Organisatie | Waalre |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Reïntegratieverordening Wet werk en bijstand |
Citeertitel | Reïntegratieverordening Wet werk en bijstand |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Samenwerkingsverband met de gemeenten Heeze-Leende en Valkenswaard.
Onbekend
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2007 | 01-01-2013 | Nieuwe regeling | 14-11-2006 De Schakel, 2006, 49 (07-12-06) | Reïntegratieverordening Wet werk en bijstand |
Het college biedt aan bijstandsgerechtigden tot 65 jaar, aan personen met een nabestaanden- of halfwezenuitkering, niet-uitkeringsgerechtigden alsmede personen als bedoeld in artikel 10, tweede lid van de wet, ondersteuning bij de arbeidsinschakeling aan en, voor zover het college dat noodzakelijk acht, een voorziening gericht op die arbeidsinschakeling. Artikel 40, eerste lid van de wet is van overeenkomstige toepassing.
Bij de keuze van de mogelijkheden van ondersteuning en het aanbieden van voorzieningen wordt door het college een afweging gemaakt, waarbij gekeken wordt of de ondersteuning of de voorziening, gelet op de mogelijkheden en capaciteiten van de belanghebbende, het meest doelmatig is met het oog op inschakeling in de arbeid.
Artikel 4 Algemene bepalingen over voorzieningen
Artikel 12 Overgangsregeling bestaande subsidies
Het college stelt bij uitvoeringsbesluit regels ten aanzien van bestaande gesubsidieerde arbeid zoals WIW dienstbetrekkingen en WIW werkervaringsplaatsen alsmede ten aanzien van loonkostensubsidies in het kader van de ID-regeling.
Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze Verordening, indien toepassing van de Verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.
De Re-integratieverordening Wet werk en bijstand treedt in werking met ingang van 1 januari 2007. De voorgaande Re-integratieverordeningen Wet werk en bijstand van de gemeente Heeze-Leende (vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Heeze-Leende d.d. 2 februari 2004), van de gemeente Valkenswaard (vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Valkenswaard d.d. 30 september 2004) en van de gemeente Waalre (vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Waalre d.d. 6 april 2004) worden met ingang van 1 januari 2007 ingetrokken.
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van de gemeente Heeze-Leende d.d. ..-..-2006
de griffier, de voorzitter,
mw. mr. S.F. Baraké dhr. P.J.J. Verhoeven
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van de gemeente Valkenswaard d.d. ..-..-2006
De griffier, de voorzitter,
dhr. mr. C.J. Dorsman dhr. J.E.A. Haas
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van de gemeente Waalre d.d. 14-11-2006
De griffier, de voorzitter,
dhr. J.A.J. Claessen dhr. mr. H.C.R.M. de Wijkerslooth
Publicatiedatum: 7 december 2006 in De Schakel.
Artikel 1: BegripsbepalingenBij de begripsbepalingen in deze Verordening wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de begripsbepalingen uit de Wet Werk en Bijstand.
Artikel 2: Opdracht college Lid 1:In het eerste lid is de opdracht aan het college vormgegeven analoog aan artikel 7 van de WWB. Hiervoor is gekozen uit oogpunt van kenbaarheid en consistentie. Door tevens de personen genoemd in artikel 10 lid 2 van de wet op te nemen biedt dit artikel de mogelijkheid aan het college om uitstroom uit bestaande gesubsidieerde arbeid zoals ID-banen en WIW dienstbetrekkingen te stimuleren. Door artikel 40 lid 1 van overeenkomstige toepassing te verklaren worden de voorzieningen alleen voor inwoners van Valkenswaard toegankelijk.
Lid 2:Het tweede lid is de vertaling van de opdracht uit de WWB dat de gemeente evenwichtige aandacht aan de diverse doelgroepen moet besteden, en rekening moet houden met de combinatie arbeid en zorg. In het beleidsplan, maar voornamelijk in de uitvoering komt vervolgens tot uiting hoe dit punt uitgewerkt wordt.
Lid 3:Het derde lid geeft het college de specifieke opdracht een zodanig aanbod van voorzieningen te realiseren, dat zoveel mogelijk personen ondersteund kunnen worden.
Artikel 3: Aanspraak op ondersteuning Lid 1:De WWB stelt niet zo expliciet dat de aanspraak op voorzieningen in de Verordening geregeld moet worden. Immers, het is ook al in de WWB zelf geregeld. Eveneens uit oogpunt van kenbaarheid en consistentie is ervoor gekozen een algemene bepaling over de aanspraak op te nemen.
Lid 2:In het tweede lid wordt expliciet de koppeling gelegd tussen de algemene aanspraak van de cliënt en de criteria die gehanteerd worden bij het aanbieden van voorzieningen. Daarbij wordt verwezen naar elk document waarin die criteria geformuleerd kunnen worden.
Artikel 4: Algemene bepalingen over voorzieningen Lid 1:Dit artikel dient ertoe enkele zaken te regelen die te maken hebben met alle voorzieningen, ook die voorzieningen die niet voornamelijk in de Verordening zijn opgenomen. Het eerste lid geeft daarom aan dat de Verordening geen uitputtende opsomming van voorzieningen bevat.
