Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Waalre

Verordeningen voorzieningen huisvesting onderwijs

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieWaalre
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordeningen voorzieningen huisvesting onderwijs
CiteertitelVerordening voorzieningen huisvestiging onderwijs 2000 gemeente Waalre
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerponderwijs
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

14-02-200120-02-2012Nieuwe regeling

06-02-2001

Verordening voorzieningen huisvestiging onderwijs 2000 gemeente Waalre

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordeningen voorzieningen huisvesting onderwijs

De raad van de gemeente Waalre

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. Datum voorstel |19 december 2000 nr. Voorstelnummer |06gelet gelet... |op artikel 102 van de Wet op het Primair Onderwijsgezien het op overeenstemming gericht overleg dat is gevoerd met vertegenwoordigers van de bevoegde gezagsorganen van de scholen in de gemeente

Besluit:

Vast te stellen de volgende: Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs 2000

Hoofdstuk 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder

  • a.

    minister: de minister van Onderwijs, Cultuur en Weten­schappen;

  • b.

    wet: de Wet op het primair onderwijs­­;

  • c.

    bevoegd gezag: bevoegd gezag van een volgens de Wet op het primair onderwijs­ bekostigde openbare of bijzonde­re school, die geheel of gedeeltelijk gehuisvest is in een gebouw dat zich bevindt op het grondgebied van de gemeente;

  • d.

    school voor basisonderwijs: een basisschool of een speciale school voor basisonder­wijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onder­wijs;

  • e.

    ­nevenvestiging: deel van een school voor basisonderwijs dat door de minister ingevolge artikel 85 van de Wet op het primair onderwijs voor bekosti­ging in aanmerking is gebracht;

  • f.

    voorziening: een van de voorzieningen in de huisvesting als bedoeld in artikel 2 van deze verordening;

  • g.

    programma: het programma als bedoeld in artikel 12 van deze verordening;

  • h.

    overzicht: het overzicht van de niet in het kader van de vaststelling van het programma ingewilligde aanvragen als bedoeld in artikel 13 van deze verordening;

  • i.

    aanvrager: het bevoegd gezag dat een aanvraag voor ver­goeding van een voorziening of voor vergoeding van de kosten van bouwvoorbereiding van een voorziening als bedoeld in artikel 24 van deze verordening heeft inge­diend;

  • j.

    aanvraag: verzoek om vergoeding van een voorziening of om vergoeding van de kosten van bouwvoorbereiding;

  • k.

    voor blijvend gebruik bestemde voorziening: voorziening in de huisvesting die, volgens de uitkomst van de progno­se als bedoeld in bijlage II van deze verordening, 15 jaren of langer noodzakelijk is;

  • l.

    voor tijdelijk gebruik bestemde voorziening: voorziening in de huisvesting die, volgens de uitkomst van de progno­se als bedoeld in bijlage II van deze verordening, niet langer dan 15 jaren noodzakelijk is;

  • m.

    permanent gebouw: schoolgebouw dat door de keuze van het ontwerp en de aard van de constructie en materialen ten minste 60 jaren als volwaardige huisvesting voor het onderwijs kan functioneren;

  • n.

    noodlokaal: verplaatsbare ruimte die door de keuze van het ontwerp en de aard van de constructie en materialen ten minste 15 jaren als volwaardige huisvesting voor het onderwijs kan functioneren;

  • o.

    gymnastiekruimte: ruimte die geschikt is voor het onder­wijs in lichamelijke oefening;

  • p.

    advies Onderwijsraad: een advies van de Onderwijsraad over de vaststelling van het program­ma in relatie tot de vrijheid van richting en de vrijheid van inrichting, als bedoeld in artikel 95, negende lid van de Wet op het primair onderwijs;

  • q.

    verhuur: het gebruik van een onderwijsgebouw door derden, niet zijnde onderwijsgebruik of gebruik ten behoeve van culturele, maatschappelijke of recreatieve doeleinden.

  • r.

    gezamenlijke akte: de akte als bedoeld in artikel 110, eerste lid, van de Wet op het primair onderwijs­­­;

  • s.

    beslissing gedeputeerde staten: de beslissing van gedepu­teerde staten in een geschil als bedoeld in artikel 110, tweede lid, van de Wet op het primair onderwijs­­;

  • t.

    eigendomsoverdracht: de eigendomsoverdracht als bedoeld in artikel 110, vierde lid, van de Wet op het primair onderwijs.

Artikel 2 Omschrijving voorzieningen in de huisvesting

Bij de toepassing van deze verordening worden de volgende voorzieningen onderscheiden:

  • a.

    de voor blijvend of voor tijdelijk gebruik bestemde voorzieningen bestaande uit:1 nieuwbouw voor een school die voor het eerst voor rijksbekostiging in aanmerking is gebracht, dan wel nieuwbouw ter gehele of gedeeltelijke vervanging van een gebouw waarin een school is gehuisvest, al dan niet op dezelfde locatie;2 uitbreiding van een gebouw waarin een school is gehuisvest;3 gehele of gedeeltelijke ingebruikneming van een bestaand gebouw ten behoeve van de huisvesting van een school;4 verplaatsing van een of meer bestaande noodlokalen ten behoeve van de huisvesting van een school;5 terrein voor zover benodigd voor de realisering van een onder a sub 1o tot en met 4o omschreven voorzie­ning;6 inrichting met onderwijsleerpakket of met leer- en hulpmiddelen voor zover deze nog niet eerder voor bekostiging van rijks- of gemeentewege in aanmerking is gebracht;7 inrichting met meubilair voor zover deze nog niet eerder voor bekostiging van rijks- of gemeentewege in aanmerking is gebracht;8 medegebruik van een ruimte voor het onderwijs in een gebouw dat al bij een andere school in gebruik is en medegebruik van een gymnastiekruimte;

  • b.

    aanpassingen aan gebouwen bestaande uit een of meer activiteiten zoals onderscheiden in bijlage I;

  • c.

    onderhoud aan gebouwen van een school voor basisonderwijs en een school voor (voortge­zet) speciaal onderwijs be­staande uit een of meer activi­teiten zoals onderscheiden in bijlage I;

  • d.

    herstel van een constructiefout bestaande uit schade aan een gebouw veroorzaakt door eigen gebrek of eigen bederf, alsmede uit kosten gemoeid met het voorkomen van nog niet manifest geworden materiële schade onmiddellijk voort­vloeiend uit ontwerpfouten, uitvoe­ringsfouten of wanpres­tatie;

  • e.

    herstel en vervanging in verband met schade aan een gebouw, onderwijsleerpakket of leer- en hulpmiddelen en meubilair ingeval van bijzondere omstandigheden;

Artikel 3 Bouwvoorbereiding voorzieningen

Ten aanzien van voorzieningen als bedoeld in artikel 2 kan, voor zover van toepassing, een aanvraag worden ingediend voor een vergoeding van de kosten van bouwvoorbereiding. Hierbij is het bepaalde in hoofdstuk 4 van toepassing.

