Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Steenwijkerland

Verordening Persoonsgebonden Budget Begeleid Werken Wet sociale werkvoorziening

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieSteenwijkerland
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening Persoonsgebonden Budget Begeleid Werken Wet sociale werkvoorziening
CiteertitelVerordening persoonsgebonden budget begeleid werken Wet sociale werkvoorziening
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet sociale werkvoorziening, art. 7, lid 10

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-07-2008nieuwe regeling

24-06-2008

Gemeenteblad, 2008, 14

2008/63b

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening Persoonsgebonden Budget Begeleid Werken Wet sociale werkvoorziening

 

De raad van de gemeente Steenwijkerland;

 

gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van Steenwijkerland;

 

gelet op artikel 7 lid 10 van de Wet sociale werkvoorziening;

 

overwegende dat de raad bij verordening nadere regels dient vast te stellen met betrekking tot het verstrekken van Persoonsgebonden budgetten;

 

besluit:

 

Vast te stellen de volgende

 

Verordening Persoonsgebonden Budget Begeleid Werken Wet sociale werkvoorziening.

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Steenwijkerland;

  • b.

    de wet: de Wet sociale werkvoorziening;

  • c.

    subsidie: de loonkostensubsidie en overige aan de werkgever te verstrekken vergoedingen voor structurele kosten;

  • d.

    sw-geïndiceerde: de persoon waarvoor is vastgesteld dat hij of zij tot de doelgroep van de Sociale Werkvoorziening behoort.

  • e.

    uitvoeringsorganisatie : de NoordWestGroep.

  • f.

    begeleidingsorganisatie: de organisatie, zoals bedoeld in artikel 7 van de wet.

Artikel 2 De hoogte van de rechtstreeks aan de subsidieverlening verbonden uitvoeringskosten

Het college stelt in overleg met de uitvoeringsorganisatie elk jaar vóór 31 december de hoogte vast van de rechtstreeks aan de subsidieverlening verbonden uitvoeringskosten voor elk te verstrekken persoonsgebonden budget voor het daarop volgende kalenderjaar.

Artikel 3 Invulling voorwaarden adequate werkplek

  • 1.

    De uitvoeringsorganisatie verstrekt op aanvraag aan iedere sw-geïndiceerde die daar recht op heeft een persoonsgebonden budget begeleid werken Wsw, indien werkgever en (eventuele) begeleidingsorganisatie er zorg voor dragen dat de arbeidsplaats voor de sw-geïndiceerde adequaat wordt ingevuld en het bedrag van de subsidie en de vergoeding voor de begeleiding omgerekend op jaarbasis niet meer bedraagt dan het in artikel 7, tweede lid van de wet bedoelde bedrag.

  • 2.

    De werkgever voldoet aan de volgende vereisten:

    • a.

      zijn onderneming staat ingeschreven bij de Kamer van Koophandel;

    • b.

      de aangeboden arbeidsplaats en de omvang daarvan zijn gelet op de indicatiestelling en mogelijkheden van de sw-geïndiceerde, als passend aan te merken;

    • c.

      de duur van het dienstverband bedraagt ten minste zes maanden, met een mogelijkheid tot verlenging en met de intentie van een dienstverband voor onbepaalde tijd;

    • d.

      de werkplek en werkomstandigheden voldoen aan de arbonormen.

  • 3.

    De begeleidingsorganisatie voldoet aan de volgende vereisten:

    • a.

      de begeleidingsorganisatie is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel;

    • b.

      de begeleidingsorganisatie en/of haar medewerkers zijn gekwalificeerd voor het begeleiden van de doelgroep, c.q. sw-geïndiceerde voor wie het Persoonsgebonden budget is bestemd;

    • c.

      de begeleidingsorganisatie heeft aantoonbare kennis en ervaring in het werkveld.

Artikel 4 De wijze van vaststelling van de subsidie aan de werkgever

  • 1.

    De uitvoeringsorganisatie stelt op voorstel van de sw-geïndiceerde de hoogte van de subsidie aan de werkgever vast.

  • 2.

