Organisatie | Houten |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening rechtspositie raads- en commissieleden gemeente Houten |
Citeertitel | Verordening rechtspositie raads- en commissieleden gemeente Houten |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
11-07-2019 | 11-07-2019 | Onbekend | 28-05-2019 | 2019-031 |
Verordening rechtspositie Raads- en commissieleden
De raad van de gemeente Houten
Gelezen het voorstel van de griffie van 11 april 2019;
Gelet op de artikelen 95 eerste en tweede lid, 96 eerste en tweede lid, 97, 99 en 147 van de Gemeentewet, het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers en de Regeling rechtspositie decentrale politieke ambtsdragers;
gezien het advies van het Seniorenconvent;
VERORDENING RECHTSPOSITIE RAADS- EN COMMISSIELEDEN GEMEENTE HOUTEN
Artikel 2. Toelage raadslid onderzoekscommissie
Een raadslid dat lid is van een onderzoekscommissie als bedoeld in artikel 155a, derde lid, van de Gemeentewet en artikel 3.1.3 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers wordt voor de duur van de activiteiten van die commissie ten laste van de gemeente een toelage toegekend van € 120,- per maand.
Artikel 4. Nadere regels Reis- en verblijfkosten raads- en commissieleden voor reizen binnen de gemeente
Raads- en commissieleden die een vergoeding wensen aan te vragen van reiskosten als bedoeld in artikel 3.1.7 van Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers en artikel 3.1 van de Regeling rechtspositie decentrale politieke ambtsdragers voor het bijwonen van gemeenteraadsvergaderingen en overige vergaderingen binnen de gemeente , kunnen hiertoe een gemotiveerde aanvraag indienen bij de griffier.
Op aanvraag wordt een vaste individuele maandelijkse vergoeding berekend gebaseerd op het aantal af te leggen kilometers, uitgaande van een gemiddelde verplichting van tweemaal per week gedurende 10 maanden. Bij gebruik van een eigen auto wordt het maximumbedrag gehanteerd dat door een werkgever aan een werknemer per afgelegde kilometer onbelast kan worden verstrekt .
Artikel 5. Nadere regels niet-partijpolitiek georiënteerde scholing raads- en commissieleden
Artikel 7. Aanwijzing als eindheffingsbestanddeel
Als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 worden verder aangewezen de vergoedingen, tegemoetkomingen en verstrekkingen, genoemd in deze verordening, voor zover deze worden gerekend tot een vergoeding, tegemoetkoming of verstrekking als bedoeld in artikel 31a, tweede lid, onderdelen a tot en met h, van de Wet op de Loonbelasting 1964.
Artikel 9 Intrekking oude regeling
De Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden gemeente Houten, zoals vastgesteld op 13 februari 2018, wordt ingetrokken.
Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening rechtspositie raads- en commissieleden gemeente Houten.
Aldus vastgesteld in de vergadering van de raad op 28 mei 2019.
De raad van de gemeente Houten,
Toelichting Verordening rechtspositie raads- en commissieleden
In de wet en nadere regelgeving zijn alle van belang zijnde onderwerpen geregeld betreffende de rechtspositie van gemeentelijke politieke ambtsdragers. In de Gemeentewet is aangegeven dat de nadere invulling van de rechtspositie van raads- en commissieleden alsmede de financiële voorzieningen moet worden geregeld bij of krachtens de wet (AMvB en ministeriële regeling). Deze nadere regeling is vastgelegd in het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers. In de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers zijn de (onkosten)vergoedingen nader uitgewerkt.
Hoofdlijnen gemeentelijke verordening
In deze verordening zijn alleen bepalingen opgenomen inzake de rechtspositie van raadsleden en leden van gemeentelijke commissies zover die niet dwingend geregeld zijn in hogere wet- en regelgeving. De grondslag hiervoor is te vinden in de Gemeentewet en het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers en de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers.
Bij de laatste moderniserings- en harmoniseringsoperatie (Staatsblad 15 oktober 2018), betreffende de rechtspositiebesluiten voor decentrale politieke ambtsdragers zijn er wederom een aantal bepalingen imperatief in hogere wet- en regelgeving vastgelegd. De overweging hierbij is dat het bestuurlijk wenselijk is om de voorzieningen zoals vergoedingen, tegemoetkomingen en andere rechtspositionele aanspraken voor decentrale politieke ambtsdragers dwingendrechtelijk in hogere wet- en regelgeving vast te leggen om politieke discussies te voorkomen. Dit betekent dat er voor gemeenten minder ruimte is om lokaal bij verordening van wettelijke regelingen af te wijken.