Artikel 4 Vaststelling vergoeding voorzieningen

  • 1

    Bij toekenning van een van de in artikel 2 genoemde voorzieningen, of bij toekenning van vergoeding voor de kosten van bouwvoorbereiding als bedoeld in artikel 3, wordt bij de wijze van vaststelling van de hoogte van de vergoeding een onderscheid gemaakt tussen vooraf genor­meerde bedragen en bedragen gebaseerd op de feitelijk voorziene kosten per geval.

  • 2

    De genormeerde vergoedingsbedragen worden vastgesteld met inachtneming van het bepaalde in bijlage IV, deel A. De vergoedingsbedragen die zijn gebaseerd op de feitelijke kosten worden vastgesteld met inachtneming van het be­paalde in bijlage IV, deel B.

  • 3

    Deel A van bijlage IV is van toepassing op de voorzienin­gen als bedoeld in artikel 2, onder a, sub 1, 2, 5, 6, en 7;Deel B van bijlage IV is van toepassing op de voorzienin­gen als bedoeld in artikel 2, onder a, sub 3 en 4 en onder b tot en met f, alsmede op voorzieningen, als bedoeld in artikel 3.

  • 4

    In overeenstemming met het bevoegd gezag kan worden afgeweken van het bepaalde in het derde lid.

Artikel 5 Informatieverstrekking

  • 1

    Het bevoegd gezag verstrekt aan burgemeester en wethou­ders gegevens die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van het bepaalde in deze verordening.

  • 2

    De in het eerste lid bedoelde gegevens worden onderschei­den in:

    • a.

      basisgegevens, zijnde gegevens die eenmalig in hun geheel worden verstrekt en vervolgens alleen in geval van wijziging worden gemeld bij burgemeester en wethou­ders;

    • b.

      periodieke gegevens, zijnde gegevens die regelmatig door het bevoegd gezag dienen te worden verstrekt.

  • 3

    De in het tweede lid onder a genoemde basisgegevens omvatten:

    • 1.

      gegevens over het bevoegd gezag, bestaande uit naam, adres, denominatie en vestigingsplaats, alsmede een opgave van een contactpersoon inzake aangelegenhe­den aangaande de huisvesting;

    • 2.

      gegevens over de onder het beheer van het bevoegd gezag staande school of scholen die geheel of gedeeltelijk gehuisvest zijn in een gebouw gelegen in de gemeente, bestaande uit het brinnummer, naam, adres, onderwijssoort en eventuele onderwijsafdelingen en, voor zover van toepassing, de aanduiding of de school bestaat uit een hoofdvestiging met een of meer nevenvestigingen;

    • 3.

      gegevens over de bij de school of nevenvestiging in gebruik zijnde gebouwen gespecificeerd per gebouw, bestaande uit: - het adres; - de status van het gebouw zijnde hoofdgebouw of dislocatie;- de bouwaard zijnde permanent of noodlokaal;- het bouwjaar zijnde het oorspronkelijk bouwjaar of, ingeval het gebouw bestaat uit in verschil­lende jaren gebouwde delen, de bouwjaren onder­scheiden naar gebouwdeel met de daarbij beho­rende bruto vloeroppervlakte; - de bruto vloeroppervlakte van het gebouw uitge­drukt in m2; de genormeerde en feitelijke capaciteit van het gebouw voor zover bestemd voor een school voor basisonder­wijs­, te bepalen aan de hand van het gestel­de in bijlage III, deel A en B;

    • 4.

      gegevens over de omvang van het medegebruik uitge­drukt in het aantal groepen, voor zover het een school voor basison­derwijs­­­ betreft, te verstrekken door de hoofdge­bruiker van het gebouw waarin het medegebruik plaats­vindt;

    • 5.

      gegevens over het adres, het stichtingsjaar en de oppervlakte van de oefenzaal indien een bevoegd gezag van een niet door de gemeente in stand gehou­den school voor basisonderwijs ­­eigenaar is van een gymnastiekruimte.

  • 4

    De in het tweede lid onder b genoemde periodieke gegevens omvatten:

    • 1.

      een afschrift van de jaarlijkse opgave aan de minis­ter van het aantal leerlingen dat op de wettelijk teldatum staat ingeschreven op de school, die geheel of gedeeltelijk gehuisvest is in een gebouw gelegen op het grondgebied van de gemeente;

    • 2.

      een afschrift van een tussentijdse opgave aan de minister van het aantal leerlingen dat staat inge­schreven op de school in verband met een groei van het aantal leerling­en;

    • 3.

      indien de school gedeeltelijk is gehuisvest in een of meer locaties op het grondgebied van de gemeente, een opgave van het aantal leerlingen op de wettelij­ke teldatum per locatie.De onder 1 en 2 vermelde gegevens worden door het bevoegd gezag tegelijkertijd met de opgave aan de minis­ter verstrekt aan burgemeester en wethouders. De onder 3 vermelde gegevens worden door het bevoegd gezag gevoegd bij de jaarlijkse opgave als bedoeld onder 1.

  • 5

    Een bevoegd gezag van een school voor basisonderwijs verstrekt jaarlijks voor 1 april voorafgaande aan het volgende schooljaar een opgave van de voor dat schooljaar voor de school gewenste onderwijsgebruik van een gymnastiekruim­te. Deze opgave bevat de volgende gegevens:

    • 1.

      de gewenste omvang van het onderwijsgebruik uitge­drukt in een aantal klokuren;

    • 2.

      de aanduiding van de gymnastiekruimte of ruimten waarin het gebruik wordt gewenst;

    • 3.

      de tijden waarop het onderwijsgebruik gedurende een schoolweek wordt gewenst.

  • 6

    In aanvulling op de in het eerste tot en met vijfde lid bedoelde gegevens verstrekken de bevoegde gezagsorganen op verzoek van burgemeester en wethouders alle inlichtin­gen die nodig zijn voor de uitvoering van deze verorde­ning. Hieronder kunnen in ieder geval zijn begrepen:

    • 1.

      een oordeel over de juistheid en volledigheid van door burgemeester en wethouders voorgelegde gegevens die betrekking hebben op het bevoegd gezag;

    • 2.

      inlichtingen die noodzakelijk zijn voor het opmaken van de staat van het onderhoud als bedoeld in arti­kel 35.

Hoofdstuk 2 PROGRAMMA EN OVERZICHT

Paragraaf 2.1 Aanvragen programma

Artikel 6 Indiening aanvraag

  • 1

    Een aanvraag voor opneming van een voorziening op het programma wordt voor 1 februari van het jaar van vast­stelling van het betreffende programma door het bevoegd gezag ingediend bij burgemeester en wethouders.

