Organisatie | Apeldoorn |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning en Jeugd gemeente Apeldoorn 2019 |
Citeertitel | Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning en Jeugd gemeente Apeldoorn 2019 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Apeldoorn 2019 en de Verordening Zorg voor Jeugd gemeente Apeldoorn 2019
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2019 | 21-04-2021 | Onbekend | 18-12-2018 www.officielebekendmakingen.nl d.d.27 december 2018 | 2018-109545 |
Gegevens van de regeling: Overheidsorganisatie Gemeente Apeldoorn
Officiële naam: regeling Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning en Jeugd gemeente Apeldoorn
Citeertitel: Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning en Jeugd gemeente Apeldoorn
Vastgesteld door: College van Burgemeester en Wethouders
Onderwerp: Maatschappelijke zorg en welzijn
Opmerkingen met betrekking tot de regeling
Deze regeling vervangt de volgende documenten:
Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning en Jeugd gemeente Apeldoorn 2018 niet van toepassing.
Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd
gelet op de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, de Jeugdwet, de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Apeldoorn en de Verordening Zorg voor Jeugd gemeente Apeldoorn
Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning en Jeugd gemeente Apeldoorn 2019
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Apeldoorn;
gelet op de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Apeldoorn 2019 en de Verordening Zorg voor Jeugd gemeente Apeldoorn 2019;
vast te stellen de Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning en Jeugd gemeente Apeldoorn 2019
Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning en Jeugd
De beleidsregels in dit document zijn een uitwerking van de Verordening maatschappelijke
ondersteuning Gemeente Apeldoorn en de Verordening Zorg voor Jeugd Gemeente Apeldoorn die van toepassing zijn vanaf 1 januari 2019. Dit document kan in de loop der tijd verder aangevuld worden met andere onderwerpen.
De beleidsregels geven een toelichting op en een instructie voor de uitvoering van het beleid in het kader van de Wmo en de Jeugdwet. In de beleidsregels verduidelijkt het college van burgemeester en wethouders hoe in een concrete situatie met een bevoegdheid wordt omgegaan. Denk bijvoorbeeld aan een bepaling waarin wordt gezegd dat het college iets 'kan' doen. Burgemeester en wethouders kunnen dan in de beleidsregels aangeven wanneer dit wel of niet zal gebeuren. In de beleidsregels kunnen ook begrippen uit de verordening worden uitgelegd.
De beleidsregels ontlenen hun status aan artikel 4:81 lid 1 van de Algemene wet bestuursrecht: “Een bestuursorgaan kan beleidsregels vaststellen met betrekking tot een hem toekomende of onder zijn verantwoordelijkheid uitgeoefende, dan wel door hem gedelegeerde bevoegdheid”. Als beleidsregels zijn vastgesteld, kan daar in beschikkingen naar worden verwezen.
De Wmo 2015 en de Jeugdwet leggen de nadruk op de eigen kracht, zelfredzaamheid en samenredzaamheid. Mensen komen zelf tot oplossingen op basis waarvan wordt bepaald op welke punten aanvullend een maatwerkvoorziening of individuele jeugdhulpvoorziening nodig is.
Waar een burger niet meer in staat is om zelf of samen met het sociale netwerk te voorzien in zijn of haar zelfredzaamheid en participatie, kan hij of zij een beroep doen op een Wmo maatwerkvoorziening of een individuele voorziening Jeugdhulp. Bj de beoordeling van de passende hulp wordt eerst gekeken naar de mogelijkheden van de cliënt, de mogelijkheden van het netwerk rond de cliënt of van vrijwillige in zet, de beschikbaarheid van algemene voorzieningen, de mogelijkheid van voorzieningen in de buurt, zoals het consultatiebureau, een maaltijdservice, een boodschappendienst of klussendienst of van (andere) algemene of overige voorzieningen die het college ter beschikking stelt.
De basisgedachte van de Wmo 2015 en de Jeugdwet is de verantwoordelijkheid nemen voor je eigen leven. Dit betekent dat iedere burger ervoor moet zorgen dat hij voldoende is verzekerd. Tevens zal een burger zich rekenschap moeten geven van en anticiperen op wat vaak inherent is aan nieuwe levensfases. Bij iedere levensfase horen bijvoorbeeld andere wensen ten aanzien van de toegankelijkheid en, de grootte van de woning, de bereikbaarheid van winkels en voorzieningen. Een burger moet hierop anticiperen door tijdig maatregelen te nemen om voorbereid te zijn op een nieuwe levensfase. Ook zal hij bereid moeten zijn zelf te investeren in bepaalde hulpmiddelen die hij kan kopen in een gewone winkel of bijvoorbeeld een thuiszorgwinkel, zoals een sta-op stoel, een wandelstok of een rollator. Dit zijn hulpmiddelen die de Rijksoverheid in het verleden bewust uit het hulpmiddelenpakket van de Zorgverzekeringswet heeft gehaald, omdat zij betaalbaar zijn, veel gebruikt worden of passen binnen een bepaalde levensfase, net als een kinderwagen. Feitelijk hebben deze hulpmiddelen hiermee een algemeen gebruikelijk karakter gekregen.
Hoofdstuk 3 Toeleiding tot maatschappelijke ondersteuning en jeugd
3.1Cliëntondersteuning is er op gericht om cliënten te ondersteunen bij het formuleren en beantwoorden van hun ondersteuningsvraag. De cliëntondersteuning is:
voor iedereen kosteloos beschikbaar.
3.2Iedere cliënt kan gebruik maken van cliëntondersteuning. Ook kan een consulent van de gemeente cliëntondersteuning adviseren aan een cliënt. In ieder geval worden alle cliënten die een melding van een hulpvraag doen bij de gemeente gewezen op de mogelijkheid van cliëntondersteuning.
Procedure melding, onderzoek en aanvraag
De aanvraag stelt de gemeente in de gelegenheid om onderzoek te doen naar de noodzakelijkheid van hulp of ondersteuning. Als de cliënt al kosten gemaakt heeft en kan worden vastgesteld dat de voorziening noodzakelijk was, dan kunnen deze worden vergoed. De inwoner toont middels bankafschriften aan dat hij de kosten daadwerkelijk heeft gemaakt voor de betreffende voorziening. Dit moet blijken uit de vermelde omschrijvingen. Alleen kosten die zijn gemaakt vanaf de meldingsdatum en tot maximaal het bij beschikking toegekende pgb voor deze voorziening of de kostprijs van de voorziening in natura worden vergoed.
In Het Gesprek wordt de situatie van de cliënt in kaart gebracht. Daarbij komen aan de orde :
Op basis van deze inventarisatie wordt het totaal aan ondersteuningsmogelijkheden gewogen.
In deze stap wordt in kaart gebracht wat naast de mogelijkheden uit stap 2 (indien van toepassing) door de mantelzorg kan worden opgepakt/overgenomen.
3.5.4Stap 4: Vaststelling maatwerkvoorziening
Indien naar aanleiding van voorgaande stappen onvoldoende hulp of ondersteuning kan worden geboden vanuit eigen kracht, eigen netwerk, algemeen gebruikelijke voorzieningen, algemene voorzieningen en mantelzorg, kan in stap 4 worden vastgesteld of één of meerdere individuele/maatwerkvoorzieningen nodig zijn.
3.5.5Stap 5: Ondersteuningsplan/hulpverleningsplan
In deze stap wordt op basis van de uitkomsten van de vorige stappen een plan van aanpak door het college en/of de cliënt en/of het gezin opgesteld. Onder het ondersteuningsplan wordt ook verstaan het gezinsplan, zoals wordt gebruik binnen het Centrum voor Jeugd en Gezin Apeldoorn.
Hoofdstuk 4 Gebruikelijke Hulp
Gebruikelijke hulp is de normale, dagelijkse hulp die partners, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten geacht worden elkaar onderling te bieden. Voor kinderen geldt dat ouders de tot hun gezin behorende minderjarige kinderen behoren te verzorgen, op te voeden en toezicht aan hen te bieden, ook al is er sprake van een kind met een ziekte, aandoening of beperking.
Het hangt af van de sociale relatie welke hulp mensen elkaar moeten bieden. Hoe intiemer de relatie, des te meer hulp mensen elkaar horen te geven. Als het gebruikelijk is dat mensen in een bepaalde relatie elkaar hulp bieden, is dat niet vrijblijvend met betrekking tot de aanspraak op een individuele (maatwerk)voorziening op basis van Wmo en Jeugdwet, bijvoorbeeld hulp van ouders aan hun kinderen.
Een groot risico is dat mantelzorgers worden overbelast. Om dat te voorkomen kan ondersteuning aan de mantelzorger worden geboden. Bijvoorbeeld door de cliënt voor 1 of meer dagdelen per week naar de dagbesteding te laten gaan, zodat de mantelzorger even iets voor zichzelf kan doen. Ook respijtzorg is mogelijk, bijvoorbeeld als de mantelzorger op vakantie gaat. In dat geval wordt de mantelzorg tijdelijk overgenomen door een formele hulpverlener.
Onder voorwaarden kan een cliënt ook één of meer etmalen per week worden opgenomen in een instelling. De belangrijkste voorwaarde daarbij is dat de cliënt ’s nachts toezicht nodig heeft en niet alleen gelaten kan worden. In dat geval kan het overigens ook zo zijn dat de cliënt in aanmerking komt voor de Wlz.
De gemeente heeft oog voor de inzet van mantelzorgers. Dit wordt erkend en gewaardeerd. De inzet van mantelzorgers verdient steun en waardering. Zij maken de beoogde participatiesamenleving mede tot werkelijkheid. De gemeente wil de waardering vormgeven op basis van artikel 20 Verordening Wmo door aan getoetste aanvragen een geldelijke waardering toe te kennen.
Hoofdstuk 6 Persoonsgebonden budget (pgb)
Als een cliënt in aanmerking komt voor een (individuele) (maatwerk)voorziening en deze in de vorm van een pgb wenst te ontvangen, dan geldt het volgende:
Een pgb is alleen mogelijk als:
de cliënt naar het oordeel van het college in staat is de aan het pgb verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren of hij daarvoor een vertegenwoordiger of een gewaarborgde regievoerder heeft die: is verbonden aan een organisatie die beschikt over het keurmerk van PerSaldo; of een persoon is die niet tevens uitvoerder is van de ondersteuning, hulp en zorg die met het pgb wordt ingekocht. Tenzij dit, gezien de situatie van de cliënt, de aard van de ingekochte voorziening en de waarborgen waarmee een verantwoorde besteding van het pgb is omgeven, naar het oordeel van het college bij de betreffende gewaarborgde regievoerder voldoende is geborgd. De taken omvatten onder andere het afsluiten van een zorgovereenkomst, het nakomen van werkgeversverplichtingen en het afleggen van verantwoording over de besteding van het pgb.
de ouders van kinderen onder de 18 jaar zijn op grond van de wet in alle opzichten verantwoordelijk voor hun kinderen. Voor hen gelden de voorwaarden, zoals deze gelden voor iedere budgethouder. Ouders hoeven niet te voldoen aan de gestelde voorwaarden voor de gewaarborgde regievoerder, tenzij ze de pgb-administratie niet zelf uitvoeren, maar beleggen bij een derde binnen of buiten het gezin.
Een gewaarborgde regievoerder voldoet aan de volgende voorwaarden:
De cliënt kan bij een pgb geen vrij besteedbaar bedrag opnemen, behalve voor de kosten van het basislidmaatschap van PerSaldo. Het op te nemen bedrag mag uitsluitend voor dit doel worden aangewend. Cliënten die gebruik willen maken van het vrij besteedbaar bedrag moeten zich bij de gemeente melden en een (betalings)bewijs van lidmaatschap tonen.
De cliënt kan met de hulpverlener een reiskostenvergoeding van € 0,19 per km afspreken. Een kilometervergoeding kan worden verstrekt als de enkele reis afstand meer dan 6 km bedraagt. De maximaal te vergoeden reisafstand is 150 km per keer (retour reis). De totale kosten van hulpverlening, inclusief vervoer, kunnen de kostprijs van Zorg in Natura, zoals genoemd in de verordening maatschappelijke ondersteuning 201 artikel 9 en artikel 11 van de verordening Zorg voor Jeugd 201 niet overschrijden. Met andere woorden de reiskosten maken integraal onderdeel uit van het geldende maximum uurtarief.
Hoofdstuk 7 Wijziging en handhaving
Nieuwe feiten en omstandigheden die leiden tot een herziening of het herroepen of intrekken van een maatwerkvoorziening/individuele voorziening in natura en/of pgb, moeten door de cliënt worden gemeld. Zie hiervoor tevens artikel 18 en 19a van de verordening maatschappelijke ondersteuning 201 en de artikelen 13 en 15 van de Verordening Zorg voor Jeugd 201.
Indien de cliënt het terug te vorderen pgb of de restwaarde van een in natura verstrekte voorziening niet of niet volledig binnen de schriftelijk gestelde termijn terugbetaald, kan overdracht aan de gerechtsdeurwaarder plaatsvinden. De openstaande vordering wordt in dat geval verhoogd met buitengerechtelijke en eventuele gerechtelijke kosten.
Wanneer nieuwe afspraken met het college leiden tot aanpassing van de zorgovereenkomst van de informele hulp, en deze door de nieuwe gemeentelijke pgb-regels er qua inkomen op achteruitgaat, kan afhankelijk van de situatie en de omvang van de inkomensdaling een overgangsperiode van minimaal 1 maand en maximaal een half jaar worden geboden.
Hoofdstuk 8 Bijdrage en tegemoetkoming meerkosten Wmo
8.1De te treffen maatwerkvoorzieningen / individuele voorzieningen kunnen als voorziening in natura of als persoonsgebonden budget worden verstrekt:
8.1.1Voorziening in natura en pgb en de eigen bijdrage
Bij een voorziening in natura en pgb mag een bijdrage in de kosten worden gevraagd. In de verordening maatschappelijke ondersteuning 2019 zijn de kaders opgenomen bij welke voorzieningen een bijdrage gevraagd wordt en de hoogte van deze bijdrage. Het college kondigt schriftelijk aan dat een bijdrage opgelegd wordt. Berekening en inning zal plaats vinden door het CAK.
8.2Voor de gevallen waarin een tegemoetkoming in de meerkosten van toepassing is, wordt verwezen naar de Verordening maatschappelijke ondersteuning 2019.
Hoofdstuk 9 Bezwaar en mediation
In de beschikking is de mogelijkheid vermeld om binnen 6 weken na dagtekening van de beschikking bezwaar in te dienen. De belanghebbende wordt in de beschikking ook nadrukkelijk gevraagd om niet alleen bezwaar in te dienen, maar in geval van problemen of onduidelijkheden ook contact met de gemeente op te nemen. Met de belanghebbende wordt overlegd of en op welke wijze de problemen kunnen worden opgelost (uiteraard binnen de grenzen van de compensatieplicht). Kan het probleem naar tevredenheid worden opgelost (indien nodig met de inzet van mediation) dan kan de belanghebbende zijn bezwaarschrift intrekken en wordt hij niet belast met het doorlopen van de bezwarenprocedure.
Neemt de belanghebbende na het verstrijken van de periode van 6 weken contact op, dan wordt uiteraard opnieuw het gesprek met de belanghebbende gevoerd. Dit wordt echter als een nieuwe melding gezien, waarbij eventuele nieuwe feiten of omstandigheden in kaart worden gebracht. Er kan doorverwijzing volgen of er wordt een aanvraag ingenomen waarop een besluit wordt genomen.
