Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Waalre

Exploitatieverordening

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieWaalre
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingExploitatieverordening
CiteertitelExploitatieverordening gemeente Waalre
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpvolkshuisvesting en woningbouw
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling is op 01-07-2008 vervallen door het vervallen van de Wet op de Ruimtelijke Ordening.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet op de Ruimtelijke Ordening, art. 42

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

14-07-200601-07-2008Nieuwe regeling

27-06-2006

De schakel, 2006, 27 (06-07-06)

Exploitatieverordening gemeente Waalre

Tekst van de regeling

Intitulé

Exploitatieverordening

De raad van de gemeente Waalregelezen het voorstel van het college d.d. 21 maart 2006 nr. A4,gelet op de Gemeentewet, de Algemene wet bestuursrecht en artikel 42 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening; Besluit:

  • 1.

    In te trekken de “Exploitatieverordening gemeente Waalre 2003”, vastgesteld bij besluit van 13 mei 2003;

  • 2.

    Vast te stellen de "Exploitatieverordening gemeente Waalre" , luidende als volgt:

Afdeling 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    Medewerking verlenen aan het in exploitatie brengen van gronden: het door of met medewerking van de gemeente treffen van voorzieningen van openbaar nut, waardoor de in het exploitatiegebied gelegen onroerende zaken gebaat worden.

  • b.

    Exploitatiegebied: een als zodanig aangewezen gebied, waarbinnen de onroerende zaken zijn gelegen die gebaat worden door de voorzieningen van openbaar nut die door of met medewerking van de gemeente worden getroffen.

  • c.

    Exploitant: de eigenaar of rechthebbende van een in het exploitatiegebied gelegen onroerende zaak welke als gevolg van het door of met medewerking van de gemeente treffen van voorzieningen van openbaar nut wordt gebaat.

  • d.

    Kostenbegroting: begroting van kosten en opbrengsten op basis waarvan de door een exploitant verschuldigde exploitatiebijdrage wordt vastgesteld.

Afdeling 2 Exploitatie op initiatief van de gemeente

Artikel 3 Uitvoering van voorzieningen van openbaar nut

  • 1

    De in artikel 2 genoemde voorzieningen van openbaar nut worden uit­sluitend door de gemeente aangelegd, tenzij deze behoren tot de taken van een ander publiek­rechtelijk lichaam.

  • 2

    In afwijking van het bepaalde in het eerste lid kan het college besluiten de gehele of gedeeltelijke uitvoering van de door de ge­meente aan te leggen voorzieningen van openbaar nut aan de ex­ploitant over te laten, indien vaststaat dat een goede uitvoering is ge­waarborgd.

  • 3

    In het geval zoals bedoeld in het tweede lid, is het bepaalde in de arti­kelen 4 tot en met 8 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 4 Vaststelling kostenverhaalsbesluit

  • 1

    Voordat met het treffen van de in artikel 2 genoemde voorzieningen van openbaar nut wordt aangevangen, wordt door de raad een kosten­verhaalsbesluit vastgesteld, waarin wordt aangegeven op welke wijze en tot welke omvang de aan die voorzieningen verbonden kosten zullen worden verhaald. Het besluit wordt bekendgemaakt over­eenkomstig artikel 139 van de Gemeentewet.

  • 2

    Het in het eerste lid genoemde besluit bevat in ieder geval de volgen­de on­derdelen:

    • a.

      aanduiding van het exploitatiegebied en aanwijzing van de daarin gele­gen en gebate onroerende zaken;

    • b.

      omschrijving van de van gemeentewege uit te voeren voorzienin­gen van openbaar nut;

    • c.

      een kostenbegroting verband houdende met de uitvoering van de on­der b. genoemde voorzieningen van openbaar nut, zoals be­doeld in artikel 5. In afwijking van het bepaalde in de vorige volzin kan in het besluit, zoals bedoeld in het eerste lid, worden bepaald dat de kosten­begroting op een later tijdstip wordt vastgesteld. Het besluit tot vaststelling van de kos­tenbegroting wordt bekendge­maakt overeenkomstig artikel 139 van de Gemeentewet.

  • 3

    In het kostenverhaalsbesluit wordt aangegeven dat, voor wat betreft de door de gemeente in eigendom verkregen in het exploitatiegebied lig­gende onroe­rende zaken, het verhaal van kosten zoveel mogelijk plaats­vindt via gronduit­gifte.

  • 4

    In het kostenverhaalsbesluit wordt aangegeven dat, voor wat betreft de niet door de gemeente in eigendom verkregen en in het exploitatiege­bied liggen­de gebate onroerende zaken, het verhaal van kosten in be­ginsel plaatsvindt op basis van een overeenkomst zoals bedoeld in artikel 7 van deze verorde­ning.Tevens wordt bepaald dat, ingeval op enigerlei wijze niet kan worden geko­men tot het aangaan van een overeenkomst zoals bedoeld in arti­kel 7 van deze verordening, het kostenverhaal in daarvoor in aanmer­king komende gevallen kan plaatsvinden door middel van de vaststel­ling van een baatbe­las­ting.

Artikel 5 De kostenbegroting

  • 1

    De kostenbegroting bevat in elk geval de volgende gegevens:

    • 1.

      Een raming van de met het verlenen van medewerking aan het in ex­ploi­tatie brengen van gronden verband houdende kosten, te we­ten:a. de inbrengwaarde van de binnen het exploitatiegebied gele­gen gronden, zijnde de waarde van de grond vermeerderd met de waar­de van de opstallen, die voor de verwezenlijking van de bestem­ming niet gehandhaafd kunnen worden en met de kosten van vrij­maken van opstallen - met inbegrip van de zich in de grond bevin­dende resten, zoals funderingen, leidin­gen en kabels - persoonlijke rechten en lasten, eigendom, bezit of beperkt recht, zakelijke lasten alsmede de kosten van schadevergoedingen;b. de kosten van planontwikkeling, -voorbereiding en -beheer en toe­zicht. Onder deze kosten wordt ten minste verstaan: de kosten verband houdende met het opstellen van structuur- en bestem­mingsplannen, het opstellen van planmatige uitwer­kingen of wijzi­gingen, het vervaardigen van besluiten tot het verlenen van vrij­stel­ling van een bestemmingsplan alsmede van overige planologi­sche maatregelen voor zoveel deze nodig zijn voor het in exploita­tie brengen van gronden binnen het exploitatiegebied;c. de kosten van de in artikel 2 genoemde voorzieningen van open­baar nut, voorzover deze verband houden met het verle­nen van medewerking aan het in exploitatie brengen van gronden binnen het exploitatiegebied, alsmede de daarmee verband houdende kosten van onderzoeken, voorbereiding en toezicht;d. de kosten van het gemeentelijk apparaat, voorzover dit rechtstreeks aan het in exploitatie brengen van gronden kan wor­den toege­re­kend;e. de rente van geïnvesteerde kapitalen en overige lasten ver­minderd met renteopbrengsten;f. overige kosten die in beginsel ten laste van de grondexploita­tie behoren te worden gebracht.

    • 2.

      Een raming van de met het verlenen van medewerking aan het in ex­ploi­tatie brengen van gronden verband houdende opbrengsten, be­staande uit:a. doelsubsidies;b. verkoop van gronden;c. bijdragen in de kosten van aanleg van voorzieningen van open­baar nut, hetzij via overeenkomst hetzij via baatbelas­ting;d. overige bijdragen.

