Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Weststellingwerf

Verordening rechtspositie raads- en commissieleden Weststellingwerf 2019

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieWeststellingwerf
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening rechtspositie raads- en commissieleden Weststellingwerf 2019
CiteertitelVerordening rechtspositie raadsleden en commissieleden Weststellingwerf 2019
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Gemeentewet
  2. Besluit rechtpositie decentrale politieke ambtsdragers
  3. Regeling rechtspositie decentrale politieke ambtsdragers

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

29-10-201901-01-2019nieuwe regeling

30-09-2019

Gemeenteblad

000862621

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening rechtspositie Raads- en commissieleden Weststellingwerf 2019

Registratienummer: 009862621

De raad van de gemeente Weststellingwerf;

gelezen het voorstel van het presidium;

gelet op de artikelen 95, eerste en tweede lid, 96, eerste en tweede lid, en 97, 98, 99 van de Gemeentewet;

gelet op de artikelen 3.1.1 vijfde lid, 3.1.3. eerste lid, 3.1.4. eerste lid, 3.1.8 eerste lid, 3.1.9 eerste lid en 3.4.2. van het Besluit rechtpositie decentrale politieke ambtsdragers (Stb. 2018, 386) en artikel 3.1 van de Regeling rechtspositie decentrale politieke ambtsdragers (Stcrt. 2018, 66006),

b e s l u i t

Vast te stellen de navolgende verordening:

VERORDENING RECHTSPOSITIE RAADS- EN COMMISSIELEDEN WESTSTELLINGWERF 2019

 

Hoofdstuk I Begripsomschrijvingen

Artikel 1 Definitiebepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Raadslid: lid van de gemeenteraad;

  • b.

    Commissielid: lid van een commissie als bedoeld in de artikelen 82, 83 en 84 van de Gemeentewet dat niet tevens raadslid of ambtenaar die als zodanig tot lid van een commissie is benoemd;

  • c.

    Duo-commissielid: lid van een commissie als bedoeld in de artikel 82, 83 en 84 van de Gemeentewet, niet-zijnde raadsleden en kunnen uitsluitend plaats nemen in de algemene Commissie ter vervanging van een raadslid;

  • d.

    Bezwarencommissielid: lid van de onafhankelijke Adviescommissie bezwaarschriften, ingesteld op grond van artikel 84 Gemeentewet;

  • e.

    Commissie: commissie ingesteld op grond van de artikelen 82, 83 of 84 van de Gemeentewet;

  • f.

    Griffier: de griffier, bedoeld in artikel 107 van de Gemeentewet;

  • g.

    Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers: het Besluit van 15 oktober 2018, Stb. 2018, 386;

  • h.

    Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers: de vigerende regeling van de Minister van Binnenlandse zaken en Koninkrijkrelaties van 16 november 2018, Stcrt 2018, 66006.

Hoofdstuk II Rechtspositie

Artikel 2 Vergoeding voor de werkzaamheden van raadsleden, duo-commissieleden en bezwarencommissieleden

  • 1.

    Raadsleden ontvangen voor hun werkzaamheden een vergoeding zoals vermeld in artikel 3.1.1 lid 1 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers;

  • 2.

    Duo-commissieleden ontvangen per bijgewoonde vergadering van de algemene raadscommissie ten laste van de gemeente een vergoeding zoals vermeld in artikel 3.4.1. lid 1 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers.

  • 3.

    Bezwarencommissieleden ontvangen per bijgewoonde vergadering een vergoeding van € 200,-. Het lid dat als voorzitter optreedt, ontvangt in afwijking van voorgaande een vergoeding van € 250,- per bijgewoonde vergadering.

Artikel 3 Toelage raadslid onderzoekscommissie

Aan een raadslid dat lid is van een onderzoekscommissie als bedoeld in artikel 155a, derde lid, van de Gemeentewet, wordt voor de duur van de activiteiten van die commissie ten laste van de gemeente een toelage toegekend van ten hoogste driemaal de maandelijkse vergoeding voor de werkzaamheden van raadsleden als bedoeld in artikel 3.1.1 , eerste lid, van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers.

Artikel 4 Reis- en verblijfkosten raadsleden en commissieleden voor reizen buiten de gemeente

  • 1.