Het college streeft ernaar, voordat een negatief of afwijkend besluit valt, betrokkene in de gelegenheid te stellen hierop te reageren, zodat door het college eventueel gemaakte fouten hersteld kunnen worden. Bij het in bezwaar gaan wordt het bezwaarschrift door het college beoordeeld en indien deze direct aanleiding geeft het besluit te wijzigingen, zal op grond van de Algemene wet bestuursrecht een gewijzigd besluit worden genomen.
Hoofdstuk 10 Inherente afwijkingsbevoegdheid
10.1Burgemeester en wethouders kunnen artikelen buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing gelet op het belang van de cliënt, jeugdige of ouders leidt tot onbillijkheden van overwegende aard.
Hoofdstuk 11 Inwerkingtreding en citeertitel
Deze regeling treedt in werking op 1 januari 2019.
Deze regeling wordt aangehaald als “Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning en Jeugd
Aldus besloten door het college van burgemeester en wethouders d.d. 18 december 2018.
Burgemeester en wethouders voornoemd,
De waarnemend secretaris, de burgemeester,
drs. T.J.H.M. Berben drs. J.C.G.M. Berends MPA
1.1De Verordening Zorg voor Jeugd Gemeente Apeldoorn 201 en deze beleidsregels geven uitvoering aan de Jeugdwet. Met de Jeugdwet is de verantwoordelijkheid van de gemeenten vanaf 2015 uitgebreid met de provinciale (geïndiceerde) jeugdzorg, de gesloten jeugdzorg, geestelijke gezondheidzorg voor kinderen en jongeren (jeugd-ggz), zorg voor jeugd met een licht verstandelijk beperking (jeugd-lvb), ggz in het kader van het jeugdstrafrecht (forensische zorg), jeugdbescherming en jeugdreclassering. Daarnaast wordt met deze wet een omslag gemaakt naar een stelsel met een voorzieningenplicht, waarvan de aard en omvang in beginsel door de gemeente worden bepaald (maatwerk). Het doel van het jeugdzorgstelsel blijft echter onverminderd overeind: jeugdigen en ouders krijgen, waar nodig, tijdig bij hun situatie passende hulp. Met als beoogd doel de eigen kracht van de jeugdige en het zorgend en probleemoplossend vermogen van het gezin te versterken.
2.1Met de stelselwijziging streven we naar een grotere inzet op preventie, (vroeg)tijdige ondersteuning en het versterken van eigen kracht van jeugdigen en hun ouders. Door gemeenten verantwoordelijk te maken voor alle taken op het gebied van de ondersteuning en hulp aan jeugd, krijgen zij de mogelijkheid om een samenhangend stelsel te realiseren. Daarbij gelden in Apeldoorn de volgende uitgangspunten:
Kernbegrippen zijn het leveren van zorg en ondersteuning op maat, uitgaan van te bereiken resultaten en eigen verantwoordelijkheid. Een belangrijk uitgangspunt bij de toeleiding en toegang is het centraal stellen van de hulpvraag van de jeugdige en zijn ouders. De aanpak is vervolgens oplossingsgericht. Omdat maatwerk nodig is, vindt een gesprek plaats ter verkenning van de mogelijkheden, waaronder ook de eigen kracht en het eigen netwerk.
In deze beleidsregels wordt het proces van de toegang tot een individuele voorziening vastgelegd. Jeugdigen en ouders hebben het recht op een zorgvuldige procedure. Een dergelijke procedure die bovendien goed wordt uitgevoerd, zal tot een juist besluit moeten leiden; passende zorg en ondersteuning waar deze nodig is. De verordening Zorg voor Jeugd gemeente Apeldoorn 2019 legt veel bevoegdheden bij het college. De uitvoering hiervan zal in de regel namens het college gedaan worden (in mandaat) door deskundigen in het CJG.
3 Voorliggende voorzieningen (algemene voorzieningen)
In de samenleving zijn veel voorzieningen te vinden waar ouders en jeugdigen terecht kunnen met vragen en voor preventieve ondersteuning, vaak gekoppeld aan welzijn, onderwijs of vrije tijdsbesteding. Deze voorzieningen zijn vrij toegankelijk en dragen bij aan de eigen kracht. Preventie, informatie, advies en (vroeg)signalering vallen hier onder. Deze voorzieningen vallen niet onder de Jeugdwet.
Individuele voorzieningen zijn beschikbaar in de vorm van (intensieve,) specialistische ondersteuning. Deze voorzieningen zijn niet vrij toegankelijk. Individuele voorzieningen jeugd zijn voorzieningen op het gebied van:
Individuele voorzieningen zijn ingekocht bij de aanbieders die een overeenkomst zijn aangegaan met de gemeente Apeldoorn voor het leveren van individuele voorzieningen jeugdhulp. Individuele voorzieningen kunnen worden ingezet als zorg in natura en via een pgb. Voor de regels met betrekking tot een pgb wordt verwezen naar hoofdstuk 7 van deze beleidsregels.
Verblijf in gezinsvormen: in Apeldoorn streven we er naar kinderen op te laten groeien in een gezin. Liefst het eigen gezin. Lukt dat, ook met ondersteuning, niet, dan in een ander gezin. Het CJG heeft zicht op eventueel beschikbare plekken. Verschillende aanbieders spannen zich optimaal in om plaatsing in een gezin te realiseren. Plaatsing binnen een leefgroep is het uiterste middel als dit voor de ontwikkeling van de jeugdige de beste keus is of geen plek in een gezin gerealiseerd kan worden.
Dyslexiezorg: Een individuele voorziening op het gebied van dyslexiezorg is mogelijk na overleg met de school. De school toont met het leesdossier aan dat volgens het “protocol dyslexie” is gehandeld en dat extra begeleiding op school (minimaal 60 minuten per week gedurende minimaal 24 weken) geen gemeten effect heeft gehad (meting met genormeerde toetsen). Aanwezigheid van bijkomende stoornissen kan een contra-indicatie zijn.
4.1 Vervoersregeling Jeugdhulp
Als de jeugdige is aangewezen op jeugdhulp zorgen ouders in beginsel voor het vervoer van en naar de jeugdhulpaanbieder. Ook als de jeugdhulp buiten de gemeente Apeldoorn wordt geboden. Er kunnen omstandigheden zijn waardoor hierin niet kan worden voorzien door de jeugdige, zijn ouders en hun netwerk. De gemeente kan dan ook een voorziening voor vervoer afgeven.
Artikel 1 Voorwaarden voor vervoer jeugdhulp
Artikel 2 Aanvraag en toekenning van een vervoersvoorziening
Artikel 3 Dichtstbijzijnde voorziening voor jeugdhulp
Een vervoersvoorziening wordt toegekend over de afstand tussen het hoofdverblijf van de jeugdige en de dichtstbijzijnde goedkoopst adequate voorziening jeugdhulp, zoals bedoeld in artikel 10 van de verordening Zorg voor Jeugd 2018.
Artikel 4 Vergoeding op basis van de reiskosten van eigen vervoer
Artikel 5 Vergoeding van de reiskosten van openbaar vervoer
Het college verstrekt aan de ouders van de jeugdige, die voldoet aan de voorwaarden in artikel 2 van deze regeling, een vergoeding van ten hoogste de reiskosten 2e klas van één meereizende ouder indien door de ouders wordt aangetoond dat de jeugdige niet in staat is zelfstandig van het openbaar vervoer gebruik te maken.
Artikel 6 Vervoersvoorziening in de vorm van aangepast vervoer
Het college verstrekt aan de ouders van een jeugdige, die voldoet aan de voorwaarden in artikel 2 van deze regeling, een vervoersvoorziening in de vorm van aangepast vervoer als de jeugdige door de ernst van de medische noodzaak of beperking in de zelfredzaamheid niet in staat is - ook niet met een meereizende ouder- van het openbaar vervoer gebruik te maken
Artikel 7 Goedkoopst adequate vervoersvoorziening
Het college kent maximaal de kosten van de goedkoopst adequate vervoersvoorziening toe.
Artikel 8 Nieuwe feiten en omstandigheden
Onverminderd artikel 8.1.2 van de Jeugdwet doen een jeugdige en zijn ouders op verzoek of onverwijld uit eigen beweging aan het college mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hun redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing aangaande een vervoersvoorziening.
Onder de Jeugdwet is ook sprake van overige voorzieningen. Dit zijn voorzieningen jeugdhulp die vrij toegankelijk zijn (artikel 2 van de Verordening Zorg voor Jeugd). De overige voorzieningen zijn:
Op grond van hoofdstuk 9 van de Jeugdwet zijn de inspecties Jeugdzorg, Gezondheidszorg en Veiligheid en Justitie verantwoordelijk voor de kwaliteit van de Jeugdhulp. Op grond van de Jeugdwet artikel 2.6 lid 1a. is de gemeente verantwoordelijk voor een kwalitatief en kwantitatief toereikend aanbod aan jeugdhulp. In de processen contracteren, samenwerking, afstemming, facturatie en monitoring komen signalen naar voren over de kwaliteit van de te leveren/geleverde zorg. Deze signalen kan de gemeente doorspelen naar de gezamenlijke inspecties Toezicht Sociaal Domein of Samenwerkend Toezicht Jeugd. Ook heeft de gemeente een verantwoordelijkheid in het tegengaan van misbruik en fraude (artikel 2.9a Jeugdwet). Binnen deze opdrachten past het aanwijzen van een toezichthoudend ambtenaar jeugd.
Toezicht op rechtmatigheid en kwaliteit wordt vooral ingezet om burgers/cliënten de juiste kwalitatieve zorg te kunnen geven. Kwaliteit en rechtmatigheid hangen daarbij vaak samen, waar onrechtmatigheid is, is de kwaliteit van de zorg vaak ook niet goed. Toezicht is daarom een belangrijk middel om goede zorg te kunnen garanderen voor cliënten.
Het is aan de toezichthouder om vast te stellen of de criteria die we aan aanbieders stellen voor goede zorg (wenselijke zorg) overeenkomen met de praktijk van de zorg (feitelijke zorg). Dit betekent dat de toezichthouder zich voor de kwaliteit van zorg dient te richten op:
De uitvoering van de zorg en ondersteuning:
oWordt er methodisch gewerkt? Wordt de norm verantwoorde werktoedeling toegepast (bij jeugdhulp)? Zijn de professionals ingezet die het zorgproductenboek vereist? Is er een ondersteuningsplan dat samen met de cliënt is opgesteld? Worden er professionele standaarden gehanteerd? Wordt er systemisch gewerkt (1 gezin, 1 plan)? Wordt er doelmatig gewerkt, en evalueert de zorgaanbieder die doelen? Hoe is de cliënttevredenheid? Is er sprake van een uitvoeringsplan? Hoe wordt hier invulling aan gegeven? Hoe worden benodigde netwerkpartners hierbij betrokken (afschalen)?
oZijn de wachtlijsten en wachttijden transparant? Is de geboden hulp passend bij het zorgproduct (qua aard en doelen van de hulp)? Hoe ziet de functiemix per product er uit? Hoe wordt er geregistreerd? Hoe is de verantwoordelijkheidsverdeling tussen verschillende professionals geregeld? Hoe is de afstemming met netwerkpartners geregeld? Wat is de groepsgrootte? Wat is het aantal professionals per cliënt (bij groepen en verblijf)? Wat is het aantal en de aard van de incidenten? Wordt er gewerkt aan deskundigheidsbevordering? Wordt de Verwijsindex gebruikt? Is de zorgaanbieder aangesloten bij beroepsverenigingen/moederorganisaties? Is de zorgaanbieder HKZ/ISO of gelijkwaardig gecertificeerd? Hoe was de laatste audit?
Met betrekking tot rechtmatigheid dient de toezichthouder te controleren of de factuur en de daadwerkelijk afgesproken en geleverde zorg met elkaar in overeenstemming zijn. Ofwel; of de zorggelden rechtmatig gebruikt zijn. Er kan hierbinnen een onderscheid gemaakt worden tussen fouten: ‘het onbedoeld overtreden van regels als gevolg van onduidelijkheid of vergissingen’ en fraude: ‘het opzettelijk en doelbewust in strijd met regels handelen, met het oog op eigen of andermans financiële gewin’.
De toezichthouder rechtmatigheid zal niet álle taken op het gebied van rechtmatigheid op zich gaan nemen. De back-offices van de gemeenten gaan over de lokale taken en verantwoordelijkheden op het gebied van rechtmatigheid. Hieronder vallen de interne controle en jaarverantwoording richting de accountants. Het toezicht op de fouten vindt daarmee plaats bij de back-offices van de verschillende gemeenten. Zij spreken aanbieders er op aan als er onregelmatigheden in de financiën zijn. Wanneer binnen deze back-offices gesignaleerd wordt dat er vaak fouten gemaakt worden of wanneer zich signalen voordoen van fraude, dan komt de regionale toezichthouder rechtmatigheid in zicht. Het is daarvoor belangrijk dat er werkafspraken gemaakt worden tussen de back-offices en de toezichthouder(s). Ook is het van belang dat ook de back-offices fraudealert zijn, zodat doorgeschakeld kan worden naar de toezichthouder indien nodig. Met de back-offices is contact geweest over de huidige mate van fraudealertheid en welke wensen zij daarin hebben. Hieruit is naar voren gekomen dat de back-offices acteren op ontvangen signalen van mogelijke fraude maar dat er bij geen van de back-offices een formele werkwijze ontwikkeld is om fraude op te sporen. Bij de meeste back-offices is er daarin wel een behoefte naar eenvoudig instrumentarium/handvatten voor een eerste check op mogelijke fraude. Daarom zal aan hen een lijst verstrekt worden met indicatoren van fraude.
Fraude met zorggelden kan op verschillende manieren voorkomen:
VEREISTEN AAN EEN TOEZICHTHOUDER
De toezichthouder wordt aangesteld door de gemeenten. Een toezichthouder is in zijn toezicht onafhankelijk. De toezichthouder vormt een oordeel op basis van feiten. De beschrijving over wat plaatsvindt / plaatsgevonden heeft, is een feitelijke weergave. Naast deze feiten worden alle omstandigheden waarin de feitelijke situatie heeft plaatsgevonden meegewogen. Door oog te hebben voor de ‘zachte’ elementen, zoals beleving en gevoel kan tot een weloverwogen advies gekomen worden.
Toezicht op kwaliteit en toezicht op rechtmatigheid zijn twee verschillende takken van sport en vragen om verschillende competenties. Het heeft daarom de voorkeur om het toezicht in te richten met twee verschillende rollen, een toezichthouder kwaliteit en een toezichthouder rechtmatigheid. Beide rollen zullen worden verenigd in één ‘Team Toezicht’.
De gemeente heeft een taak in het beoordelen van de rechtmatigheid van de bestedingen van een individuele voorziening in natura of pgb. Voor het tegengaan van en ingrijpen bij misbruik en fraude doet de toezichthoudend ambtenaar periodiek onderzoek, al dan niet steekproefsgewijs, naar het gebruik van de individuele voorzieningen in natura of pgb. Ook treedt hij op bij signalen die wijzen op misbruik of fraude. Hij handelt daarbij volgens paragraaf 6b van de Regeling Jeugdwet.
