Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Bergen (L)

Verordening rechtspositie raads- en commissieleden Bergen (L) 2019

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieBergen (L)
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening rechtspositie raads- en commissieleden Bergen (L) 2019
CiteertitelVerordening rechtspositie raads- en commissieleden Bergen (L) 2019
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden gemeente Bergen 2015

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Gemeentewet, artikel 97
  2. Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers
  3. Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

16-10-201901-01-2019nieuwe regeling

24-09-2019

Gemeenteblad 379, 16-10-2019

24-9-2019

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening rechtspositie raads- en commissieleden Bergen (L) 2019

De raad van de gemeente Bergen,

Gelezen het voorstel van het presidium van 5 september 2019,

Gelet op artikel 97 van de Gemeentewet, het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers en de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers;

besluit:

vast te stellen de Verordening rechtspositie raads- en commissieleden Bergen (L) 2019

Artikel 1. Definitiebepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    commissielid: (plaatsvervangend) lid van een commissie als bedoeld in de artikelen 82, 83 en 84 van de Gemeentewet dat niet tevens raadslid is of ambtenaar die als zodanig tot lid van een commissie is benoemd;

  • b.

    griffier: de griffier, bedoeld in artikel 107 van de Gemeentewet;

  • c.

    raadslid: lid van de gemeenteraad;

  • d.

    fractie: raads- en commissieleden die tot één politieke groepering behoren zoals gedefinieerd in artikel 6 van het Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad en raadscommissies van de gemeente Bergen (L) 2019;

  • e.

    raadsperiode: de periode vanaf de installatie van de gemeenteraad na raadsverkiezingen tot het ontslag van deze raad na de volgende verkiezingen.

Artikel 2. Reis- en verblijfkosten raads- en commissieleden voor reizen buiten de gemeente

  • 1.

    Voor reizen buiten het grondgebied van de gemeente ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur als bedoeld in artikel 97 Gemeentewet worden aan een raads- of commissielid vergoed:

    • a.

      de kosten voor het gebruik van openbaar vervoer;

    • b.

      bij gebruik van een eigen auto het maximumbedrag dat door een werkgever aan een werknemer per afgelegde kilometer onbelast kan worden verstrekt .

  • 2.

    Voor reizen buiten het grondgebied van de gemeente, ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur, worden aan een raadslid of commissielid bij gebruik van eigen auto tevens de parkeer-, veer- en tolkosten vergoed.

  • 3.

    Boetes en naheffingsaanslagen voor parkeren worden niet vergoed.

  • 4.

    Als een raadslid of commissielid een tijdelijke functionele beperking heeft, kan voor reizen als bedoeld in het eerste lid, een voor de beperking geschikte vervoersvoorziening worden vergoed of ter beschikking gesteld.

  • 5.

    De noodzakelijke en redelijkerwijs gemaakte werkelijke verblijfkosten die een raadslid of commissielid maakt in verband met reizen buiten het grondgebied ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur worden ten laste van de gemeente vergoed.

Artikel 3. Nadere regels niet-partijpolitiek georiënteerde scholing raads- en commissieleden

  • 1.

    Een raads- of commissielid dat wil deelnemen aan niet-partijpolitiek georiënteerde scholing in verband met de vervulling van zijn functie als bedoeld in artikel 3.3.3 Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers, dient daartoe vooraf een gemotiveerde aanvraag in bij de griffier.

  • 2.

    Deze aanvraag gaat vergezeld van stukken met inhoudelijke informatie en een kostenspecificatie. 3. De griffier beslist op de aanvraag op basis van de overlegde stukken, in geval van twijfel beslist het presidium.

  • 3.

    De vergoeding van de scholing bedraagt in totaal maximaal € 15.200,00. Uit dit budget worden ook de kosten voor door de gemeente zelf georganiseerde trainingen en opleidingen voor raads- en commissieleden gedekt.

Artikel 4. Informatie- en communicatievoorzieningen

  • 1.