    De te verstrekken loonkostensubsidie wordt bepaald op basis van de loonwaarde van de sw-geïndiceerde. Het college kan desgewenst de loonwaarde vaststellen aan de hand van een loonwaarde onderzoek. Daarbij kan een externe deskundige worden ingeschakeld.

Artikel 5 Herziening van de loonkostensubsidie

  • 1.

    Op verzoek van de werkgever kan een loonkostensubsidie worden herzien als hier, gelet op de ontwikkeling van de arbeidsproductiviteit van de werknemer, aanleiding voor is.

  • 2.

    De loonkostensubsidie kan ambtshalve worden gewijzigd als hier gerede aanleiding toe is.

Artikel 6 De vergoeding aan de begeleidingsorganisatie

  • 1.

    De hoogte van de vergoeding aan de begeleidingsorganisatie en de omvang van het aantal uren begeleiding wordt door partijen in onderling overleg vastgesteld. Tussentijdse aanpassingen hierin zijn mogelijk indien partijen dit vooraf overeenkomen.

  • 2.

    De kosten van een begeleidingsorganisatie in verband met het zoeken van een begeleid werkenplaats komen alleen voor vergoeding in aanmerking als dit leidt tot het totstandkomen van een arbeidsovereenkomst van tenminste zes maanden.

Artikel 7 Vergoeding voor eenmalige noodzakelijke kosten van aanpassing van de omstandigheden waaronder de arbeid wordt verricht

  • 1.

    De uitvoeringsorganisatie kan een vergoeding verstrekken voor de eenmalige kosten van aanpassing van de omstandigheden waaronder de arbeid wordt verricht als (uit een deskundigenrapport) blijkt dat aanpassingen op de werkplek noodzakelijk zijn, deze persoonsgerelateerd zijn, en het niet redelijk is dat deze kosten door de werkgever worden gedragen.

  • 2.

    Kosten voor aanschaf van apparatuur, kosten voor de werkplek en kosten voortvloeiend uit arbowetgeving die de werkgever uit hoofde van normaal en goed werkgeverschap voor iedere werknemer zou moeten maken komen niet in aanmerking voor vergoeding door het college.

  • 3.

    Een vergoeding wordt alleen verstrekt indien er sprake is van een dienstverband van minimaal 12 maanden en minimaal 20 uur per week.

  • 4.

    De uitvoeringsorganisatie regelt de wijze van uitbetaling van de vergoeding.

Artikel 8 Indienen van de aanvraag

  • 1.

    De aanvraag voor een persoonsgebonden budget wordt ingediend door middel van een

    Volledig ingevulde aanvraag. De aanvraag wordt mede ondertekend door werkgever en de begeleidingsorganisatie.

  • 2.

    De uitvoeringsorganisatie kan ten behoeve van de aanvraag een aanvraagformulier vaststellen.

Artikel 9 Beslistermijn

  • 1.

    De uitvoeringsorganisatie besluit over de aanvraag binnen vier weken na ontvangst van alle benodigde gegevens.

  • 2.

    De uitvoeringsorganisatie kan dit besluit met ten hoogste vier weken verdagen. De uitvoeringsorganisatie stelt de aanvrager hiervan schriftelijk in kennis.

Artikel 10 Het besluit tot verlenen van subsidie

Het besluit tot verlening van subsidie bevat in ieder geval:

  • a.

    de hoogte van de subsidie en de wijze waarop deze kan worden aangepast;

  • b.

    wijze van bevoorschotting van de subsidie;

  • c.

    de verplichtingen van de werkgever;

  • d.

    de verplichtingen van de sw-geïndiceerde.

Artikel 11 Het vaststellen van de subsidie

  • 1.

    De werkgever verstrekt binnen vier weken na afloop van het kalenderjaar aan de uitvoeringsorganisatie een schriftelijke opgave van het door hem in het voorgaande jaar betaalde bruto CAO-loon van de sw-geïndiceerde, vermeerderd met alle werkgeverslasten.

  • 2.

    De uitvoeringsorganisatie stelt de subsidie binnen vier weken na ontvangst van deze opgave vast.

Artikel 12 Verrekening met de voorschotten

De subsidie wordt overeenkomstig de vaststelling binnen vier weken betaald, onder verrekening van de betaalde voorschotten.