Bij aanbieders die vallen onder de Jeugdwet worden calamiteiten en geweld bij verlening van hulp gemeld bij de Inspectie Jeugdzorg. Hieronder vallen ook voorzieningen die toeleiden naar jeugdhulp. In artikel 4.1.8, lid 1 van de Jeugdwet is opgenomen dat jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen melding doen bij de rijksinspectie van:
Omdat de gemeente verantwoordelijk is voor een kwalitatief en kwantitatief goed aanbod, is het van belang dat zij informatie krijgt wanneer zich calamiteiten voordoen bij een aanbieder die zij heeft gecontracteerd en/of wanneer inwoners uit de gemeente bij een calamiteit betrokken zijn.
De toezichthoudend ambtenaar jeugd moet weten van calamiteiten en geweldsincidenten die zich hebben voorgedaan. De impact van een calamiteit kan lokaal en ook daarbuiten groot zijn. De gemeente moet in dit proces haar rol en taak kunnen vervullen. Daarnaast is de kans groot dat er media-aandacht en/of (dreiging) voor maatschappelijke onrust is n.a.v. de calamiteit. Omwille van eenduidigheid wordt er daarom ook bij jeugd gewerkt volgens het calamiteitenprotocol. De zorgaanbieder meldt de calamiteit of het geweldsincident bij zowel de toezichthoudend ambtenaar jeugd als de inspectie Jeugdzorg.
Hoofdstuk B. Huishoudelijke Hulp
Het doel van de ondersteuning is dat de cliënt kan participeren en zo veel mogelijk zelfredzaam is.
Daarbij moet het huishouden geen obstakel zijn. Het resultaat van de ondersteuning is dat de cliënt beschikt over een schoon huis. Dit betekent dat men gebruik moet kunnen maken van een schone woonkamer, als slaapvertrek in gebruik zijnde ruimtes, de keuken, sanitaire ruimtes en de gang/ trap.
De genoemde ruimtes dienen met enige regelmaat schoongemaakt te worden. Een schoon huis wil niet zeggen dat alle vertrekken wekelijks schoongemaakt moeten worden. Het betekent dat het huis niet vervuilt en periodiek schoon wordt gemaakt om zo een algemeen aanvaard basisniveau van schoon te realiseren.
Op basis van objectief, onafhankelijk empirisch onderzoek is in het rapport ‘Normering van de basisvoorziening ‘Schoon Huis’ d.d. 12 augustus 2016 onderbouwd welke schoonmaakactiviteiten, met welke frequentie moeten worden uitgevoerd om dit resultaat te bereiken. Tevens is de benodigde tijd per schoonmaakactiviteit berekend aan de hand tijdsmetingen.
Hulp bij het huishouden als maatwerkvoorziening wordt alleen geboden wanneer er geen andere oplossingen zijn die problemen op dit leefgebied kunnen oplossen. Tijdens het gesprek met de cliënt worden alle mogelijkheden doorgenomen en besproken. Als sprake is van gebruikelijke hulp biedt het college geen ondersteuning. Onderzocht wordt of de cliënt op eigen kracht of met hulp van zijn of haar netwerk het gewenste resultaat kan bereiken. Er wordt ook gekeken of er algemeen gebruikelijke voorzieningen, voorliggende voorzieningen of algemene voorzieningen zijn die tot het resultaat ‘Schoon Huis’ kunnen leiden. Pas als dat niet of onvoldoende het geval is, zal onderzocht worden in welke mate het gemeentelijk aanbod in ondersteuning kan voorzien. In de navolgende tekst staat beschreven welke elementen tijdens het gesprek in ieder geval worden afgewogen.
Activiteiten die door de cliënt zelf kunnen worden uitgevoerd behoren tot de eigen verantwoordelijkheid. In de dagelijkse praktijk kan dit ook betekenen dat een deel van het huishouden door de cliënt wordt uitgevoerd en voor een ander deel ondersteuning wordt geboden. Een andere vorm van het benutten van eigen mogelijkheden is het verlenen van medewerking aan een zo efficiënt mogelijke ondersteuning. Dit betekent dat van de cliënt mag worden verwacht dat hiermee rekening wordt gehouden bij de inrichting van de woning en planning van huishoudelijke werkzaamheden. Te denken valt aan het zo mogelijk voorbereiden van de was en het ergonomisch verantwoord inrichten van de woning.
Was men al gewend om voor eigen rekening huishoudelijke hulp in te huren, dan is het enkele feit dat er zich beperkingen voordoen geen reden om een beroep te doen op gemeentelijke ondersteuning. Wel moet worden meegewogen of door het ontstaan van beperkingen financiële mogelijkheden wegvallen of de ondersteuning door de ‘gebruikelijk aanwezige’ schoonmaak niet meer toereikend is.
Als er gebruikelijke hulp aanwezig is, biedt het college geen of minder ondersteuning bij het schoonhouden of organiseren van het huishouden. Gebruikelijke hulp betreft de normale, dagelijkse zorg op basis van een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid van de leefeenheid (huisgenoten) voor elkaar omdat ze als leefeenheid een gezamenlijk huishouden voeren. Onder leefeenheid verstaan we een geheel aan personen waarmee een persoon op hetzelfde adres woonachtig is en een huishouden deelt. Als er tot de leefeenheid huisgenoten behoren die huishoudelijke werkzaamheden kunnen overnemen, worden zij verondersteld dit door een herverdeling van taken te doen. Dit principe heeft een verplichtend karakter en betreft alle huisgenoten vanaf 18 jaar. Studie of (vrijwillige) werkzaamheden vormen in principe geen reden om van de gebruikelijke hulp af te zien. Als er sprake is van commerciële kamer(ver)huur, rekenen we de huurder van de betreffende ruimte niet tot de leefeenheid.
Veel personen zijn bereid mantelzorg te verlenen. Deze vorm van vrijwillige ondersteuning door derden, niet behorend tot de leefeenheid, gaat voor op ondersteuning van de gemeente. Tegelijk is deze vorm van vrijwillige hulp niet afdwingbaar en daarmee in de praktijk vaak incidenteel en aanvullend op andere vormen van zorg. Indien noodzakelijk kan de gemeentelijke ondersteuning bestaan uit tijdelijke vervanging van de ondersteuning die de mantelzorger of vrijwilliger biedt.
Er zijn voorzieningen in de handel die niet speciaal bedoeld zijn voor personen met een beperking maar die wel (deels) kunnen voorzien in het realiseren van het resultaat schoon huis. Deze voorzieningen behoren tot het normale uitgavenpatroon voor personen met of zonder beperking. We noemen dit algemeen gebruikelijke voorzieningen. Als het probleem met inzet van algemeen gebruikelijke voorzieningen kan worden opgelost en deze voorziening in het individuele geval ook daadwerkelijk beschikbaar is voor een cliënt, biedt het college geen of minder ondersteuning bij het schoon houden van het huis. Tot deze voorzieningen behoort in ieder geval een wasmachine.
Voorliggende voorzieningen zijn voorzieningen die beschikbaar zijn voor een burger op basis van andere wetten dan de Wmo 2015. Zo wordt vanuit de Wet langdurige zorg (Wlz) ook huishoudelijke hulp geboden, bij mensen met een PGB, een VPT (volledig pakket thuis) en vanaf 2017 een MPT (modulair pakket thuis).
Op basis van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (Wko) is er o.a. kinderopvang of buitenschoolse opvang geregeld, waar mensen gebruik van kunnen maken.
Daarnaast kennen we nog collectieve voorziening, dit zijn voorzieningen die voor een aangewezen groep mensen beschikbaar zijn, bijvoorbeeld bewoners van een serviceflat of bewoners van een bepaald appartementen complex. Diensten die verleend worden kunnen bijvoorbeeld zijn: ramen zemen, gebruik van wasserette, boodschappenservice etc.
Tot slot wordt afgewogen of de ondersteuning (deels) door de inzet van algemene voorzieningen kan worden geboden. Het gaat hierbij om initiatieven die algemeen of voor brede doelgroepen toegankelijk zijn. Het gaat zowel om particuliere als gesubsidieerde initiatieven. Voorwaarde is dat een dergelijke voorziening feitelijk toegankelijk is. Hiermee wordt bedoeld dat de voorziening redelijkerwijs door de cliënt kan worden bekostigd en er daadwerkelijk geschikte hulp geleverd kan worden onder redelijke voorwaarden. Voorbeelden van algemene voorzieningen zijn bijvoorbeeld de was service, de boodschappen service en het nuttigen van de maaltijd op een ontmoetingsplek.
Als ondersteuning door het college bij het schoon houden van het huis noodzakelijk blijkt, wordt een maatwerkvoorziening toegekend. Deze maatwerkvoorziening heet de zorgproduct ‘Schoon Huis’. Deze maatwerkvoorziening bestaat uit basisuren die, als dat noodzakelijk is, aangevuld worden met extra uren op maat.
Zoals hierboven aangegeven bestaat de maatwerkvoorziening ‘Schoon Huis’ uit basisuren gericht op het realiseren van een schoon huis en aanvullende uren die individueel en op maat toegekend kunnen worden als dit in het individuele geval noodzakelijk is om het resultaat schoon en huis te behalen of als er daarnaast een ander resultaat, b.v. het beschikken over schone kleding en beddengoed gerealiseerd moet worden.
De basisuren worden altijd toegekend als uit het onderzoek is gebleken dat ondersteuning bij het huishouden noodzakelijk is. De cliënt kan de huishoudelijke werkzaamheden niet (meer) zelf uitvoeren. De werkzaamheden moeten worden overgenomen omdat het cliëntsysteem niet in staat is dit (volledig) op te vangen. Met de basisuren kan het huis schoon gehouden worden op het door de gemeente gedefinieerde niveau van schoon.
De basisuren richten zich op het uitvoeren van het lichte en zware schoonmaakwerk. Denk aan het afnemen van stof, stofzuigen, reinigen van ramen, vloeren en sanitair en bedden verschonen. Uit objectief, onafhankelijk onderzoek is gebleken dat er 105 uur op jaarbasis nodig is om het resultaat ‘Schoon Huis’ te behalen. Via de basisuren krijgt de cliënt de beschikking over 105 uren ondersteuning per jaar. Op de volgende pagina staat aangegeven uit welke taken de basisnorm is opgebouwd. De cliënt is echter vrij de uren naar eigen inzicht in te zetten voor het realiseren van het resultaat ‘Schoon Huis’. De cliënt stemt zelf met de door hem/haar gekozen aanbieder af met welke taken met welke frequentie dit wordt ingevuld. Het aantal uren dat verstrekt wordt via de Zorgproduct ‘Schoon Huis’ en het niveau van schoon dat hiermee behaald kan worden is gebaseerd op het objectieve onafhankelijke onderzoek, uitgevoerd door KPMG Plexus en Bureau HHM (augustus 2016). Voor nadere informatie: https://www.utrecht.nl/fileadmin/uploads/documenten/zorg-en-onderwijs/hulp-en-ondersteuning-Wmo/2016-08-Onderzoek-KPMG-Plexus-en-Bureau-HHM-Normering-van-de-basisvoorziening-schoon-huis.pdf
Wanneer als gevolg van objectiveerbare (medische) beperkingen cliënten onvoldoende ondersteund worden door de basisuren bij het realiseren van een schoon huis of als er een ander noodzakelijk resultaat behaald moet worden, kunnen er aanvullende uren ingezet worden.
Via een zorgvuldig, individueel onderzoek wordt bepaald of de cliënt aanvullende uren nodig heeft. In dit onderzoek wordt gekeken of via de eigen mogelijkheden, de algemene voorzieningen en voorliggende voorzieningen in combinatie met een eventuele inzet van de basisuren voor een schoon huis voldoende oplossing wordt geboden. De grootte van het huis(houden) is, in het algemeen, geen aanleiding om aanvullende uren toe te kennen. Ook de aanwezigheid van dieren (uitgezonderd hulphonden e.d.) zijn in het algemeen geen aanleiding voor het toekennen van aanvullende uren. De gevolgen hiervan op de omvang van de schoonmaaktaak en het zoeken van oplossingen daarvoor behoort, in de eerste plaats, tot de eigen verantwoordelijkheid van de aanvrager. Het onderhoud van de tuin wordt niet tot het huishouden gerekend.
We onderscheiden twee vormen van aanvullende uren:
3.2.1 Aanvullende uren Schoon Huis
De volgende resultaten vallen onder de aanvullende uren Schoon Huis
A.Een hoger niveau van hygiëne of schoonhouden realiseren
Deze aanvullende uren kunnen ingezet worden als cliënt vanwege geobjectiveerde medische/fysieke belemmeringen onvoldoende resultaat kan bereiken met het slim inzetten van de basisuren die beschikbaar zijn voor het realiseren van een schoon huis, maar inhoudelijk geen ander resultaat behaald moet worden. Aanleiding voor de inzet van deze aanvullende uren kan zijn ernstige fysieke beperkingen waardoor betrokkene geen mogelijkheden heeft zelf enige huishoudelijke werkzaamheden te verrichten. Ook kan er sprake zijn van medische beperkingen waardoor een meer dan gebruikelijke hygiëne noodzakelijk is, of medische/fysieke beperkingen die leiden tot een snellere vervuiling van het huis. De extra noodzakelijke schoonmaak dient een medische/fysieke oorzaak te hebben, welke aantoonbaar is.
Daarnaast kan de aanwezigheid van kinderen onder de 13 jaar leiden tot een snellere vervuiling van het huis. Deze extra vervuiling dient door de ouders in redelijkheid tot het noodzakelijke beperkt te worden, maar kan aanleiding zijn aanvullende uren op maat toe te kennen. Voor het hanteren van de leeftijdsgrens van 13 jaar is aansluiting gezocht bij het Protocol voor huishoudelijke hulp van het CIZ uit 2006, pagina 10.
Door middel van een zorgvuldig onderzoek wordt bekeken of de medische/fysieke beperking van de cliënt leidt tot de noodzaak voor het realiseren van een hoger niveau van hygiëne of een intensievere ondersteuning bij het schoonmaken. Ook wordt bekeken of er andere noodzakelijke factoren zijn die buiten de beïnvloedingsfeer van de aanvragen liggen en meegewogen moeten worden. Er wordt eerst onderzocht of cliënt via de eigen mogelijkheden, het eigen netwerk en de eigen kracht in combinatie met de basisuren in staat is (een deel van) het noodzakelijke hoger niveau van hygiëne of schoonmaken te realiseren.
B.Het klaarzetten of bereiden van primaire levensbehoeften
Onder maaltijdverzorging wordt verstaan het verzorgen van de broodmaaltijd, koffie en thee zetten en de warme maaltijd opwarmen. Het uitgangspunt voor het te behalen resultaat is dat indien nodig 1 keer per dag de broodmaaltijd wordt bereid en klaargezet en 1 keer per dag een warme maaltijd wordt opgewarmd en/of klaargezet.
Tijdens het gesprek met de cliënt worden alle mogelijkheden doorgenomen en besproken. Is er een huisgenoot aanwezig die in staat is de maaltijd klaar te zetten of op te warmen? Dan hoeft de gemeente op grond van gebruikelijke hulp geen ondersteuning te bieden. Kan betrokkene op eigen kracht of met hulp van de mensen om hem heen een maaltijd verzorgen? Is bijvoorbeeld een kind of één van de buren in staat een maaltijd klaar te zetten of op te warmen? Ook wordt er in het onderzoek gekeken of voorliggende voorzieningen zoals kant en klaar maaltijden van de supermarkt, mee-eten bij een verzorgingshuis, maaltijdbezorging aan huis etc. oplossingen bieden. Daarbij dient ook betrokken te worden of de persoon aanspraak kan maken op ondersteuning via zijn/haar zorgverzekering. Indien een persoon niet (meer) in staat is zelf of met hulp van de omgeving maaltijden te verzorgen en voorliggende voorzieningen niet of onvoldoende tot de noodzakelijke oplossing leiden, kan ondersteuning door het college worden bezien.