    • 3.

      De wijze van toerekening van de totale onder sub 1. en 2. van dit arti­kellid bedoelde kosten en opbrengsten aan de onroerende za­ken in het exploitatiege­bied naar de mate van de baat, die de on­roerende zaken hebben van het samenhangend geheel van voor­zieningen van openbaar nut, zoals bedoeld in artikel 2 van deze verordening.De mate van baat wordt aangeduid met inachtneming van hetgeen hieromtrent in artikel 6 is bepaald.

  • 2

    Voor de opstelling van de kostenbegroting wordt ervan uitgegaan, dat het exploita­tiegebied in zijn geheel door de gemeente in exploitatie zal worden gebracht.

  • 3

    Periodiek wordt nagegaan of optredende loon- en/of prijswijzigingen danwel andere optredende wijzigingen met betrekking tot het in exploi­tatie brengen van gronden binnen het exploitatiegebied aanleiding ge­ven om de kostenbe­groting te herzien. Het besluit tot herziening van de kostenbegroting wordt bekendgemaakt gemaakt overeenkomstig artikel 139 van de Gemeentewet.

Artikel 6 Grondslag voor toerekening baat

  • 1

    Voor de toerekening van de baat wordt als rekeneenheid gebruikt het gemid­delde bedrag van de ten nutte van het exploitatiegebied ge­maak­te of te maken kosten per m² grondoppervlakte.

  • 2

    Onder de grondoppervlakte, zoals bedoeld in het eerste lid, wordt ver­staan de kadastrale oppervlakte van de gebate onroerende zaken, waar moge­lijk ingedeeld naar de in een bestemmingsplan opgenomen geprojec­teerde kavels (bouw)­grond vermenig­vuldigd met factoren voor ligging en bestemming en objectie­ve gebruiksmogelijk­heid, waarin de baat van de van gemeentewege getrof­fen voorzieningen van openbaar nut tot uitdrukking komt.

  • 3

    Ingeval de toerekening op basis van m² grondoppervlakte onvoldoende uit­drukking geeft aan de in het exploitatiegebied opgenomen verschillen in toerekening van baat, geschiedt de toerekening op basis van een na­der in de kostenbegroting zoals bedoeld in artikel 5 te bepalen grondslag die voorziet in de aanwezige verschillen in baat.

Artikel 7 Inhoud exploitatieovereenkomst

  • 1

    Het verhaal van kosten van het treffen van voorzieningen van openbaar nut vindt, voor wat betreft de in het exploitatiegebied liggende onroe­rende za­ken die niet in eigendom zijn van de gemeente, indien dien­aangaande tot over­eenstemming kan worden gekomen met de exploi­tant, plaats op basis van een exploitatieovereen­komst. Van de exploita­tieovereenkomst wordt een akte opgemaakt. Indien het afstand doen van gronden, zoals bedoeld in het derde lid onder d., onderdeel uit­maakt van de overeenkomst, wordt hiervan een notariële akte opge­maakt.

  • 2

    Het college besluit tot het aangaan van een exploitatieovereen­komst nadat een kostenbegroting zoals bedoeld in artikel 5, is vastgesteld.

  • 3

    De overeenkomst, zoals bedoeld in het eerste lid, bevat in ieder geval bepa­lingen omtrent:

    • a.

      de aard en omvang van de door de gemeente te treffen voorzie­ningen van openbaar nut;

    • b.

      het tijdvak waarbinnen de onder a. genoemde voorzieningen zul­len worden uitgevoerd;

    • c.

      de ten laste van de exploitant komende bijdrage, vastgesteld vol­gens de artikelen 5 en 6;

    • d.

      in voorkomende gevallen het afstand doen van gronden aan de ge­meen­te, voorzover die gronden zijn bestemd voor de aanleg c.q. aan­passing van voorzieningen van openbaar nut.

  • 4

    In het geval toepassing is gegeven aan artikel 3, tweede lid, kan in de ex­ploi­tatieovereenkomst, onverminderd het gestelde in het derde lid, worden be­paald dat:

    • a.

      ten behoeve van de door exploitant uit te voeren werken een aan­ne­mingsover­eenkomst wordt gesloten, waarbij de gemeente als opdracht­gever en de exploitant als aannemer worden aangemerkt, en de direc­tie­voering en het toezicht op de door de exploitant uit te voeren wer­ken geschieden door of vanwege de gemeente.

    • b.

      de aanneemsom in de onder a. genoemde overeenkomst wordt vastge­steld op een proformabedrag van  1,--, zulks met inacht­neming van hetgeen in artikel 8 derde lid is bepaald.

Artikel 8 Vaststelling exploitatiebijdrage

  • 1

    De in artikel 7 genoemde exploitant betaalt als bijdrage in de kosten van voorzienin­gen van openbaar nut het bedrag dat volgens de in de artikelen 5 en 6 opgenomen wijze aan zijn onroerende zaak wordt toe­gerekend, ver­meerderd met de kosten op de afstand van de in artikel 7, derde lid sub d. bedoelde gronden vallende en de kosten van ka­dastrale uitmeting, vermin­derd met de inbrengwaarde zoals bedoeld in artikel 5, eerste lid sub 1. onder a. van de bij de exploitant in eigendom zijnde of door exploitant in eigendom te verkrijgen gebate gronden en van de gronden die zijn bestemd voor het treffen van voorzieningen van openbaar nut en door exploitant aan de ge­meente worden afge­staan.

  • 2

    De waarde van de door de exploitant ingebracht grond, zoals bedoeld in het eerste lid, wordt door de gemeente in overeenstemming met de ex­ploitant op basis van taxatie vastgesteld. Bij het ontbreken van over­eenstemming wordt de waarde van de gronden vastgesteld door een commissie van drie deskun­digen, van wie een aan te wijzen door de gemeente, een door de exploitant en een door de beide reeds aange­wezen deskundigen.Wordt over de aanwijzing van laatstgenoemde deskundige geen over­een­stemming verkregen, dan maken de aangewezen deskundigen te­zamen dit bekend aan de opdrachtgevers, waarna de meeste gerede partij, onder be­kendmaking aan de wederpartij, de kantonrechter in het kanton waartoe de gemeente behoort, kan verzoeken deze deskundige te benoemen.

  • 3

    In afwijking van het bepaalde in het eerste en tweede lid van dit artikel wordt in het geval toepassing wordt gegeven aan artikel 3, tweede lid, de ten laste van de exploitant komende bijdrage als volgt bepaald:

    • a.

      de bijdrage, zoals deze op grond van de in de artikelen 5 en 6 op­geno­men wijze aan zijn onroerende zaak wordt toegerekend, wordt ver­meer­derd met de kosten op de afstand van de in artikel 7, derde lid sub d. bedoelde gronden vallende en de kosten van kadastrale uitme­ting;

    • b.

      de onder a. genoemde bijdrage wordt verminderd met:1. de inbrengwaarde van alle tot de onroerende zaak van exploitant behoren­de gronden. Het bepaalde in het tweede lid van dit artikel is van overeen­komsti­ge toepassing;2. het in de kostenbegroting opgenomen bedrag aan kosten zoals bedoeld in artikel 5, eerste lid sub 1. onder b. tot en met f., voor­zover de uitvoering van de daarmee verband hou­dende werken en werkzaamheden voor risico en rekening komt van de exploitant.