  • 2

    Indien de aanvraag, als bedoeld in het eerste lid, op of na de in dat lid gestelde datum wordt ingediend, beslui­ten burgemeester en wethouders de aanvraag niet te behan­delen. Het besluit de aanvraag niet te behandelen wordt aan de aanvrager bekendgemaakt binnen vier weken na ontvangst van de ingediende aanvraag.

  • 3

    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om het bepaalde in het tweede lid buiten toepas­sing te verklaren dan wel de werking ervan op te schorten tot een nader door hen te bepalen datum.

Artikel 7 Inhoud aanvraag; gelegenheid tot aanvullen aanvraag; niet behandelen onvolledige aanvraag

  • 1

    De aanvraag vermeldt in ieder geval:

    • a.

      de naam en het adres van de aanvrager;

    • b.

      de dagtekening;

    • c.

      de naam van de school en, voor zover van toepassing, het gebouw ten behoeve waarvan de voorziening is bestemd;

    • d.

      welke voorziening wordt aangevraagd;

    • e.

      de onderbouwing van de noodzaak en de omvang van de gewenste voorziening;

    • f.

      de geplande aanvangsdatum van uitvoering van de voorziening.

  • 2

    In aanvulling op de in het eerste lid vermelde gegevens gaat de aanvraag vergezeld van:

    • a.

      een prognose van het te verwachten aantal leerlingen van de school, die voldoet aan de in bijlage II omschreven vereisten, tenzij burgemeester en wethou­ders de indiening van een prognose niet noodzakelijk achten in verband met de aard of de inhoud van de gevraagde voorziening;

    • b.

      de aanduiding van de gewenste plaats waar de voor­ziening moet worden gereali­seerd, indien het een voorziening betreft als bedoeld in artikel 2, onder a, onderdelen 1 tot en met 4;

    • c.

      een rapportage waaruit de bouwkundige noodzaak blij­kt indien het een voorziening betreft bestaande uit nieuw­bouw ter gehele of gedeeltelijke vervan­ging van een gebouw, uit onderhoud aan een gebouw van een school voor basis­onder­wijs­, of uit herstel van een con­structie­fout;

    • d.

      een begroting van de kosten gemoeid met de uitvoe­ring van de voorziening, indien de aanvraag betrek­king heeft op een voorziening waarop het gestelde in artikel 4, derde lid, laatste volzin van toepassing is;

    • e.

      een voor aanbesteding gereed bouwplan en bouwbegro­ting, indien de aanvraag volgt op een toekenning van een vergoeding van de kosten van bouwvoorbereiding als bedoeld in artikel 26.

  • 3

    Bij het ontbreken van een of meer gegevens als bedoeld in het eerste of tweede lid delen burgemeester en wethouders dit voor 15 februari schriftelijk mee aan de aanvrager. Daarbij wordt de aanvrager in de gelegenheid gesteld voor 15 maart de ontbrekende gegevens aan te vullen.Indien de aanvrager de vereiste ontbrekende gegevens niet heeft verstrekt voor 15 maart, besluiten burgemeester en wethouders de aanvraag niet te behandelen.

  • 4

    Het besluit om de aanvraag niet te behandelen wordt aan de aanvrager bekendgemaakt binnen vier weken na het verstrijken van de termijn in het derde lid.

Artikel 8 Opgave ingediende aanvragen

Burgemeester en wethouders verstrekken ter informatie aan de bevoegde gezagsorganen een opgave van de ingevolge artikel 6 en artikel 24 ingediende aanvragen. Voor zover van toepassing geven burgemeester en wethouders daarbij aan welke aanvraag of aanvragen niet in behandeling worden genomen.

Paragraaf 2.2 Overleg voorafgaand aan vaststelling programma en overzicht

Artikel 9 Toelichting aanvraag; overleg over ingediende begro­ting

  • 1

    Na het in behandeling nemen van een aanvraag door burge­meester en wethouders, kan de aanvraag voor 1 mei volgend op de datum als genoemd in artikel 6, door de aanvrager nader worden toegelicht. De toelichting kan plaatsvinden op verzoek van de aanvrager of op verzoek van burgemees­ter en wethouders.

  • 2

    Indien de aanvraag een voorziening betreft waarop het gestelde in artikel 4, derde lid, laatste volzin van toepassing is, treden burgemeester en wethouders in overleg met de aanvrager indien zij van oordeel zijn dat de door de aanvrager overgelegde begroting van de kosten dient te worden aangepast. Wanneer in het overleg geen overeenstemming wordt bereikt over de hoogte van het geraamde bedrag dan geven burgemeester en wethouders dat, onder vermelding van de redenen, aan in het voorstel tot vaststelling van het bedrag, het programma en het over­zicht als bedoeld in paragraaf 2.3. Burgemeester en wethouders geven in dit voorstel tevens de hoogte van het geraamde bedrag aan waarvan voor de aangevraagde voorziening wordt uitgegaan bij de toepas­sing van het gestelde in paragraaf 2.3.

Artikel 10 Overleg programma en overzicht; advies Onder­wijsraad

  • 1

    Alvorens burgemeester en wethouders een voorstel aan de gemeenteraad doen met betrekking tot het programma en het overzicht, worden de bevoegde gezagsorganen in een over­leg in de gelegenheid gesteld hun zienswijze over de voorgenomen inhoud van dat voorstel naar voren te bren­gen.

  • 2

    Het overleg als bedoeld in het eerste lid vindt plaats voor 15 september. De bevoegde gezagsorganen worden ten minste twee weken voor de door burgemeester en wethouders vastgestelde datum schriftelijk daarvan in kennis ge­steld. Zij worden hierbij tevens in kennis gesteld van de voorgenomen inhoud van het voorstel.

  • 3

    De bevoegde gezagsorganen die niet deelnemen aan het overleg als bedoeld in het eerste lid, kunnen vóór de in het tweede lid bedoelde datum hun zienswijze schriftelijk kenbaar maken aan burgemeester en wethouders. Burgemees­ter en wethouders stellen de deelnemers aan het overleg hiervan in kennis.

  • 4

    Van de in het overleg door de bevoegde gezagsorganen naar voren gebrachte zienswijzen, van de tijdig ingediende, schriftelijk kenbaar gemaakte zienswijzen en van de reactie van burgemeester en wethouders op deze zienswij­zen, wordt door burgemeester en wethouders een verslag gemaakt. Het verslag wordt toegezonden aan alle bevoegde gezagsorganen en wordt gevoegd bij het voorstel aan de gemeenteraad.