Artikel 13 Verplichtingen van de werkgever en sw-geïndiceerde

Zowel de werkgever als de sw-geïndiceerde doen onmiddellijk schriftelijke mededeling aan het college van alle feiten en omstandigheden die van belang kunnen zijn voor de verstrekking van de subsidie.

Artikel 14 Hardheidsclausule

  • 1.

    De uitvoeringsorganisatie kan onder goedkeuring van het gemeentebestuur nadere regels stellen met betrekking tot voorwaarden waaronder een aanvraag van een PGB wordt toegekend.

  • 2.

    De uitvoeringsorganisatie kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in deze verordening:

    • -

      ten gunste van de belanghebbende, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

  • 3.

    In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffende, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

Artikel 15 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Verordening persoonsgebonden budget begeleid werken Wet sociale werkvoorziening.

Artikel 16 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 juli 2008.

Steenwijkerland, 24 juni 2008

De raad voornoemd,

de griffier, R.G.H.P.Moonen

de voorzitter, drs. H.H.Apotheker

Algemene toelichting

Persoonsgebonden budget Wsw

Op 1 januari 2008 is de herziene Wet sociale werkvoorziening (Wsw) in werking getreden. Deze wet bevordert dat sw-geïndiceerden meer in een reguliere werkomgeving gaan werken. Om deze

doelstelling te verwezenlijken voert de wet enkele belangrijke wijzigingen door. Zo worden regie en sturing op de Wsw nadrukkelijker in handen gelegd van gemeenten. Gemeenten worden hiermee gestimuleerd een visie te ontwikkelen om het doel van de wet, het realiseren van aangepaste arbeid die aansluit bij de capaciteiten en mogelijkheden van de sw-geïndiceerde, het beste te kunnen verwezenlijken.

Een tweede verandering heeft betrekking op het geven van meer rechten en keuzemogelijkheden aan sw-geïndiceerden, waaronder het recht op een persoonsgebonden budget (PGB) om begeleid werken te realiseren. De wet verplicht gemeenteraden om bij verordening nadere regels vast te stellen over de wijze waarop de uitvoeringsorganisatie NoordWestGroep vormgeeft aan het PGB (artikel 7 lid 10 van de wet).

Twee vormen van begeleid werken

Sinds 1998 kent de Wsw de mogelijkheid van begeleid werken door sw-geïndiceerden bij een reguliere werkgever. Het begeleid werken was onder de oude wet geregeld in het Besluit uitvoering sociale werkvoorziening en begeleid werken. Bij deze vorm van begeleid werken worden begeleid werkenplekken tot stand gebracht door gemeente of schap. Deze wijze van tot stand brengen van begeleid werken blijft ook onder de nieuwe wet bestaan.

