Organisatie | Noordoostpolder |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregel Gehandicaptenparkeerkaart (GPK) en Gehandicaptenparkeerplaats (GPP) 2008 |
Citeertitel | Beleidsregel Gehandicaptenparkeerkaart (GPK) en Gehandicaptenparkeerplaats (GPP) 2008 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2014 | 01-01-2014 | intrekking | 05-11-2013 Gemeenteblad 159 | 2013-188239 | |
01-04-2008 | 01-01-2014 | Nieuwe regeling | 19-02-2008 Gemeenteblad 159, Flevopost 19-02-2008 | 2008-2454 |
Parkeerfaciliteiten kunnen worden verstrekt ten behoeve van motorvoertuigen op meer dan twee wielen en brommobielen. Onder motorvoertuigen wordt verstaan alle gemotoriseerde voertuigen behalve bromfietsen, fietsen met trapondersteuning en gehandicaptenvoertuigen, bestemd om anders dan langs rails te worden voortbewogen. Een brommobiel is een bromfiets op meer dan twee wielen, die is voorzien van een carrosserie. De parkeerfaciliteiten worden niet verstrekt ten behoeve van gehandicaptenvoertuigen, omdat deze op het trottoir mogen worden geparkeerd. Onder een gehandicaptenvoertuig wordt verstaan een voertuig dat is ingericht voor het vervoer van een gehandicapte, niet breder is dan 1,10 meter en dat niet is uitgerust met een motor, dan wel is uitgerust met een motor waarvan de door de constructie bepaalde maximumsnelheid niet meer dan 45 km per uur bedraagt, en geen bromfiets is. Hierdoor kan belanghebbende zijn gehandicaptenvoertuig zo dicht mogelijk bij de plaats van bestemming parkeren. Dat is niet in alle gevallen mogelijk bij een motorvoertuig op meer dan twee wielen en de brommobiel. In dat geval dienen voor deze voertuigen extra parkeerfaciliteiten getroffen te worden, zoals de gehandicaptenparkeerkaart. De regels hiervoor zijn opgenomen in de "Regeling Gehandicaptenparkeerkaart". Dit betreft landelijke regelgeving en deze dient door de gemeente gevolgd te worden.
Vanaf 1 oktober 2001 bestaat er een nieuwe parkeerkaart voor personen die hiervoor in aanmerking komen. Deze gehandicaptenparkeerkaart (GPK) heeft de oude invalidenparkeerkaart vervangen en is vorm gegeven conform een model van de Europese Unie (EU). Hierdoor is de GPK bruikbaar in alle landen van de EU.
Er wordt onderscheid gemaakt tussen drie soorten gehandicaptenparkeerkaarten:
In de artikelen 49 tot en met 55 van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (BABW), de artikelen 85 en 86 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990) en de Regeling gehandicaptenparkeerkaart zijn de wettelijke regels inzake het verstrekken en het gebruik van de GPK opgenomen.
Indien een GPK is verstrekt, mag met deze kaart:
maximaal drie uur geparkeerd worden op een plaats waar dat op grond van een parkeerverbodbord voor anderen verboden is (artikel 85 jo. artikel 62 RVV 1990). Er dient dan ook een duidelijk zichtbare parkeerschijf te worden aangebracht.
GPK's kunnen alleen verstrekt worden ten behoeve van motorvoertuigen op meer dan twee wielen en brommobielen (artikel 85 RVV 1990 jo. artikel 1 lid 1 Regeling gehandicaptenparkeerkaart).
Op grond van artikel 49 BABW kan een gehandicaptenparkeerkaart worden verstrekt door het college en door de minister van Verkeer en Waterstaat. Het college van de gemeente waar de persoon als ingezetene staat ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie verstrekt de GPK. Aan een persoon die niet als ingezetene staat ingeschreven, wordt door de minister van Verkeer en Waterstaat een GPK verstrekt.
In artikel 1 lid 1 van de Regeling gehandicaptenparkeerkaart wordt bepaald wie in aanmerking kan komen voor deze kaart en aan welke voorwaarden moet worden voldaan. Als de aanvrager voldoet aan de wettelijke regelgeving, dan zal de GPK verstrekt worden. In de onderstaande subparagrafen worden de voorwaarden uiteen gezet.