Lid 2:Het tweede lid geeft het college de bevoegdheid om aan een voorziening nadere verplichtingen te verbinden. Dit kunnen verplichtingen van diverse aard zijn. Zo kan bepaald worden dat de belanghebbende gedurende het traject op gezette tijden met de consulent de voortgang bespreekt.
Lid 3:Het derde lid geeft aan dat het college een voorziening kan beëindigen en in welke gevallen zij dat kan doen. Onder beëindigen wordt hierbij ook verstaan het stopzetten van de subsidie aan een werkgever.
Lid 4:Het vierde lid geeft het college de algemene bevoegdheid om voor voorzieningen nadere regels te stellen. Dit heeft voornamelijk tot doel om bij subsidieverstrekking de uitvoering zoveel mogelijk aan het college over te laten. De bepaling over het vragen van een eigen bijdrage heeft betrekking op de doelgroep Nuggers. Immers, van deze groep is het niet vanzelfsprekend dat zij op een laag inkomensniveau zitten. Het vragen van een eigen bijdrage, eventueel gerelateerd aan de hoogte van het inkomen, kan dan op zijn plaats zijn. Dit is ook met zoveel woorden terug te vinden in de Nota naar aanleiding van het verslag van de WWB.
Artikel 5: Work first/ LeerwerkstagesWork first is een containerbegrip. Dit wil zeggen dat Work first diverse vormen van ondersteuning in zich heeft. Er wordt naar gestreefd om personen die zich melden op het CWI, en een WWB-uitkering aanvragen, of die al hebben, zo snel mogelijk in beeld te krijgen en een adequaat aanbod richting werk te doen. Dat geldt ook voor een mogelijk vervolgtraject. De kern van de Work first aanpak is duidelijk: zorg er als gemeente voor dat bijstandsgerechtigden zo snel mogelijk terugkeren naar een reguliere baan en zorg ervoor dat bijstandsgerechtigden die ondanks alle inspanningen niet aan een reguliere baan kunnen komen via vormen van onbetaald of gesubsidieerd werk aan de slag gaan en zo alsnog (op termijn) doorstromen naar regulier werk.
Voor de term leerwerkstage is gekozen om te benadrukken dat het gaat om een soort scholingsinstrument: niet de arbeid zelf, maar het leren werken staat centraal. De voorwaarden waaronder de leerwerkstage aangeboden wordt mogen niet de navolgende voorwaarden zijn omdat er volgens het arbeidsrecht dan sprake is van een arbeidsovereenkomst:- een persoonlijke verplichting om arbeid te verrichten;arbeid wordt verricht onder gezag van een ander;die ander betaalt voor de arbeid een bepaald bedrag aan loon;de arbeid wordt verricht gedurende enige tijd.De Hoge Raad heeft bepaald dat er bij leerwerkstages weliswaar sprake is van het persoonlijk verrichten van arbeid, maar dat dit overwegend gericht is op het uitbreiden van de kennis en ervaring van de werknemer. Daarnaast is bij een werkstage in de regel geen sprake van beloning. Er kan slechts een onkostenvergoeding worden gegeven, maar daarbij moet dan ook daadwerkelijk sprake zijn van een vergoeding van gemaakte kosten.
Lid 1:Het eerste lid van artikel 5 geeft de algemene bepaling voor het aanbieden van een werkstage.
Lid 2:Het tweede lid geeft nog eens specifiek aan wat het doel is van de werkstage, om het verschil met een normale arbeidsverhouding aan te geven. Dit is voornamelijk van belang om te voorkomen dat de cliënt claimt dat sprake is van een arbeidsovereenkomst, en bij de rechter loonbetaling afdwingt. In de leerwerkstage gaat het erom dat de persoon leert werken in een arbeidsrelatie. Hij kan wennen aan aspecten als gezag, op tijd komen, werkritme en samenwerken met collega’s.
Lid 3:In het derde lid wordt bepaald dat er voor de werkstage een schriftelijke overeenkomst (stageovereenkomst) wordt opgesteld. Hierin kan expliciet het doel van de stage worden opgenomen, evenals de wijze van begeleiding. Door deze schriftelijke overeenkomst kan nog eens gewaarborgd worden dat het bij een werkstage niet gaat om een reguliere arbeidsverhouding.
Artikel 6: Sociale activering Lid 1:Volgens de WWB dient ook sociale activering uiteindelijk gericht te zijn op arbeidsinschakeling. Voor bepaalde doelgroepen is arbeidsinschakeling echter een te hoog gegrepen doel. Voor deze personen staat dan ook niet reïntegratie, maar participatie voorop.
Lid 2:In het tweede lid, dat een omschrijving geeft van het begrip ‘sociale activering’, komt dit tot uitdrukking is de bepaling dat deze voorziening ook gericht kan zijn op het voorkomen van sociaal isolement.
