, geen onderscheid naar economische of maatschappelijke binding wordt gemaakt ten aanzien van woningzoekenden:

  • a.

    waarvan redelijkerwijs niet of niet meer verwacht kan worden dat zij door het duurzaam verrichten van arbeid in hun bestaan voorzien, zoals gepensioneerden, ernstig invaliden en langdurig werklozen;

  • b.

    die als remigrant wensen terug te keren naar Nederland of zijn teruggekeerd, doch nog niet over passende huisvesting beschikken;

  • c.

    aan wie op grond van een asielverzoek een van de verblijfsvergunningen, bedoeld in artikel 8 onderdelen a tot en met d, van de Vreemdelingenwet 2000 is verleend, indien zij na die verlening voor de eerste maal woonruimte zoeken;

  • d.

    die na echtscheiding, scheiding van tafel en bed of ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed, in verband met die omstandigheid dringend woonruimte behoeven, of;

  • e.

    die een procedure tot echtscheiding, scheiding van tafel en bed of ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed aanhangig hebben gemaakt en een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 822 en 823 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering hebben verkregen, indien zij in verband met die omstandigheid dringend woonruimte behoeven.

Men wordt aangemerkt als langdurig werkloos wanneer iemand 2 jaar of langer aaneensluitend werkloos is.

Lid 2: De tekst van artikel 6 van het besluit luidt:

“Een onderscheid naar economische of maatschappelijke binding wordt niet gemaakt ten aanzien van woningzoekenden:

  • a.

    die een huisvestingsvergunning aanvragen met het oog op een voorgenomen woningruil, indien ten minste een der bij de ruil betrokken partijen behoort tot een categorie, genoemd in artikel 13c lid 1 van de Wet, of aan de ruil een aanvaarding van een werkkring ten grondslag ligt;

  • b.

    die als personeel in dienst zijn van het Europees Laboratorium voor ruimtetechnologie van de European Space Research Organisation en hun functie in Nederland uitoefenen.

     

Paragraaf 2.5 Passendheid

 

Artikel 2.5.1 Verhouding inkomen-huur/koopprijs

Lid 2: De gehanteerde grenzen zijn de grenzen die in de Wet op de Huurtoeslag worden gehanteerd als de zogenaamde aftoppingsgrenzen. Dat wil zeggen dat deze huishoudens geen huurtoeslag ontvangen voor dat gedeelte van de maandhuur dat ligt boven de aftoppingsgrenzen.

Ingevolge de huurinkomentabel gelden voor woningen met een huur boven de aftoppingsgrenzen inkomensgrenzen. De gedachte hierachter is dat de betaalbaarheid van duurdere woningen een probleem kan vormen voor de kandidaat-huurder.

 

Artikel 2.5.3 Specifieke doelgroepen

Onder specifieke doelgroepen wordt in ieder geval verstaan senioren (65 jaar en ouder) en jongeren (18 t/m 30 jaar).Woningen in de Woonmarkt kunnen gelabeld worden voor deze doelgroepen. Gestreefd wordt om het aantal woningen per doelgroep te labelen naar evenredigheid. Indien bijvoorbeeld 35% van alle ingeschreven woningzoekenden 30 jaar of jonger is worden 35% van alle vrijkomende woningen in een kalenderjaar gelabeld voor jongeren. Per kalenderjaar worden de streefpercentages per doelgroep bepaald.

 

Paragraaf 2.6 voorrang

 

Artikel 2.6.1 Mate van voorrang

Lid 1: Naast de urgente behoefte waarvan sprake moet zijn, dient de woningzoekende aannemelijk te maken zelf niet in staat te zijn, gezien het probleem, andere woonruimte vinden.

Van betrokkene wordt verwacht eerst zelf naar een oplossing van het probleem gezocht te hebben alvorens een urgentie aan te vragen. Hierbij moet bijvoorbeeld worden onderzocht of betrokkene heeft gereageerd op woningen die via het aanbodsysteem worden aangeboden en of betrokkene zich heeft georiënteerd op de huur- of koopwoningenmarkt op de particuliere markt.