Naast het begeleid werken dat door gemeente of schap tot stand wordt gebracht, introduceert de nieuwe Wsw het begeleid werken via de figuur van het persoonsgebonden budget (PGB). Dit vanuit de gedachte dat de Wsw als vrijwillige voorziening voor een specifieke groep arbeidsgehandicapten zo goed mogelijk moet aansluiten bij de capaciteiten en mogelijkheden van een sw-geïndiceerde. Daarbij past ook dat sw-geïndiceerden de mogelijkheid moeten hebben om zelf te bepalen op welke manier hun arbeidsplaats wordt gerealiseerd. Door de sw-geïndiceerde een recht op een PGB te geven wordt hierin voorzien. Tussen beide vormen van begeleid werken, totstandkoming via een PGB dan wel met behulp van gemeente of schap, bestaat een aantal verschillen. Zo is begeleid werken met een PGB als een recht voor elke sw-geïndiceerde geformuleerd. Deze heeft recht op begeleid werken met een PGB als de aanvraag aan de wettelijke eisen en de daarop gebaseerde gemeentelijke voorwaarden voldoet. Bovendien ligt bij begeleid werken met een PGB het initiatief bij de sw-geïndiceerde zelf. De wgeïndiceerde, of iemand namens hem, zal een PGB bij de gemeente of uitvoeringsorganisatie moeten aanvragen. Om dit te kunnen doen zal hij zelf een werkgever en een begeleidingsorganisatie moeten aandragen en de wijze van werkplekaanpassing moeten regelen, dan wel daar een voorstel voor doen. Als een swgeïndiceerde (of een door hem ingeschakelde begeleidingsorganisatie) een werkgever vindt die hem een adequate werkplek aanbiedt, de begeleiding op de werkplek adequaat wordt geregeld en de kosten van begeleid werken binnen het beschikbare budget vallen, dan is de gemeente (na de aanvraag te hebben beoordeeld) verplicht de wens van de sw-geïndiceerde te honoreren. Iedere swgeïndiceerde komt in beginsel in aanmerking voor begeleid werken met een PGB. Voor personen op de wachtlijst geldt dat zij pas van het PGB gebruik kunnen maken als zij op grond van hun plek op die wachtlijst aan de beurt zijn voor een sw-plek. Voor het beroep op een PGB is geen begeleid werken indicatie van het CWI vereist. Hij of zij hoeft daarvoor dus niet een positief advies begeleid werken te hebben gekregen. Een sw-indicatie volstaat. Ook een sw-werknemer met een bestaand dienstverband kan dus een beroep doen op een PGB. Het verschil tussen begeleid werken dat door de gemeente of schap wordt georganiseerd en begeleid werken met een PGB is in beginsel uitsluitend gelegen in de procedurele wijze waarop een begeleid werkenplek tot stand wordt gebracht. Als de begeleid werkenplek eenmaal is gerealiseerd zijn er in principe geen verschillen. Dit betekent dat gemeenten bij het stellen van regels voor begeleid werken met een PGB zoveel mogelijk kunnen aansluiten bij de wijze waarop zij het begeleid werken op dit moment organiseren. Dit geldt met name voor de eisen die zij aan werkgevers, de werkplek en aan begeleidingsorganisaties stellen.

De regeling van begeleid werken met een PGB

Het begeleid werken met een PGB wordt geregeld in artikel 7 van de wet. De gemeente kan een verzoek van een sw-geïndiceerde om voor een PGB in aanmerking te komen niet weigeren, als:

  • 1.

    De betrokkene al een sw-dienstbetrekking heeft of recht heeft op plaatsing vanaf de wachtlijst;

  • 2.

    De door de sw-geïndiceerde of de door hem aangedragen begeleidingsorganisatie voorgestelde werkplek en begeleiding op de werkplek adequaat zijn;

  • 3.

    De door de uitvoeringsorganisatie aan de werkgever te verstrekken subsidie en de aan begeleidingsorganisatie te verstrekken vergoeding, na aftrek van de voor de uitvoeringsorganisatie rechtstreeks aan de subsidieverlening verbonden uitvoeringskosten, niet hoger zijn dan het (gemiddelde) budget dat beschikbaar is voor een sw-plaats. Komt het bedrag van de subsidie en de vergoeding van begeleiding boven het budget uit dat beschikbaar is voor een sw-plaats, dan is de uitvoeringsorganisatie niet verplicht om subsidie te verstrekken, maar mag het dat wel doen (artikel 7 lid 1 van de Wsw). Het uitgangspunt van de wet is dat een sw-geïndiceerde recht heeft op begeleid werken met een PGB. De uitvoeringsorganisatie heeft de bevoegdheid om op grond van de wet en de voorwaarden in deze verordening te toetsen of het aangevraagde bedrag voor het PGB nodig is om de betreffende swgeïndiceerde op een adequate wijze begeleid te laten werken, dan wel dat zou kunnen worden volstaan met een lager bedrag. Omgekeerd kan de uitvoeringsorganisatie , hoewel hij de toekenning van een dergelijke hogere aanvraag mag weigeren, ook besluiten een hoger bedrag toe te kennen dan het beschikbare bedrag.

Het PGB bestaat uit drie bestanddelen:

  • 1.

