Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Waalre

Verordening tijdelijke regels Wet investeren in jongeren

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieWaalre
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening tijdelijke regels Wet investeren in jongeren
CiteertitelVerordening tijdelijke regels Wet investeren in jongeren
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-10-200901-01-2012Nieuwe regeling

29-09-2009

Schakel 2009, 44 (28-10-09)

Verordening tijdelijke regels Wet investeren in jongeren

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening tijdelijke regels Wet investeren in jongeren

VERORDENING TIJDELIJKE REGELS WET INVESTEREN IN JONGEREN

De raad van de gemeente Waalre;gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 8 september 2009, nr. 48;gelet op artikel 147, eerste lid, van de Gemeentewet en artikel 12 van de Wet investeren in jongeren;overwegende, dat het noodzakelijk is om tot de datum waarop de verordeningen bedoeld in de Wet investeren in jongeren in werking treden, zijnde uiterlijk 1 oktober 2010, voor een beperkte periode regels te stellen die waarborgen dat de uitvoering van de wet in overeenstemming met de Wet werk en bijstand en de in dat kader vastgestelde verordeningen plaatsvindt;

BESLUIT:

vast te stellen de Verordening tijdelijke regels Wet investeren in jongeren

Paragraaf 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    de wet: de Wet investeren in jongeren (WIJ);

  • b.

    het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Waalre.

Paragraaf 2 TOEPASSELIJKHEID VERORDENINGEN WWB

Artikel 2 Werkleeraanbod

De regels met betrekking tot de inhoud van het werkleeraanbod, bedoeld in artikel 12, eerste lid, onderdeel a, van de wet, luiden als volgt:

  • 1.

    De voorzieningen die op grond van de Re-integratieverordening Wet werk en bijstand aan personen als bedoeld in artikel 10, eerste lid, van de Wet werk en bijstand, kunnen worden aangeboden, kunnen door het college worden ingezet voor het vaststellen van de inhoud van het werkleeraanbod.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid, kunnen de volgende voorzieningen niet worden ingezet:a.onbeloonde additionele arbeid;b.premies voor werkaanvaarding of scholing;c.vrijlating van inkomsten, end.onkostenvergoeding voor vrijwilligerswerk.

 

Artikel 3 Het verlagen van de inkomensvoorziening

De regels met betrekking tot het verlagen van de inkomensvoorziening, bedoeld in artikel 12, eerste lid, onderdeel b, van de wet, luiden als volgt:

  • a.

    Voor de toepassing van artikel 41, eerste lid, van de wet, zijn de artikelen 2 tot 11, 17 en 19 van de Afstemmingsverordening Wet werk en bijstand van overeenkomstige toepassing.

  • b.

    Voor het verlagen van de inkomensvoorziening als gevolg van schending van de inlichtingenplicht, bedoeld in artikel 44, eerste lid, van de wet, zijn de artikelen 2 tot 9, 11 tot 15, 17 en 19 van de Afstemmingsverordening Wet werk en bijstand van overeenkomstige toepassing.

  • c.

    Voor het verlagen van de inkomensvoorziening als gevolg van schending van de overige verplichtingen, bedoeld in artikel 45, van de wet, zijn de artikelen 2 tot 9, 17, 18 en 19 van de Afstemmingsverordening Wet werk en bijstand van overeenkomstige toepassing.

  • d.

    Voor het verlagen van de inkomensvoorziening als gevolg van zeer ernstige misdragingen als bedoeld in artikel 41, eerste lid, van de wet, zijn de artikelen 2 tot 9, 16 en 19 van de Afstemmingsverordening Wet werk en bijstand van overeenkomstige toepassing.

Artikel 4 Het bestrijden van misbruik en oneigenlijk gebruik

De regels met betrekking tot het bestrijden van misbruik en oneigenlijk gebruik, bedoeld in artikel 12, eerste lid, onderdeel c, van de wet, luiden als volgt:De in de Handhavingsverordening Wet werk en bijstand gestelde regels, zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 5 Cliëntenparticipatie

De regels met betrekking tot de wijze waarop jongeren of hun vertegenwoordigers worden betrokken bij de uitvoering van de wet, bedoeld in artikel 12, eerste lid, onderdeel d, van de wet, luiden als volgt:De in de Verordening cliëntenparticipatie Wet werk en bijstand gestelde regels, zijn van overeenkomstige toepassing.  