    Voor reizen buiten het grondgebied van de gemeente ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur als bedoeld in artikel 97 Gemeentewet worden aan een raadsleden en commissieleden vergoed:

    • a.

      de kosten voor het gebruik van openbaar vervoer;

    • b.

      bij gebruik van een eigen auto het maximumbedrag dat door een werkgever aan een werknemer per afgelegde kilometer onbelast kan worden verstrekt.

  • 2.

    Voor reizen buiten het grondgebied van de gemeente, ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur, worden aan een raadslid of commissielid bij gebruik van eigen auto tevens de parkeer-, veer- en tolkosten vergoed.

  • 3.

    Boetes en naheffingsaanslagen voor parkeren worden niet vergoed.

  • 4.

    Als een raadslid of commissielid een tijdelijke functionele beperking heeft, kan voor reizen als bedoeld in het eerste lid, een voor de beperking geschikte vervoersvoorziening worden vergoed of ter beschikking gesteld.

  • 5.

    De noodzakelijke en redelijkerwijs gemaakte werkelijke verblijfkosten die een raadslid of commissielid maakt in verband met reizen buiten het grondgebied ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur worden ten laste van de gemeente vergoed.

Artikel 5 Verzekering raadsleden voor arbeidsongeschiktheid, ouderdom en overlijden

  • 1.

    Aan een raadslid wordt eenmaal per jaar een bedrag toegekend ter hoogte van het bedrag van de vergoeding voor de werkzaamheden voor één maand, bedoeld in artikel 3.1.1, eerste lid, Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers, waarmee het raadslid voorzieningen kan treffen ter zake van arbeidsongeschiktheid, ouderdom en overlijden.

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing op een raadslid dat is benoemd in een plaats die is opengevallen als gevolg van tijdelijk ontslag van een raadslid wegens zwangerschap en bevalling of ziekte, op grond van artikel X12 van de Kieswet.

Artikel 6 Nadere regels niet-partijpolitiek georiënteerde scholing raadsleden en commissieleden

  • 1.

    Een raadslid of commissielid dat wil deelnemen aan niet-partijpolitiek georiënteerde scholing in verband met de vervulling van zijn functie als bedoeld in artikel 3.3.3 Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers, dient daartoe vooraf een gemotiveerde aanvraag in bij de griffier.

  • 2.

    De aanvraag bedoelt in het eerste lid gaat vergezeld van inhoudelijke informatie en een kostenspecificatie.

  • 3.

    De gemeenteraad kan nadere regels stellen met betrekking tot de maximale vergoeding.

  • 4.

    Het presidium beslist op de aanvraag op basis van de overlegde stukken.

Artikel 7 Informatie- en communicatievoorzieningen raads- en commissieleden

  • 1.

    Een raadslid of commissielid tekent een bruikleenovereenkomst wanneer hem ten laste van de gemeente voor de duur van de uitoefening van zijn functie informatie- en communicatievoorzieningen ter beschikking worden gesteld bedoeld in artikel 3.3.2 Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers. Het college stelt het model van de bruikleenovereenkomst vast.

  • 2.

    Een raadslid of commissielid levert na beëindiging van zijn functie de ter beschikking gestelde informatie- en communicatievoorzieningen in bij de gemeente.

Artikel 8 Aanwijzing als eindheffingsbestanddeel

  • 1.

    Als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 worden aangewezen de vergoedingen, tegemoetkomingen en verstrekkingen, genoemd in artikel 3.3.8 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers.

  • 2.

    Als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 worden verder aangewezen de vergoedingen, tegemoetkomingen en verstrekkingen, genoemd in deze verordening, voor zover deze worden gerekend tot een vergoeding, tegemoetkoming of verstrekking als bedoeld in artikel 31a, tweede lid, onderdelen a tot en met h, van de Wet op de Loonbelasting 1964.

Hoofdstuk III Wijze van vergoeden

Artikel 9. Betaling vaste vergoedingen

Tenzij het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers of de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers anders bepalen, vindt de betaling van de vergoeding van commissieleden, bedoeld in artikel 3.4.1 het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragershalfjaarlijks plaats met inachtneming van een vergoeding per bijgewoonde vergadering.

Artikel 10 Betaling en declaratie van onkosten

  • 1.

    Tenzij het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers of de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers anders bepalen, vindt de betaling van kosten die op grond van deze verordening voor vergoeding of tegemoetkoming in aanmerking komen plaats door:

    • a.

      betaling uit gemeentelijke middelen, op basis van een rechtstreeks aan de gemeente toegezonden factuur,

    • b.

      betaling vooruit uit eigen middelen.