  • 5

    Indien een bevoegd gezag of burgemeester en wethouders een advies wensen van de Onderwijsraad over het voorstel met betrekking tot de voorgenomen inhoud van het program­ma in relatie tot de vrijheid van richting en de vrijheid van inrichting, dan wordt dit door het bevoegd gezag of burgemeester en wethouders tijdens het overleg als bedoeld in het eerste lid kenbaar gemaakt. Dit gebeurt aan de hand van een schriftelijk gemotiveerde omschrijving van de onderwerpen waarover het advies van de Onderwijsraad wordt verwacht. Hierbij wordt tevens het verband aangegeven tussen deze onderwerpen en de vrijheid van richting en de vrijheid van inrichting.

  • 6

    De bevoegde gezagsorganen en burgemeester en wethouders worden in het overleg in de gelegenheid gesteld hun zienswijzen naar voren te brengen over een verzoek om advies van de Onderwijsraad. Het schriftelijke verzoek om advies en de daarover naar voren gebrachte zienswijzen maken deel uit van het verslag van het overleg als be­doeld in het vierde lid.

  • 7

    Burgemeester en wethouders zijn belast met de indiening van een verzoek om advies bij de Onderwijsraad. Daarbij zorgen zij ervoor dat de Onderwijsraad alle stukken, waaronder het schriftelijk verslag van het overleg met de daarin opgenomen zienswijzen, ontvangt die nodig zijn voor de beoordeling van het verzoek.

  • 8

    Een afschrift van het door de Onderwijsraad uitgebrachte advies wordt zo spoedig mogelijk door burgemeester en wethouders toegezonden aan de bevoegde gezagsorganen. Indien het geheel of gedeeltelijk opvolgen van het advies van de Onderwijsraad zou leiden tot een of meer inhoude­lijke bijstellingen van de voorgenomen inhoud van het programma, dan worden de bevoegde gezagsorganen door burgemeester en wethouders bij de toezending van het afschrift van het advies uitgenodigd voor een nader overleg. In alle andere gevallen beoordelen burgemeester en wet­houders of nader bestuurlijk overleg over het advies van de Onderwijsraad noodzakelijk is. Burgemeester en wethou­ders geven dit aan bij de toezending van het afschrift van het advies van de Onderwijsraad.

  • 9

    Het nader overleg als bedoeld in het vorige lid vindt binnen twee weken plaats na toezending van het advies van de Onderwijsraad aan de bevoegde gezagsorganen. Burge­meester en wethouders informeren de gemeenteraad over dit overleg in de vorm van een aanvulling op het verslag als bedoeld in het vierde lid.

Paragraaf 2.3 Vaststelling bedrag, programma en overzicht

Artikel 11 Tijdstip vaststelling

  • 1

    De gemeenteraad stelt jaarlijks uiterlijk op 31 december het bedrag vast, dat beschikbaar is voor de vergoeding van de voorzieningen in het daaropvolgende jaar. Dit bedrag kan worden gesplitst in afzonderlijke bedragen per onderwijssoort en/of per voorziening. Tevens kan van het bedrag een deel worden afgezonderd voor huisvestingsvoor­zieningen als gevolg van de groepsgrootteverkleining.

  • 2

    Tegelijkertijd met of aansluitend aan de vaststelling van het bedrag, als bedoeld in het eerste lid, doch uiterlijk op de in dat lid genoemde datum stelt de gemeenteraad het programma en het overzicht vast.

  • 3

    Ingeval op 31 december geen vaststelling heeft plaatsge­vonden als bedoeld in het eerste en tweede lid, worden de aangevraagde en in behandeling genomen voorzieningen geacht voor vergoeding in aanmerking te zijn gebracht.

  • 4

    In de situatie als bedoeld in het derde lid is het ge­stelde in artikel 4 in samenhang met bijlage IV bepalend voor de hoogte van de vergoeding, terwijl de uitvoering van de voorziening geschiedt volgens het bepaalde in paragraaf 2.4.

Artikel 12 Inhoud programma

  • 1

    Het programma vermeldt de voorzieningen, die in het jaar, volgend op het jaar van vaststelling van het programma, voor vergoeding in aanmerking worden gebracht. De aange­vraagde voorzieningen komen voor opname in het programma in aanmerking, voor zover de gemeen­teraad heeft vastge­steld dat geen van de in de Wet op het primair onderwijs opgenomen weigeringsgron­den van toepassing is.Daarbij past de gemeenteraad de regels toe met betrekking tot:

    • a.

      de beoordelingscriteria als bedoeld in bijlage I;

    • b.

      de prognosecriteria als bedoeld in bijlage II;

    • c.

      de oppervlakte en indeling van schoolgebouwen als bedoeld in bijlage III.Van de voor plaatsing op het pro­gramma in aanmerking komende voorzieningen neemt de gemeenteraad, aan de hand van de urgentiecriteria als bedoeld in bijlage V, uit­sluitend voorzieningen op in het programma voor zover het bedrag of de deelbedragen als bedoeld in artikel 11, eerste lid, toereikend zijn.

  • 2

    Op voorstel van het overleg, als bedoeld in artikel 10, kan de gemeenteraad bij de vaststelling van het programma afwijken van de urgentiecriteria, als bedoeld in bijlage V.

  • 3

    Ten aanzien van elke in het programma opgenomen voorzie­ning afzonderlijk wordt, voor zover van toepassing, door de gemeenteraad het bedrag aangegeven, dat ingevolge artikel 4 beschikbaar wordt gesteld voor de realisering ervan.

Artikel 13 Inhoud overzicht

  • 1

    Het overzicht vermeldt de aangevraagde voorzieningen die, gelet op het bepaalde in de tweede volzin van artikel 12, eerste lid, niet in het programma zijn opgenomen.

  • 2

    Ten aanzien van elke in het overzicht opgenomen voorziening afzonderlijk wordt de reden aangegeven op grond waarvan de voorziening niet in het programma is opgenomen.

Artikel 14 Bekendmaking besluiten vaststelling bedrag, programma en overzicht

  • 1

    De bekendmaking van de besluiten tot vaststelling van het bedrag, het programma en het overzicht geschiedt binnen twee weken na de datum van vaststelling door toezending door burgemeester en wethouders van de besluiten aan de aanvragers. Tegelijkertijd met de bekendmaking wordt van de besluiten door burgemeester en wethouders schriftelijk medede­ling gedaan aan de overige bevoegde gezagsorganen.

  • 2

    De besluiten als bedoeld in het eerste lid worden tege­lijkertijd met de bekendmaking ter inzage gelegd.