Voor een bestuurderskaart kunnen in aanmerking komen bestuurders die ten gevolge van een aandoening of gebrek:
een aantoonbare loopbeperking hebben van langdurige aard, waardoor zij - met de gebruikelijke loophulpmiddelen - in redelijkheid niet in staat zijn zelfstandig een afstand van meer dan 100 meter aan een stuk te voet te overbruggen (artikel 1 lid 1 onder a Regeling gehandicaptenparkeerkaart). Onder 'van langdurige aard' moet men verstaan: ten minste zes maanden, waar het tijdsbeslag van de afhandelingprocedure nog moet worden bijgeteld;
of een ernstige beperking hebben, niet zijnde een loopbeperking (artikel 1 lid 1 onder d Regeling gehandicaptenparkeerkaart). In de rechtspraak is bepaald, dat ook als de aanvrager geen uitdrukkelijk beroep doet op artikel 1 lid 1 onder d van de regeling, het college toch dient te laten toetsen of de aanvrager op deze grond in aanmerking komt voor een GPK. Het medisch onderzoek dient ook gericht te zijn op ernstige beperkingen, niet zijnde loopbeperkingen. Tevens dient het geneeskundig onderzoek niet beperkt te blijven tot lichamelijke beperkingen. Ook geestelijke stoornissen kunnen volgens de rechtspraak aangemerkt worden als een aantoonbare ernstige afwijking, anders dan een loopbeperking die rechtvaardigen dat men aanspraak kan maken op een GPK.
Naast de bovengenoemde voorwaarden dient er een geneeskundig onderzoek plaats te vinden waaruit naar voren moet komen dat de aanvrager op medische gronden een gehandicaptenparkeerkaart nodig heeft. In hoofdstuk 3 worden deze voorwaarden besproken.Tenslotte dient men om voor een bestuurderskaart in aanmerking te komen te beschikken over een geldig bromfietscertificaat of een geldig rijbewijs afhankelijk voor welk soort voertuig de bestuurderskaart wordt aangevraagd.
Om in aanmerking te komen voor de passagierskaart moet worden voldaan aan de voorwaarden die gelden voor de bestuurderskaart. Hierop is één uitzondering van toepassing. De passagier die een aantoonbare loopbeperking van langdurige aard heeft komt alleen in aanmerking voor de passagierskaart indien hij voor het vervoer van deur tot deur continu afhankelijk is van de hulp van de bestuurder (artikel 1 lid 1 onder b Regeling gehandicaptenparkeerkaart). Uit rechtspraak is naar voren gekomen, dat "continu afhankelijk van de hulp van de bestuurder" niet alleen betrekking heeft op het zich zelfstandig verplaatsen van de aanvrager. Alle medische omstandigheden moeten betrokken worden bij de toetsing van het criterium "continu afhankelijk zijn van de bestuurder". Ook het niet zelfstandig op kunnen staan uit een lage (auto)stoel en de noodzaak om de benodigde medische apparatuur voor handen te hebben kan met zich meebrengen dat de aanvrager voor het vervoer van deur tot deur continu afhankelijk is van de hulp van de bestuurder.
Ook voor het verkrijgen van een passagierskaart dient de noodzaak hiervoor uit een geneeskundig onderzoek naar voren te komen. Zie hiervoor hoofdstuk 3.
Naast de bestuurders- en passagierskaart kan ook een GPK verstrekt worden voor het (collectief) vervoer van mensen met een handicap die verblijven in een instelling, die is toegelaten ingevolge artikel 5 van de Wet toelating zorginstellingen. Om in aanmerking te komen voor een instellingskaart dient aan de volgende voorwaarden te worden voldaan:
Het beleid van de gemeente Noordoostpolder voor de verstrekking van een gehandicaptenparkeerplaats (GPP) is voor wat betreft de medische criteria gebaseerd op het Besluit Administratieve Bepalingen Wegverkeer (BABW) en de Regeling gehandicaptenparkeerkaart.
Een gehandicaptenparkeerplaats-algemeen is niet speciaal aan het kenteken van een bepaald voertuig gekoppeld, maar is een parkeervoorziening waar elk voertuig mag worden geparkeerd dat is voorzien van een gehandicaptenparkeerkaart. Voor overige voertuigen geldt tijdens de werkingstijden van de GPA een parkeerverbod. Bij publieke voorzieningen zoals bioscoop, bibliotheek en gemeentehuis moet minimaal 5% van de parkeerplaatsen algemene gehandicaptenparkeerplaatsen zijn. Deze parkeerplaatsen moeten zo dicht mogelijk bij de ingang van het gebouw liggen. De afstand tot de ingang moet minder dan 100 meter zijn. Dit is de norm voor het verkrijgen van een gehandicaptenparkeerkaart. Voor openbare gebouwen, voor bestemmingen die voor mensen met een handicap toegankelijk zijn en voor aangepaste woningen moet tenminste één aangepaste parkeerplaats op minder dan 50 meter aanwezig zijn. Voor grote (openbare) parkeerterreinen en -garages geldt een verhouding van één aangepaste parkeerplaats op 50 gewone parkeerplaatsen. Het werkelijke aantal van deze plaatsen is afhankelijk van de vraag en kan door monitoring, overleg met lokale gehandicaptenorganisaties en evaluatie van de situatie bepaald en eventueel aangepast worden.
Een individuele gehandicaptenparkeerplaats-op-kenteken kan in de nabijheid van de woning en/of van het werk worden aangelegd. Deze parkeerplaats is gekoppeld aan het kenteken van het voertuig.
Verstrekking van gehandicaptenparkeerplaatsen aan instellingen is niet toegestaan. Zij kunnen wel een verzoek indienen tot plaatsing van een algemene gehandicaptenparkeerplaats.