  • 4

    Indien het bepaalde in artikel 5, vierde en/of vijfde lid toepassing heeft ver­kregen, wordt de ten laste van de exploitant komende bijdrage be­paald op de voet van lid 1 en 3 van dit artikel, met dien verstande dat de in het eer­ste lid en derde lid onder b. sub 1. bedoelde vermindering beperkt is tot de inbreng­waarde van de gronden die zijn bestemd voor het treffen van voor­zieningen van openbaar nut en door exploi­tant aan de gemeente worden afgestaan.

Afdeling 3 Exploitatie op verzoek van exploitant

Artikel 9 De aanvraag

  • 1

    Een belanghebbende kan het college verzoeken tot het verlenen van mede­werking met betrekking tot het in exploitatie brengen van gronden.

  • 2

    Bij de aanvraag dient in ieder geval te worden gevoegd:

    • a.

      een nauwkeurige omschrijving van de in exploitatie te brengen on­roe­ren­de zaken;

    • b.

      gegevens waaruit blijkt dat de belanghebbende de eigendom van de in exploita­tie te brengen onroerende zaken heeft verkregen of kan verkrij­gen;

    • c.

      gegevens omtrent de door belanghebbende te treffen (bouw)werkzaamheden.

  • 3

    Ingeval door het college een aanvraag voor een bouw­ver­gunning, zoals bedoeld in de Woningwet, eventueel in combi­natie met een verzoek om vrijstelling wordt ontvangen, waarbij in geval van verlening van de vrijstelling en/of bouwvergunning van gemeente­wege voorzieningen van openbaar nut zoals bedoeld in artikel 2 van deze verordening moeten wor­den getroffen, wordt dit vóór de beslissing op de aanvraag bekendgemaakt aan de aanvrager. Daarbij wordt een door het college vast te stellen aanduiding van het exploitatiegebied en de kostenbegroting aan de exploitant bekendgemaakt. Het bepaalde in artikel 5, met uitzondering van het bepaalde in de slotzin van het derde lid, is van overeenkomstige toepassing. Tevens wordt de aanvrager in de gelegenheid gesteld een aanvraag in te dienen bij het college voor medewerking met betrekking tot het in exploitatie brengen van gronden.

  • 4

    Het college beslist binnen zes maanden na ontvangst van de aan­vraag.

Artikel 10 Beslissing op de aanvraag

  • 1

    Het college verleent slechts medewerking aan het op verzoek van exploitant in exploitatie brengen van gronden krachtens een over­eenkomst zoals bedoeld in artikel 7, met dien verstande dat de in artikel 7 bedoelde kostenbegroting en de daarmee verband houdende aanduiding van het exploitatiegebied wordt vastgesteld door het college. De kostenbegroting en de aanduiding van het exploitatiegebied worden bekendgemaakt aan de exploitant. Het bepaalde in artikel 5, derde lid, slotzin is niet van toepassing.

  • 2

    De medewerking behoeft niet te worden verleend, indien:

    • a.

      de in exploitatie te brengen grond niet is gelegen in een gebied waar­voor een bestemmingsplan gericht op de voorgenomen exploitatie van gronden geldt;

    • b.

      de door exploitant aangegeven (bouw)werkzaamheden zouden lei­den tot strijd met de Woningwet;

    • c.

      het treffen van de voorzieningen van openbaar nut, hoewel over­een­komstig een bestemmingsplan, anderszins zou leiden tot strijd met be­langen van een doeltreffende uitbreiding van bebouwing en/of herin­rich­ting;

    • d.

      het in exploitatie brengen van grond anderszins tot grote kosten of bezwaren zou leiden, met name ten aanzien van het doeltreffend voor­zien in watervoor­ziening, openbare verlichting, riolering etc.

  • 3

    De beslissing omtrent een aanvraag kan worden aangehouden:

    • a.

      ingeval de procedure tot goedkeuring van een van toepassing zijnd bestem­mingsplan of herziening daarvan nog niet is afgerond, tot vier weken na het onherroepelijk worden van het bestem­mings­plan of her­zie­ning daarvan;

    • b.

      ingeval voorzienbaar is dat de in het tweede lid genoemde belem­merin­gen binnen afzienbare tijd zullen kunnen worden weggeno­men, tot vier weken nadat deze belemmeringen zijn weggenomen.

  • 4

    Indien een aanvraag is ingekomen met betrekking tot een onroerende zaak, voor welke werken in het daarbij behorende exploitatiegebied reeds een kostenverhaals­besluit, zoals bedoeld in artikel 4, is geno­men, maakt het college dit aan de exploitant be­kend.Naast de hiervoor genoemde bekendmaking wordt aan exploitant te­vens een ontwerp-overeenkomst, zoals bedoeld in artikel 7, aangebo­den.

Afdeling 4 Relatie gronduitgifte en andere kostenverhaalsinstrumen­ten

Artikel 11 Relatie baatbelasting

  • 1

    In een gebied waarvoor een kostenverhaalsbesluit, zoals bedoeld in artikel 4, is genomen, zal, indien exploitant een overeenkomst zoals be­doeld in artikel 7 aangaat, in de overeenkomst worden bepaald, dat met betrekking tot de uitvoering van de in deze overeenkomst genoem­de voorzieningen van open­baar nut geen aanvullend kostenverhaal op basis van baatbelasting ten laste van de betreffende onroerende zaak zal plaatsvinden.

  • 2

    Indien een exploitant, in een gebied waarvoor een kostenverhaalsbe­sluit zoals bedoeld in artikel 4 is genomen, niet bereid is tot het aan­gaan van de in artikel 7 genoemde overeenkomst, maakt het college aan exploitant bekend dat het kostenverhaal kan plaatsvinden door middel van een baatbelasting, zulks overeenkomstig de bepalingen als opgenomen in het kostenverhaalsbesluit.

Artikel 12 Relatie andere overeenkomsten

Indien van gemeentewege een overeenkomst wordt aangegaan die naast het kostenver­haal van voorzieningen van openbaar nut ten behoeve van het in exploi­tatie brengen van gronden nog andere elementen bevat, dan vindt de vaststelling van de via een dergelijke overeenkomst totstandgekomen exploitatiebijdrage in de kosten van voorzieningen van openbaar nut plaats op basis van het gestelde in deze verordening.

Afdeling 5 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 13 Overgangsbepalingen

  • 1

    Ten aanzien van een exploitatiegebied waarvoor geldt dat voor de da­tum van inwerkingtreding van deze verordening met het treffen van voorzienin­gen van openbaar nut is aangevangen, deze voorzieningen niet geheel zijn vol­tooid en waarvoor geen kostenverhaalsbesluit of afzonderlijke kostenbe­gro­ting is vastge­steld, vinden de bepalingen van deze verordening voor dat exploitatiegebied, voorzover nodig, op een aan die situatie aangepaste wijze toepassing. In elk geval geldt daarbij dat, indien binnen dat exploitatiegebied wordt gekomen tot een exploi­tatieovereenkomst zoals bedoeld in artikel 7, de vaststelling van de daarin op te nemen financiële bijdrage geschiedt op basis van een door de raad vast te stellen kostenbegroting zoals bedoeld in arti­kel 5. Het besluit tot vaststelling van de kostenbegroting wordt bekend­gemaakt overeenkomstig artikel 139 van de Gemeen­tewet.