 

Artikel 2.6.2 Criteria voor voorrangverlening

In de voorrangsregeling is er sprake van een onderscheid tussen een voorrangsverklaring op medische, sociale en volkshuisvestelijke gronden. Van medische urgentie is sprake wanneer het fysiek onmogelijk wordt in de huidige woning te blijven wonen. Er kan ook sprake zijn van medische urgentie als gevolg van de psychische gesteldheid van een woningzoekende. Een aanvraag wordt beoordeeld door de GGD.

Een voorrangsverklaring op sociale gronden wordt toegekend als er sprake is van een onhoudbare en/of levensbedreigende samenlevingssituaties. Bij enkele criteria wordt de aanvraag beoordeeld door Amant. Co-ouderschap na de scheiding is geen grond voor de toekenning van urgentie aan beide ouders/verzorgers van de kinderen. Per scheiding en dreigende dakloosheid van beide (ex)-partners wordt dus één huishouden, met inachtneming van de gestelde voorwaarden, bij voorrang gehuisvest. Er wordt geen sociale voorrangsverklaring toegekend op basis van het criterium huuropzegging wanneer de huurovereenkomst is opgezegd wegens overlast, huurschuld of hennepteelt.

Bij de aanvraag voor een voorrangsverklaring op sociale gronden op basis van het criterium misdrijven wordt als voorwaarde gesteld dat een aangifte bij de politie is gedaan. In voorkomende gevallen kan worden volstaan met meldingen bij de politie. De situatie dient verifieerbaar te zijn bij de politie.

Huurders en eigenaar-bewoners van woningen in de gemeente Baarn die in het belang van de volkshuisvesting of ter uitvoering van openbare werken in het algemeen belang gesloopt of ingrijpend verbeterd moeten worden, kunnen in aanmerking komen voor een voorrangsverklaring op basis van volkshuisvestelijke gronden. Het passendheidscriterium huishoudensgrootte in relatie tot aantal slaapkamers is dusdanig ruim opgesteld (zie artikel 2.5.2. van de huisvestingsverordening) dat de verwachting is dat de meeste woningzoekenden in het bezit van een voorrangsverklaring op basis van volkshuisvestelijke gronden passend op grond van de huidige regeling in de huisvestingsverordening een woning kunnen betrekken. Echter, er kunnen zich situaties voordoen die nadelig zijn voor de woningzoekende. Bijvoorbeeld, in het geval van de zogenaamde “empty nester”: een (oudere) bewoner die destijds met het gezin op basis van de passendheidseisen uit de huisvestingsverordening een eengezinswoning met drie slaapkamers heeft betrokken en daar nu alleen woont, kan op grond van de geldende huisvestingsverordening alleen in aanmerking komen voor een woning met twee slaapkamers, terwijl een woning met drie slaapkamers wordt achtergelaten. Dit wordt niet wenselijk geacht. Met het buiten werking stellen van de passendheidscriteria worden dergelijke situaties voorkomen. Het loslaten van de passendheidscriteria geldt niet voor iedereen.

Voorkomen moet worden dat een alleenstaande die nu in een flat woont met twee slaapkamers (conform de passendheidseisen van de huisvestingsverordening) door het buiten werking stellen van het passendheidseisen als alleenstaande een grotere woning kan betrekken (niet passend volgens de huisvestingsverordening). Voor bepaalde groepen blijven dan ook de passenheidscriteria zoals opgenomen in artikel 2.5.2. gelden.

 

Hoofdstuk 3 Wijziging samenstelling van de woonruimtevoorraad

 

Om te voorkomen dat ongecontroleerd woonruimte met andere woonruimte wordt samengevoegd is dit hoofdstuk in de verordening opgenomen.

 

Hoofdstuk 4 verdere bepalingen

 

Artikel 4.3 Handhaving

Lid 2: de tekst van artikel 75 van de wet luidt:

  • 1.

    Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze wet bepaalde zijn belast de door het gemeentebestuur aan te wijzen ambtenaren.

  • 2.

    Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze wet bepaalde zijn belast de bij besluit van Onze Minister aangewezen ambtenaren.

  • 3.

    Van een besluit als bedoeld in het eerste of tweede lid wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.

     

Lid 3: de tekst van artikel 77 luidt:

De toezichthouder is bevoegd met medeneming van de benodigde apparatuur een woning binnen te treden zonder toestemming van de bewoner.