    Een subsidie aan de werkgever waar de sw-geïndiceerde in dienst is. Deze subsidie is primair bedoeld als een tegemoetkoming in de loonkosten in verband met de geringere arbeidsproductiviteit. Ook kan deze subsidie worden gebruikt als een vergoeding voor structurele kosten van de werkgever die verband houden met het in dienst hebben van een sw-geïndiceerde. Daarbij kan worden gedacht aan reiskosten of kosten voor intermediaire activiteiten ten behoeve van mensen met een visuele of auditieve handicap (zoals een voorleeshulp of een doventolk).

  • 2.

    Een vergoeding aan de begeleidingsorganisatie die de begeleiding van de sw-geïndiceerde verzorgt.

  • 3.

    Een vergoeding voor de eenmalige noodzakelijke kosten van aanpassing van de omstandigheden waaronder de arbeid wordt verricht (artikel 7 lid 3 van de wet). Hieronder worden bijvoorbeeld kosten verstaan die gemaakt worden voor technische aanpassingen in de werkplek. Gemeenten kunnen deze vergoedingen verstrekken, ze zijn daartoe niet verplicht. Het PGB is geen rugzakje: de sw-geïndiceerde krijgt geen budget mee. In feite moet het PGB als hier bedoeld dan ook eerder worden gezien als een persoonsvolgend budget. Het PGB wordt aangevraagd door de sw-geïndiceerde, maar de subsidie en vergoeding worden door de uitvoeringsorganisatie verstrekt aan de werkgever respectievelijk de begeleidingsorganisatie. De sw-geïndiceerde heeft echter geen recht op een bepaald budget. Het uitgangspunt van de wet is dat een sw-geïndiceerde recht heeft op begeleid werken met een PGB. Enerzijds bestaat er dus een recht op een PGB, anderzijds heeft het college de verantwoordelijkheid voor het zo efficiënt en effectief inzetten van publieke middelen en het realiseren van de jaarlijkse (rijks)taakstelling voor het realiseren van sw-plekken. Het bestaan van een PGB ontslaat het college ook niet van de zorgplicht zoals die is geformuleerd in artikel 1 lid 3 van de wet.

De onderwerpen in de verordening

In artikel 7 lid 10 van de wet staan de onderwerpen genoemd die de gemeenteraad in ieder geval in zijn verordening zal moeten regelen:

  • 1.

    de wijze waarop de hoogte van de subsidie aan de werkgever dient te worden vastgesteld;

  • 2.

    de hoogte van de voor de werkvoorziening rechtstreeks aan de subsidieverlening verbonden uitvoeringskosten omgerekend op jaarbasis;

  • 3.

    de voorwaarden waaronder de werkvoorziening aan de werkgever een vergoeding verstrekt voor de eenmalige noodzakelijke kosten van aanpassing van de omstandigheden waaronder arbeid wordt verricht, en

  • 4.

    de voorwaarden waaronder het college een begeleidingsorganisatie inschakelt die door de sw-geïndiceerde zelf is aangewezen.

Toelichting artikelsgewijs

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In artikel 1 is een beperkt aantal begrippen opgenomen, omdat de wet voldoende duidelijk is over gehanteerde termen en begrippen. Een uitgebreide(re) begrippenlijst is derhalve overbodig.

Artikel 2 De hoogte van de rechtstreeks aan de subsidieverlening verbonden

uitvoeringskosten

Artikel 7 lid 10 onderdeel b van de wet bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening regels stelt over de hoogte van de voor het werkvoorzieningschap rechtstreeks aan de subsidieverlening verbonden uitvoeringskosten omgerekend op jaarbasis. Artikel 2 van deze verordening vormt de uitwerking van deze verplichting. In dit artikel wordt bepaald dat het college in overleg met de uitvoeringsorganisatie de hoogte van de gemeentelijke uitvoeringskosten van begeleid werken met een PGB vaststelt. De wet geeft niet aan wat precies onder uitvoeringskosten moet worden verstaan. Het moet in ieder geval gaan om kosten die rechtstreeks aan de subsidieverlening verbonden zijn (artikel 7 lid 2 onderdeel b van de wet). Daarbij kan worden gedacht aan kosten in verband met de volgende activiteiten:

  • ·

    het beoordelen van aanvragen voor een PGB;

  • ·

    de administratieve handelingen in verband met het verstrekken van subsidies en vergoedingen in het kader van het PGB;

  • ·

    het monitoren van het begeleid werken met een PGB;

  • ·

    het tussentijds bepalen van loonwaarde;

  • ·

    het voeren van (tussentijdse) gesprekken met begeleidingsorganisatie en werkgever.

