Organisatie | Waalre |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Brandbeveilingsverordening Waalre 2006 |
Citeertitel | Brandbeveiligingsverordening gemeente Waalre |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
Geen.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
14-07-2006 | 01-10-2010 | Nieuwe regeling | 27-06-2006 De schakel, 2006, 27 (06-07-06) | Brandbeveiligingsverordening gemeente Waalre |
Hoofdstuk 2 BRANDVEILIG GEBRUIK
Artikel 2.1.1 Vergunning gebruik inrichting
Indien het belang waarvoor de vergunning is verleend dit vereist op grond van een verandering van de inzichten en/of verandering van de omstandigheden gelegen buiten de inrichting, opgetreden na het verlenen van de vergunning, kan het college aan de vergunning nieuwe voorschriften verbinden en gestelde voorschriften wijzigen of intrekken.
Artikel 2.1.2 Weigeren vergunning
Een vergunning moet worden geweigerd indien de in de aanvraag vermelde wijze van gebruik van de inrichting in relatie tot de beoogde gebruiksfunctie niet geacht kan worden een brandveilig gebruik te zijn en door het stellen van voorschriften geen voldoende brandveilig gebruik kan worden bereikt.
Artikel 2.1.3 Intrekken vergunning
Het college kan een vergunning intrekken indien:
het belang waarvoor de vergunning is verleend dit vereist op grond van een verandering van de inzichten en/of verandering van de omstandigheden gelegen buiten de inrichting, opgetreden na het verlenen van de vergunning, en het niet mogelijk blijkt door het stellen of wijzigen van voorschriften dat belang voldoende te beschermen.
Paragraaf 2 Het voorkomen van brand en het beperken van brand en brandgevaar
Artikel 2.2.1 Gebruikseisen voor inrichtingen
Onverminderd het gestelde in het tweede lid is het verboden een inrichting niet zijnde een woonschip, uitgezonderd een woonschip waarin sprake is van verminderde zelfredzaamheid van bewoners in combinatie met permanente aanwezigheid van personeel en begeleiding van bewoners, te gebruiken in strijd met de gebruikseisen zoals per onderwerp vermeld in de van overeenkomstige toepassing zijnde bijlage 4 bij de Bouwverordening.
Paragraaf 3 Het bestrijden van brand en het voorkomen van ongevallen bij brand
Artikel 2.3.1 Gebruiksgereed houden bluswaterwinplaatsen
De rechthebbende op een inrichting ten behoeve waarvan een bluswaterwinplaats aanwezig is, is verplicht deze zodanig te onderhouden, dat daaruit te allen tijde over voldoende bluswater kan worden beschikt.
Artikel 2.3.2 Gebruik middelen en voorzieningen
Het is verboden voorwerpen of stoffen op zodanige wijze te plaatsen of te hebben dat daardoor het onmiddellijke gebruik of de zichtbaarheid wordt belemmerd van:
Artikel 2.3.3 Verrichten van werkzaamheden
Bij het verrichten of doen verrichten van onderhouds-, herstellings-, wijzigings- of sloopwerkzaamheden waarbij stoffen als bedoeld in de Regeling Bouwbesluit brandveiligheid en artikel II van de Regeling tot wijziging of gereedschappen worden gebruikt, waarvan het gebruik aanleiding kan geven tot het ontstaan van brand, moeten voldoende maatregelen zijn getroffen tegen het ontstaan van brand.
Artikel 2.3.6 Melden van brand en broei
Ieder die brand of broei ontdekt of deze vermoedt, is verplicht dit onmiddellijk aan de brandweer te melden.
Artikel 2.3.7 Bossen, heidevelden, venen
De eigenaar van een naaldhoutbos, een heideveld, een veen of een ander terrein dat met brandbare gewassen is begroeid, is verplicht -na een van het college ontvangen aangetekende brief- de voorschriften op te volgen die het college in die brief geeft tot het voorkomen van brand en het beperken van de gevolgen van brand.
Hoofdstuk 3 STRAF-, OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
Artikel 3.1 Toezicht op de naleving
Het toezicht op de naleving van de bepalingen van deze verordening wordt opgedragen aan ambtenaren van de brandweer en daartoe door het college aangewezen ambtenaren.
Aldus besloten in de openbare vergadering van 27 juni 2006Datum besluit |.
De raad van de gemeente Waalre,de griffier, de voorzitter,
De Brandbeveiligingsverordening regelt het brandveilige gebruik van inrichtingen. Wij hebben grotendeels de modelverordening van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) overgenomen. Dit model dateert van 1993. Het model is niet meer door de VNG geactualiseerd, omdat het de bedoeling is om deze verordening samen met alle andere brandpreventieve zaken die in de Bouwverordening zijn opgenomen, in een landelijk gebruiksbesluit op te laten gaan.