  • 2.

    Een aanvraag om een vergoeding van de onkosten als bedoeld in dit artikel gaat vergezeld van een door de gemeente verstrekt declaratieformulier en bewijsstukken.

  • 3.

    Het declaratieformulier en de bewijsstukken worden binnen twee maanden na factuurdatum of betaling door raadsleden of commissieleden ingediend bij de griffier respectievelijk een daartoe aangewezen ambtenaar.

  • 4.

    Voor zover van toepassing draagt de gemeente er zorg voor dat de betaling aan raadsleden of commissieleden binnen zes weken na het indienen van de aanvraag wordt overgemaakt.

Hoofdstuk IV Slotbepaling, citeertitel en inwerkingtreding

Artikel 11 Intrekking oude verordening

De Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden Weststellingwerf 2015, vastgesteld op 9 november 2015, wordt ingetrokken.

Artikel 12. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na bekendmaking en werkt terug tot en met 1 januari 2019.

Artikel 13. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening rechtspositie raadsleden en commissieleden Weststellingwerf 2019.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 30 september 2019,

de griffier, de voorzitter,

 

 

 

Artikelsgewijze toelichting

Artikelsgewijze toelichting concept verordening Rechtspositie raadsleden en commissieleden Weststellingwerf 2019.

Artikel 1 Definitiebepalingen

Aan de lijst van definitiebepalingen is het begrip ‘commissie’ toegevoegd. Onder dit begrip worden alle commissies, welke ingesteld zijn op grond van de artikelen 82, 83 en 84 van de Gemeentewet verstaan. De algemene commissie van gemeente Weststellingwerf is een raadscommissie als bedoeld in artikel 82 van de Gemeentewet. Sinds 2018 kan iedere fractie die zitting heeft in de gemeenteraad van Weststellingwerf, één duo-commissielid laten benoemen. Aan de lijst van definitiebepalingen is om die reden het begrip ‘duo-commissielid’ toegevoegd. In deze verordening zijn nu ook bepalingen opgenomen voor duo-commissieleden, niet-zijnde raadsleden, die uitsluitend plaats nemen in de algemene commissie – oftewel een door de raad ingestelde commissie – ter vervanging van een raadslid.

Artikel 2 Vergoeding voor de werkzaamheden van raadsleden en (duo-)commissieleden

De hoogte van de raadsvergoeding is imperatief bepaald op een vast bedrag per inwonersklasse overeenkomstig het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers (hierna: Rechtspositiebesluit). Het bedrag van de vergoeding voor de werkzaamheden wordt jaarlijks per 1 januari geïndexeerd aan de hand van het indexcijfer Cao lonen overheid. Hiervoor is in de gemeente geen nadere besluitvorming nodig.

De gemeenteraad kan op grond van het vierde lid van artikel 3.1.1. bij verordening bepalen dat een deel van de vergoeding voor de werkzaamheden wordt uitbetaald als presentiegeld. Het gaat om maximaal 20% van de vergoeding. De raad van gemeente Weststellingwerf maakt op dit moment geen gebruik van deze mogelijkheid.

Het raadslid kan de vergoeding niet weigeren en de gemeente is verplicht de raadsvergoeding aan het raadslid over te maken op zijn of haar bankrekeningnummer. Het raadslid mag zelf (een deel) van de raadsvergoeding afdragen aan de politieke partij, maar is in beginsel juridisch niet verplicht mee te werken aan een dergelijke overdracht van zijn of haar raadsvergoeding.

Ter verduidelijking zijn in deze verordening nu ook bepalingen opgenomen voor duo-commissieleden, niet zijnde raadsleden die zitting hebben in een door de raad ingestelde commissie. Duo-commissieleden krijgen per bijwoonde vergadering een vergoeding uitgekeerd.

De vergoeding voor de voorzitter en leden van de Adviescommissie bezwaarschriften is vastgesteld op € 250,-, respectievelijk € 200,- per bijgewoonde vergadering. Het verstrekken van een hogere vergoeding is volgens het rechtspositiebesluit mogelijk als een commissielid is aangetrokken op grond van zijn bijzondere beroepsmatige deskundigheid en de vergoeding niet geacht kan worden in redelijke verhouding te staan tot de zwaarte van de taak en de omvang van de te verrichten arbeid. Al sinds de instelling van de bezwarencommissie (in 2009) is het verstrekken van een hogere vergoeding gebruik in Weststellingwerf en de eerder genoemde bedragen zijn marktconform (gelet op de vergoedingen die verstrekt worden in andere bezwarencommissies).