    Tot het einde van de raadsperiode 2018 - 2022 ontvangt elk raads- en commissielid een vergoeding van € 10,-- per maand als tegemoetkoming in de kosten voor de aanleg- en abonnementskosten voor een internetverbinding.

  • 2.

    Met ingang van de raadsperiode 2022 - 2026 stelt het college van burgemeester en wethouders (conform artikel 3.3.2 van het Rechtpositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers) ten laste van de gemeente aan een raadslid of commissielid voor de duur van de uitoefening van zijn functie informatie- en communicatievoorzieningen ter beschikking. Onder informatie- en communicatievoorzieningen wordt ook verstaan de daarbij behorende abonnementen.

Artikel 5. Aanwijzing als eindheffingsbestanddeel

  • 1.

    Als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 worden aangewezen de vergoedingen, tegemoetkomingen en verstrekkingen, genoemd in artikel 3.3.8 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers.

  • 2.

    Als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 worden verder aangewezen de vergoedingen, tegemoetkomingen en verstrekkingen, genoemd in deze verordening, voor zover deze worden gerekend tot een vergoeding, tegemoetkoming of verstrekking als bedoeld in artikel 31a, tweede lid, onderdelen a tot en met h, van de Wet op de Loonbelasting 1964.

Artikel 6. Intrekking oude verordening

De Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden gemeente Bergen 2015 wordt ingetrokken.

Artikel 7. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt, na publicatie, met terugwerkende kracht in werking op 1 januari 2019.

De griffier, de burgemeester

I.C. van 't Hof, M.H.E. Pelzer

TOELICHTING

ALGEMEEN DEEL

Wettelijke regelingen

In de wet en nadere regelgeving zijn alle van belang zijnde onderwerpen geregeld betreffende de rechtspositie van gemeentelijke politieke ambtsdragers. In de Gemeentewet is aangegeven dat de nadere invulling van de rechtspositie van raads- en commissieleden alsmede de financiële voorzieningen moet worden geregeld bij of krachtens de wet (AMvB en ministeriële regeling). Deze nadere regeling is vastgelegd in het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers. In de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers zijn de (onkosten)vergoedingen nader uitgewerkt.

 

Uitgangspunt

In deze verordening zijn alleen bepalingen opgenomen over de rechtspositie van raadsleden en leden van gemeentelijke commissies zover die niet dwingend geregeld zijn in hogere wet- en regelgeving. De grondslag hiervoor is te vinden in de Gemeentewet en het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers en de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers. Bij de laatste moderniserings- en harmoniseringsoperatie (Staatsblad 15 oktober 2018), betreffende de rechtspositiebesluiten voor decentrale politieke ambtsdragers is een aantal bepalingen imperatief in hogere wet- en regelgeving vastgelegd. Dit vanuit de overweging dat het bestuurlijk wenselijk is om de voorzieningen zoals vergoedingen, tegemoetkomingen en andere rechtspositionele aanspraken voor decentrale politieke ambtsdragers dwingendrechtelijk in hogere wet- en regelgeving vast te leggen om politieke discussies te voorkomen. Dit betekent dat er voor gemeenten minder ruimte is om lokaal bij verordening van wettelijke regelingen af te wijken.

 

Deze verordening

Kijkend naar de Gemeentewet, het Rechtpositiebesluit decentrale ambtsdragers en de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers én een besluit van het presidium d.d. 4 april 2019 (er komt geen voorstel voor het verstrekken van een vergoeding voor een verzekering voor arbeidsongeschiktheid e.d.) moeten er op dit moment twee rechtspositionele zaken voor de raads- en commissieleden van de gemeente Bergen (L) worden vastgelegd: reis- en verblijfkosten voor reizen buiten de gemeente en niet-partijpolitiek georiënteerde scholing. Dat is gebeurd in deze verordening. Omdat er een overgangsregeling geldt voor het beschikbaar stellen van ICT-voorzieningen, is ook hieraan aandacht besteed in deze verordening.