C.Beschikken over schoon linnen- en beddengoed en schone kleding
Ondersteuning ten behoeve van dit resultaat wordt geboden als de cliënt een belemmering heeft bij het op orde en schoon houden van het linnen- en/of beddengoed en kleding. Het doel van dit resultaat is de beschikking hebben over schoon linnen- en beddengoed en/of over schone kleding. De verzorging van de was, zoals bedoeld binnen dit resultaatgebied omvat het machinaal wassen, laten drogen en opvouwen van kleding en linnen- en beddengoed. Verwacht mag worden dat de cliënt beschikt over een wasmachine. Als die er niet is, behoort het realiseren van een wasmachine tot de verantwoordelijkheid van de cliënt. Daarnaast wordt van de klant verwacht dat de reikwijdte van de ondersteuning tot een minimum wordt beperkt door bijvoorbeeld de aanschaf van een wasdroger of kleding die niet gestreken hoeft te worden. Van betrokkene wordt tevens verwacht dat hij/zij redelijkerwijs al het mogelijke heeft gedaan om het ontstaan van extra zware was te beperken. Bijvoorbeeld door het gebruik van incontinentiemateriaal of anti-allergieproducten.
Tijdens het gesprek met de cliënt worden alle mogelijkheden doorgenomen en besproken. Er wordt binnen dit resultaatgebied gekeken naar wat de cliënt zelf nog kan en in welke mate het sociaal netwerk ondersteuning kan bieden. Daarbij kan gedacht worden aan de vraag of de cliënt met behulp van de mensen om hem of haar heen kan zorgen voor schone en draagbare kleding. Is er bijvoorbeeld een familielid of zijn buren bereid de was wekelijks te doen? Zijn er algemene of voorliggende voorzieningen aanwezig die tot het gewenste resultaat kunnen leiden? Als er bijvoorbeeld door de inzet van een was- service het gewenste resultaat behaald kan worden hoeft de gemeente hierin niet te ondersteunen. Als sprake is van een gezonde huisgenoot valt dit resultaat vrijwel altijd onder de reikwijdte van gebruikelijke zorg en biedt het college geen ondersteuning. Als het noodzakelijke resultaat desondanks niet wordt behaald kan het nodig zijn aanvullende uren op maat te verstrekken.
Omvang, vorm en normering aanvullende uren (enkelvoudig)
De vaststelling van het noodzakelijk aantal uren vindt plaats in een individuele weging en wordt afgestemd op de individuele situatie. De uren worden op maat toegekend en zijn altijd aanvullend op de basisuren van zorgproduct Schoon Huis. De cliënt krijgt de ondersteuning verstrekt in uren per 4 weken. Voor het individueel vaststellen van de benodigde uren wordt gebruik gemaakt van de tabel normering huishoudelijke taken (bijlage 5). Deze is gebaseerd op het Protocol voor huishoudelijke hulp van het CIZ uit 2006. Deze tabel geldt als richtlijn. De aard van de ondersteuning, frequentie en intensiteit wordt afgestemd op het minimaal te behalen noodzakelijke resultaat. Hierbij is het uitgangspunt dat de ondersteuning via de goedkoopste en meest efficiënte wijze vorm krijgt. Een hoger gekwalificeerde hulp is met inzet van deze module niet noodzakelijk.
De volgende resultaten vallen onder Aanvullende uren Regie op een gestructureerd huishouden.
D.Thuis zorgen voor kinderen onder 6 jaar
Het zorgen voor kinderen is een taak van ouder en/of verzorgers. Dat geldt ook voor ouders die door beperkingen niet in staat zijn hun kinderen te verzorgen. Elke ouder is zelf verantwoordelijk voor de opvang en (het organiseren van de noodzakelijke) verzorging van zijn of haar kinderen. Uitgangspunt is hierbij dat bij uitval van een van de ouders de andere ouder deze zorg of zijn aandeel in de zorg daar waar mogelijk overneemt. Op grond van gebruikelijke zorg hoeft het college niet te compenseren. Het college ondersteunt alleen als ouders door acuut ontstane problemen een oplossing nodig hebben voor kinderen tot en met de leeftijd van 5 jaar. De ondersteuning is dus per definitie tijdelijk, in afwachting van een definitieve oplossing. Een indicatie wordt afgegeven met een maximale duur van 3 maanden om ouder(s) of verzorger(s) de mogelijkheid te bieden in een oplossing te voorzien. Van ouders mag worden verwacht dat zij zich tot het uiterste zullen inspannen om die oplossing zo snel mogelijk te vinden. Daarbij dient ook betrokken te worden of de cliënt aanspraak kan maken op ondersteuning via zijn/haar zorgverzekering. Individuele ondersteuning voor structurele opvang van kinderen is niet mogelijk binnen de Wmo. De zorg voor kinderen omvat het wassen, douchen, aankleden, verschonen van luiers en het voeden van baby's. Het passen op kinderen valt niet onder dit resultaat.
Tijdens het gesprek met de cliënt worden alle mogelijkheden doorgenomen en besproken. Zijn er algemene, collectieve of voorliggende voorzieningen aanwezig die tot het gewenste resultaat kunnen leiden? Of kan de cliënt op eigen kracht, of met behulp van de mensen om hem heen zorgen voor de kinderen?
E.Organiseren van huishoudelijke taken
Ondersteuning bij het organiseren van huishoudelijke taken wordt ingezet wanneer de cliënt niet tot zelfregie en planning van de werkzaamheden in staat is. Behalve dat er huishoudelijke taken moeten worden overgenomen heeft de hulp aansturende en regietaken. Daarbij geldt voor de hulp een extra verantwoordelijkheid bij het signaleren van ongewenste situaties of toenemende kwetsbaarheid bij de cliënt/ Ook kan ondersteuning bestaan uit het helpen handhaven, verkrijgen of herkrijgen van structuur in het huishouden. Het doel van het voeren van de regie over het huishouden is het schoonhouden van het huis, maar ook het ondersteunen bij het organiseren van het huishouden. Het overnemen van de regie over het huishouden kan noodzakelijk zijn als in redelijkheid niet meer van de cliënt verwacht kan worden dat hij zelfstandig beslissingen neemt (bijv. een terminale situatie) of als disfunctioneren dreigt. Dat kan zich uiten in vervuiling (van de woning of van kleding), verwaarlozing (eten en drinken) of ontreddering van zichzelf of van afhankelijke huisgenoten waardoor het functioneren in huis maar ook buitenshuis belemmerd wordt. De hulp dient bij het uitoefenen van de ondersteuning zoveel mogelijk de cliënt te betrekken bij het maken van keuzes. Daarbij dient aangesloten te worden bij de capaciteiten, intellectuele vaardigheden en leervermogen van de cliënt. Bij een deel van deze groep zal geen sprake zijn van ontwikkelvermogen, eerder van afnemende zelfredzaamheid. Bewaken of het nog verantwoord is dat de cliënt zelfstandig woont, is daarom onderdeel van het resultaatgebied (signaleren en doorgeven aan de gemeente).
In schema ziet de opbouw van de maatwerkvoorziening ‘Schoon Huis’ en regie op gestructureerd huishouden er als volgt uit:
Omvang, vorm en normering aanvullende uren (meervoudig)
De resultaten uit deze module krijgen vorm door een gespecialiseerde hulp in te zetten (voor alle toegekende uren ondersteuning bij het huishouden). De vaststelling van het noodzakelijke aantal uren vindt plaats in een individuele weging en wordt afgestemd op de individuele situatie. De uren worden op maat toegekend en zijn altijd aanvullend op de basisuren vanuit de zorgproduct Schoon Huis. De cliënt krijgt de uren verstrekt per 4 weken. Voor het individueel vaststellen van de benodigde uren wordt gebruik gemaakt van de tabel normering huishoudelijke taken (bijlage 5). Deze is gebaseerd op het Protocol voor huishoudelijke hulp van het CIZ uit 2006. Deze tabel geldt als richtlijn. De aard van de ondersteuning, frequentie en intensiteit wordt afgestemd op het minimaal te behalen noodzakelijke resultaat.
Een cliënt komt in aanmerking voor een woonvoorziening indien de maatwerkvoorziening een passende bijdrage levert aan het realiseren van situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid en participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven wonen. Maar wat wordt nu verstaan onder de eigen leefomgeving? En hoe ver gaat zelfredzaamheid en participatie in de eigen leefomgeving? Hieronder wordt dit uitgewerkt.
Onder de eigen leefomgeving wordt verstaan de eigen woonruimte. Onder woonruimte wordt verstaan een woning bedoeld voor permanente zelfstandige bewoning. En een woonwagen als bedoeld in de Woningwet. Het kan zowel een koop als huurwoning betreffen. Problemen die de cliënt ondervindt bij het normale gebruik van de woonruimte kunnen door de verstrekking van woonvoorzieningen worden opgelost. Het streven is de problemen geheel weg te nemen of aanzienlijk te verminderen.
Betreft de vraag een extra grote woning of een mantelzorgunit op het erf om mantelzorgtaken op zich te kunnen nemen, dan dient men hier zelf voor te zorgen.
Indien het noodzakelijk is om een cliënt tot rust te brengen in een specifieke ruimte in de woning, dan kan een voorziening voor het creëren van een uitraasruimte worden verstrekt.
1.4Rechtstreeks oorzakelijk verband
Een woonvoorziening kan pas worden verstrekt indien er een rechtstreeks oorzakelijk verband is tussen de ondervonden (naar objectieve maatstaf aanwezige) problemen, en een of meer bouwkundige of woontechnische kenmerken van de betreffende woning. Wanneer belemmeringen voortvloeien uit de aard van het gebruikte materiaal, dan wordt een woonvoorziening niet verstrekt (bijvoorbeeld vocht en tocht). Indien er sprake is van onverwacht optredende meerkosten, waarvoor de cliënt niet heeft kunnen reserveren, kan wel een woonvoorziening worden verstrekt.
Aan bewoners van sloopwoningen en kraakpanden worden alleen eenvoudige, losse, opnieuw te gebruiken woonvoorzieningen verstrekt, aangezien het hier gaat om woningen, waarbij de verdere woonduur beperkt is.
1.6Toestemming van de woningeigenaar bij bouwkundige en woontechnische aanpassingen
Op grond van artikel 2.3.7 van de Wet maatschappelijke ondersteuning moet de eigenaar van een woning een noodzakelijke woningaanpassing die door het college wordt aangebracht accepteren.
Om voor een maatwerkvoorziening in aanmerking te komen zullen eerst alle mogelijke alternatieven al beoordeeld worden. Dit betekent dat eerst eigen kracht, voorliggende voorzieningen, algemeen gebruikelijke voorzieningen en algemene voorzieningen beoordeeld worden.
Om dit te kunnen beoordelen zal allereerst gekeken worden waar de behoefte en de beperkingen van de cliënt uit bestaan.
Onderzocht wordt of cliënt zelf in een oplossing kan en wil voorzien. Gebruik maken van de mogelijkheid zich te laten behandelen is voorliggend op compensatie vanuit de Wmo.
2.2Sociale netwerk/mantelzorgers
Indien cliënt een beroep kan en wil doen op zijn sociale netwerk is dit voorliggend op het verstrekken van een maatwerkvoorziening.
Indien cliënt een beroep kan en wil doen op ondersteuning van vrijwilligers is dit voorliggend op het verstrekken van een maatwerkvoorziening.
Wanneer een cliënt aanspraak kan maken op een voorziening op grond van een andere wet, hoeft de gemeente geen voorziening te verstrekken. Het uitgangspunt is dan namelijk dat de betrokkene op eigen kracht het probleem op kan lossen, namelijk door zijn aanspraak op grond van de andere wet tot gelding te brengen.
Er worden geen woonvoorzieningen verstrekt aan personen die verblijven in een WLZ-instelling.
Wanneer een hulpmiddel uit de Zvw het probleem kan compenseren, wordt geen voorziening uit de Wmo verstrekt.
3.3Collectieve maatwerkvoorzieningen
Als aan de hand van de inventarisatie blijkt dat een roerende woonvoorziening noodzakelijk is, en er een pool van deze voorziening in de nabije omgeving van de cliënt is, dan wordt gebruik van deze voorziening als voorliggend beschouwd op een maatwerkvoorziening.
4 Algemeen gebruikelijke voorzieningen
Algemeen gebruikelijke voorzieningen komen niet voor vergoeding in aanmerking. Tenzij de voorziening voor de aanvrager niet als algemeen gebruikelijk kan worden geacht.
Ingeval van renovatie of aanpassing van een woning aan de eisen van de tijd, zal beoordeeld moeten worden of dit voor de persoon van de aanvrager als algemeen gebruikelijk kan worden beoordeeld.
Er hoeft geen woonvoorziening te worden verstrekt, indien de ondervonden problemen te wijten zijn aan achterstallig onderhoud, dan wel het gevolg zijn van het feit dat de woning niet voldoet aan de op dat gebied geldende wettelijke voorschriften.
Indien er maatwerkvoorzieningen worden getroffen wordt uitgegaan van het niveau van sociale woningbouw.
In geval van nieuwbouw wordt geen woonvoorziening toegekend indien deze zonder noemenswaardige meerkosten meegenomen kan worden.
Indien de kosten van de verhuizing niet als algemeen gebruikelijk kunnen worden beschouwd, kan het college een tegemoetkoming in de verhuis- en herinrichtingskosten verstrekken aan:
Een tegemoetkoming in de verhuis- en inrichtingskosten wordt afgewezen indien:
Wanneer er belemmeringen zijn in het normale gebruik van een woning waardoor er een acute noodzaak tot verhuizen bestaat, kan hiervoor een tegemoetkoming in de kosten in de verhuis- en herinrichtingskosten worden verstrekt.
Indien er een noodzaak tot verhuizen bestaat vanwege een andere reden dan het ondervinden van belemmeringen in het normale gebruik van de woning, kan per situatie beoordeeld worden of er een indicatie bestaat voor een tegemoetkoming in de verhuis- en herinrichtingskosten.
Het college kan een tegemoetkoming in de verhuis- en herinrichtingskosten toekennen indien dit de goedkoopst compenserende voorziening is.
5.5Kosten woningaanpassingen lager dan € 10.000,-
Zijn de kosten van de gevraagde woonvoorzieningen in totaal lager dan € 10.000,-, dan kan het primaat van verhuizen buiten toepassing blijven indien:
Looptijd eigen bijdrage woningaanpassingen
Indien de totale kosten van de woningaanpassingen naar verwachting hoger zijn dan € 10.000,-, dan geldt het primaat van verhuizen.
5.8Doorwerking van een eerdere verhuizing
Wanneer cliënt na verhuizing naar een eerdere niet passende woning opnieuw verhuist, ontstaat een nieuwe situatie die beoordeeld dient te worden.
5.9Beperkingen voorzienbaar bij betrekken woning
Een woonvoorziening wordt geweigerd indien ten tijde van het betrekken van de woonruimte door cliënt te voorzien was dat in deze woonruimte beperkingen bij het normale gebruik van de woonruimte worden ondervonden.
Bij een verhuizing naar een inadequate woning kan de cliënt wel in aanmerking komen voor een woonvoorziening als er geen adequate woning beschikbaar is.
In de Verordening zijn algemene regels opgenomen aangaande de beoordeling van een aanvraag voor een maatwerkvoorziening, waaronder de traplift. In de beleidsregels volgt een nadere uitwerking van deze regels ten aanzien van trapliften.