Artikel 3 toelage raadslid onderzoekscommissie

Artikel 3 heeft betrekking op de toelage voor raadsleden die lid zijn van een onderzoekscommissie in de zin van artikel 155a lid 3 gemeentewet. De onderzoekscommissie (artikel 155a lid 3 Gemeentewet), de vertrouwenscommissie (artikel 61 lid 3 Gemeentewet) en het uitoefenen van een rekenkamerfunctie binnen de rekenkamercommissie, worden allen aangeduid als zogenaamde ‘zware commissies’. Wat betreft de hoogte van de toelagen voor het lidmaatschap van de vertrouwenscommissie en de rekenkamerfunctie (in gemeente Weststellingwerf is sprake van een externe rekenkamercommissie) geldt een vast (belast) bedrag van € 120 per maand. De hoogte van de toelage is dwingendrechtelijk geregeld in het Rechtspositiebesluit en is om die reden niet opgenomen in deze verordening. Het bedrag wordt naar rato van de duur van de activiteiten toegepast. Zolang een commissie ‘slapend’ ís, althans niet actief, ontvangen de leden geen toelage; niet de duur van het lidmaatschap is van belang, maar de duur van de activiteiten.

Raadsleden die lid zijn van een onderzoekscommissie (zoals een enquêtecommissie) ontvangen ook een toelage waarvan de hoogte bij verordening moet worden bepaald. De vergoeding mag per jaar echter niet hoger zijn dan driemaal de maandelijkse vergoeding voor de werkzaamheden, bedoeld in artikel 3.1.1 lid rechtpositiebesluit. In de nieuwe rechtspositie verordening voor raadsleden en commissieleden is de maximale hoogte voor vergoedingen aan leden van een (toekomstige) onderzoekscommissie opgenomen.

Het rechtspositiebesluit dat per 1 januari 2019 in werking is getreden biedt de raad ook de mogelijkheid om ‘bijzondere commissies’ aan te wijzen. Dit zijn commissies die op grond van artikel 83 of 84 van de Gemeentewet zijn ingesteld en meer inzet van raadsleden vragen dan behorend tot de ‘reguliere werkzaamheden’. Aanwijzing van een ‘bijzondere commissie’ houdt in dat een aanvullende vergoeding verstrekt kan worden van maximaal € 120,- per maand. De raad van gemeente Weststellingwerf maakt op dit moment geen gebruik van deze mogelijkheid.

Artikel 4 Reis- en verblijfkosten raadsleden en commissieleden voor reizen buiten de gemeente

In artikel 97 van de Gemeentewet is bepaald dat raadsleden en commissieleden een vergoeding voor reis- en verblijfkosten, gemaakt in verband met reizen buiten het grondgebied van de gemeente ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur mogen ontvangen mits dat in een verordening is geregeld. De vergoeding uit artikel 3.1.7 in het rechtspositiebesluit 2019 is voor raads- en commissieleden nieuw en is in dat opzicht een harmonisatie met de vergoeding die statenleden altijd al genoten.. Echter, anders dan bij de statenleden ontbreekt daarin een vergoeding voor reis- en verblijfkosten buiten de gemeente. Om wetstechnische redenen is het op dit moment nog niet mogelijk in artikel 3.1.7 ook de vergoeding reis- en verblijfkosten voor raadsleden en leden van de gemeentelijke commissies op te nemen voor reizen buiten de gemeente. Om desondanks de beoogde harmonisatie tot zijn recht te laten komen, voorziet artikel 4 van deze verordening daar in. Onder reizen ‘buiten de gemeentegrenzen’ kunnen ook de buitenlandse dienstreizen worden geschaard.