Indien een gemeente besluit om bij verordening voorzieningen voor politieke ambtsdragers te regelen, zijn een aantal regels van belang. In artikel 99 Gemeentewet is bepaald dat ’buiten hetgeen hun bij of krachtens de wet is toegekend’, ontvangen de leden van de raad en/of door de raad ingestelde commissie (in de zin van artikel 82, 83 of 84 Gemeentewet) als zodanig geen andere vergoedingen en tegemoetkomingen ten laste van de gemeente. Deze verordening vormt een (nadere) uitwerking van de bij of krachtens de wet toegekende vergoedingen en tegemoetkomingen.
De arbeidsverhoudingen en fiscale positie
Raadsleden en commissieleden hebben geen dienstbetrekking bij de gemeente. De gemeente is dus niet de werkgever. Dat betekent bijvoorbeeld dat zij voor zover het betreft het raadslidmaatschap niet vallen onder de werknemersverzekeringen zoals de Werkloosheidswet (WW), Ziektewet (ZW) en de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA). Omdat er geen sprake is van een dienstbetrekking vallen raads- en commissieleden niet onder de Wet op de loonbelasting 1964 maar worden hun inkomsten belast in de Wet inkomstenbelasting 2001. Wel kunnen raads- en commissieleden opteren voor de loonbelasting als voorheffing door samen met de gemeente te kiezen voor het fictief werknemerschap, het zogenaamde opting-in. Het fictief werknemerschap kan worden aangevraagd met behulp van een opting-in verklaring bij de Belastingdienst.
Als de raads- en commissieleden en gemeente niet kiezen voor het fictief werknemerschap, dan geldt dat de onkostenvergoedingen en raadsvergoeding als inkomsten moeten worden verantwoord en mogen de (beroeps)kosten die worden gemaakt worden afgetrokken. Het resultaat zal het raads- of commissielid moeten verantwoorden in de aangifte inkomstenbelasting, onder de post inkomsten uit overige werkzaamheden. De gemeente dient jaarlijks alle betalingen en verstrekkingen voor de raads- en commissieleden die niet als fictief werknemerschap te kwalificeren zijn op grond van deze verordening aan de Belastingdienst doorgeven middels een formulier IB-47. Omdat raads- en commissieleden op persoonlijke titel worden gekozen, zijn zij niet aan te merken als (fiscaal) ondernemer. Er hoeft dan ook geen VAR-verklaring / Modelovereenkomst ZZP overgelegd te worden aan de gemeente.
De Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa) is niet van toepassing op raads- en commissieleden.
Artikel 2. Toelage lid onderzoekscommissie van raadsleden
Van de mogelijkheid om toelagen te verstrekken voor de raadsleden die lid zijn van zogenaamde ‘zware commissies’ wordt gebruik gemaakt in het geval een onderzoekscommissie wordt ingesteld als bedoeld in artikel 155a, derde lid, van de Gemeentewet en artikel 3.1.3 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers, aangezien het lidmaatschap van zo’n commissies duidelijk meerwerk vraagt naast het reguliere lidmaatschap van de gemeenteraad. Voor de hoogte van de toelage wordt aangesloten bij de hoogte van de wettelijke toelage zoals die geldt voor leden van de vertrouwenscommissie.
Artikel 3. Reis- en verblijfkosten raads- en commissieleden voor reizen buiten de gemeente
Ingevolge artikel 96, in samenhang met artikel 97, van de Gemeentewet kunnen kosten voor (dienst)reizen buiten het grondgebied van de gemeente alleen op basis van een verordening van de gemeenteraad worden vergoed. In deze bepaling is bij verordening geregeld dat raads- en commissieleden een vergoeding van de reis- en verblijfkosten voor reizen buiten het grondgebied van de gemeente kunnen krijgen ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur. Onder reizen “buiten de gemeentegrenzen” kunnen ook de buitenlandse dienstreizen worden geschaard. De naar redelijkheid gemaakte reis- en verblijfkosten voor dienstreizen in het buitenland, die door of vanwege de gemeente zijn georganiseerd komen ook voor vergoeding in aanmerking. De vergoeding voor noodzakelijke en redelijkerwijs gemaakte verblijfkosten is niet nader ingevuld en is een lokale aangelegenheid per gemeente. Omdat in het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers verder geen eigen vergoedingsregeling is opgenomen, kan aansluiting worden gezocht bij de vergoedingsregelingen voor wethouders.
Artikel 4. Nadere regels Reis- en verblijfkosten raads- en commissieleden voor reizen binnen de gemeente
Raads- en commissieleden hebben vanaf 1 januari 2019 ingevolge artikel 3.1.7 en 3.4.3. van het Rechtspositiebesluit ook recht op vergoeding van reizen binnen de gemeente.