Artikel 6 Het verhogen en verlagen van de norm

De regels met betrekking tot het verhogen en verlagen van de norm, bedoeld in artikel 12, eerste lid, onderdeel e, van de wet, luiden als volgt:De in de Verordening Toeslagen en Verlagingen Wet werk en bijstand gestelde regels zijn van overeenkomstige toepassing.  

Paragraaf 3 Slotbepaling

Artikel 7 Onvoorziene omstandigheden en hardheidsclausule

  • 1

    In alle gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

  • 2

    Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in deze verordening, als toepassing daarvan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 8 Inwerkingtreding en geldingsduur

Deze verordening treedt in werking op 1 oktober 2009. De artikelen 2 tot en met 6 vervallen ieder voor zich per datum inwerkingtreding van de specifiek op het desbetreffende artikel betrekking hebbende verordening in het kader van de wet. Deze verordening geldt totdat de artikelen 2 tot en met 6 allen zijn komen te vervallen, doch uiterlijk tot 1 oktober 2010.  

Artikel 9 Citeerartikel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening tijdelijke regels Wet investeren in jongeren.

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 29 september 2009.

De raad van de gemeente Waalre,de plv. griffier, de voorzitter,

 

mr. T.E. Borsboom-Hoekstra mr. H.C.R.M. de Wijkerslooth 

1 ALGEMENE TOELICHTING

INLEIDINGOndanks de landelijke kritiek (VNG, FNV, Divosa, etc.) is op 30 juni 2009 de Wet investeren in jongeren (WIJ) aangenomen door de Eerste Kamer. Vanwege de toenemende werkloosheid hecht staatssecretaris Jetta Kleinsma aan een snelle invoering van de WIJ per 1 oktober 2009. Voor jongeren die op 30 september algemene bijstand ontvangen geldt een overgangsregeling en blijft de Wet werk en bijstand van toepassing tot uiterlijk 1 juli 2010.

De invoeringsperiode voor de WIJ van drie maanden, inclusief het zomerreces, maakt het onmogelijk voor gemeenten om een besluitvormingsproces zorgvuldig te doorlopen. In het kader van de WIJ dient het ontwikkelen van visie en beleid met betrekking tot de verschillende onderdelen van de wet, maar in het bijzonder over de invulling van het werkleeraanbod zorgvuldig te geschieden. Daarnaast wordt voor de invulling van het werkleeraanbod samengewerkt met de regiogemeenten. Ook partners zoals UWV en softwareleveranciers hebben al aangegeven op 1 oktober 2009 niet klaar te zijn met de voorbereidingen voor de WIJ. Om wel te voldoen aan de opdracht tot regelstelling (artikel 12 WIJ) treedt per 1 oktober 2009 de Verordening tijdelijke regels Wet investeren in jongeren in werking. Hiermee wordt voldaan aan de vereisten voor een rechtmatige uitvoering.

ALGEMENE TOELICHTINGDoelstelling van de WIJ is om jongeren te laten werken of leren, of een combinatie van beide. Hiermee wordt beoogd een duurzame en substantiële arbeidsparticipatie van jongeren te bevorderen en te verhogen. Het doen van een werkleeraanbod staat centraal in de WIJ. Met betrekking tot het werkleeraanbod richt de WIJ zich op jongeren van 16 tot 27 jaar. Eigen vermogen en het inkomen en vermogen van een eventuele partner speelt bij het werkleeraanbod geen rol.

Wanneer een werkleeraanbod geen optie is of wanneer met het werkleeraanbod onvoldoende inkomsten worden gegenereerd, wordt ambtshalve een inkomensvoorziening beoordeeld voor jongeren van 18 tot 27 jaar. Het eigen vermogen en inkomen en vermogen van een eventuele partner speelt bij de beoordeling van een inkomensvoorziening wel een rol.