Voor een gehandicaptenparkeerplaats-op-kenteken (GPP) kunnen in aanmerking komen:
bestuurders van motorvoertuigen op meer dan twee wielen en van brommobielen, die ten gevolge van een aandoening of gebrek een aantoonbare loopbeperking hebben van langdurige aard, waardoor zij - met de gebruikelijke loophulpmiddelen - in redelijkheid niet in staat zijn zelfstandig een afstand van meer dan 50 meter aan een stuk te voet te overbruggen;
passagiers van motorvoertuigen op meer dan twee wielen en van brommobielen, die ten gevolge van een aandoening of gebrek een aantoonbare loopbeperking hebben van langdurige aard, waardoor zij - met de gebruikelijke loophulpmiddelen - in redelijkheid niet in staat zijn zelfstandig een afstand van meer dan 50 meter aan een stuk te voet te overbruggen en die voor het vervoer van deur tot deur continu afhankelijk zijn van de hulp van de bestuurder; Zie hiertoe ook paragraaf 1.4.2.
Een voorwaarde om voor een gehandicaptenparkeerplaats in aanmerking te komen is dat er hoge parkeerdruk binnen een straal van 50 meter vanaf de woning is. Het begrip parkeerdruk geeft aan hoeveel parkeerruimte er op een bepaald moment bezet is. Een verkeerskundige meet de parkeerdruk bij het woon- of werkadres van de aanvrager. Dit doet hij door de situatie ter plekke te bekijken, de parkeerbalans op te stellen en een onderzoek in te stellen op basis van de laatste normen van de ASVV (aanbevelingen voor verkeersvoorzieningen binnen de bebouwde kom van het CROW).
Voordat een gehandicaptenparkeerkaart of een gehandicaptenparkeerplaats wordt afgegeven dient er eerst een geneeskundig onderzoek plaats te vinden om de gezondheidstoestand van de aanvrager in kaart te brengen. Het onderzoek wordt uitgevoerd door een arts van het CIZ of door een andere keurende instantie.
Er hoeft geen geneeskundig onderzoek plaats te vinden als:
Er wordt één gehandicaptenparkeerkaart afgegeven. Als een aanvrager recht heeft op een bestuurderskaart en een passagierskaart, dan wordt dit op de gehandicaptenparkeerkaart aangegeven (artikel 1 lid 2 Regeling gehandicaptenparkeerkaart). De gehandicaptenparkeerkaart moet op zodanige wijze bij de voorruit worden aangebracht, dat de voorzijde ervan buiten het voertuig behoorlijk leesbaar is (artikel 4 Regeling gehandicaptenparkeerkaart). De gehandicaptenparkeerplaats-op-kenteken kan aangevraagd worden op het woonadres en op het werkadres.
De geldigheidsduur van een GPK bedraagt in beginsel 5 jaar, gerekend vanaf de dag van afgifte (artikel 51 lid 1 BABW). De geldigheidsduur van de GPK kan worden beperkt als:
Van tevoren duidelijk is dat de aanvrager korter dan vijf jaar in aanmerking komt voor een GPK (artikel 51 lid 2 BABW). In deze situatie wordt de geldigheidsduur beperkt tot de te verwachten termijn dat aanspraak op de GPK kan worden gemaakt.
De aanvrager tijdelijk in Nederland verblijft (artikel 51 lid 3 BABW). In deze situatie wordt de geldigheidsduur beperkt tot het verblijf in Nederland.
De GPK verliest zijn geldigheid door (artikel 53 BABW):
Een gehandicaptenparkeerkaart verliest zijn geldigheid niet indien de belanghebbende naar een andere gemeente verhuist. Indien een GPK zijn geldigheid heeft verloren, levert de belanghebbende aan wie de kaart is verstrekt of, indien deze is overleden, degene die de GPK onder zich heeft, de GPK zo spoedig mogelijk in bij het gezag dat de GPK heeft verstrekt (artikel 54 BABW), in dit geval de gemeente. Het niet inleveren van de GPK, die zijn geldigheid heeft verloren, kan op grond van artikel 59 BABW aangemerkt worden als een strafbaar feit.
Na het verstrijken van de geldigheidsduur kan belanghebbende opnieuw voor een GPK in aanmerking komen. Hiertoe dient hij zelf tijdig een nieuwe aanvraag in te dienen. In beginsel zal dan ook een nieuw geneeskundig onderzoek plaatsvinden. De landelijke politiek is bezig met het afschaffen van de verplichte herkeuring bij het aanvragen van een verlenging van de gehandicaptenparkeerkaart. Mogelijk zal de Regeling gehandicaptenparkeerkaart dan ook binnenkort aangepast worden. De gemeente Noordoostpolder zal zich aansluiten bij het nieuwe beleid.
De regels omtrent geldigheid, beperking, verlies van geldigheid en ongeldig verklaring worden van overeenkomstige toepassing geacht op de gehandicaptenparkeerplaats-op-kenteken.