De werkingssfeer is in artikel 12 van de Brandweerwet 1985 aangegeven: de Brandbeveiligingsverordening is van toepassing voor zover in hetgeen zij regelt niet is voorzien bij of krachtens de Woningwet of enige andere wet. Bouwwerken zijn daaronder niet begrepen, omdat de regeling van het brandveilige gebruik daarvan op grond van de Woningwet verplicht in de Bouwverordening is opgenomen. De Brandbeveiligingsverordening kan slechts regelen voor zover niet in de brandveiligheid is voorzien bij of krachtens het bepaalde in andere wettelijke regelingen. Resteert daarom die “voor mensen toegankelijke ruimtelijk begrensde plaatsen”, die geen bouwwerk zijn (zie ook de toelichting op artikel 1). De vergunningsplicht is echter pas van toepassing wanneer aan de criteria genoemd in artikel 2.1.1 wordt voldaan. De verordening bevat geen voorschriften over het aanvragen, het voorbereiden en het beslissen op een verzoek om een vergunning. Die onderwerpen zijn geregeld in de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De artikelen 4:1 tot en met 4:6 van de Awb zijn op de vergunningaanvraag van toepassing. De voorschriften hebben onder andere betrekking op: bij wie de aanvraag moet worden ingediend, welke gegevens tenminste op de aanvraag moeten staan en wanneer de aanvraag in behandeling kan worden genomen. De artikelen 4:13 tot en met 4:15 van de Awb geven aan binnen welke termijn een aanvraag om een vergunning moet worden afgewikkeld. De Awb geeft geen vaste termijn in weken, maar geeft aan dat de aanvraag binnen een redelijke termijn tot een beschikking moet leiden. Die redelijke termijn is in ieder geval verstreken als niet binnen acht weken na het in ontvangst nemen van de aanvraag een beslissing is genomen of aan de aanvrager is medegedeeld binnen welke redelijke termijn hij een beslissing op zijn aanvraag krijgt. Door het hanteren van de artikelen 4:13 tot en met 4:15 van de Awb kan afhankelijk van de inhoud van de aanvraag aangegeven worden binnen welke termijn de aanvraag wordt afgehandeld. Daarom is in de verordening geen artikel opgenomen dat een vaste termijn voor een vergunningaanvraag voorschrijft.
Artikel 1.2 WerkingssfeerDe in artikel 1.1 bedoelde “voor mensen toegankelijke ruimtelijk begrensde plaatsen” is een ruime omschrijving. Bouwwerken vallen daar niet onder, het gebruik hiervan vindt immers regeling in de Bouwverordening. In dit verband kan gedacht worden aan alle “bouwwerken” die op het water drijven en los met de wal verbonden zijn, zoals hotelboten, opslagschepen en drijvende restaurants. Deze zijn namelijk geen bouwwerken in de zin van de Woningwet en vallen derhalve niet onder de werking van het Bouwbesluit en de Bouwverordening. Ook allerlei terreinen vallen onder het begrip “inrichting”, evenals (feest)tenten e.d.
Artikel 2.1.1 Vergunning gebruik inrichtingHet college kan aan de vergunning voorschriften verbinden, zoals voorschriften met betrekking tot: - stoffering en versiering; - uitgangen en vluchtwegen; - installaties; - standbouw, podia, kramen e.d.;verbrandingsmotoren;verbod voor open vuur en vuurwerk;bewaking en controle;ventilatie en werkzaamheden;brandbare, brandbevorderende en bij brand gevaar opleverende stoffen;opstellingsplannen;afval;doorlopend toezicht; - brandveiligheidsinstructie en ontruimingsplan uitgaande van de bestaande interne organisatie; - het maximaal toelaatbare aantal personen in een ruimte van een inrichting of in een inrichting met het oog op de brandveiligheid.
Ook zijn voorschriften van bouwkundige aard denkbaar, aangezien de hier bedoelde bouwsels niet onder de werking van de Woningwet vallen.
Artikel 2.1.2 Weigeren vergunningWeigeringsgronden zijn in artikel 2.1.2 niet expliciet genoemd. Toetsingsgrond voor een vergunning kunnen zijn:a.voor de constructies: het Bouwbesluit, de Bouwverordening en de beleidsnotitie Brandveiligheid Bestaande Bouw (collegebesluit d.d. 17 mei 2005);b.voor het gebruik: de bijlagen bij de Bouwverordening en de toelichting op de Bouwverordening.
Deze situaties betreffen uiteraard de brandveiligheid. Een andere goede basis voor de beoordeling van de vergunningsplichtige inrichtingen zijn de boeken die de NVBR en het NIBRA uitgeven. Een nadere omschrijving van de toetsingscriteria is gezien de diversiteit van de inrichtingen (tenten, hotelboten, kampeerterreinen e.d.) niet mogelijk.
Artikel 2.2.1 Gebruikseisen voor inrichtingenAlleen de in artikel 2.1.1 genoemde inrichtingen zijn vergunningsplichtig. In artikel 2.2.1 is de brandveiligheid van niet vergunningsplichtige inrichtingen geregeld.