De uitvoeringskosten worden afgetrokken van het bedrag dat de gemeente (gemiddeld) per swgeïndiceerde van het rijk ontvangt, waarbij ook rekening wordt gehouden de mate van arbeidshandicap. Het bedrag dat de gemeente (gemiddeld) per sw-geïndiceerde van het rijk ontvangt minus de (gemiddelde) uitvoeringskosten per sw-geïndiceerde levert vervolgens het bedrag op dat de gemeente in beginsel beschikbaar heeft voor een PGB.

Artikel 3 Invulling voorwaarden adequate werkplek

De uitvoeringsorganisatie zal bij elke aanvraag van een PGB moeten beoordelen of de inpassing in de arbeid van betrokkene, met inbegrip van begeleiding op zijn werkplek adequaat door de werkgever wordt verzorgd (artikel 7 lid 1 van de wet). In verband hiermee kan een gemeente eisen stellen aan de werkgever en de door hem aangeboden werkplek. In artikel 7 lid 10 van de wet dient de gemeenteraad in zijn verordening de voorwaarden te regelen waaronder de uitvoeringsorganisatie een begeleidingsorganisatie inschakelt die door de sw-geïndiceerde is aangewezen. De gemeente zal bij het stellen van eisen aan werkgevers en begeleidingsorganisaties in het kader van begeleid werken met een PGB aansluiten bij de wijze waarop op dit moment begeleid werken wordt georganiseerd. Deze voorwaarden zijn in lid 2 van dit artikel opgenomen.

Voor wat betreft de duur van het, minimale, dienstverband is het van belang dat het rijk de bonus voor begeleid werken pas uitkeert als er sprake is van een dienstverband van zes maanden. Dat is de reden waarom deze, minimale , duur van het dienstverband in de verordening is opgenomen. Ook de voorwaarden waaraan begeleidingsorganisaties moeten voldoen zijn in lid 3 van dit artikel opgenomen.

Artikel 4 De wijze van vaststelling van de subsidie aan de werkgever

De gemeenteraad dient bij verordening nadere regels te stellen met betrekking tot de wijze waarop de hoogte van de subsidie aan de werkgever dient te worden vastgesteld (artikel 7 lid 10 onderdeel a van de wet). De subsidie bestaat uit een loonkostensubsidie en eventueel ook uit een vergoeding voor structurele kosten van de werkgever die verband houden met het in dienst hebben van een sw-geïndiceerde (bijvoorbeeld reiskosten of terugkerende kosten voor intermediaire activiteiten). Het doel van de loonkostensubsidie is het verstrekken van een tegemoetkoming in de loonkosten in verband met de geringere arbeidsproductiviteit van de sw-geïndiceerde. Om te kunnen bepalen wat de hoogte van de loonkostensubsidie moet zijn, is inzicht nodig in de verdiencapaciteit (loonwaarde) van de betrokken sw-geïndiceerde. Dit inzicht zal worden verkregen door een loonwaarde onderzoek. Hiervoor kan een externe deskundige worden ingeschakeld. Ook het functieprofiel van de te vervullen functie en het daarbij behorende (CAO-)loon maken deel uit van dit proces.

Het verstrekken van subsidies aan werkgevers kan onder bepaalde omstandigheden vallen onder staatssteun (die op grond van Europese regelgeving verboden is). Voor het verstrekken van loonkostensubsidies aan werkgevers die sw-geïndiceerden in dienst hebben is de Europese Vrijstellingsverordening werkgelegenheidssteun van belang. Deze Europese verordening staat toe dat maximaal 60% van de loonkosten wordt gesubsidieerd zonder dat daaraan een individuele loonwaardebepaling te grondslag ligt.