Paragraaf 2.4 Uitvoering programma

Artikel 15 Overleg wijze van uitvoering

Zo spoedig mogelijk na de datum van vaststelling van het programma treden burgemeester en wethouders in overleg met de aanvrager over de wijze van uitvoering van de op het programma geplaatste voorziening. Voor zover dit een voorziening betreft als bedoeld in artikel 4, derde lid, laatste volzin, omvat dit overleg tevens de wijze, waarop toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in artikel 16, vijfde lid. Tijdens het overleg wordt alle informatie verstrekt die nodig is voor de uitvoering van de voorziening.

Artikel 16 Goedkeuring plannen en begroting.

  • 1

    Het bevoegd gezag dat ingevolge het vastgestelde program­ma aanspraak maakt op vergoe­ding van een voorziening, dient de plannen ter realisering van deze voorziening, alsmede de daarbij behorende kostenbegroting met aandui­ding van het tijdstip, waarop de bekostiging een aanvang dient te nemen, ter goedkeuring in bij burgemeester en wethouders.

  • 2

    Binnen dertien weken na ontvangst van de in het eerste lid bedoelde bescheiden beslissen burgemeester en wethouders over de gevraagde goedkeuring. De aanvrager wordt binnen twee weken na de datum van deze beslissing hiervan schriftelijk in kennis gesteld.

  • 3

    Bij de beslissing als bedoeld in het tweede lid stellen burgemeester en wethouders vast of de feiten en omstan­digheden waarin de school verkeert ten opzichte van de feiten en omstandig­heden ten tijde van de vaststelling van het programma, al dan niet ingrijpend zijn gewijzigd. Ingeval naar het oordeel van burgemeester en wethouders sprake is van bedoelde wijziging, vervalt hiermee de aanspraak op vergoeding van de onderhavige voorziening.

  • 4

    De indiening van de in het eerste lid bedoelde begroting van kosten blijft achterwege indien het een voorziening betreft als bedoeld in artikel 4, derde lid, laatste volzin.

  • 5

    Nadat burgemeester en wethouders het bouwplan van een voorziening, als bedoeld in artikel 4, derde lid, laatste volzin, hebben goedgekeurd, dient het bevoegd gezag zo spoedig mogelijk bij burgemeester en wethouders de offer­tes in voor de uitvoering van de voorziening. Burgemeester en wethouders beslissen binnen negen weken na ontvangst van de offertes over het bedrag dat definitief beschikbaar wordt gesteld voor de uitvoering van de voorziening. De laatste volzin van het tweede lid is hierbij van overeenkomstige toepassing.

Artikel 17 Aanvang bekostiging

Burgemeester en wethouders kunnen bij de beslissing, als bedoeld in artikel 16, tweede lid, of artikel 16, vijfde lid, bepalen dat de beschikbaarstelling van de gelden in termijnen plaatsvindt. De beschik­baarstelling van de gelden geschiedt dan telkens op een zodanig tijdstip dat de aanvrager kan voldoen aan de financiële verplichtingen, voortkomend uit de realisering van de toegewezen voorziening.

Artikel 18 Vervallen aanspraak op vergoeding

  • 1

    De aanspraak op vergoeding van een voorziening vervalt, indien niet binnen het jaar, volgend op het jaar van vaststelling van het programma een onherroepelijke bouwopdracht is verleend dan wel een onherroepelijke koop-, huur- of erfpachtovereenkomst is gesloten.

  • 2

    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om het bepaalde in het eerste lid buiten toepas­sing te verklaren dan wel de werking ervan op te schorten tot een ander door hen te bepalen datum.

Hoofdstuk 3 AANVRAGEN MET SPOEDEISEND KARAKTER

Paragraaf 3.1 Aanvraag

Artikel 19 Indiening aanvraag

Een aanvraag om vergoeding van een voorziening in de huisves­ting die gelet op de voortgang van het onderwijs geen uitstel kan lijden, kan worden ingediend bij burgemeester en wethou­ders.  

Artikel 20 Nieuw Artikel

  • 1

    De aanvraag bevat in ieder geval de gegevens zoals ver­meld in artikel 7, eerste lid. In aanvulling daarop dient de aanvrager de volgende gegevens te verstrekken:

    • a.

      een nadere aanduiding van de omstandigheden die de voorziening in de huisvesting spoedeisend maken;

    • b.

      de reden waarom de voorziening in de huisvesting niet kon worden aangevraagd in het kader van een nog vast te stellen programma;

    • c.

      een prognose van het te verwachten aantal leerlingen van de school, die voldoet aan de in bijlage II omschreven vereisten, tenzij burgemeester en wethou­ders de indiening van een prognose niet noodzakelijk achten in verband met de aard of de inhoud van de gevraagde voorziening;

    • d.

      een begroting van de kosten gemoeid met de uitvoe­ring indien het een voorziening betreft als bedoeld in artikel 4, derde lid, laatste volzin.

  • 2

    Indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders een of meer gegevens als bedoeld in het eerste lid ont­breken, wordt dit binnen twee weken na datum van indie­ning van de aanvraag schriftelijk medegedeeld aan de aanvrager. De aanvrager heeft de gelegenheid de ontbre­kende gegevens binnen twee weken na ontvangst van de mededeling in te dienen bij burgemeester en wethouders. Indien de aanvrager de vereiste ontbrekende gegevens niet binnen de in de vorige volzin bedoelde termijn heeft verstrekt, besluiten burgemeester en wethouders de aan­vraag niet te behandelen.

Paragraaf 3.2 Beoordeling aanvraag; uitvoering besluit

Artikel 21 Tijdstip beslissing

  • 1

    De gemeenteraad beslist binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag of binnen eenzelfde termijn nadat de aanvul­lende gegevens zijn verstrekt of hadden moeten zijn verstrekt. Binnen twee weken na de datum van de beslis­sing wordt de aanvrager hiervan schriftelijk in kennis gesteld door burgemeester en wethouders.

  • 2

    Een in behandeling genomen aanvraag wordt geacht voor vergoeding in aanmerking te zijn gebracht indien de gemeenteraad niet binnen de in het eerste lid genoemde termijn een beslissing heeft genomen.

  • 3

    In de situatie als bedoeld in het tweede lid is het gestelde in bijlage IV bepalend voor de hoogte van de vergoeding, terwijl de uitvoering van de voorziening geschiedt volgens het bepaalde in artikel 23.

  • 4

    In afwachting van de beslissing als bedoeld in het eerste lid en voor zover noodzakelijk in het belang van de voortgang van het onderwijs, zijn burgemeester en wethouders bevoegd om in overleg met het bevoegd gezag voorlopige voorzieningen te treffen. De gemeenteraad wordt hiervan onverwijld in kennis gesteld. 