  • 2

    Ten aanzien van een exploitatiegebied waarvoor geldt dat voor de da­tum van inwerkingtreding van deze verordening een kostenverhaalsbe­sluit of afzon­derlijke kostenbegroting is vastgesteld, blijft de "Exploita­tieverordening ge­meente Waalre 2003" van toepassing tot twee jaren nadat de ten be­hoe­ve van dat exploitatie­gebied getroffen en/of te treffen voorzieningen van open­baar nut geheel zijn voltooid met dien verstande dat, voorzover van belang in afwijking van de “Exploitatieverordening gemeente Waalre 2003”, het aangaan van overeenkomsten geschiedt door het college.

  • 3

    Ten aanzien van een voor de datum van inwerkingtreding van deze verorde­ning ontvangen aanvraag tot het verlenen van medewerking aan het in ex­ploitatie brengen van gronden, waarop voor de datum van inwerkingtreding van deze verordening niet is beslist, blijft de "Exploita­tieverordening ge­meen­te Waalre 2003" van toepassing tot op de aanvraag is beslist, met dien verstande dat, indien tot het treffen van voorzieningen van openbaar nut wordt beslo­ten, laatstge­noemde verordening van toepas­sing blijft tot twee jaren nadat de te treffen voorzieningen van openbaar nut geheel zijn vol­tooid en, voorzover van belang in afwijking van de “Exploitatieverordening gemeente Waalre 2003”, het aangaan van overeenkomsten geschiedt door het college.

Artikel 14 Inwerkingtreding.

  • 1

    Deze verordening treedt in werking op de achtste dag na die van de bekendmaking.

  • 2

    Op hetzelfde tijdstip vervalt de "Exploitatieverordening gemeente Waalre 2003", zoals vast­gesteld bij raadsbesluit van 13 mei 2003, met dien verstande dat zij van toepas­sing blijft voor de gevallen zoals bedoeld in arti­kel 13, tweede en derde lid.

Artikel 15 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als "Exploitatieverordening ge­meen­te Waalre ".

Aldus besloten in de openbare vergadering van 27 juni 2006.De raad van de gemeente Waalre,de griffier, de voorzitter,

TOELICHTING OP DE EXPLOITATIEVERORDENING GEMEENTE WAALRE 1  

Algemeen

Steeds meer wordt de gemeente geconfronteerd met het niet volledig uit kunnen voeren van actieve grondpolitiek. Dit houdt in dat naast de door de gemeente te verwerven gronden, die vervolgens bouwrijp worden gemaakt en tenslotte wor­den uitgegeven, steeds meer particuliere initiatieven tot grond­exploitatie ont­staan.In dergelijke situaties, waarbij zowel gemeentelijke als particuliere grondex­ploita­tie plaatsvindt, is de gemeente verantwoordelijk voor de aanleg van de benodigde infrastructurele werken, zoals wegen, straten, riolering etc.Middels de actieve grondpolitiek worden deze kosten doorberekend aan de netto-uitgeefbare bouwterreinen. In geval van particuliere grondexploitatie is een derge­lijke doorberekening niet mogelijk, simpelweg vanwege het feit dat de grond niet in eigendom is van de gemeente.Toch is het uit een oogpunt van gelijkheid en rechtszekerheid rechtvaardig, dat ook particuliere grondexploitanten een (financiële) bijdrage leveren in de kosten van de eerdergenoemde voorzieningen. Deze bijdrage wordt dan be­paald op basis van de baat, dat deze (bouw)gronden hebben bij de aanleg van genoemde wer­ken.

In artikel 42 WRO is bepaald, dat de raad een verordening be­hoort vast te stellen, die de voorwaarden bevat, waaronder de gemeente medewerking ver­leent aan het in exploitatie brengen van gronden. Deze verordening wordt "Exploi­tatieverordening" genoemd.De verordening is gebaseerd op de volgende uitgangspunten:

  • a.

    Voorafgaande aan de realisatie van een bestemmingsplan moet duide­lijkheid ontstaan omtrent de risico's die verbonden zijn aan het niet vol­ledig kunnen verwerven van de betreffende gronden. Aan de hand van deze risico's zal middels een raadsbesluit moeten worden vastgesteld of en zo ja, op welke wijze kostenverhaal zal plaatsvinden. Op deze wijze ontstaat vooraf duide­lijkheid voor alle betrokkenen. Deze werkwijze sluit aan bij de op 26 juli 1991 in werking getreden wij­zi­ging van de gemeentewet-oud, i.c. de wijziging van de bouwgrond- en baat­belas­ting (Stb. 394). In deze wet wordt het nemen van een bekosti­gingsbe­sluit voordat wordt aangevangen met de voorzieningen van open­baar nut, ver­plicht gesteld. Deze verplichting is eveneens van toe­passing op de baat en bouwgrondbelasting, zoals opgenomen in de artikelen 221 respectievelij­ke 222 van de Gemeentewet, zoals deze gold tot 1 januari 1995. Tenslotte is de vaststelling van een bekosti­gings­besluit ook van toepassing op de baatbe­lasting (nieuwe stijl) die in de Gemeentewet is opgenomen ter vervan­ging van de voorheen gel­dende baat- en bouwgrondbelasting (zie artikel 222 van de Gemeente­wet, zoals dat luidt per 1 januari 1995). Het opnemen van een kosten­verhaalsbesluit in de exploitatieverordening verduidelijkt dan ook de sa­men­hang tussen het kostenverhaal via exploitatieovereenkomst ener­zijds en het verhaal op basis van een baatbelasting anderzijds.

  • b.

    Op basis van het onder a. genoemde uitgangspunt wordt de wijze van toere­kening van baat via de methoden van exploitatieovereenkomst en baatbelas­ting zoveel mogelijk op elkaar afgestemd. Dit betekent dat de in de exploita­tieverordening opgenomen systematiek van baattoereke­ning is aangepast op en gerelateerd aan de fiscale verhaalsmethode.

  • c.

    Het onder a. genoemde uitgangspunt brengt met zich mee, dat de ex­ploita­tieovereenkomst zowel op initiatief van de gemeente als op basis van een verzoek van exploitant kan worden aangegaan. Gelet op de thans opgenomen werkwijze zal een aanvraag tot het slui­ten van een exploitatieovereenkomst in de regel alleen nog voorkomen in situa­ties, waarbij incidentele voorzieningen moeten worden getroffen, vaak speci­aal ten behoeve van exploitant. In de meeste overige geval­len zal immers steeds sprake zijn van de werking van een kostenver­haalsbesluit.

  • d.

    De opsomming van de verschillende voorzieningen van openbaar nut is uitge­breid met die werken, die als gevolg van onder meer de milieuwet­ge­ving vaak noodzakelijk zijn ten behoeve van de uitvoering van een bestem­mings­plan. Tenslotte wordt opgemerkt, dat de verordening is aangepast aan de gevol­gen van de 1e en 2e tranche van de Algemene wet bestuursrecht per 1 ja­nuari 1994, 3e tranche van de Awb per 1 januari 1998, de inwerkingtreding van de Invoeringswet van de wet materiële belastingbepalin­gen Gemeentewet (Stb. 1994, 420) per 1 januari 1995, de Wet dualisering gemeentebestuur en de Wet dualisering gemeentelijke medebewindsbevoegdheden.