Een bouwkundige of woontechnische aanpassing wordt in de vorm van natura of in de vorm van een pgb verstrekt.
Er wordt slechts 1 toegang van de woning geschikt gemaakt.
6.3.3Stallingsruimte of berging
Indien het noodzakelijk is een stalling aan te passen, kan hiervoor een voorziening worden verstrekt.
6.3.4Aanpassingen badkamer en toiletruimte
Badkamers worden over een periode van 30 jaar afgeschreven. Een tegemoetkoming in de kosten wordt berekend over dat deel van de voorziening dat op moment van vervanging nog niet is afgeschreven. Voor de vervanging van badkamers ouder dan 30 jaar wordt geen voorziening verstrekt.
Keukens worden over een periode van 20 jaar afgeschreven. Een tegemoetkoming in de kosten wordt berekend over dat deel van de voorziening dat op moment van vervanging nog niet is afgeschreven. Voor de vervanging van keukens ouder dan 20 jaar wordt geen voorziening verstrekt.
Bij een aanbouw of uitbreiding van ruimten wordt een maximaal aantal m2 verleend.
Indien cliënt een woonwagen bewoont, kan het college een woonvoorziening verstrekken indien:
Een zorgunit kan in bruikleen of in de vorm van een pgb worden verstrekt.
Voor het bepalen van de kostprijs van een herplaatsbare losse zorgunit bij een woning wordt 3/25e deel van de waarde van deze voorziening inclusief omzetbelasting (btw) aangehouden, plus de volledige kosten van de plaatsing.
De looptijd van de eigen bijdrage van zorgunits bedraagt 10 jaar.
Hoofdstuk D. Lokaal verplaatsen per vervoermiddel
Het college moet de cliënt in staat stellen maatschappelijk te participeren. Hieronder wordt verstaan dat iemand, ondanks zijn lichamelijke of geestelijke beperkingen, op gelijke voet met anderen in redelijke mate mensen kan ontmoeten, contacten kan onderhouden, boodschappen kan doen en aan maatschappelijke activiteiten kan deelnemen. Dit noemen we verplaatsingen in het leven van alledag.
1.1Onderzoek naar vervoersbehoefte
Om te bepalen of het college moet ondersteunen met een vervoersvoorziening, moet de vervoersbehoefte onderzocht worden.
1.2Aanvaardbare maatschappelijke participatie
Het gaat er niet om hoe vaak een cliënt een bestemming wil bereiken, maar om hoe vaak hij dat zou moeten kunnen.
Vervoer naar sport en recreatie kunnen behoren tot het maatschappelijke leven van een cliënt.
Een vervoersvoorziening of een combinatie van vervoersvoorzieningen die neerkomt op een aflegbare afstand van ongeveer 1.500 tot 2.000 kilometer per jaar, acht het college in beginsel toereikend om iemand in staat te stellen sociale contacten te onderhouden en deel te nemen aan het leven van alledag.
Om voor een maatwerkvoorziening in aanmerking te komen zullen eerst alle mogelijke alternatieven beoordeeld worden. Dit betekent dat eerst eigen kracht, voorliggende voorzieningen, algemeen gebruikelijke voorzieningen en algemene voorzieningen beoordeeld worden.
Om dit te kunnen beoordelen zal allereerst gekeken worden waar de vervoersbehoefte en de beperkingen van de cliënt uit bestaan.
Indien cliënt een beroep kan en wil doen op zijn sociale netwerk is dit voorliggend op het verstrekken van een maatwerkvoorziening.
Indien cliënt een beroep kan en wil doen op ondersteuning van vrijwilligers is dit voorliggend op het verstrekken van een maatwerkvoorziening.
Wanneer een cliënt aanspraak kan maken op een voorziening op grond van een andere wet, hoeft de gemeente geen voorziening te verstrekken. Het uitgangspunt is dan namelijk dat de betrokkene op eigen kracht het probleem op kan lossen, namelijk door zijn aanspraak op grond van de andere wet tot gelding te brengen.
Het openbaar vervoer kan als een passende voorliggende voorziening worden gehanteerd, wanneer een cliënt het openbaar vervoer kan bereiken en gebruiken.
3.2Vrij toegankelijk collectief vraagafhankelijk aanvullend OV/PlusOV
Het vrij toegankelijk collectief vraagafhankelijk aanvullend OV/ PlusOV kan als voorliggend worden gezien indien de vervoersbehoefte van cliënt minimaal is.
Gebruik van Valys is voorliggend voor vervoer naar bestemmingen verder dan 20-25 kilometer van het woonadres.
Het gebruik van een OV-begeleiderskaart kan voorliggend zijn op het inzetten van maatwerk.
3.5Vervoer naar basis en voortgezet (speciaal) onderwijs
Voor vervoer naar basis en voortgezet (speciaal) onderwijs kan een beroep gedaan worden op Leerlingenvervoer. Dit is voorliggend op maatwerk vanuit de Wmo.
3.6Vervoer naar beroepsonderwijs
Als een cliënt gebruik kan maken van een vervoersvoorziening op grond van de WIA, dan hoeft er geen voorziening op grond van de Wmo te worden verstrekt.
Als een cliënt gebruik kan maken van een vervoersvoorziening op grond van de WIA, dan hoeft er geen voorziening op grond van de Wmo te worden verstrekt.
3.8Vervoer naar dagbehandeling Jeugdwet
Voor jeugdigen tot 18 jaar kan voor vervoer naar dagbehandeling een beroep gedaan worden op de Jeugdwet.
3.9Vervoer naar dagbesteding Jeugdwet
Voor jeugdigen tot 18 jaar kan voor vervoer naar dagbesteding geïndiceerd vanuit de Jeugdwet een beroep gedaan worden op deze Jeugdwet.
3.10Vervoer vanuit school naar buitenschoolse opvang/dagbehandeling
Voor vervoer naar buitenschoolse opvang/ dagbehandeling vanuit school kan een beroep gedaan worden op Leerlingenvervoer of Jeugdwet.
Indien de cliënt gebruik kan maken van medisch vervoer op grond van de Zvw, dan hoeft er geen voorziening op grond van de Wmo te worden verstrekt voor dit doel.
Indien de cliënt geen aanspraak kan maken, dan valt het medisch vervoer onder de compensatieplicht.
Een mobiliteitshulpmiddel als een scootmobiel valt onder de Wlz indien de cliënt verblijft in een Wlz-instelling en in deze Wlz-instelling daadwerkelijk behandeling ontvangt. Wel blijft het college voor bewoners van Wlz-instellingen waar behandeling wordt geboden verantwoordelijk voor het Collectief Vraagafhankelijk Vervoer.
Indien via bovenwettelijk begunstigend beleid via de Bijzondere Bijstand een vergoeding kan worden verleend, is dit voorliggend op maatwerk vanuit de Wmo.
Als aan de hand van de inventarisatie van de vervoersbehoefte blijkt dat de vervoersbehoefte minimaal is, en er een groepsvoorziening in de nabije omgeving van de cliënt is, dan wordt gebruik van deze voorziening als voorliggend beschouwd op een individuele maatwerkvoorziening.
4 Algemeen gebruikelijke voorzieningen
Het college hoeft geen maatwerkvoorziening te verstrekken wanneer de voorziening algemeen gebruikelijk is. Vervoerskosten, ook voor de hieronder vermelde algemene voorzieningen, behoren tot de algemene kosten van bestaan en moeten in principe uit het inkomen op bijstandsniveau worden betaald.
Een voorziening kan echter nooit zonder meer algemeen gebruikelijk worden genoemd. Er moet steeds beoordeeld worden of de specifieke voorziening ook voor de cliënt in het concrete geval algemeen gebruikelijk is. Behoort de voorziening naar geldende maatschappelijke opvattingen ook tot het gangbare gebruiks- dan wel bestedingspatroon van een persoon als belanghebbende?
Indien dergelijke aanpassingen nodig zijn bij een aangepaste bruikleenbus/auto, kunnen deze, indien noodzakelijk, worden gecompenseerd.
Een maatwerkvoorziening kan een voorziening zijn of een aanpassing aan een voorziening. Deze kan verstrekt worden in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb).
De Wmo geeft gemeenten tevens de bevoegdheid om burgers financieel tegemoet te komen als zij als gevolg van een chronische ziekte of een beperking aannemelijke meerkosten moeten maken. Dan kan een tegemoetkoming in de meerkosten worden verstrekt.
In de Verordening maatschappelijke ondersteuning 2019 is opgenomen dat het collectief vervoer via PlusOV voorliggend is op het verstrekken van individuele maatwerk vervoersvoorzieningen.
Aan de hand van de vervoersbehoefte zal het college beoordelen of deze ingevuld kan worden met het collectief traject vervoer.
Als het Collectief Vraagafhankelijk Vervoer geen oplossing biedt, kan een andere maatwerkvoorziening worden verstrekt.
Is samen reizen niet mogelijk, dan kan de gemeente indiceren voor individueel taxivervoer.
Een (tegemoetkoming in de kosten van een) autoaanpassing kan worden verstrekt indien:
Indien een kind geen plaats kan nemen in een regulier autozitje, kan het noodzakelijk zijn een aangepaste autozitje in bruikleen te verstrekken.
Indien een auto voor cliënt niet algemeen gebruikelijk kan worden geacht maar wel noodzakelijk wordt bevonden door het college, dan kan hij in aanmerking worden gebracht voor een bruikleenauto.
Een brommobiel kan in bruikleen verstrekt worden indien gebruik van openbaar vervoer, Collectief Vraagafhankelijk Vervoer of individueel taxivervoer om medische redenen niet mogelijk is. En er een substantiële vervoersbehoefte is die door de Wmo gecompenseerd dient te worden.
Een gesloten buitenwagen kan worden verstrekt indien gebruik van openbaar vervoer, collectief vervoer of individueel taxivervoer om medische redenen niet mogelijk is. En er een substantiële vervoersbehoefte is die door de Wmo gecompenseerd dient te worden.
6.14Europese gehandicaptenparkeerkaart
Op grond van Artikel 49 Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (BABW) kan het college een Europese gehandicaptenparkeerkaart verstrekken.
6.15Gemeentelijke gehandicaptenparkeerkaart
Op grond van de “Uitvoeringsvoorschriften gehandicaptenparkeerplaatsen op kenteken gemeente Apeldoorn” kan het college een gemeentelijke gehandicaptenparkeerkaart verstrekken.
6.16Gehandicaptenparkeerkaart op kenteken
Het college kan een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken toekennen indien cliënt voldoet aan de criteria die daarvoor zijn opgenomen In de “Uitvoeringsvoorschriften gehandicaptenparkeerplaatsen op kenteken gemeente Apeldoorn”.
Indien een fietskar of bakfiets voor de cliënt niet als algemeen gebruikelijk kan worden aangemerkt, kan deze worden toegekend indien dit de goedkoopst compenserende voorziening is.
Een rolstoelscooter kan worden toegekend indien dit de goedkoopst compenserende voorziening is.
6.22Haalbaarheidstoets, instructie en gewenningslessen
Standaard wordt door de leverancier een haalbaarheidstoets, instructie en gewenningsles gegeven.
Het college kan een vergoeding voor onderhoud en reparatie verstrekken.
Hoofdstuk E. Verplaatsen in en om de woning
Wanneer iemand beperkt is in de mobiliteit kunnen voorzieningen voor het verplaatsen in en om de woning gebruikt worden. Richtlijn is dat de cliënt in staat gesteld moet worden om zich binnenshuis en buitenshuis in een straal van 100 meter om de woning zelfstandig moet kunnen voortbewegen.
Niet uitsluitend voor verplaatsingen in en om de woning kan compensatie worden aangeboden. Ook wanneer iemand zich dagelijks over langere afstanden moet verplaatsen en hiertoe niet in staat is, kan een voorziening noodzakelijk zijn. Wanneer iemand niet in staat is al dan niet met andere hulpmiddelen een afstand van zo’n 1.000 meter binnen een half uur af te kunnen leggen.
Ter compensatie van de beperkingen kan gedacht worden aan rolstoelen voor dagelijks zittend verplaatsen, zowel door lichaamskracht als elektrisch voort te bewegen. Ook een buggy voor kinderen valt hieronder.
Het gaat om het zich verplaatsen in en om de woning. Dat betekent dat het om verplaatsingen gaat die direct vanuit de woning worden gedaan. Daarom gaat het hier om cliënten die voor het dagelijks zittend verplaatsen zijn aangewezen op een rolstoel of vergelijkbare voorziening.
Om voor een individuele voorziening in aanmerking te komen, zal het college eerst nagaan of in het gesprek mogelijke alternatieven al zijn beoordeeld.
Voor loophulpmiddelen is een voorliggende regeling via de zorgverzekeraar.
Rolstoelen voor incidenteel gebruik zijn niet bedoeld voor dagelijks zittend verplaatsen. Deze voorzieningen vallen daarom onder mogelijkheden anderen te ontmoeten en sociale verbanden aan te gaan.
Voorzieningen voor het verplaatsen in en om de woning worden verstrekt aan cliënten met een zelfstandige woonruimte. Tevens worden voorzieningen verstrekt aan bewoners van instellingen – met uitzondering van verpleeghuizen-, tenzij het onomstotelijk vaststaat dat de Wet langdurige zorg (Wlz) hier zorgplichtig is.
4 Algemeen gebruikelijke voorzieningen
Vervolgens zal het college beoordelen of er andere eigen mogelijkheden zijn die benut kunnen worden.
Cliënten wordt gevraagd of zij de voorziening uit eigen middelen willen bekostigen.
Als er noodzaak bestaat voor een maatwerkvoorziening voor dagelijks gebruik, dan zal door het college een programma van eisen worden opgesteld. Het college kan hiervoor een ergonomisch of medisch advies inwinnen bij een daartoe gecontracteerde adviesinstantie.
Ten aanzien van mantelzorgers zal door het college rekening worden gehouden met hun belangen.
Dat kan bijvoorbeeld betekenen dat als de mantelzorger niet in staat is de rolstoel te duwen, er duwondersteuning op de rolstoel verschaft kan worden. In eerste instantie is echter de zelfredzaamheid van de cliënt het uitgangspunt. Pas wanneer deze ondersteuning nodig heeft van een mantelzorger worden de (on)mogelijkheden van de vaste mantelzorger onderzocht.
Hoofdstuk F. Rolstoel & sportvoorziening
Het is belangrijk voor mensen om de mogelijkheid te hebben om medemensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aan te kunnen gaan, dat wil zeggen lokaal en in het leven van alledag.
Een belangrijke voorwaarde hiervoor zit in een ander te bereiken resultaat: het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel (zie hiervoor).
Een vervoermiddel is veelal nodig om andere locaties waar activiteiten plaatsvinden te bereiken. Hierna worden uitgewerkt: de rolstoel voor incidenteel gebruik en de sportrolstoel.
Het college beoordeelt altijd eerst of, algemeen gebruikelijke, voorliggende en andere gemakkelijk zelf te realiseren voorzieningen mogelijk zijn.
Wanneer het in iemands eigen vermogen ligt het probleem op te lossen, hoeft het college niet te compenseren. De capaciteit van de cliënt om zelf in oplossingen te voorzien wordt dan ook besproken tijdens het gesprek.
Wanneer iemand aangeeft bereid te zijn zelf maatregelen te treffen dan wel een voorziening aan te schaffen, dan zal hier tijdens het gesprek op doorgesproken worden. De consulent kan de cliënt dan nog bijstaan door informatie en advies te geven.