Artikel 22 Inhoud beslissing

  • 1

    De aangevraagde voorziening wordt toegewezen, indien de gemeenteraad heeft vastgesteld dat het treffen van de voorziening, gelet op de voortgang van het onderwijs, geen uitstel kan lijden en geen van de in de Wet op het primair onderwijs opgeno­men weigeringsgronden van toepassing is. Bij deze vast­stelling past de gemeen­teraad de regels toe met betrek­king tot:

    • a.

      de beoordelingscriteria als bedoeld in bijlage I;

    • b.

      de prognosecriteria als bedoeld in bijlage II;

    • c.

      de oppervlakte en indeling van gebouwen als bedoeld in bijlage III.

  • 2

    De beslissing van de gemeenteraad kan een gedeelte van de gewenste voorziening dan wel een andere dan de gevraagde voorziening omvatten.

  • 3

    Indien de aanvraag wordt toegewezen, vermeldt de gemeen­teraad welk genormeerd bedrag ingevolge het bepaalde in bijlage IV, deel A voor de toegewezen voorziening be­schikbaar wordt gesteld, dan wel wat het geraamde bedrag is indien het een voorziening betreft als bedoeld in artikel 4, derde lid, laatste volzin.

Artikel 23 Uitvoering beslissing

Na bekendmaking van de beslissing als bedoeld in artikel 21, eerste lid, waarbij een vergoeding is toegewezen, treden burgemeester en wethouders zo spoedig mogelijk in overleg met de aanvrager over de wijze van uitvoering. Het bepaalde in de artikelen 15, 16 en 17 is daarbij overeenkomstig van toepas­sing.

Hoofdstuk 4 VERGOEDING KOSTEN BOUWVOORBEREIDING

Artikel 24 Aanvraag

  • 1

    Het bevoegd gezag dat voornemens is een aanvraag in te dienen voor plaatsing op het programma van een voorzie­ning als bedoeld in artikel 3, kan daaraan voorafgaand een aanvraag indienen bij burgemeester en wethouders voor een vergoeding van de kosten van de bouwvoorbereiding. Het betreft de voorbereiding voorafgaand aan het moment van aanbesteding van die voorziening.

  • 2

    De aanvraag wordt gedaan voor 1 februari van het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de vergoeding gewenst wordt.

  • 3

    De aanvraag gaat vergezeld van de volgende gegevens:

    • a.

      de naam en het adres van de aanvrager;

    • b.

      de dagtekening;

    • c.

      de naam van de school ten behoeve waarvan de vergoe­ding wordt gewenst;

    • d.

      de reden, de gewenste omvang en de aanduiding van de gewenste locatie van de voorziening;

    • e.

      het gewenste tijdstip van realisering van de voor­ziening;

    • f.

      een prognose van het te verwachten aantal leerlingen van de school die voldoet aan de in bijlage II om­schreven vereisten;

    • g.

      indien het nieuwbouw betreft ter vervanging van een bestaand gebouw: een rapporta­ge waaruit de bouwkun­dige noodzaak van de vervanging blijkt;

    • h.

      een begroting van de kosten als bedoeld in het eer­ste lid, indien de vergoeding kosten bouwvoorberei­ding is aangemerkt als een voorziening bedoeld in artikel 4, derde lid, laatste volzin.

  • 4

    Bij het ontbreken van een of meer gegevens als bedoeld in het derde lid, delen burgemeester en wethouders dit voor 15 februari schriftelijk mee aan de aanvrager en stellen hem in de gelegenheid om voor 15 maart de gegevens aan te vullen. Het gestelde in artikel 7, derde en vierde lid is daarbij van overeenkomstige toepassing.

Artikel 25 Toelichting en overleg aanvraag

  • 1

    Ten aanzien van het geven van een toelichting op de aanvraag of het overleg over de begroting is het gestelde in artikel 9 van overeenkomstige toepassing.

  • 2

    Alvorens burgemeester en wethouders een voorstel aan de gemeenteraad doen met betrekking tot het besluit over de aanvraag om een vergoeding van de kosten van bouwvoorbe­reiding, treden zij in overleg met de aanvrager. Dit overleg over de aanvraag vindt plaats tezamen met het overleg als bedoeld in artikel 10, eerste lid. De leden twee, drie en vier van artikel 10 zijn daarbij van over­eenkomstige toepassing.

Artikel 26 Beschikking op aanvraag

  • 1

    De gemeenteraad neemt op het tijdstip als bedoeld in artikel 11 een beslissing over de aanvraag.

  • 2

    De aanvraag wordt toegewezen indien en voor zover:

    • a.

      er voldoende middelen voor de vergoeding van de kosten van bouwvoorbereiding beschikbaar zijn;

    • b.

      de noodzaak van de gewenste voorziening voldoende vaststaat;

    • c.

      er een reële mogelijkheid is dat de voorziening in het gewenste jaar van uitvoering voor bekostiging in aanmerking kan worden gebracht.

  • 3

    Indien de aanvraag wordt toegewezen, wordt in de beschikking vermeld tot welk bedrag de kosten van bouwvoorbereiding worden vergoed.

  • 4

    Aan een toewijzing als bedoeld in het tweede lid kan de aanvrager geen rechten ontlenen ten aanzien van de plaatsing van de voorziening op enig toekomstig programma.

Artikel 27 Vervallen aanspraak vergoeding

  • 1

    De aanspraak op vergoeding van de kosten van bouwvoorbereiding vervalt, indien niet binnen het jaar, volgend op het jaar van toekenning van de vergoeding daadwerkelijk is gestart met de bouwvoorbereiding.

  • 2

    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om het bepaalde in het eerste lid buiten toepas­sing te verklaren dan wel de werking ervan op te schorten tot een nader door hen te bepalen datum.

Hoofdstuk 5 MEDEGEBRUIK EN VERHUUR

Paragraaf 5.1 Medegebruik ten behoeve van onderwijs of educa­tie

Artikel 28 Aanduiding omstandigheden

  • 1

    Burgemeester en wethouders kunnen overgaan tot vordering van een gedeelte van een gebouw of terrein, bestemd voor een school voor basisonderwijs­, dat tijdelijk of gedurende een gedeelte van de dag niet nodig zal zijn voor de aldaar gevestig­de school of scholen, indien:

    • a.

      er sprake is van een tekort aan huisvestingscapaci­teit bij een school berekend volgens het gestelde in bijlage III, delen A en B en het bevoegd gezag van die school een aanvraag als bedoeld in artikel 6 of artikel 19 voor medegebruik of uitbreiding heeft ingediend;

    • b.

      het bevoegd gezag van een school een aanvraag voor een andere huisvestingsvoor­ziening heeft ingediend en door medegebruik aan de behoefte aan huisvesting kan worden voorzien.

  • 2

    Indien burgemeester en wethouders voornemens zijn om over te gaan tot vordering, als bedoeld in het eerste lid, voeren zij daarover overleg met het bevoegd gezag waarvan de leegstand wordt gevorderd, alsmede met het bevoegd gezag waarvoor de voorziening is bestemd.