Hieronder volgt een artikelsgewijze toelichting.

Afdeling I: Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

De exploitatieverordening is van toepassing, indien medewerking wordt ver­leend aan het in exploitatie brengen van gronden. Hieronder wordt verstaan het van gemeentewege treffen van voorzieningen van openbaar nut, waar­door een onroe­rende zaak wordt gebaat.Met deze definitie wordt aangesloten bij de definitie van de baatbelas­ting. Dit betekent dat ook in gevallen waarbij voorzieningen worden getroffen waardoor een reeds bebouwde onroerende zaak wordt gebaat, het sluiten van een exploita­tieovereenkomst mogelijk is.Indien de exploitatie geschiedt op initiatief van de gemeente (afdeling II van de verordening), dan maakt de aanduiding van het exploitatiegebied onderdeel uit van het door de raad vast te stellen kostenverhaalsbesluit. In het geval de exploitatie geschiedt op initiatief van de exploitant (afdeling III van de verordening), dan geschiedt de vaststelling van de aanduiding van het exploitatiegebied door het college. Door gebieden aan te wijzen, die als een "exploitatiegebied" zullen gelden, wordt het bijvoorbeeld mogelijk onroerende zaken die in het kader van de stads- en dorpsvernieu­wing binnen de bebouwde kom worden heringericht etc. in voorkomende ge­vallen onder de wer­king van deze verordening te laten vallen.

Artikel 2. Voorzieningen van openbaar nut

In de omschrijving van de voorzieningen van openbaar nut is, gelet op de vi­geren­de jurisprudentie, de aanleg van rioolwaterzuiveringsinstallaties niet opgenomen. Dergelijke inrichtingen worden - vanwege het doel van deze werken - niet gere­kend tot die werken die nodig zijn voor het in exploitatie brengen van gronden.Als voorzieningen van openbaar nut worden verder aangemerkt het uitvoe­ren van bodemonderzoek en -sanering, voorzover dit betrekking heeft op de ondergrond van voorzieningen van openbaar nut en voorzover de daarmee verband houdende kosten niet op een andere wijze kunnen worden ver­haald. Hierbij moet met name worden gedacht aan het verhaal van kosten bodemsanering, zoals onder meer is bepaald in de Wet bodembescherming.Ingeval kostenverhaal op derden echter niet (geheel) mogelijk is, is het re­delijk om de ten laste van de gemeente blijvende nettokosten te verhalen via de gemeente­lijke en particuliere grondexploitatie.Dit geldt ook voor de maatregelen die op basis van de vigerende milieuwet­geving nodig zijn voor de realisatie van bestemmingsplannen. Gedacht moet worden aan het treffen van geluidwerende voorzieningen, maar ook aan het verwijderen van bedrijvigheid die stankoverlast of andersoortige hinder ver­oorzaakt.Tenslotte is aangegeven, dat ook werken die als zogenaamde "bovenwijkse voor­zieningen" worden beschouwd, kunnen worden aangemerkt als voorzie­ningen van openbaar nut, voorzover deze werken direct danwel indirect baat opleveren voor de in het exploitatiegebied liggende onroerende zaken.De kosten van bovenwijkse voorzieningen worden in de regel via een fonds­opslag in de kostprijs verwerkt. Het is daarbij van belang, dat een dergelijke omslag van kosten steeds op een juiste wijze beleidsmatig wordt onder­bouwd. Dit kan, indien de gemeente beschikt over een structuurplan, reeds geschieden bij de vaststelling van het structuurplan. De beleidsmatige on­derbouwing kan echter zonder bezwa­ren tevens plaatsvinden op basis van een beleidsnota, waarbij de toerekening van de kosten van bovenwijkse voorzieningen over de diverse toekomstige en eventu­ele bestaande bestem­mingsplannen wordt onderbouwd.

Afdeling II: Exploitatie op initiatief van de gemeente

Artikel 3. Uitvoering van voorzieningen van openbaar nut

Hoewel het sluiten van een exploitatieovereenkomst nimmer zal kunnen en mo­gen worden afgedwongen, wordt in dit artikel bepaald dat de eerderge­noemde voorzieningen van openbaar nut alleen door of met medewerking van de gemeen­te kunnen worden aangelegd. Het primaat met betrekking tot de aanleg van voor­zieningen van openbaar nut ligt derhalve bij de gemeen­te.In sommige gevallen zal een particuliere exploitant in staat en bereid kun­nen zijn tot het zelfstandig treffen van dergelijke voorzieningen van open­baar nut op de gronden die in eigendom zijn van de exploitant.Aangezien het daarbij steeds gaat om openbare voorzieningen, zal deze particulie­re uitvoering alleen dan mogelijk zijn, indien garanties aanwezig zijn omtrent met name de kwaliteit van de uitvoering. De door de gemeente te stellen kwaliteitsei­sen zullen overeen moeten komen met die eisen, die zij zichzelf steeds stelt bij de aanleg van dergelijke voorzieningen. Wel zijn ga­ranties nodig in de vorm van tijdige uitvoering, kwaliteitseisen, garantierege­ling in geval van wanprestatie, overdracht van voorzieningen van openbaar nut aan gemeente etc. Dergelijke aanvullende eisen zijn opgenomen in arti­kel 7, vierde lid van deze verordening.De uitvoering van openbare voorzieningen door de exploitant zal niet bete­kenen, dat geen financiële bijdrage aan de gemeente verschuldigd is. Ook indien wordt gekomen tot het zelf uitvoeren van bepaalde werken, is het redelijk dat alsnog een financiële bijdrage wordt verleend in de kosten van onder meer planvoorberei­ding, ambtelijk apparaat, bovenwijkse voorzienin­gen alsmede in de (extra) kosten van voorbereiding en toezicht. In het derde lid van dit artikel alsmede in artikel 8, derde lid is hiervoor een regeling op­genomen.