Artikel 5 verzekering raadsleden voor arbeidsongeschiktheid, ouderdom en overlijden

Raadsleden zijn vaak een significant deel van de werkweek voor de gemeenteraad bezig en kunnen daardoor vaak in hun hoofdfunctie minder pensioen opbouwen. Raadsleden hebben bovendien niet allemaal een hoofdfunctie in loondienst. De rechtspositie regeling heeft in artikel 3.1.9 de grondslag gecreëerd om bij verordening te beepalen dat de raadsleden een bedrag per jaar ontvangen ter hoogte van één maandbedrag van hun vergoeding van werkzaamheden. Met dit bedrag kunnen raadsleden voorzieningen treffen ter zake van arbeidsongeschiktheid, ouderdom en overlijden.

Artikel 6 Nadere regels niet-partijpolitiek georiënteerde scholing raadsleden en commissieleden

Voor raads- en commissieleden is expliciet bepaald dat de kosten voor niet-partijpolitiek georiënteerde functionele scholing, zoals deelname aan congressen en opleidingen, ten laste kunnen worden gebracht van de gemeente. Partijpolitieke scholing komt niet voor vergoeding door de gemeente in aanmerking. De inhoud van de scholing is bepalend of deze al dan niet partijpolitiek georiënteerd is. Wanneer scholing verzorgd wordt door een politieke partij betekent dat niet automatisch dat die scholing partijpolitiek georiënteerd is.

Om in aanmerking te komen voor vergoeding van scholingskosten moet gemotiveerd worden dat het gaat om functiegerichte scholing. Scholing is functiegericht als zij beoogt de voor de functie benodigde vakkennis en vaardigheden te verwerven dan wel actueel te houden. Scholing is partijpolitiek georiënteerd als zij geheel of gedeeltelijk tot doel heeft betrokkene op te leien in het gedachtegoed van de desbetreffende partij. De gemeente kan zelf dit soort scholing ook laten verzorgen.

De verordening op fractieondersteuning voorziet tevens in de mogelijkheid om middels fractievergoeding dergelijke scholingskosten op te vangen. Om overlapping te voorkomen wordt onderscheid gemaakt tussen enerzijds scholing waarvan deelname van algemeen belang is in verband met de vervulling van het raadslidmaatschap, dergelijke scholingskosten komen voor rekening van de fractie (via bijdrage fractievergoeding). Anderzijds scholing waarvan deelname in het gemeentelijk belang is, welke door of namens de gemeente wordt aangeboden of wordt verzorgd. In het laatste geval komen de kosten voor (directe) rekening van de gemeente.

Artikel 7 informatie- en communicatievoorzieningen raads- en commissieleden

Ten laste van de gemeente wordt aan een raadslid voor de duur van de uitoefening van zijn functie de noodzakelijke informatie- en communicatievoorzieningen ter beschikking gesteld. Ook (duo-) commissieleden kunnen aanspraak maken op de ICT middelen op grond van schakelbepaling artikel 3.4.4. van het Rechtspositiebesluit. Dergelijke informatie- en communicatievoorzieningen worden slechts verstrekt op basis van een bruikleenovereenkomst.

Artikel 8 aanwijzing als eindheffingsbestanddeel

In het kader van de werkkostenregeling op grond van artikel 31 Wet op de Loonbelasting 1964 zijn een aantal vergoedingen in het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers en de verordening aangewezen als eindheffingsbestanddeel. De gemeente draagt in dat geval de loonbelasting, waardoor de vergoeding belastingvrij (netto) aan de politieke ambtsdrager kan worden overgemaakt. Anders worden deze door de Belastingdienst als loon gezien en moet hierover bij de politieke ambtsdragers loonbelasting worden ingehouden. In het kader van de werkkostenregeling kan in de financiële administratie worden aangegeven of een verstrekking of vergoeding onder de gerichte vrijstellingen, intermediaire kosten of onder de nihil-waarderingen valt.

Gemeenten mogen daarnaast een verstrekking of vergoeding in de vrije ruimte - tot 1,2% fiscale loonsom - onderbrengen zonder fiscale consequenties. Indien de grens van 1,2% wordt overschreden, zal de gemeente 80% eindheffing moeten betalen.

Artikel 9 Betaling vaste vergoedingen en artikel 10 betaling en declaratie van onkosten

het Rechtspositiebesluit en de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers regelen wanneer de vergoedingen en onkosten betaald moeten worden aan raads- en commissieleden. Daar waar geen expliciete termijnen genoemd worden, kunnen deze artikelen uitkomst bieden. De betaling van onkosten kan uit eigen middelen worden voorgeschoten en later gedeclareerd worden of de factuur kan rechtstreeks naar de gemeente gestuurd worden.