Artikel 7: ProefplaatsingenOm de belemmeringen bij werkgevers weg te nemen ten aanzien van het in dienst nemen van personen die langdurig uit het arbeidsproces zijn kan het college aan een uitkeringsgerechtigde als bedoeld in artikel 1 onderdeel a en d, een proefplaatsing aanbieden. Dit houdt in dat deze persoon voor die periode met behoud van uitkering bij de werkgever gaat werken. Het moet wel gaan om werkgevers die daadwerkelijk de intentie hebben om een dienstverband aan te gaan maar die in de dagelijkse praktijk willen toetsen of de uitkeringsgerechtigde geschikt is.
Artikel 8, 9: Jongerenbanen en Vangnetbanen In deze artikelen wordt gesubsidieerde arbeid mogelijk gemaakt. Werkgevers kunnen in aanmerking komen voor een loonkostensubsidie. In essentie zijn jongerenbanen ook vangnetbanen, echter om het belang van de bestrijding van jeugdwerkloosheid te benadrukken is een apart artikel opgenomen. Dit biedt ook de mogelijkheid om in uitvoeringsregels specifiek op jongeren gerichte maatregelen te nemen.Jongerenbanen en vangnetbanen zijn bedoeld voor die personen waarvan is vastgesteld dat er (op termijn) een reëel perspectief is op reguliere arbeid.
Artikel 10: ParticipatiebanenParticipatiebanen zijn banen (veelal in de collectieve sector) voor personen waarvan is vastgesteld dat er geen of nagenoeg geen perspectief is op regulier arbeid. De WWB geeft weliswaar aan dat gesubsidieerde arbeid geen einddoel meer kan zijn maar toch kan de situatie zich voordoen dat ervoor gekozen wordt om personen, waarvoor dat nodig blijkt te zijn, een langduriger vorm van gesubsidieerde arbeid aan te bieden. Deze loonkostensubsidie is weliswaar primair een participatie-instrument dat meerdere jaren in beslag kan nemen, dat betekent niet dat de bemoeienis van de gemeente op hoeft te houden na het plaatsen van de werknemer. Daarnaast gaat de WWB ervan uit dat ook deze werknemer uiteindelijk uit moeten stromen naar reguliere, niet-gesubsidieerde arbeid. Daarom is in het derde lid de bepaling opgenomen dat minimaal eens per jaar in overleg met de werknemer én de werkgever wordt bezien welke mogelijkheden daartoe aanwezig zijn. Door een verwijzing naar de ministeriële beleidsaanbeveling op te nemen wordt voorkomen dat jaarlijks een verslag betreffende loonkostensubsidies naar de Europese Commissie moet worden verzonden
Artikel 11: DoorstroomsubsidieHet college kan, als extra stimuleringsmiddel, aan de werkgever een subsidie verstrekken wanneer zij een persoon, die in een jongerenbaan, een vangnetbaan of een participatiebaan werkzaam is, in een reguliere dienstbetrekking aanneemt. Het tweede lid geeft het college de bevoegdheid om daartoe nadere regels te stellen.
Artikel 12: OvergangsregelingOp het moment van ingang van deze Verordening zijn een aantal personen werkzaam in dienstbetrekkingen en werkervaringsplaatsen ingevolge de Wet Inschakeling Werkzoekenden en in ID-banen. De Wet Inschakeling Werkzoekenden en de ID regeling zijn per 1 januari 2004 vervallen en dit artikel regelt de overgang van bestaande “gevallen” naar de Verordening c.q. het Besluit Re-integratiesubsidies.
Artikel 13: ScholingScholing is bij uitstek een maatwerkinstrument. Daarom wordt in het derde lid slechts een aantal randvoorwaarden geformuleerd. Het tweede lid geeft aan dat de scholing zowel aangeboden kan worden als voorziening die door de gemeente ingekocht kan worden, als in de vorm van een subsidie. Dit laatste kan van belang zijn indien de cliënt op eigen initiatief met een vorm van scholing komt die door het college als noodzakelijk wordt geacht, maar die niet bestaat binnen het reguliere scholingsaanbod van de gemeente.
Artikel 14: ActiveringssubsidiesIn de wet is in art. 31 lid 2 sub j geregeld dat jaarlijks een activeringspremie van maximaal € 1944,00 kan worden verstrekt. In deze Verordening wordt het verstrekken van subsidies in algemene zin geregeld: de criteria en de doelgroepen worden omschreven in een door het college vast te stellen uitvoeringsbesluit.
Artikel 15: Vrijlating inkomstenIn artikel 31 tweede lid onder o van de Wwb wordt de mogelijkheid van een inkomstenvrijlating geregeld. Ter beoordeling aan het college is gelaten in hoeverre de werkzaamheden bijdragen aan de arbeidsinschakeling. Daartoe zullen zij uitvoeringsregels moeten opstellen.
Artikel 16: Overige subsidiesTer stimulering van de arbeidsinschakeling zullen subsidies mogelijk zijn die randvoorwaarden betreffen op het gebied van arbeidsinschakeling. Een tweetal voorbeelden zijn daartoe in dit artikel opgenomen.