Artikel 4. Vaststelling kostenverhaalsbesluit

Kostenverhaal bij bouwgrondexploitatie is in de meeste gevallen aan de orde bij de voorbereiding van een nieuw bestemmingsplan. In de meeste gevallen gaat de gemeente ervan uit alle gronden in een dergelijk plan te zullen verwerven. Deze gronden zullen vervolgens bouwrijp worden gemaakt en worden uitgegeven.Steeds meer wordt, vaak pas lopende de realisatie van een bestemmings­plan, duidelijk dat niet alle gronden in eigendom zullen kunnen worden ver­kregen.Ter voorkoming van problemen met betrekking tot het kunnen uitvoeren van kostenverhaal (bijvoorbeeld voorzieningen zijn reeds 2 jaar geleden getrof­fen) alsmede in belang der rechtszekerheid is de bepaling opgenomen, dat voordat met de uitvoering van werken wordt begonnen door de ­raad wordt bepaald volgens welke strategie de te maken kosten worden verhaald.Daarbij wordt aangegeven via een kostenbegroting welke voorzieningen worden getroffen alsmede wat de omvang zal zijn van het gebied dat door deze voorzie­ningen zal worden gebaat. In sommige gevallen kan dit baat­gebied afwijken van het gebied, zoals dat is bepaald via de gangbare ex­ploitatieopzet.Belangrijk bij het nemen van een kostenverhaalsbesluit is de strategie die toege­past zal gaan worden bij het verhaal van kosten. Uitgangspunt zal daarbij blijven, dat de gemeente de voorkeur uitspreekt voor het zelf aan­kopen en vervolgens uitgeven van deze gronden. Mocht dit niet lukken, dan zullen de particuliere ex­ploitanten in eerste instantie een exploitatieovereen­komst voorgelegd krijgen, waarmee op basis van wilsovereenstemming tot kostenverhaal kan worden geko­men.Mocht men hiertoe niet bereid zijn, dan zal in het besluit worden aangege­ven, dat aanvullend kostenverhaal via baatbelasting kan plaatsvinden. Onder baatbelasting wordt in deze verordening verstaan: de baatbelasting (nieuwe stijl), die ter ver­vanging van de tot 1 januari 1995 geldende baat- en bouw­grondbelasting in de Gemeentewet is opgenomen (zie artikel 222 van de Gemeentewet, zoals dat luidt na de inwerkingtreding van de Invoeringswet van de wet materiële belastingbepa­lingen Gemeentewet (Stb. 1994, 420)). Hiermee zal dan tevens zijn voldaan aan de in artikel 222 Gemeentewet opgenomen verplichting tot het vaststellen van een bekostigingsbesluit.Het kostenverhaalsbesluit wordt bekendgemaakt overeenkomstig artikel 139 Gemeentewet.

Op grond van artikel 2, sub c. maakt de kostenbegroting onderdeel uit van het kostenverhaalsbesluit. In de praktijk is het niet in alle gevallen mogelijk de begro­tingscijfers ten tijde van de vaststelling van het kostenverhaalsbe­sluit geheel gereed te hebben. Om deze reden is onder c. bepaald dat de kostenbegroting ook later kan worden vastgesteld. In dat geval dient de kostenbegroting nog afzonder­lijk te worden bekendgemaakt overeenkomstig artikel 139 van de Gemeentewet.

Artikel 5. De kostenbegroting

In de kostenbegroting zijn de kosten en opbrengsten verband houdende met het verlenen van medewerking aan het in exploitatie brengen van gronden opgeno­men. Benadrukt is dat er een directe relatie aanwezig dient te zijn tussen de ver­schillende kosten- en opbrengstelementen en het exploitatiege­bied. Gezien de diversiteit van de werken en werkzaamheden is het niet mo­gelijk een limitatieve opsomming van de met de medewerking verband hou­dende kosten te geven. Dit zal van geval tot geval kunnen verschillen. De wijze van toerekening zal plaatsvin­den op basis van de baat die alle in het exploitatiegebied opgenomen onroerende zaken zullen hebben van de te treffen voorzieningen van openbaar nut. Dit geldt derhalve zowel voor de gronden die bestemd zijn voor gemeentelijke gronduitgifte als de gronden die bestemd zijn voor particuliere exploitatie. De mate van baat kan daarbij onderling variëren als gevolg van verschillen in ligging, bestemming en ob­jectieve gebruiksmogelijkheid van de desbetreffende onroerende zaak. Het uitgangspunt bij de opstelling van de kostenbegroting zal steeds zijn, dat het totale gebied door de gemeente in exploitatie zal worden gebracht.

Opgemerkt wordt dat de in artikel 5 opgenomen eisen zowel gelden voor een kostenbegroting, behorende bij een kostenverhaalsbesluit, als voor een begroting, welke naar aanleiding van een aanvraag om medewerking (geba­seerd op afdeling III van de Exploitatieverordening) wordt vastgesteld.

Uitgangspunt voor de opstelling van de kostenbegroting is dat de inbreng­waarde van alle gebate onroerende zaken en de gronden bestemd voor de aanleg van voorzieningen van openbaar nut in de kostenbegroting wordt opgenomen. Deze inbrengwaarde kan daarmee ook betrekking hebben op onroerende zaken die wel door de voorzieningen gebaat worden maar niet als gevolg van die voorzieningen geschikt worden voor bebouwing. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan bestaande te handhaven bebouwing binnen een exploitatiegebied.Op grond van het gestelde in het vierde lid wordt bereikt dat de inbreng­waarde van deze gronden niet in de kostenbegroting behoeft te worden opgenomen.De aanduiding "geschikt worden voor bebouwing" is afkomstig van de tot 1 januari 1995 geldende bouwgrondbelasting en maakte onderdeel uit van de drie voor deze belastingen bestaande rechtsgronden (nl. het geschikt wor­den voor bebouwing, het beter geschikt worden voor bebouwing alsmede het in een voor­deliger positie komen te verkeren van onroerende zaken als gevolg van de te treffen voorzieningen).

Naast de toepassing in de grondexploitatie is de Exploitatieverordening even­eens van toepassing op het verhaal van kosten van baatopleverende voorzieningen, welke geen onderdeel uitmaken van de grondexploitatie. Hierbij kan het bijvoor­beeld gaan om de herinrichting van centrumgebieden of de aanleg van riolering in het buitengebied. In het vijfde lid is bepaald dat de inbrengwaarde van de gebate objecten niet in de kostenbegroting be­hoeft te worden opgenomen indien de te treffen voorzieningen in hoofdzaak niet gericht zijn op het geschikt maken voor bebouwing van onroerende zaken. Wel is het mogelijk de inbrengwaarde van de tot voorzieningen van openbaar nut bestemde gronden in de begroting op te nemen.

De toepassing van het vierde en vijfde lid kan met zich meebrengen dat de in de beide artikelleden beschreven situaties zich ook gelijktijdig kunnen voordoen. Dit zal het geval zijn indien sprake is van bijvoorbeeld de aanleg van niet tot de grondexploitatie behorende voorzieningen voor onder meer bestaande bebou­wing.

Artikel 6. Grondslag voor toerekening baat

Om de aansluiting te verkrijgen met de systematiek van vaststelling van de kost­prijs bij gronduitgifte is gekozen voor de rekeneenheid van de vierkante meter grondoppervlakte van de gebate onroerende zaken (zowel bebouwd als onbe­bouwd). Met toepassing van liggings-, bestemmings- en gebruiks­factoren is het mogelijk in nagenoeg alle gevallen te komen tot een verant­woorde baatomslag ter bepaling van de omvang van de exploitatiebijdrage.Ingeval de grondoppervlaktemethode in bepaalde gevallen niet tegemoet komt aan de aanwezige baatverschillen, geschiedt de toerekening op basis van een omslagmethode, welke zal worden vermeld in de kostenbegroting, die voorziet in de aanwezige verschillen in baat..