Artikel 29 Omschrijving leegstand

  • 1

    Er is sprake van leegstand in een lesgebouw:wanneer het betreft een gebouw van een school voor basis­onderwijs, indien uit de vergelijking van het aantal groepen zoals berekend op basis van bijlage III, deel B en de capaciteit van het gebouw zoals vastgesteld op basis van bijlage III, deel A blijkt dat er ten minste één leslokaal niet nodig is voor de daar gevestigde school of scholen;

  • 2

    Er is sprake van leegstand in een gymnastiekruimte:wanneer het betreft een gebouw dat gebruikt wordt door een of meer scholen voor basison­derwijs, indien de som van het aantal klokuren gebruik dat wordt vergoed op grond van artikel 36 minder is dan 40 klokuren.

Artikel 30 Volgorde van vorderen

Indien er zich in meerdere gebouwen leegstand voordoet wordt in beginsel:

  • a.

    als eerste de leegstand gevorderd in het gebouw dat in gebruik is bij een school van hetzelfde bevoegd gezag, tenzij uit oogpunt van doelmatigheid het vorderen van leegstand in een ander gebouw een betere oplossing biedt;

  • b.

    vervolgens de leegstand gevorderd in het gebouw waarin een school van dezelfde richting is gehuisvest en

  • c.

    vervolgens de leegstand gevorderd in het gebouw dat het dichtst gelegen is bij het hoofdge­bouw van de school ten behoeve waarvan de vordering plaatsvindt.

Artikel 31 Vergoeding

De bevoegde gezagsorganen die het betreft stellen in onderling overleg, met inachtneming van de wettelijke bepalingen, een vergoeding voor het medegebruik vast. Indien dit overleg niet tot overeen­stemming leidt, geldt het bepaalde in bijlage IV, deel C.

Paragraaf 5.2 Medegebruik ten behoeve van culturele, maatschappelijke of recreatieve doeleinden

Artikel 32 Aanduiding omstandigheden

Burgemeester en wethouders kunnen overgaan tot vordering indien er sprake is van leegstand van een lesgebouw of een gymnastiekruimte zoals bepaald in artikel 29.

Artikel 33 Overleg en mededeling

  • 1

    Alvorens over te gaan tot vordering voeren burgemeester en wethouders overleg met het bevoegd gezag.

  • 2

    In dat overleg komt in ieder geval aan de orde:

    • a.

      voor welke activiteit of activiteiten gevorderd wordt;

    • b.

      of die activiteit of activiteiten zich verdragen met het onderwijs aan de in het gebouw gevestigde scho­ol;

    • c.

      welke maatregelen eventueel noodzakelijk zijn om te voorkomen dat het onderwijs aan de in het gebouw gevestigde school hinder van het medegebruik onder­vindt;

    • d.

      wat naar de mening van burgemeester en wethouders en het bevoegd gezag een redelijke vergoeding voor het medegebruik is;

    • e.

      de datum waarop het medegebruik redelijkerwijs een aanvang kan nemen.

  • 3

    Binnen vier weken na afloop van het overleg doen burgemeester en wethouders schriftelijk mededeling over de vordering aan het bevoegd gezag.

Paragraaf 5.3 Verhuur

Artikel 34 Toestemming burgemeester en wethouders

  • 1

    Alvorens een huurovereenkomst te sluiten of te wijzigen, vraagt het bevoegd gezag hiervoor toestemming van burge­meester en wethouders.

  • 2

    Het verzoek om toestemming wordt schriftelijk gedaan met overlegging van het concept van de huurovereenkomst of van de wijziging ervan.

  • 3

    Burgemeester en wethouders toetsen het verzoek aan de bepalingen daaromtrent in wet- en regelgeving.

  • 4

    Burgemeester en wethouders nemen binnen vier weken na ontvangst van het verzoek een besluit en zenden dat aan het bevoegd gezag. Na het sluiten van de huurovereenkomst of van de wijziging ervan zendt het bevoegd gezag een afschrift van de betreffende overeenkomst onverwijld in aan burgemeester en wethouders.

  • 5

    Ingeval de huur wordt beëindigd geeft het bevoegd gezag hiervan binnen vier weken kennis aan burgemeester en wethouders.

Hoofdstuk 6 EINDE GEBRUIK GEBOUWEN EN TERREINEN

Artikel 35 Tijdstip beëindiging gebruik; staat van onder­houd

  • 1

    Nadat een gebouw of terrein niet meer door het bevoegd gezag nodig is voor de huisvesting van een school wordt het gebruik van het gebouw of terrein zo spoedig mogelijk beëindigd, doch, voor zover het betreft een voor permanent gebruik bestemde voorziening, uiterlijk op de datum genoemd in de door burgemeester en wethouders en het bevoegd gezag onderteken­de gezamenlijke akte of de datum zoals vastgesteld door gedeputeerde staten bij de beslis­sing inzake een geschil over de totstandkoming van de gezamenlijke akte.

  • 2

    De beëindiging van het gebruik van een voorziening geschiedt, voor zover van toepassing, overeenkomstig de in bijlage III, deel A, gegeven voorschriften over de vaststelling van de hierbij in acht te nemen rangorde.

  • 3

    Indien er, naar het oordeel van burgemeester en wethou­ders, mogelijk sprake is van achter­stallig onderhoud aan het gebouw of terrein bedoeld in het eerste lid, dat tot de verantwoorde­lijkheid van het bevoegd gezag behoort, wordt, een staat van onderhoud opgemaakt.

  • 4

    De staat van onderhoud wordt opgemaakt in opdracht van burgemeester en wethouders na overleg met het bevoegd gezag.

  • 5

    Over de staat van onderhoud wordt overleg gevoerd met het bevoegd gezag. In dat overleg wordt, indien van toepassing, vastgesteld welk deel van het onderhoud alsnog door het bevoegd gezag wordt uitgevoerd of welk bedrag in plaats daarvan aan burgemeester en wethouders betaald wordt. Indien het overleg niet tot overeenstemming leidt, stellen partijen vast welke handelwijze gevolgd wordt.

  • 6

    Het opmaken van een staat van onderhoud blijft achterwege indien dit naar het oordeel van burgemeester en wethouders niet nodig is.