Artikel 1.2 van de ministeriele regeling bepaalt dat indien op grond van de regeling of het besluit werkelijk gemaakte kosten worden vergoed, het declareren van die kosten geschiedt onder overlegging van bewijsstukken. Het initiatief ligt derhalve bij het individuele raads- of commissielid.
Om de administratieve afhandeling te vereenvoudigen en de werklast voor de organisatie te beperken wordt voorgesteld om – indien een raadslid vergoeding van de gemaakte reiskosten verlangt – een vaste individuele maandelijkse vergoeding te hanteren. Het is fiscaal mogelijk om een vaste reiskostenvergoeding te verstrekken aan raads- en commissieleden. Op gemotiveerde aanvraag wordt een vergoeding berekend uitgaande van het aantal af te leggen kilometers tussen het woonadres en het gemeentehuis, met een gemiddelde verplichting van tweemaal per week dat men op het gemeentehuis moet zijn voor vergaderingen en bijeenkomsten gedurende 10 maanden per jaar. Bij de berekening worden de gegevens van de ANWB routeplanner volgens de korte route gebruikt. Het maximaal onbelaste tarief bedraagt €0,19 per km.
Bijvoorbeeld een raadslid woont op 6 kilometer afstand van het gemeentehuis. In dat geval bedraagt de vergoeding: 24 km per week x 52 : 12 x 10 = 1040 km x 0,19 cent = 197,60 per jaar.
Artikel 5. Nadere regels niet-partijpolitiek georiënteerde scholing raads- en commissieleden
Voor raads- en commissieleden is expliciet bepaald dat de kosten voor niet-partijpolitiek georiënteerde functionele scholing, zoals deelname aan congressen en opleidingen, ten laste kunnen worden gebracht van de gemeente. Partijpolitieke scholing komt niet voor vergoeding door de gemeente in aanmerking. De inhoud van de scholing is bepalend of deze al dan niet partijpolitiek georiënteerd is. Wanneer scholing verzorgd wordt door een politieke partij betekent dat niet automatisch dat die scholing partijpolitiek georiënteerd is.
Om in aanmerking te komen voor vergoeding van de scholingskosten, moet gemotiveerd worden dat het gaat om functiegerichte scholing. Scholing is functiegericht als zij beoogt de voor de functie benodigde vakkennis en vaardigheden te verwerven dan wel actueel te houden. Scholing is partijpolitiek georiënteerd als zij geheel of gedeeltelijk tot doel heeft betrokkene op te leiden in het gedachtegoed van de desbetreffende partij.
Overigens kan de gemeente ook zelf dit soort scholing (laten) verzorgen. Ook die lasten komen ten laste van de gemeente.
Artikel 6 Informatie- en communicatievoorzieningen
Raads- en commissieleden ontvangen voor de duur van de uitoefening van hun functie een iPad in bruikleen.
Artikel 7 Aanwijzing als eindheffingsbestanddeel
In het kader van de werkkostenregeling op grond van artikel 31 Wet op de Loonbelasting 1964 zijn een aantal vergoedingen in het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers en de verordening aangewezen als eindheffingsbestanddeel. De gemeente draagt in dat geval de loonbelasting, waardoor de vergoeding belastingvrij (netto) aan de politieke ambtsdrager kan worden overgemaakt. Anders worden deze door de Belastingdienst als loon gezien en moet hierover bij de politieke ambtsdragers loonbelasting worden ingehouden. In het kader van de werkkostenregeling kan in de financiële administratie worden aangegeven of een verstrekking of vergoeding onder de gerichte vrijstellingen, intermediaire kosten of onder de nihil-waarderingen valt.
Gemeenten mogen daarnaast een verstrekking of vergoeding in de vrije ruimte - tot 1,2% fiscale loonsom - onderbrengen zonder fiscale consequenties. Indien de grens van 1,2% wordt overschreden, zal de gemeente 80% eindheffing moeten betalen.
Artikel 8 Betaling en declaratie van onkosten
Het Rechtspositiebesluit en de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers regelen wanneer de vergoedingen en onkosten betaald moeten worden aan raads- en commissieleden. Daar waar geen expliciete termijn is genoemd, kunnen deze artikelen uitkomst bieden. De betaling van onkosten kan worden voorgeschoten uit eigen middelen, later gedeclareerd worden of de factuur wordt rechtstreeks naar de gemeente verstuurd. Hierbij gaat de voorkeur uit naar rechtstreeks facturering bij de gemeente. Raads- en commissieleden declareren in beginsel hun kosten bij de griffier.