Artikel 5 Herziening van de loonkostensubsidie

De productiviteit van een sw-geïndiceerde kan wijzigen, als deze persoon langer op een begeleid werkenplek werkzaam is. Als dat het geval is, kan de loonkostensubsidie worden aangepast. De werkgever kan dan, als de productiviteit, c.q. verdiencapaciteit van de werknemer minder wordt, na overleg en met instemming van de werknemer, een verzoek indienen om de loonkostensubsidie te herzien. De werkgever moet zijn verzoek om herziening met redenen omkleden. Ook kan de uitvoeringsorganisatie , als er een gerede aanleiding is voor een (tussentijdse) aanpassing van de subsidie, een hernieuwde beoordeling voor de hoogte doen.

Artikel 6 De vergoeding aan de begeleidingsorganisatie

Lid 1 van dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Om het zoeken naar een werkplek pas te honoreren als dit ook daadwerkelijk leidt tot een arbeidsovereenkomst (no cure, no pay) is lid 2 opgenomen. Het stelsel van de PGB gaat uit van de veronderstelling dat een sw-geïndiceerde zelf met een werkgever aankomt. In de praktijk komt het echter voor dat de begeleidingsorganisatie, c.q. het re-integratiebedrijf, eerst een werkplek moet gaan zoeken, omdat die op voorhand niet beschikbaar is.

Artikel 7 Vergoeding voor eenmalige noodzakelijke kosten van aanpassing van deomstandigheden waaronder de arbeid wordt verricht

In dit artikel zijn de voorwaarden opgenomen waaronder de uitvoeringsorganisatie aan de werkgever een vergoeding (subsidie) verstrekt voor de eenmalige noodzakelijke kosten van aanpassing van de omstandigheden waaronder arbeid wordt verricht (artikel 7 lid 10 van de wet).

Het eerste lid bepaalt dat een eenmalige vergoeding kan worden verstrekt. Als basis voor de aanpassing is een deskundigenrapportage vereist. Het tweede lid bepaalt dat kosten niet in aanmerking komen indien de werkgever dit uit hoofde van normaal en goed werkgeverschap voor iedere werknemer zou moeten maken. Daarbij wordt van de werkgever verwacht (indien nodig) ook gebruik te maken van voorliggende voorzieningen. Het derde lid stelt een minimale duur aan het dienstverband dat de werkgever met de betrokken swgeïndiceerde moet aangaan, alvorens tot investeringen wordt overgegaan.

Het vierde lid bepaalt dat de uitvoeringsorganisatie de wijze van uitbetaling van de vergoeding regelt. Daarbij kan worden gedacht aan de termijnen van betaling.

Artikel 8 Indienen van de aanvraag

De sw-geïndiceerde zal het PGB moeten aanvragen. Omdat begeleid werken met een PGB leidt tot een subsidierelatie met de werkgever (in verband met het verstrekken van een subsidie) en een contractrelatie met de begeleidingsorganisatie (in verband met het verstrekken van een vergoeding), zullen ook de werkgever en de begeleidingsorganisatie van de sw-geïndiceerde de aanvraag moeten ondertekenen. Op basis van de aanvraag beslist de uitvoeringsorganisatie vervolgens of een subsidie aan de werkgever en een vergoeding aan de begeleidingsorganisatie worden verstrekt en voor welke bedragen. Vervolgens vindt de verstrekking van de subsidie aan de werkgever plaats op basis van een beschikking en de verstrekking van een vergoeding aan de begeleidingsorganisatie op basis van een overeenkomst.

Artikel 9 Beslistermijn

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 10 Het besluit tot verlenen van subsidie

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 11 Het vaststellen van de subsidie

Met het vaststellen van de subsidie wordt de subsidieverstrekking voor het betreffende kalenderjaar afgerond. De hoogte van het subsidiebedrag voor dat jaar wordt definitief vastgesteld. Om de subsidie te kunnen vaststellen, dient de werkgever een schriftelijke opgave te doen van het door hem in het voorgaande jaar betaalde bruto CAO-loon van de sw-geïndiceerde, vermeerderd met alle werkgevers las ten.

Artikel 12 Verrekening met de voorschotten

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 13 Verplichtingen van de werkgever

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 14 Hardheidsclausule

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 15 Citeertitel

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 16 inwerkingtreding.

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.