Een rolstoel die slechts incidenteel wordt gebruikt, kan geleend worden via de Zorgverzekeringswet-uitleen. Hier kunnen voorzieningen kosteloos 26 weken geleend worden, en daarna gehuurd worden tegen betaling.
Daarnaast streeft het college er naar uitleenpools op te zetten voor rolstoelen voor incidenteel gebruik.
4 Algemeen gebruikelijke voorzieningen
Indien de cliënt niet in staat of niet bereid is zelf een oplossing te vinden voor zijn probleem, dan beoordeelt het college of er algemene voorzieningen beschikbaar zijn, waarmee de cliënt geholpen kan zijn.
Als het gaat om een vervoerprobleem zal het college eerste beoordelen of dit via het lokaal verplaatsen per vervoermiddel opgelost kan worden.
Het college streeft ernaar zoveel mogelijk algemene voorzieningen op te zetten. Indien in de nabijheid van de cliënt nog geen algemene voorziening beschikbaar is, wordt onderzocht of deze gecreëerd kan worden.
Indien het opzetten van een algemene voorziening binnen redelijke termijn gerealiseerd kan worden, en deze voorziening is passend voor de cliënt, wordt geen maatwerkvoorziening verstrekt.
Gebruik van een voorziening via de uitleen of via een pool kan als voorliggend worden beschouwd op een maatwerkvoorziening.
Vooral op locaties waar zich veel personen bevinden die af en toe gebruik kunnen maken van een rolstoel, zoals in een woonzorgcentrum, wordt het opzetten van een pool wenselijk geacht.
Rolstoel voor incidenteel gebruik
Indien een cliënt voor incidenteel gebruik een voorziening nodig om medemensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aan te gaan, wordt onderzocht in hoeverre deze gebruik kan maken van voorziening via de uitleen of een pool.
Een financiële tegemoetkoming voor de aanschaf van een sportvoorziening kan worden toegekend indien de cliënt een sport op recreatief niveau zelfstandig wenst te beoefenen, en dit om medische redenen niet zonder sportvoorziening kan doen.
Het college biedt cliënten die rolstoel gebonden zijn de mogelijkheid een sport te beoefenen. Er wordt uitsluitend een financiële tegemoetkoming verstrekt in de aanschaf en instandhoudingkosten van sportvoorzieningen.
Binnen de gemeente Apeldoorn is dagbesteding zowel vorm gegeven binnen de algemene voorzieningen als binnen maatwerkvoorzieningen. Binnen de algemene voorzieningen gaat het in essentie om de lichtere vormen van dagbesteding die tevens dicht tegen sommige collectieve begeleidingsvormen in de ontmoetingsplekken ligt.
Daarnaast is een groot deel van de arbeidsmatige dagbesteding ingericht binnen de algemene voorzieningen. Arbeidsmatige dagbesteding, is het uitvoeren van allerlei activiteiten met een arbeidsmatig karakter door mensen in kwetsbare posities. Op dit onderdeel is er overlap met de Participatiewet en het doel is om te bezien over doorstroming naar loonvormende arbeid mogelijk is of dat arbeidsmatige dagbesteding het beste past.
Dagbesteding algemene voorziening gaat voor op maatwerk dagbesteding.
(Of het nu om een cliënt gaat die zelfstandig woont, of een cliënt die beschermd woont.)
Vanuit de thuissituatie kan (deels) door middel van mantelzorg de dag gestructureerd worden en kunnen activiteiten samen worden gedaan.
4 Algemeen (gebruikelijke) voorzieningen
Onder Dagbesteding algemene voorzieningen verstaan we:
• dagactiviteiten ( zowel recreatief als de uitvoering van maatschappelijke taken)
De activiteiten die in het kader van de dagbesteding plaatsvinden geven de bezoeker een gevoel van eigenwaarde en dragen bij aan het gevoel van betekenis te zijn voor de samenleving. Er wordt aangesloten op de behoefte en talenten van de bezoekers.
Dagbesteding algemene voorziening gaat om de gestructureerde ondersteuning die geboden wordt aan kwetsbare doelgroepen die de volgende ondersteuningsvormen nodig hebben:
De dagbesteding algemene voorzieningen is aanvullend op de ondersteuning die in de ontmoetingsplekken worden geboden; met meer dagritme, structuur en eventueel rust. Daarnaast is er ook meer aandacht voor individuele ondersteuningsvragen en begeleidingsdoelen van de bezoeker. De begeleiding is minimaal 1 op 10 bezoekers.
De dagbesteding algemene voorzieningen zijn te vinden op de website dagbesteding.apeldoorn.nl
Voor dagbesteding binnen de AV is geen indicatie nodig. Een bezoeker is zelf verantwoordelijk voor zijn vervoer en de kosten voor consumpties en dergelijke.
De meeste dagbestedingslocaties Maatwerk in Apeldoorn zijn omgezet naar dagbestedingslocaties Algemene Voorziening. De locaties voor zwaardere doelgroepen zoals ernstige dementie, ernstige verslaving, zware verstandelijke beperking, ernstige NAH en een intensieve lichamelijke ondersteuningsvraag zijn maatwerkvoorzieningen. De ernst van de ondersteuningsvraag ligt bij deze doelgroepen veelal dicht tegen de WLZ of behandeling.
Met ingang van 1 januari 2015 zijn gemeenten verantwoordelijk voor de uitvoering van Maatschappelijke Opvang en Beschermd Wonen in de Wmo. Wij geven deels uitvoering aan deze taken via de regionaal ingekochte zorg- en ondersteuningsproducten Wonen/Verblijf. De gemeente Apeldoorn is financieel budgethouder voor regiogemeenten Brummen, Epe, Hattem, Heerde en Voorst en ontvangt hiervoor een rijksvergoeding van het rijk. De genoemde regiogemeenten hebben Apeldoorn gemandateerd en gemachtigd om toegangsbesluiten te nemen, cliënten een beschikking te sturen en met aanbieders een dienstverleningsovereenkomst aan te gaan. De rijksvergoeding zal waarschijnlijk vanaf 1-1-2021 rechtstreeks naar de individuele gemeenten gaan. Regionaal is een convenant in voorbereiding voor de toekomstige gezamenlijke werkwijze.
Bij Wonen/Verblijf gaat het om het bieden van onderdak en begeleiding aan mensen met
psychische of psychosociale problemen.
Wonen/met Verblijf is een maatwerkvoorziening. Deze maatwerkvoorziening biedt mensen waar nodig
toezicht en ondersteuning in de nabijheid, (groeps-)structuur, begeleiding en een agogisch klimaat. De doelstelling van Wonen/Verblijf is de zelfredzaamheid van mensen met psychische en/of psychosociale problemen, die niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving, te vergroten zodat zij naar vermogen kunnen participeren in de samenleving en zo goed mogelijk zelfstandig kunnen wonen.
De zorg- en ondersteuningsproducten zijn als volgt ingekocht:
Wonen/Verblijf Individueel met begeleiding Perspectief: Cliënt is stabiel, maar ondervindt problemen op meerdere leefgebieden. Cliënt beschikt over dusdanige zelfregie en zelfinzicht dat zelfstandig wonen op korte termijn realistisch is. De begeleiding is gericht op het aanleren van vaardigheden voor zelfstandig wonen, passend bij de ontwikkelfase. Cliënt kan vervolgstap maken richting reguliere woonplek. Dat betekent uitstroom en eventueel nog ambulante begeleiding. De cliënt krijgt ondersteuning bij het realiseren van een passende vervolgplek. De begeleiding is niet 24 uur per dag aanwezig, maar wel op afroep beschikbaar.
Wonen/Verblijf Groep met begeleiding Perspectief: Cliënt is stabiel, maar ondervindt problemen op meerdere leefgebieden. Cliënt beschikt over enige matige van zelfinzicht en zelfregie. Cliënt heeft behoefte aan groepsstructuur. Zelfstandig wonen is (nog) geen optie. Begeleiding is gericht op het aanleren van vaardigheden m.b.t. zelfstandigheid, passend bij de ontwikkelfase. Cliënt kan vervolgstap maken. Als volledige zelfstandigheid (nog) niet mogelijk is, dan naar lichtere vormen van (ambulante) ondersteuning. De begeleiding is niet 24 uur per dag aanwezig, maar wel op afroep beschikbaar.
Wonen/Verblijf Groep met begeleiding Intensief: Cliënt is instabiel, maar niet in crisis. Intensieve, maar niet planbare zorgvraag. Regie moet (tijdelijk) worden overgenomen. Focus ligt op stabiliseren van cliënt en zijn omgeving, doorbreken van bestaande patronen en het aanleren van vaardigheden m.b.t. zelfstandigheid, passend bij de levensfase. Cliënt is gestabiliseerd. De zorgvraag is nog niet weggenomen, maar wel planbaar. Doorstromen naar een lichtere vorm van (ambulante) ondersteuning. De begeleiding is 24 uur per dag aanwezig.
Wonen/Verblijf Groep met begeleiding Duurzaam: Cliënt is reeds enige tijd stabiel. De kans op herstel is niet in te schatten en heeft niet de primaire focus. Gezien problematiek en leefbaarheid zijn op korte termijn geen grote ontwikkelstappen te verwachten. Stabiel houden en bestendigen van aangeleerde vaardigheden. Het bieden van een stabiele omgeving en het creëren van routine. Vasthouden wat de cliënt heeft bereikt, voorkomen van terugval. De begeleiding is niet 24 uur per dag aanwezig, maar wel op afroep beschikbaar.
Time-Out Voorziening: Het is een kortdurende voorziening, cliënt verblijft er tussen de vier en de zes weken. De cliënt is door zijn of haar zorgbehoefte, waar psychiatrische en/of gedragsproblematiek en/of verslavingsproblematiek onderdeel van uitmaakt, (tijdelijk) aangewezen op zorg die gepaard gaat met permanent toezicht (24 uur). Ook kan dit product worden ingezet bij schorsing, bijvoorbeeld vanwege overlast binnen de leefgroep. Deze hulp wordt op een locatie van een opdrachtnemer geboden. Er is 24 uur (pedagogische) begeleiding aanwezig voor ondersteuning aan de cliënt en/of voor het organiseren van dagactiviteiten. Professionele ondersteuning die al betrokken is bij de cliënt of cliëntsysteem wordt zo optimaal mogelijk benut. Begeleiding Individueel is onderdeel van dit product (hoeft niet apart te worden beschikt).
Het college stelt aan de hand van onderstaande criteria vast of de cliënt in aanmerking komt voor één van bovenstaande Wonen/Verblijf producten:
De problemen die de cliënt ondervindt in het zelfstandig handhaven in de samenleving zijn niet op te lossen op eigen kracht, bijvoorbeeld met gebruikelijke hulp, mantelzorg, hulp van andere personen uit het sociale netwerk, gebruikmaking van algemeen gebruikelijke voorzieningen, algemene voorzieningen of voorliggende voorzieningen, (para)medische zorg en/of door extramurale begeleiding.
In het werkproces hanteert de regio de Werkwijzer ‘Medisch noodzakelijk verblijf GGZ’.
Alle colleges in de regio hebben een besluit genomen om zich te houden aan:
De colleges hebben tevens het besluit genomen om de bij deze convenanten behorende beleidsregels ook ongewijzigd vast te stellen als beleidsregels van de desbetreffende gemeenten.
Naast hetgeen in artikel 15, lid 2 van de verordening is geregeld, kan het college een maatwerkvoorziening Wonen/Verblijf tevens weigeren of intrekken indien:
Voor burgers die voor 1 januari 2015 al een indicatie voor een GGZ C pakket vanuit de AWBZ kregen, geldt dat er sprake is van overgangsrecht. In deze overgangsperiode moet de gemeente in overleg met de cliënt een ondersteuningsarrangement vaststellen, tegen de op dat moment geldende tarieven voor deze ondersteuning.
Wie op 1 januari 2015 een geldige indicatie op grond van de AWBZ heeft voor een ZZP GGZ-C gaat in eerste instantie over naar Wonen/Verblijf in de Wmo. De cliënt behoudt zijn aanspraken op zijn oorspronkelijke Awbz-indicatie tenminste voor een periode van 5 jaar of indien de lopende indicatie voor een kortere periode geldt, voor de nog resterende duur van die indicatie en uiterlijk tot 1-1-2020.
Indien een cliënt sinds 1-1-2015 ononderbroken gebruik maakt van een intramurale voorziening en met instemming van de cliënt is een ondersteuningsplan opgesteld waarbij de cliënt zelfstandig gaat wonen, schort het college het overgangsrecht op de oorspronkelijke indicatie voor intramuraal verblijf op gedurende een periode van 90 dagen.
Voor mensen die gebruikmaken van het PGB geldt dat zij gedurende de periode van één jaar recht houden op dit PGB (uiterlijk tot 1-1-2016) en dat zij vervolgens tot de einddatum van de indicatie of uiterlijk tot 1-1-2020 wél recht houden op hun indicatie.
Binnen de Wmo is ambulante ondersteuning voorliggend op Wonen/Verblijf.
Voor cliënten in Wonen/Verblijf is dagbesteding in de vorm van een algemene voorziening voorliggend aan dagbesteding in de vorm van een maatwerkvoorziening.
4 Algemeen gebruikelijke voorzieningen
Niet van toepassing voor Wonen/Verblijf.
De beschikbare maatwerkvoorzieningen staan in de actuele productcodelijst weergegeven.
Bijlage 1: Begrippen Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning en Jeugd 2019
Direct aanwezige zorg, begeleiding en toezicht, die gericht is op het bevorderen van zelfredzaamheid en participatie, psychisch en psychosociaal beter functioneren, stabilisatie van het psychiatrisch ziektebeeld, het voorkomen van verwaarlozing of maatschappelijke overlast of het afwenden van gevaar voor de cliënt of voor anderen.
Vervoer per taxi, taxibus of bustaxi.
De prijs waarvoor een voorziening wordt ingekocht door het college.
Een voorziening anders dan de jeugdhulp in het kader van de jeugdwet, op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen.
De stapeling / optelsom van de eigen bedragen (berekend en geïnd door het CAK) kan nooit meer bedragen dan de maximum gestelde eigen bijdrage door het Rijk.
Beschermd Wonen / Wonen/Verblijf
wonen in een accommodatie van een instelling met 24-uurs toezicht.
Stichting Centrum voor Jeugd en Gezin Apeldoorn; toegang voor individuele voorzieningen op grond van de Jeugdwet.
Het college van burgermeester en wethouders van de gemeente Apeldoorn.
Cliënt zoals gedefinieerd in de Wet maatschappelijke ondersteuning of in de Jeugdwet.
Aaneengesloten periode van maximaal vier uren.
De (individuele) (maatwerk)voorziening die het goedkoopst compenserend is.
De (ex) echtgenoot of echtgenote, de persoon met wie men samenwoont of een samenlevingscontract of geregistreerd partnerschap heeft, ouders, pleegouders, schoonouders, kinderen, pleegkinderen, stiefkinderen, schoonzonen en schoondochters;
Personen die voor hun overnachting aangewezen zijn op straat, of op een kortdurend verblijf in een laagdrempelige opvangvoorziening (minimaal 10 nachten per jaar) of een tijdelijk onderkomen bij familie, vrienden of kennissen.
Er is sprake van formele hulp in de volgende situaties:
Een zelfstandige zonder personeel of freelancer die blijkens de handelsbenaming uit de KvK zich primair richt op de benodigde ondersteuning, zoals vastgelegd in het ondersteuningsplan of hulpverleningsplan én werkt conform de beroepscode van de beroepsgroep, waarbij het werken conform een geldende methodiek onderdeel is.
hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van de
echtgenoot, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten.