Artikel 7. Inhoud exploitatieovereenkomst

In dit artikel wordt ervan uitgegaan, dat in navolging van het reeds genomen kostenverhaalsbesluit, het sluiten van een exploitatieovereenkomst als eer­ste en centrale methode van kostenverhaal is aan te merken.Wij willen duidelijk benadrukken, dat het sluiten van een exploitatieovereen­komst - evenals iedere andere overeenkomst - is gebaseerd op wilsovereen­stem­ming. Dit betekent dat een exploitant niet kan worden verplicht tot het sluiten van een exploitatieovereenkomst. De bevoegdheid tot het aangaan van een ex­ploitatieovereenkomst ligt bij het college. Het college dient de raad vooraf in te lichten over de uitoefening van de bevoegdheid tot het aangaan van een overeenkomst, in het geval de raad daarom verzoekt of indien het aangaan van die overeenkomst ingrijpende gevolgen kan hebben voor de gemeente. In het laatste geval neemt het college geen besluit dan nadat de raad zijn wensen en bedenkingen terzake aan het college ter kennis heeft kunnen brengen.Hoewel de kostenbegroting later kan worden vastgesteld, dient in alle geval­len de in een overeenkomst opgenomen exploitatiebijdrage te worden vast­gesteld op basis van de kostenbegroting. Om deze reden is in artikel 7, tweede lid bepaald dat het college pas kan besluiten tot het aangaan van een exploitatieover­eenkomst, nadat de betreffende kostenbegroting is vastgesteld.Gezien het bepaalde in artikel 10, eerste lid van de Exploitatieverordening geldt deze voorwaarde ook ingeval de overeenkomst tot stand komt op ba­sis van een aanvraag.

Indien wordt overgegaan tot het sluiten van een exploitatieovereenkomst, bevat artikel 7 een aantal voorwaarden waaraan deze overeenkomst in alle gevallen moet voldoen. Naast de vaststelling van een financiële bijdrage is in voorkomende gevallen de bepaling opgenomen dat gronden die bestemd zijn als ondergrond voor voorzieningen van openbaar nut, via deze overeen­komst worden afgestaan aan de gemeente. In de situatie dat sprake is van een overdracht van gronden, is in het eerste lid de bepaling opgenomen dat van de overeenkomst een notariële akte wordt opgemaakt.In het vierde lid zijn aanvullende bepalingen opgenomen welke kunnen wor­den toegepast, indien de werken geheel of gedeeltelijk worden uitgevoerd door de particuliere exploitant.

Artikel 8. Vaststelling exploitatiebijdrage

Essentieel bij de vaststelling van de financiële bijdrage is het feit, dat over­een­komstig artikel 5, tweede lid de kostentoerekening is opgesteld met het uitgangs­punt, dat het totale exploitatiegebied door de gemeente in zijn ge­heel in exploita­tie zal worden gebracht.Dit betekent, dat in de kostenbegroting gerekend wordt met een gemiddelde prijs van de inbrengwaarde van alle gronden (ook die van de particuliere eigenaren). Op deze wijze komt een gemiddelde kostprijs tot stand, die daar­na - waar nodig - zal worden gecorrigeerd voor verschillen in ligging etc.Het zal duidelijk zijn, dat de particuliere exploitant op deze prijs de waarde van de hem toebehorende gronden (zowel ten behoeve van de exploitatie als ten behoe­ve van de aanleg van voorzieningen van openbaar nut) in mindering zal mogen brengen. Omdat deze vermindering kan afwijken van de eerdergenoemde gemid­delde grondinbrengprijs, is een regeling nodig voor bindende vaststelling van deze inbrengwaarde.In het derde lid is bepaald op welke wijze de financiële bijdrage wordt vast­ge­steld, indien de exploitant overgaat tot het geheel of gedeeltelijk zelf uit­voeren van voorzieningen van openbaar nut. In een dergelijke situatie blijft de financiële bijdrage in de regel beperkt tot de kosten, die de gemeente maakt of zal maken in verband met de planuitvoering, -voorbereiding en -toezicht, maar ook met betrek­king tot voorzieningen die voor het totale plan gelden danwel een bovenwijks karakter hebben. De omslag van deze voor rekening van de gemeente blijvende kosten vindt plaats overeenkomstig de in artikel 5 en 6 beschreven methode, onder verrekening van de inbreng­waarde van alle tot de onroerende zaak van exploitant behorende gronden. Daarnaast vindt een vermindering plaats van de daarin opgenomen kosten voor voorzieningen, voorzover deze voorzieningen door de exploitant wor­den gerealiseerd.

Als gevolg van de het bepaalde in artikel 5, vierde en vijfde lid dient de wijze van berekening van de exploitatiebijdrage in die situaties dienovereenkom­stig te wor­den aangepast. Aan artikel 8 is een vierde lid toegevoegd waarin is bepaald dat, indien de in artikel 5, vierde en/of vijfde lid beschreven situa­tie toepassing heeft verkregen, de wijze van berekening van de bijdrage wordt gehandhaafd, met dien verstande dat de correctie van de inbreng­waarde is beperkt tot de gronden die bestemd zjn voor het treffen van voor­zieningen en door de exploitant aan de gemeente in eigendom worden afge­staan.

Afdeling III: Exploitatie op verzoek van exploitant

Artikel 9. De aanvraag

Naast het door de gemeente zelf treffen van voorzieningen van openbaar nut kan het voorkomen, dat een particuliere exploitant de gemeente verzoekt tot het treffen van voorzieningen. Vaak zullen dit dan incidentele op zichzelf staande voorzieningen zijn, die specifiek betrekking hebben op de onroeren­de zaak van één of enkele exploitanten.Gedacht moet hierbij bijvoorbeeld worden aan de situatie, waarin een tuin­centrum de gemeente verzoekt op basis van artikel 19 WRO mee te werken aan de uitbrei­ding van de winkelruimte door middel van een wijziging van een bestemmings­plan. In dergelijke gevallen kan het voorkomen, dat van gemeentewege wordt gewezen op de noodzaak van uitbreiding van parkeer­gelegenheid en bijvoorbeeld de aanleg van in- en uitvoegstrook vanaf de openbare weg. Dergelijke voorzienin­gen kunnen onder de werking van afde­ling III van deze verordening worden ge­bracht.In het derde lid van dit artikel is de bepaling opgenomen, dat indien een aanvraag voor een bouwvergunning (eventueel gecombineerd met een ver­zoek om vrijstel­ling ex artikel 19 WRO) wordt ingediend, waarbij in geval van verlenen van een vrijstelling c.q. bouwvergunning van gemeentewege voor­zieningen van openbaar nut moeten worden uitgevoerd, dit voordat over de bouwaanvraag wordt beslist aan de aanvrager bekend wordt gemaakt.De aanvrager zal daarbij een raming ontvangen van de door de gemeente te ma­ken kosten. Aan de hand van deze gegevens is aanvrager in staat voorafgaand aan de beslissing over de bouwaanvraag een financiële afwe­ging te maken van de aan deze exploitatie verbonden kosten. De aanvrager wordt op dat moment in staat gesteld alsnog een aanvraag in te dienen tot het aangaan van een exploita­tieovereenkomst.