Het college is belast met de uitvoering van de WIJ. De gemeenteraad dient regels te stellen bij verordening (artikel 12 WIJ). De ‘Verordening tijdelijke regels Wet investeren in jongeren’, is een tijdelijke verordening en voorziet in de regels als bedoeld in artikel 12 WIJ, met betrekking tot:de inhoud van het werkleeraanbod;het verlagen van de inkomensvoorziening;het bestrijden van misbruik en oneigenlijk gebruik;de betrokkenheid van jongeren bij de uitvoering van de wet; enhet verhogen of verlagen van de norm of de toeslag.

Uitgangspunt van deze tijdelijke regeling is dat daarmee gerealiseerd wordt dat de WIJ in eerste aanleg zoveel mogelijk WWB-conform wordt uitgevoerd op de onderdelen waarvoor ook in de WIJ een verordeningsplicht geldt. Dat sluit enerzijds aan bij de al bestaande uitvoeringspraktijk en anderzijds bij het uitgangspunt dat de WIJ op de onderdelen normensystematiek, maatregelen, vaststellen inkomen en vermogen, terug- en invordering en verhaal, identiek zou moeten zijn aan de WWB. Met het vaststellen van deze verordening wordt de bestaande uitvoeringspraktijk in het kader van de WWB dus zoveel mogelijk voortgezet voor jongeren die een beroep doen op een werkleeraanbod in het kader van de WIJ. De wijze waarop dat vorm gegeven is, wordt waar dit mogelijk is, de betreffende Verordening WWB, of bepalingen uit die verordening, van overeenkomstige toepassing verklaard.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 1 BegripsbepalingenDit spreekt voor zich. Ter verbetering van de leesbaarheid wordt de Wet investeren in jongeren in deze verordening aangeduid met ‘de wet’.

Artikel 2 WerkleeraanbodHet simpelweg bepalen dat de Re-integratieverordening Wet werk en bijstand van overeenkomstige toepassing is, kan knelpunten opleveren. Omdat met de WIJ een recht op een werkleeraanbod wordt gerealiseerd en een paradigmawisseling is beoogd, is het uitgangspunt en daarmee ook de inhoud van de nog vast te stellen ‘Verordening met betrekking tot de inhoud van het werkleeraanbod’ duidelijk afwijkend van de Re-integratieverordening Wet werk en bijstand. Het gaat immers niet langer om een niet afdwingbare aanspraak op voorzieningen (artikel 10 WWB) maar om een afdwingbaar recht op een werkleeraanbod. Onderdelen van de Re-integratieverordening Wet werk en bijstand die in ieder geval wel bruikbaar zijn, zijn de bepalingen die zien op de inhoud van de aan te bieden voorzieningen. Met het eerste lid wordt de inzetbaarheid van die voorzieningen voor het college ten behoeve van jongeren binnen het kader van de WIJ gerealiseerd. Uitzonderingen daarop zijn vermeld in het tweede lid. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat de daar genoemde voorzieningen niet kunnen worden ingezet voor jongeren, omdat hun afstand tot de arbeidsmarkt nog niet zodanig groot is dat dergelijke voorzieningen beschikbaar zouden moeten worden gesteld, ter invulling van het werkleeraanbod.

Artikel 3 Het verlagen van de inkomensvoorzieningHet wettelijk kader voor het verlagen van de inkomensvoorziening, wijkt enigszins af van het kader dat geldt voor het verlagen van de bijstand. De bevoegdheid om de bijstand te verlagen wegens tekortschietend besef van verantwoordelijkheid (artikel 18, tweede lid, WWB), ontbreekt in de WIJ. Daar staat tegenover dat in artikel 45 WIJ een aantal verplichtingen is geformuleerd, dat niet met zoveel woorden in de WWB is vastgelegd maar wel aanleiding kan geven tot verlaging. Het betreft de verplichtingen die betrekking hebben op het vaststellen en uitvoeren van het werkleeraanbod. Omdat deze verplichtingen overeenkomsten vertonen met de verplichting om gebruik te maken van een voorziening als bedoeld in artikel 10 WWB, kan worden overwogen de regels die daarover in de Afstemmingsverordening Wet werk en bijstand zijn vastgelegd, van overeenkomstige toepassing te verklaren. Daarvan uitgaande zijn in artikel 3 de volgende onderdelen van de Afstemmingsverordening Wet werk en bijstand van overeenkomstige toepassing verklaard:algemene bepalingen (bijvoorbeeld over samenloop);regels over schending van de inlichtingenplicht;regels met betrekking tot zeer ernstige misdragingen; enregels ten aanzien van schending van de verplichting om gebruik te maken van voorzieningen.