Partner, ouder, inwonend kind of andere huisgenoot die de normale, dagelijkse hulp biedt aan een
partner, kind of andere huisgenoot.
De budgethouder schakelt hulp van een derde in die instaat voor de nakoming van de aan het persoonsgebonden budget verbonden verplichtingen. De budgethouder blijft financieel verantwoordelijk en aansprakelijk voor de besteding van het pgb.
Van een gezamenlijke huishouding is sprake indien twee personen hun hoofdverblijf in dezelfde woning
hebben en zij blijk geven zorg te dragen voor elkaar door middel van het leveren van een bijdrage in de
kosten van de huishouding dan wel anderszins. Een gezamenlijke huishouding wordt in ieder geval
aanwezig geacht indien de betrokkenen hun hoofdverblijf hebben in dezelfde woning en:
De persoon met wie de cliënt duurzaam een gezamenlijk huishouden voert.
Diensten geboden door informele of formele hulpverleners, die op grond van de Wmo of Jeugdwet als (individuele) (maatwerk)voorziening worden ingezet.
Er is sprake van informele hulp indien de hulpverlener(s) niet voldoen aan de criteria voor een formele hulp.
Inherente afwijkingsbevoegdheid
(vgl. art 4:84 Awb) Van een (bijlage bij een) beleidsregel moet worden afgeweken als de (bijlage bij een) beleidsregel voor één of meer belanghebbenden gevolgen zouden hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de (bijlagen bij de) beleidsregels te dienen doelen. Bij bijzondere omstandigheden gaat het om niet in dit protocol genoemde omstandigheden én waarin de strikte navolging van de regeling zou leiden tot een niet beoogde uitkomst.
Kosten voor onderhoud en reparatie van een mogelijke krachtens de wet toe te kennen individuele maatwerkvoorziening.
Cliënt in de leeftijd van 18 tot 23 jaar.
De aanschafprijs van een maatwerkvoorziening inclusief eventuele kosten van onderhoud, reparatie, verzekering en depotbeheer.
Leefomgeving waarop cliënt is aangewezen in verband met noodzakelijk samenhangende hulp. Het leefklimaat kan bestaan uit een beschermende woonomgeving, een therapeutisch leefklimaat of er wordt permanent toezicht geboden.
Maatwerkvoorziening Beschermd Wonen
Op de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van een persoon afgestemd geheel van diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen ten behoeve van beschermd wonen.
Hulp ten behoeve van zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen, opvang, jeugdhulp, het opvoeden en opgroeien van jeugdigen en zorg en overige diensten als bedoeld in de Zorgverzekeringswet, die rechtstreeks voortvloeien uit een tussen personen bestaande sociale relatie en die niet wordt verleend in het kader van een hulpverlenend beroep.
De format zorgovereenkomsten die de SVB ter beschikking stelt.
Ondersteuningsplan of hulpverleningsplan
Een plan van aanpak opgesteld door het college en/of de cliënt of het gezin, al dan niet samen met de mantelzorgers, informele en formele hulpen. Waarin staat welke vragen er zijn, welke doelen zijn gesteld en welke algemene (Wmo), andere of overige voorzieningen (Jeugdwet) en/of (individuele) (maatwerk)voorzieningen worden ingezet.
salarisadministratie, uitgevoerd door de SVB, voor:
De SVB zorgt op verzoek van cliënt en hulpverlener voor de maandelijkse afdrachten van belastingen en premies op het loon van de hulpverlener en deze ontvangt een salarisstrook.
Onderdak en begeleiding aan personen die de thuissituatie hebben verlaten, al dan niet in verband met risico’s voor hun veiligheid als gevolg van huiselijk geweld of kindermishandeling. Deze personen zijn niet in staat zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving (artikel 1.1.1 Wmo 2015).
gezaghebbende ouder, adoptiefouder, stiefouder of een ander die een jeugdige als behorend tot zijn gezin verzorgt en opvoedt, niet zijnde een pleegouder.
Hulp in de terminale levensfase van een cliënt met een levensbedreigende ziekte, waarvoor cliënt geen (medische) behandeling meer krijgt die gericht is op herstel of levensverlenging. De hulp is vooral gericht op pijnbestrijding en behoud van kwaliteit van leven.
Huisgenoot met wie de cliënt is gehuwd of een relatie onderhoudt die daarmee gelijk wordt gesteld
De landelijke belangenvereniging van mensen met een pgb;
Het pgb-plan bestaat uit een plan van aanpak, een begroting, de zorgovereenkomsten en de zorgbeschrijvingen per hulpverlener.
Een overzicht met onderwerpen waarbij staat of, en zo ja onder welke voorwaarden, die vanuit het pgb vergoed kunnen worden
Respijtzorg doet zich voor in situaties waarin de huisgenoot, partner of ouder die feitelijk gebruikelijke hulp op zich dient te nemen, maar daartoe niet in staat is wegens (dreigende) overbelasting, die anderszins niet door hem is op te lossen. Alleen dan kan, op titel van respijtzorg, de hulp die als gebruikelijke hulp moet worden beschouwd, worden meegenomen. Het gaat dan om een individuele maatwerkvoorziening op grond van de Wmo of Jeugdwet als woont de cliënt zonder gebruikelijke hulpverlener.
Uitgevoerd door de SVB, als de cliënt een arbeidsovereenkomst heeft met een hulpverlener die minimaal 4 dagen per week voor de cliënt werkt waardoor de cliënt werkgever of opdrachtgever wordt. De cliënt is verplicht een salarisadministratie bij te houden. De SVB maakt maandelijks het loon voor de hulpverlener en de afdrachten aan de Belastingdienst over, verzorgt salarisstroken en de jaaropgave en doet de jaaraangifte loonheffingen namens de cliënt.
De Sociale Verzekeringsbank (SVB). De SVB ondersteunt cliënten en voert het trekkingsrecht uit.
De levensfase waarin de levensverwachting van cliënt korter is dan drie maanden. Het is de behandelend arts van de cliënt die dit vaststelt.
De cliënt krijgt het pgb niet meer op de eigen bankrekening gestort. De SVB beheert het pgb. De SVB betaalt in opdracht van de cliënten de hulpverleners met wie een zorgovereenkomst is gesloten. Ook controleert de SVB in opdracht van de gemeente de uitgaven die worden gedaan uit het pgb.
De broers, zussen, zwagers, schoonzussen, grootouders, kleinkinderen.
Persoon of rechtspersoon die een cliënt vertegenwoordigt die niet in staat kan worden geacht tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake. Personen of rechtspersonen die als vertegenwoordiger kunnen optreden zijn de curator, de mentor of de gevolmachtigde van de cliënt, dan wel, indien zodanige persoon of rechtspersoon ontbreekt, zijn echtgenoot, de geregistreerde partner of andere levensgezel van de cliënt, tenzij deze persoon dat niet wenst, dan wel, indien ook deze persoon ontbreekt, zijn ouder, kind, broer of zus, tenzij deze persoon dat niet wenst.
Wet schuldsanering natuurlijke personen.
Brengt de mate van zelfredzaamheid van cliënten eenvoudig en volledig in beeld. De ZRM toetst de zelfredzaamheid op de leefgebieden: inkomen, dagbesteding, huisvesting, gezinsrelaties, geestelijke gezondheidszorg, fysieke gezondheid, verslaving, vaardigheden bij activiteiten van het dagelijks leven (ADL), sociaal netwerk, maatschappelijke participatie en justitie. Per leefgebied is aangegeven welke feitelijke omstandigheden bij welk niveau van zelfredzaamheid horen.
Wonen in een eigen (huur)woning met extramurale ondersteuning.
Een beschrijving van de betaalde hulp die de informele en formele hulpverleners bieden en de reden waarom deze ondersteuning noodzakelijk is.
Bijlage 2: Het trechtermodel gemeente Apeldoorn
Bijlage 3: Richtlijn Gebruikelijke Hulp
Kortdurende en langdurige situaties
Bij gebruikelijke hulp wordt een onderscheid gemaakt in kortdurende en langdurige situaties.
Kortdurend: er is uitzicht op herstel van het gezondheidsprobleem en de daarmee samenhangende zelfredzaamheid van de cliënt. Het gaat hierbij over het algemeen over een periode van maximaal drie maanden.
Langdurig: het gaat om chronische situaties waarbij naar verwachting de hulp langer dan drie maanden nodig zal zijn.
Algemeen aanvaarde maatstaven:
Bij de cliënt met een complexe hulpvraag kan het noodzakelijk zijn dat deze door twee hulpverleners geleverd wordt. Is er sprake van gebruikelijke hulp, dan wordt dit toegepast op de te leveren hulp door de eerste persoon. Voor de door de tweede persoon te leveren hulp wordt de (gemiddelde) tijd volledig toegekend.
Voor de aanwezigheid van een tweede hulpverlener ter ondersteuning van bijvoorbeeld een fysiotherapeut is de cliënt niet aangewezen op ondersteuning vanuit de Wmo of Jeugdwet, de verantwoordelijkheid voor de adequate hulpverlening ligt bij de therapeut zelf.
Algemeen beoordelingskader bij kinderen
Het onderzoek door het CJG naar de aanspraak op een individuele voorziening op grond van de Jeugdwet in relatie tot gebruikelijke hulp van ouders aan kinderen richt zich allereerst op het bepalen van de stoornissen en beperkingen die voortkomen uit een aandoening.
Om vast te stellen op welke hulp het kind redelijkerwijs is aangewezen, wordt door het CJG, gelet op de omstandigheden van het betrokken kind, beoordeeld welke hulp op het gebied van persoonlijke verzorging en hulpverlening uitgaat boven de hulp die een kind van dezelfde leeftijd zonder beperkingen redelijkerwijs nodig heeft. Bij die beoordeling dienen de leeftijd van het kind, de aard van de zorghandelingen, de frequentie van deze zorghandelingen en de omvang van de daarmee gemoeide tijd te worden betrokken. Deze thema’s worden hieronder uitgelegd. Tevens wordt beoordeeld of sprake is van een of meer uitzonderingen die van invloed kunnen zijn bij het bepalen van de gebruikelijke hulp van ouders aan kinderen. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met die situaties waarbij ouders voortdurend in de nabijheid moeten zijn om onplanbare hulp en toezicht te leveren vanwege de (chronische) aandoening, stoornissen en beperkingen van het kind.
Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met verschillen die tussen kinderen in dezelfde leeftijdscategorie bestaan. Bij de beoordeling van wat tot gebruikelijke hulp van ouders voor hun kinderen behoort, past daarom een zekere marge. Ook bij gezonde kinderen van dezelfde leeftijd kan de hulp die het ene kind nodig heeft meer of minder zijn dan de hulp die een ander kind nodig heeft. Het ene kind is nu eenmaal gemakkelijker of sneller zelfstandig dan het andere kind.
Voorbeeld: Veel kinderen van 4 jaar zijn overdag zindelijk en gaan zelf naar het toilet, maar het is niet ongewoon dat een kind van deze leeftijd hier stimulans, hulp of toezicht bij nodig heeft.
B. Aard van de zorghandelingen
Op zorghandelingen die het kind zelfstandig kan uitvoeren, is dat kind redelijkerwijs niet aangewezen op een individuele voorziening.
Gebruikelijke hulp bij kinderen kan ook handelingen omvatten die niet standaard bij alle kinderen voorkomen. Het gaat dan om handelingen die een gebruikelijke hulphandeling vervangen, zoals het geven van sondevoeding in plaats van eten. Of om handelingen die in samenhang met reguliere zorgmomenten kunnen worden geboden, zoals het geven van medicijnen. Bij gebruikelijke hulp gaat het om handelingen, zoals omschreven in de hoofdstukken persoonlijke verzorging en hulpverlening.
Voorbeelden van handelingen die gebruikelijke hulphandelingen vervangen, kunnen zijn: het legen van een katheterzakje in plaats van verschonen; bij een kind met een verstandelijke beperking oefenen met het gebruik van pictogrammen in plaats van oefenen met topografie.
C. Frequentie en patroon van de zorghandelingen
Zorghandelingen die meelopen in het normale patroon van dagelijkse hulp aan een kind, zoals drie keer eten per dag, kunnen als gebruikelijke hulp worden aangemerkt.
Voorbeeld: Als een kind bij het ontbijt en het naar bed gaan medicatie aangereikt moet krijgen, loopt dit mee in de het normale patroon van dagelijkse hulp aan een kind en wordt dit als gebruikelijke hulp aangemerkt. Hetzelfde geldt voor het aanreiken van spullen of speelgoed na afloop van de maaltijd of na een drinkmoment, bij kinderen met een lichamelijke beperking.
Een voorbeeld van zorghandelingen die niet meelopen in het normale patroon van dagelijkse hulp van ouders aan een kind, is het meerdere malen per nacht bieden van hulp van ouders aan een ouder kind. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met die zorgsituaties waarbij ouders voortdurend in de nabijheid moeten zijn om onplanbare hulp en toezicht te leveren vanwege de (chronische) aandoening, stoornissen en beperkingen van het kind.
D. Omvang van de met de zorghandelingen gemoeide tijd
De omvang van de tijd die met de zorghandelingen is gemoeid, kan meebrengen dat niet langer van gebruikelijke hulp sprake is.
Voorbeeld: alle kinderen hebben tot een bepaalde leeftijd hulp nodig bij wassen en kleden, maar als deze handelingen veel meer tijd kosten vanwege bijvoorbeeld spasticiteit, wordt deze extra tijd niet als gebruikelijke hulp gezien.
De hiervoor genoemde criteria moeten telkens in samenhang en gelet op de omstandigheden van het kind worden beoordeeld.
Zo kan bij een kind van een bepaalde leeftijd dat is aangewezen op handelingen die niet bij alle gezonde kinderen voorkomen en die kunnen meelopen in het gebruikelijke patroon van dagelijkse verzorging, niet langer sprake zijn van gebruikelijke hulp vanwege de (extra) tijd die met deze zorghandelingen gemoeid gaat.
Een concrete uitwerking: het geven van medicatie (aard) bij een kind van 9 jaar (leeftijd) is gebruikelijke hulp.
Als de medicatie elke nacht (meerdere malen) moet worden toegediend, loopt dit niet mee in het dagelijkse patroon en moet beoordeeld worden of ouders hierdoor zodanig belast worden dat het niet meer redelijk is dit als gebruikelijke hulp te beschouwen.
Bij de beoordeling wordt gebruik gemaakt van de richtlijnen die zijn opgenomen in dit protocol.
Het uitgangspunt van de richtlijn is de hulp die ouders volgens heersende maatschappelijke opvattingen moeten bieden aan kinderen zonder beperkingen, rekening houdend met verschillen die bij kinderen in dezelfde leeftijdscategorie bestaan.
Het resultaat van stap 2 laat de aard en de omvang van de hulp zien waar het kind vanuit de Jeugdwet op is aangewezen. In de respectievelijke stappen 3, 4 en 5 van het onderzoek wordt gekeken naar de invloed van het compenserend vermogen van de mantelzorger in relatie tot het uiteindelijke besluit.
Partners onderling, in kortdurende situaties
Persoonlijke verzorging van de volwassen cliënt door zijn partner is alleen gebruikelijke hulp als er sprake is van een kortdurende zorgsituatie met uitzicht op een dusdanig herstel van het gezondheidsprobleem en de daarmee samenhangende zelfredzaamheid van de cliënt, dat een individuele maatwerkvoorziening op grond van de Wmo daarna niet langer is aangewezen.