Artikel 10. Beslissing op de aanvraag

Aangegeven is dat de medewerking tot het treffen van voorzieningen alleen kan worden verleend door middel van het sluiten van een overeenkomst op basis van artikel 7 van de verordening.Daarnaast is een viertal facultatieve gronden opgenomen, waaronder de me­de­werking kan worden geweigerd. Tevens is een mogelijkheid tot aanhou­ding van de aanvraag opgenomen in gevallen waarin de procedure van de vaststel­ling/goedkeuring van een onderliggend bestemmingsplan nog niet is afgerond.Tenslotte is de bepaling opgenomen, dat, ingeval een aanvraag is ontvan­gen voor een gebied waarvoor reeds een kostenverhaalsbesluit is genomen door de raad, laatstgenoemd besluit aan de exploitant bekend wordt gemaakt.Deze bekendmaking zal mede inhouden, dat de raad reeds eerder heeft aangegeven, dat de onderhavige onroerende zaak wordt gebaat door het treffen van voorzieningen van openbaar nut en het om die reden ge­recht­vaardigd is dien­aangaande kostenverhaal toe te passen. Derhalve zou ook zonder het insturen van een aanvraag de gemeente reeds op eigen initiatief zijn gekomen met een exploitatieovereenkomst.Een en ander betekent, dat de reeds voorgenomen aanbieding van een ont­werp-exploitatieovereenkomst direct kan plaatsvinden.

Afdeling IV: Relatie gronduitgifte en andere kostenverhaalsinstrumen­ten

Artikel 11. Relatie baatbelasting

In het eerste lid wordt uit een oogpunt van rechtszekerheid aangegeven, dat in een te sluiten exploitatieovereenkomst de bepaling wordt opgenomen, dat met betrekking tot de uitvoering van die werken geen aanvullend fiscaal ver­haal zal plaatsvinden. Een dergelijke bepaling is niet in strijd met de Grond­wet (i.c. privile­geverbod bij belastingen), omdat de wijze van toerekening via exploitatieovereen­komst overeenstemt met de wijze van toerekening bij een eventueel toe te pas­sen fiscaal verhaal.Aan de andere kant is het uit een oogpunt van rechtszekerheid gewenst, dat indien een exploitant niet bereid is tot het aangaan van een exploitatieover­een­komst, hem wordt medegedeeld, dat overeenkomstig het eerder geno­men kosten­verhaalsbesluit door de raad over kan worden gegaan tot het instellen van een baatbelasting.

Artikel 12. Relatie andere overeenkomsten

Steeds meer komt het voor, dat door de gemeente overeenkomsten worden ge­sloten met meerdere marktpartijen tot samenwerking in een bepaald pro­ject. We spraken dan van een publiek-private samenwerking (PPS).Dergelijke overeenkomsten omvatten naast elementen van kostenverhaal van voorzieningen van openbaar nut vaak nog totaal andere elementen. Ter voorko­ming van onnodig complexe contracten worden deze elementen vaak alle teza­men in één overeenkomst opgenomen.In dit artikel is bepaald, dat het sluiten van dergelijke overeenkomsten geen be­zwaar behoeft op te leveren, mits de vaststelling van de door exploitant verschul­digde exploitatiebijdrage maar geschiedt op basis van het gestelde in deze exploi­tatieverordening.

Afdeling V: Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 13. Overgangsbepalingen

De overgangsbepaling in het eerste lid is bedoeld voor die situaties waarbij op het moment van inwerkingtreding van de exploitatieverordening reeds een aanvang is gemaakt met de uitvoering van voorzieningen van openbaar nut. Artikel 4 gaat ervan uit dat het nemen van een kostenverhaalsbesluit moet plaatsvinden voordat met de aanleg van voorzieningen van openbaar nut wordt aangevangen.Bepaald is dat de verordening ook van toepassing is in exploitatiegebieden waarin op de datum van inwerkingtreding de te treffen voorzieningen van openbaar nut niet zijn voltooid, en voor welke gebieden geen kostenver­haals­besluit zoals be­doeld in artikel 4 is genomen. Hetzelfde geldt voor ex­ploitatiegebieden waarvoor geen kostenverhaalsbesluit, maar, indien de voorheen geldende exploitatieveror­dening daarin voorzag, een afzonderlijke kostenbegroting (op grond van het in de voorheen geldende verordening op­genomen overgangsrecht) is vastgesteld.De toepassing van de bepaling in het eerste lid zal bijvoorbeeld aan de orde zijn in exploitatiegebieden ten behoeve waarvan vóór de datum van inwer­kingtreding van de verordening een bekostigingsbesluit (zoals bedoeld in ar­tikel 222 van de Gemeentewet) ten behoeve van een mogelijk in te stellen baatbelasting is vastge­steld.Daarnaast voorziet de bepaling in het eerste lid erin, dat de verordening ook kan worden toegepast voor in uitvoering zijnde exploitatiegebieden waarvoor ten tijde van de inwerkingtreding van de verordening niet reeds een bekosti­gingsbesluit was vastgesteld.Om in dergelijke situaties (bij het ontbreken van een kostenverhaalsbesluit of afzonderlijke kostenbegroting) toch te kunnen komen tot het aangaan van een exploitatieovereenkomst, is bepaald dat de regels van deze verordening op een zoveel mogelijk aan deze afwijking aangepaste wijze van toepassing zijn. Hierbij geldt in ieder geval, dat de hoogte van de in de overeenkomst op te nemen bijdra­ge wordt bepaald op basis van een door de ­raad vast te stellen kosten­begroting, die voldoet aan de in artikel 5 gestelde eisen. In navolging op het gestelde in artikel 4, eerste lid dient ook de vast te stellen kostenbegroting be­kend te worden gemaakt overeenkomstig artikel 139 Gemeentewet.

In het tweede lid is bepaald dat de exploitatieverordening zoals deze gold voor de inwerkingtreding van de onderhavige verordening, van toepassing blijft voor exploitatiegebieden waarvoor eerder een kostenverhaalsbesluit of, voorzover (het overgangsrecht van) de voorheen geldende verordening daar­in voorzag, een af­zonderlijke kostenbegroting is vastgesteld.Dit heeft tot gevolg dat op basis van dergelijke kostenverhaalsbesluiten of afzon­derlijke kostenbegrotingen te sluiten overeenkomsten worden geba­seerd op de bepalingen zoals opgenomen in de voorheen geldende exploita­tieverordening. Het aangaan van overeenkomsten geschiedt, in afwijking van het bepaalde in de voorheen geldende exploitatieverordening, door het college. De duur van de toepassing is bepaald tot twee jaren nadat de getroffen en/of te treffen voorzieningen van openbaar nut geheel zijn vol­tooid. Deze termijn komt overeen met de termijn waarbinnen uiterlijk tot een baatbelasting zoals bedoeld in artikel 222 van de Gemeentewet, dient te worden besloten.

Ten aanzien van voor de datum van inwerkingtreding van de onderhavige exploi­tatieverordening ontvangen aanvragen tot het verlenen van medewer­king aan het in exploitatie brengen van gronden, waarop niet voor de inwer­kingtreding is be­slist, is voor de behandeling van de aanvraag de exploitatie­verordening, zoals deze gold voor de inwerkingtreding van de onderhavige verordening, van toepas­sing. De duur van de toepassing is bepaald totdat op de aanvraag is beslist. In het geval de beslissing leidt tot het treffen van voorzieningen, is de duur van de toepassing bepaald tot twee jaren nadat de te treffen voorzieningen geheel zijn voltooid. Ook in dat geval geldt dat een op basis van een zodanige aanvraag te sluiten overeenkomst wordt geba­seerd op de bepalingen zoals opgenomen in de voorheen geldende exploita­tieverordening. En ook geschiedt het aangaan van overeenkomsten, in afwijking van het bepaalde in de voorheen geldende exploitatieverordening, door het college.