Hoofdstuk 7 GEBRUIK EN VERGOEDING GYMNASTIEKRUIMTE VOOR BASISONDERWIJS

Artikel 36 Omvang en vergoeding gebruik

  • 1

    De omvang van het door de gemeente bekostigde gebruik van een gymnastiekruimte door een school voor basisonderwijs is gebaseerd op het aantal klokuren per week waarin volgens het activiteiten­plan door de school de gymnastiekruimte wordt gebruikt. Voor een basisschool wordt het maximaal aantal klokuren dat voor vergoeding in aanmerking komt vastgesteld vol­gens het bepaalde in bijlage III, deel B en bedraagt ten hoogste 1,5 klokuur per week per groep leer­lingen van zes jaar en ouder. Voor een speciale school voor basisonderwijs wordt het maximaal aantal klokuren dat voor vergoeding in aanmer­king komt vastgesteld volgens het bepaalde in bijlage III, deel B, en bedraagt ten hoogste 3,75 klokuur per week per groep leerlingen jonger dan zes jaar indien de school niet de beschikking heeft over een speellokaal en ten hoogste 2,25 klokuur per groep leerlingen van zes jaar en ouder.

  • 2

    Het bevoegd gezag van een niet door de gemeente in stand gehouden school voor basison­derwijs­ dat eigenaar is van een gym­nastiekruimte ont­vangt jaarlijks een vergoe­ding. De hoogte van de vergoeding wordt vastgesteld volgens het bepaalde in bijlage IV, deel A, op basis van de door het betreffende bevoegd gezag ingevolge artikel 5, derde lid, onder 5E, verstrekte gegevens. Het maximaal aantal voor vergoeding in aanmerking komende klokuren wordt op grond van het eerste lid vastgesteld. Wanneer er sprake is van medegebruik van de gymnastiekruimte door een of meer andere scholen voor basisonder­wijs wordt voor de bepaling van de hoogte van de vergoeding het aantal klokuren getotaliseerd.

Artikel 37 Mutaties aantal klokuren binnen beschikbare capaciteit; inroostering gebruik

  • 1

    De jaarlijkse opgave van het gewenste onderwijsgebruik van een gymnastiekruimte als bedoeld in artikel 5, vijfde lid wordt beschouwd als een aanvraag in de zin van arti­kel 19, met dien verstande dat op de afhandeling van een dergelijke aanvraag het bepaalde in dit artikel van toepassing is.

  • 2

    De Stichting Brede Welzijnsinstelling Waalre (BWI) stellen jaarlijks voor 1 juni voorafgaande aan het daaropvolgen­de schooljaar op basis van de ingediende opgaven een voorstel tot inroostering vast van het onderwijsgebruik door scholen voor basison-derwijs van de op het grondgebied van de gemeente gelegen gymnastiekruimten. Hiertoe wordt het gewenste onderwijsgebruik afgezet tegen de beschikbare capaciteit van de gymnastiekruimten. Voor de bepaling van deze capaciteit wordt uitgegaan van een normering van 26 klokuren per week per gymnas­tiekruimte. De BWI is be­voegd om op verzoek van het bevoegd gezag uit te gaan van een lager aantal klokuren per week, ingeval en voor zover daartoe in enig geval op grond van roostertechni­sche overwegingen aanleiding be­staat.

  • 3

    De BWI neemt bij de vaststelling van het voorstel tot inroostering het volgende in acht:

    • a.

      de afstanden in relatie tot de omvang van het onder­wijsgebruik van een gymnastiekruimte, zoals opgeno­men in bijlage I, deel B;

    • b.

      het bevoegd gezag van een niet door de gemeente in stand gehouden school dat eigenaar is van een gym­nastiekruimte wordt voor de betreffende school het eerste ingeroosterd voor die gymnastiekruimte;

    • c.

      het gymnastiekonderwijs van een school wordt zoveel mogelijk ingeroosterd in één gymnastiekruimte.

  • 4

    Het voorstel tot inroostering vermeldt per school voor basisonderwijs volgende gegevens:

    • a.

      het aantal klokuren waarvoor de school wordt inge­roosterd in een gymnastiekruimte;

    • b.

      de aanduiding van de gymnastiekruimte waarin en de tijden gedurende welke het onderwijsgebruik plaats­vindt;

    • c.

      een nadere onderverdeling van het aantal klokuren per gymnastiekruimte wanneer het gebruik in meer dan één gymnastiekruimte plaatsvindt;

    • d.

      voor zover het gewenste aantal klokuren hoger is dan het aantal klokuren dat ingevolge artikel 36, eerste lid voor bekostiging door de gemeente in aanmerking komt, wordt vermeld hoeveel klokuren voor rekening komen van het bevoegd gezag van de school. De BWI neemt het aantal klokuren als bedoeld in dit lid onder d slechts op in het voorstel tot inroostering voor zover daarvoor nog capaciteit beschik­baar is, nadat rekening is gehouden met het totale klok­uurgebruik dat voor bekostiging door de gemeente in aanmerking komt.

  • 5

    De BWI zendt het voorstel tot in­roostering aan de bevoegde gezagsor­ganen voor basisonder­wijs. De bevoegde gezagsorganen worden daarbij in de gelegenheid gesteld te reageren op dit voorstel.

  • 6

    Met inachtneming van de reacties van de bevoegde gezags­organen stellen burgemeester en wethouders tijdig voor de aanvang van het schooljaar, waarop het rooster betrekking heeft, de definitieve inroostering vast van het gebruik van de gymnastiekruimte.

  • 7

    Het besluit tot vaststelling van het rooster wordt binnen twee weken schriftelijk medegedeeld aan de betreffende bevoegde gezagsorganen. Indien burgemeester en wethouders daarbij afwijken van de inhoud van de in het vijfde lid bedoelde reactie wordt zulks met redenen omkleed.

Hoofdstuk 8 OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 38 Beslissing burgemeester en wethouders in geval­len waarin de verordening niet voorziet

In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffende, waarin deze verordening niet voorziet, beslissen burgemeester en wethouders.

Artikel 39 Invoering Euro ()

De in het kader van deze verordening gehanteerde normbedragen voor vergoeding van voorzieningen, voor zover vastgesteld in Nederlandse guldens, worden met ingang van 1 januari 2002 op basis van de officiële waardeverhouding volgend uit de EU-verordening 1103/97 omgezet in euro’s. De officiële waardeverhouding is  1,-- =  2,20371. Het zo omgerekende bedrag wordt afgerond op twee decimalen.

Artikel 40 Indexering

Burgemeester en wethouders stellen jaarlijks de in het kader van deze verordening gehanteerde normbedragen voor de vergoe­ding van voorzieningen bij op basis van de in bijlage IV, deel A opgenomen prijsindexen en systematiek van prijsbijstelling.

Artikel 41 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na de bekendmaking, zulks onder gelijktijdige intrekking van de bij besluit van 14 december 1999 vastgestelde Verordening voorzie­ningen huisvesting onderwijs gemeente Waalre.

Artikel 42 Citeertitel

De verordening kan worden aangehaald als: "Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs 2000 gemeente Waalre".

Aldus besloten in de openbare vergadering van Datum besluit |6 februari 2001.

De raad van de gemeente Waalre,de secretaris, de voorzitter,