 

ARTIKELSGEWIJS

Artikel 2. Reis- en verblijfkosten raads- en commissieleden voor reizen buiten de gemeente

Ingevolge artikel 96, in samenhang met artikel 97, van de Gemeentewet kunnen kosten voor (dienst)reizen buiten het grondgebied van de gemeente alleen op basis van een verordening van de gemeenteraad worden vergoed. In deze bepaling is bij verordening geregeld dat raads- en commissieleden een vergoeding van de reis- en verblijfkosten voor reizen buiten het grondgebied van de gemeente kunnen krijgen ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur. Onder reizen “buiten de gemeentegrenzen” kunnen ook de buitenlandse dienstreizen worden geschaard. De naar redelijkheid gemaakte reis- en verblijfkosten voor dienstreizen in het buitenland, die door of vanwege de gemeente zijn georganiseerd komen ook voor vergoeding in aanmerking.

 

Artikel 3. Nadere regels niet-partijpolitiek georiënteerde scholing raads- en commissieleden

Voor raads- en commissieleden is expliciet bepaald dat de kosten voor niet-partijpolitiek georiënteerde functionele scholing, zoals deelname aan congressen en opleidingen, ten laste kunnen worden gebracht van de gemeente. Partijpolitieke scholing komt niet voor vergoeding door de gemeente in aanmerking. De inhoud van de scholing is bepalend of deze al dan niet partijpolitiek georiënteerd is. Wanneer scholing verzorgd wordt door een politieke partij betekent dat niet automatisch dat die scholing partijpolitiek georiënteerd is.

Om in aanmerking te komen voor vergoeding van de scholingskosten, moet gemotiveerd worden dat het gaat om functiegerichte scholing. Scholing is functiegericht als zij beoogt de voor de functie benodigde vakkennis en vaardigheden te verwerven dan wel actueel te houden. Scholing is partijpolitiek georiënteerd als zij geheel of gedeeltelijk tot doel heeft betrokkene op te leiden in het gedachtegoed van de desbetreffende partij.

De gemeente kan ook zelf dit soort scholing (laten) verzorgen. De kosten ervan komen ten laste van de gemeente.

Het beoordelen van en/of fiatteren van scholingsaanvragen is gemandateerd aan de griffier.

 

Artikel 4 Informatie- en communicatievoorzieningen

Het college van burgemeester en wethouders stelt ten laste van de gemeente aan een raadslid, wethouder of de burgemeester voor de duur van de uitoefening van zijn functie de noodzakelijke informatie- en communicatievoorzieningen ter beschikking. Ook commissieleden kunnen aanspraak maken op ICT-middelen op grond van art. 3.4.4 Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers. Onder informatie- en communicatievoorzieningen wordt ook verstaan een smartphone een computer en de daarbij behorende (internet)abonnementen.

Voor de raadsperiode 2018 - 2022 geldt een overgangsbepaling, vandaar het eerste lid van dit artikel. Voor de periode erna moeten nadere afspraken worden gemaakt die niet in deze verordeningen hoeven te worden vastgelegd.

 

Artikel 5. Aanwijzing als eindheffingsbestanddeel

In het kader van de werkkostenregeling op grond van artikel 31 Wet op de Loonbelasting 1964 is een aantal vergoedingen in het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers en de verordening aangewezen als eindheffingsbestanddeel. De gemeente draagt in dat geval de loonbelasting, waardoor de vergoeding belastingvrij (netto) aan de politieke ambtsdrager kan worden overgemaakt. Anders worden deze door de Belastingdienst als loon gezien en moet hierover bij de politieke ambtsdragers loonbelasting worden ingehouden. In het kader van de werkkostenregeling kan in de financiële administratie worden aangegeven of een verstrekking of vergoeding onder de gerichte vrijstellingen, intermediaire kosten of onder de nihil-waarderingen valt.

Gemeenten mogen daarnaast een verstrekking of vergoeding in de vrije ruimte - tot 1,2% fiscale loonsom - onderbrengen zonder fiscale consequenties. Indien de grens van 1,2% wordt overschreden, zal de gemeente 80% eindheffing moeten betalen.