Artikel 4 Het bestrijden van misbruik en oneigenlijk gebruikDe regels die zijn gesteld in de Handhavingsverordening Wet werk en bijstand zijn zonder problemen van overeenkomstige toepassing op jongeren. Het beleid inzake het bestrijden van misbruik en oneigenlijk gebruik kan eveneens toegepast worden op jongeren.

Artikel 5 CliëntenparticipatieDe wijze waarop jongeren betrokken worden bij de uitvoering van de WIJ kan op voorhand op dezelfde wijze geschieden als in de WWB. Door het van overeenkomstige toepassing verklaren van de Verordening Cliëntenparticipatie Wet werk en bijstand wordt gerealiseerd dat de vormen van participatie die in de verordening zijn vastgelegd en de daarvoor gestelde regels evenzeer voor jongeren gelden. De uitvoering van de WIJ behoort dus tot het takenpakket van de cliëntenraad die al is ingesteld. Deze raad vertegenwoordigt dus ook de jongeren. De regels over de samenstelling en werkwijze van deze raad gelden ook in het kader van de uitvoering van de WIJ.

Artikel 6 Het verhogen en verlagen van de normHet wettelijk kader in de WIJ met betrekking tot het verhogen of verlagen van de norm of de toeslag is niet identiek met dat van de WWB. De leeftijdsverlaging voor 21- en 22-jarigen is uit de WWB geschrapt (artikel 29 WWB). Aanpassing van de Verordening Toeslagen en Verlagingen Wet werk en bijstand kan echter pas plaatsvinden met ingang van 1 juli 2010, omdat jongeren die op 30 september 2009 een algemene bijstandsuitkering ontvangen, die nog houden tot uiterlijk 1 juli 2010. Omdat voor het overige het wettelijk kader binnen WWB en WIJ identiek is, kan de Verordening Toeslagen en Verlaging Wet werk en bijstand in zijn geheel van overeenkomstige toepassing worden verklaard.

Artikel 7 Onvoorziene omstandigheden en hardheidsclausuleHet is van belang om een regeling op te nemen die voorziet in de bevoegdheid van het college om eventuele leemtes op te vullen en besluiten te nemen in de geest van de WIJ en deze verordening als onverhoopt blijkt dat daar toch niet expliciet in is voorzien. Bedacht moet daarbij wel worden dat deze bepaling geen grondslag vormt voor het nemen van een belastend (nadelig) besluit. Daarvoor moet een eenduidige en expliciet benoemde concrete grondslag in regelgeving zijn opgenomen.

In de bevoegdheid om afwijkende besluiten te nemen in geval van onbillijkheden van overwegende aard is voorzien in het tweede lid. Niet altijd valt volledig uit te sluiten dat een grofmazige ‘van overeenkomstige toepassing verklaring’ onder omstandigheden nadelig kan uitwerken voor een jongere. In dergelijke gevallen moet het mogelijk zijn om van deze Verordening afwijkende besluiten te nemen die in het voordeel van de jongere zijn.

Artikel 8 Inwerkingtreding en geldingsduurDe inwerkingtreding dient samen te vallen met de inwerkingtreding van de WIJ. Mocht de vaststelling en inwerkingtreding van deze verordening niettemin later plaatsvinden, dan kan in terugwerkende kracht worden voorzien, hoewel dat geen grondslag kan verschaffen aan het nemen van belastende besluiten met betrekking tot feiten en omstandigheden die plaatsvinden tot de datum waarop de verordening in werking treedt.

Omdat het tijdelijke regels betreft, is voorzien in een horizonbepaling. De artikelen 2 tot en met 6 (waarmee tijdelijk in de verordeningsplicht wordt voorzien) kunnen ieder voor zich vervallen op het moment waarop de betreffende WIJ verordening wordt vastgesteld. Zodra al de artikelen zijn vervallen, vervalt heel de verordening. Er is voorzien in een uiterste vervaldatum van 1 oktober 2010. Tegen dat tijdstip zullen nieuwe specifieke WIJ-Verordeningen aan de gemeenteraad zijn voorgelegd.