Daarbij gaat het over het algemeen over een periode van maximaal drie maanden. Van partners wordt in die situatie verwacht dat zij elkaar alle persoonlijke verzorging bieden. De zorgplicht van partners onderling betreft persoonlijke, lichaamsgebonden zorg in de vorm van assistentie en overname bij de algemeen dagelijkse levensverrichtingen, maar ook aandacht en begeleiding bij een aandoening. Bijvoorbeeld als de partner een been breekt. Cliëntsoevereiniteit behoort bij partners onderling niet tot de categorie uitzonderingen en is daarom hier niet van toepassing, ook niet vanwege geloofsovertuiging, culturele achtergrond of binnen een gezinssituatie waarin partners ruzie hebben.
Partners onderling, in langdurige situaties
Als vanaf de start van de zorgsituatie duidelijk is dat deze een langdurig karakter heeft, is er geen
sprake van gebruikelijke hulp. Er hoeft dan niet eerst drie maanden ‘gebruikelijke hulp’ door partners geleverd te worden, alvorens een individuele maatwerkvoorziening kan worden toegekend.
Volwassen inwonende kinderen en/of andere volwassen huisgenoten onderling
Persoonlijke verzorging van volwassen inwonende kinderen en andere volwassen huisgenoten, anders dan partners onderling, is geen gebruikelijke hulp.
Ouders aan kinderen, in kortdurende situaties
Alle persoonlijke verzorging door de ouder aan het kind is gebruikelijke hulp als er sprake is van een kortdurende zorgsituatie met uitzicht op een dusdanig herstel van het gezondheidsprobleem en de daarmee samenhangende zelfredzaamheid van de cliënt, dat een Individuele voorziening op grond van de Jeugdwet daarna niet langer is aangewezen. Daarbij gaat het over het algemeen over een periode van maximaal drie maanden. Voorbeeld: het (extra) verschonen bij buikgriep.
Ouders aan kinderen, in langdurige situaties
Een kind is aangewezen op een individuele voorziening op grond van de Jeugdwet als het gaat om een chronische situatie, waarbij de gebruikelijke hulp in vergelijking tot kinderen zonder een chronische hulpvraag van dezelfde leeftijdscategorie volgens de in de bijlage opgenomen richtlijn wordt overschreden. Gebruikelijke hulp bij kinderen kan ook handelingen omvatten die niet standaard bij alle kinderen voorkomen. Het gaat dan om handelingen die een gebruikelijke hulphandeling vervangen, zoals het geven van sondevoeding in plaats van eten, of om handelingen die in samenhang met reguliere zorgmomenten kunnen worden geboden zoals het geven van medicijnen.
Voorbeeld: het toedienen van eten en drinken door een ouder aan een kind van 2 jaar is gebruikelijke hulp, ook als het om sondevoeding gaat. Als het voeden van dit kind via de sonde meer tijd kost, of vaker moet gebeuren dan de normale dagelijkse eet- en drinkmomenten, kan er een aanspraak op een individuele voorziening zijn.
Als een kind een handeling zelf kan uitvoeren, is er op grond van het begrip ‘redelijkerwijs’ geen aanspraak op een individuele voorziening, zoals het legen of wisselen van een katheterzakje.
Het aanleren van handelingen op het gebied van persoonlijke verzorging aan derden (familie, vrienden) is gebruikelijke hulp. Als anderen dan de gebruikelijke hulpverlener de handelingen uitvoeren als de gebruikelijke hulpverlener niet aanwezig is, wordt van de gebruikelijke hulpverlener verwacht dat hij die handelingen zelf aan de desbetreffende persoon aanleert.
Naast de algemene uitzonderingen die zijn beschreven aan het begin van dit protocol, geldt voor kinderen daarnaast:
1.Voor zover een partner of ouder geobjectiveerde beperkingen heeft en/of kennis/vaardigheden mist om gebruikelijke persoonlijke verzorging ten behoeve van cliënt uit te voeren en deze vaardigheden niet kan aanleren, wordt van hen geen bijdrage verwacht.
Bij kinderen geldt deze uitzondering alleen voor zover het handelingen betreft die bij een gezond kind c.q. een kind zonder beperkingen niet voorkomen. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het geven van sondevoeding of medicijnen.
Voor zover een partner of ouder overbelast is of dreigt te raken wordt van hem of haar geen bijdrage verwacht, totdat deze (dreigende) overbelasting is opgeheven. Daarbij geldt het volgende:
Wanneer er voor de partner of ouder eigen mogelijkheden en/of voorliggende voorzieningen zijn om de (dreigende) overbelasting op te heffen, dienen deze eigen mogelijkheden en/of voorliggende voorzieningen hiertoe te worden aangewend. Als er sprake is van (dreigende) overbelasting vanwege het zelf leveren van hulpverlening in het kader van een maatwerkvoorziening, dient men die overbelasting op te heffen door deze hulp door (andere) hulpverleners uit te laten voeren/in te kopen.
Voor zover de (dreigende) overbelasting wordt veroorzaakt door maatschappelijke activiteiten buiten de gebruikelijke persoonlijke verzorging, wel of niet in combinatie met een fulltime school- of werkweek, gaat het verlenen van gebruikelijke persoonlijke verzorging voor op die maatschappelijke activiteiten.
Voor zover gebruikelijke persoonlijke verzorging bij kinderen van niet uitstelbare aard is en degene die de gebruikelijke hulp moet verlenen niet beschikbaar is, wegens reguliere school- of werkweek van hem/haar zelf of van het kind, kan hiervoor een individuele voorziening worden toegekend. Bij zorghandelingen tijdens de kinderopvang of tijdens het onderwijs, is sprake van persoonlijke verzorging als het gaat om handelingen die organisaties voor kinderopvang of onderwijs niet plegen te bieden, zoals het geven van sondevoeding in plaats van eten.
Persoonlijke verzorging tijdens kinderopvang
De opvang/zorg die instanties voor kinderopvang plegen te bieden is gebruikelijke hulp.
Alleen voor de hulp die aanvullend nodig is aan de opvang/zorg, zoals instanties voor kinderopvang die plegen te bieden, is er aanspraak op een individuele voorziening op grond van de Jeugdwet. De niet-uitstelbare persoonlijke verzorging en verpleging kan tijdens kinderopvang geïndiceerd worden.
Voorbeeld: een baby krijgt bij de kinderopvang drie keer per dag een flesje. Voor een baby valt het geven van een flesje onder normale dagelijkse zorg, zoals kinderopvang die biedt, dat is dus geen hulpverlening die onder de Jeugdwet valt. Nu kost het bij deze baby, vanwege ernstige slikproblemen, extra tijd om dat flesje te geven. Voor het geven van een flesje staat gemiddeld 20 minuten per keer en bij deze baby kost het 35 minuten per keer.
De minuten meer tijd komen voort uit aandoening gerelateerde stoornissen en beperkingen. De extra tijd die het kost om het flesje te geven, valt wel onder de Jeugdwet, dus: drie keer 15 minuten = 45 minuten per dag dat het kind gebruik maakt van de kinderopvang. Wanneer de baby geen flesje zou krijgen maar sondevoeding, dan is de volledige tijd voor het toedienen van de sondevoeding tijdens de kinderopvang hulpverlening die valt onder de Jeugdwet. Het geven van sondevoeding valt niet onder hulp zoals instanties voor kinderopvang die bieden. Om deze reden kan het geven van sondevoeding gedurende de kinderopvang volledig worden toegekend.
Persoonlijke verzorging tijdens onderwijs
De school biedt gangbare en normale dagelijkse hulp, zoals het strikken van veters, het aantrekken van een jas en hulp bij toiletgang bij kleuters. Voor deze gangbare en normale dagelijkse hulp kan geen maatwerkvoorziening worden ingezet.
Gedurende de tijd dat een kind de school bezoekt, is er voor de niet-uitstelbare hulp geen verplichting
voor de ouders om deze gebruikelijke hulp op school te leveren. Deze hulp kan dus worden toegekend. De onderwijsregelgeving is voorliggend op een maatwerkvoorziening vanuit de Jeugdwet tijdens schooltijd.
Partners onderling, ouders en volwassen inwonende kinderen en/of andere volwassen huisgenoten onderling
Alle begeleiding van de cliënt door de partner, ouder, volwassen kind en/of elke andere volwassen huisgenoot is gebruikelijke hulp als er sprake is van een kortdurende zorgsituatie, met uitzicht op een dusdanig herstel van het gezondheidsprobleem en de daarmee samenhangende zelfredzaamheid van de cliënt, dat een maatwerkvoorziening daarna niet langer is aangewezen. Daarbij gaat het over het algemeen over een periode van maximaal drie maanden.
Als het gaat om een chronische situatie is de begeleiding van een volwassen cliënt gebruikelijke hulp wanneer die begeleiding naar algemeen aanvaarde maatstaven door partner, ouder, inwonend kind en/of andere huisgenoot in de persoonlijke levenssfeer onderling aan elkaar moet worden geboden.
Het gaat hierbij in ieder geval om de volgende vormen van begeleiding aan een cliënt:
Het bieden van hulp bij of het overnemen van taken die bij een gezamenlijk huishouden horen, zoals het doen van de administratie, regie voeren over het huishouden of het uitvoeren van huishoudelijke (schoonmaak)taken zoals schoonmaak. Dit kan worden overgenomen door een niet-beperkte huisgenoot wanneer die taak altijd door de nu beperkte cliënt werd uitgevoerd.
Ouders aan kinderen, in kortdurende situaties
Alle begeleiding door de ouder aan het kind is gebruikelijke hulp als er sprake is van een kortdurende zorgsituatie met uitzicht op een dusdanig herstel van het gezondheidsprobleem en de daarmee samenhangende zelfredzaamheid van de cliënt, dat een individuele maatwerkvoorziening daarna niet langer is aangewezen. Daarbij gaat het over het algemeen over een periode van maximaal drie maanden.
Ouders aan kinderen, in langdurige situaties Een kind is aangewezen op een individuele maatwerkvoorziening als het gaat om een chronische situatie, waarbij de gebruikelijke hulp in vergelijking tot een gezond kind c.q. een kind zonder beperkingen van dezelfde leeftijdscategorie volgens de in de bijlage opgenomen richtlijn wordt overschreden.
Het leren omgaan van derden (familie/vrienden) met de cliënt is gebruikelijke hulp.
Voor zover een partner, ouder, volwassen kind en/of andere volwassen huisgenoot overbelast is of dreigt te raken wordt van hem of haar geen gebruikelijke hulp verwacht, totdat deze dreigende overbelasting is opgeheven. Daarbij geldt het volgende:
Wanneer voor de partner, ouder, volwassen kind en/of andere volwassen huisgenoot eigen mogelijkheden en/of voorliggende voorzieningen zijn om de (dreigende) overbelasting op te heffen, dienen deze eigen mogelijkheden en/of voorliggende voorzieningen hiertoe te worden aangewend. Als er sprake is van (dreigende) overbelasting vanwege het zelf leveren van hulpverlening of een andere individuele maatwerkvoorziening, dient men die overbelasting op te heffen door deze hulp door (andere) hulpverleners uit te laten voeren/in te kopen.
Ouderlijk toezicht aan kinderen is gebruikelijke hulp. Kinderen (met of zonder ziekte of handicap) hebben ouderlijk toezicht nodig. Dit toezicht wordt anders van aard naarmate een kind ouder wordt en zich ontwikkelt.
Bij een cognitief beperkt kind met gedragsproblemen kan het zijn, dat er meer dan gebruikelijk correctie en aansturing van gedrag en vaak ook meer aandacht voor vaste structuur nodig is.
Begeleiding naar ziekenhuis: als een kind vanwege bijvoorbeeld nierdialyse meerdere keren per week naar het ziekenhuis moet, is het gebruikelijk dat een ouder meegaat. Hiervoor is geen individuele voorziening mogelijk. Deze uren worden wel meegewogen in de weging van de (over)belasting van ouders voor de zorg van hun kind vanwege de aandoening.
Begeleiding naar zwemles: hiervoor is geen individuele voorziening mogelijk. Het is gebruikelijk dat ouders met hun kind meegaan naar zwemles.
Begeleiding tijdens kinderopvang
Wanneer ouders werken, zijn/blijven zij verantwoordelijk voor de opvang/verzorging van hun kinderen. De begeleiding die buiten dit werk/onderwijs om als gebruikelijke hulp wordt beschouwd, kan gedurende de tijd dat de ouders werken/onderwijs volgen niet worden toegekend.
Beschermende woonomgeving en kinderen
Het door de ouders aan het kind bieden van een beschermende woonomgeving moet afhankelijk van de levensfase van het kind als gebruikelijke hulp worden aangemerkt, ook als er sprake is van een kind met een ziekte, aandoening of beperking. In de bijlage bij dit onderdeel zijn per levensfase richtlijnen ten aanzien van de Gebruikelijke hulp van ouders voor kinderen met een normaal ontwikkelingsprofiel opgenomen.
Daarnaast kan er in deze situaties bij kinderen met een aandoening, stoornis of beperking aanspraak zijn op verblijf op grond van de Wet Langdurige zorg als de zorg noodzakelijkerwijs gepaard gaat met een therapeutisch leefklimaat en/of permanent toezicht.
Het bieden van een beschermende woonomgeving waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden, is gebruikelijk tot een leeftijd van 18 jaar. Dit betekent dat kinderen (tot 18 jaar) alleen in aanmerking komen voor Verblijf als er een noodzaak is voor een therapeutisch leefklimaat en/of permanent toezicht.
Er zijn geen uitzonderingen ten aanzien van het bieden van een beschermende woonomgeving aan kinderen.
Richtlijn bij (dreigende) overbelasting van partner, ouder, volwassen kind en/of andere huisgenoten
De zorg voor een ziek kind of een zieke partner, kan zo zwaar worden dat van overbelasting sprake is. Soms blijkt een individuele maatwerkvoorziening niet voldoende te zijn. In zulke gevallen kan de gebruikelijke hulp opnieuw beoordeeld worden en zo nodig leiden tot een gewijzigd besluit. Voor het bieden van een beschermende woonomgeving blijven ouders, ook bij overbelasting, zelf verantwoordelijk.
Aan het indiceren van gebruikelijke hulp gaat het beoordelen van de overbelasting vooraf. Overbelasting wijst op een verstoring van het evenwicht tussen draagkracht en draaglast waardoor fysieke en/of psychische klachten ontstaan. Tekort schieten van het ‘coping mechanisme’ kan er de oorzaak van zijn; emotionele labiliteit en slapeloosheid het gevolg. Naast de aard en ernst van de overbelasting wordt ook onderzocht of deze komt, doordat er iets met de gebruikelijke hulpverlener zelf aan de hand is (draagkracht vermindering) en/of dat deze gevolg is van de ernst van de ziekte van het kind of de partner (draaglast verhoging).
De vraag is of in individuele situaties van een uitzondering sprake is op grond waarvan toch gebruikelijke hulptaken moeten worden overgenomen. Eén van de redenen daarvoor kan zijn dat degenen van wie wordt verwacht dat zij taken overnemen, overbelast zijn (geraakt) en niet meer in staat zijn de gebruikelijke hulp te leveren. Steeds moet duidelijk zijn hoe de overbelasting zich uit en wat deze inhoudt. De met de overbelasting gepaard gaande klachten moeten duidelijk beschreven worden. In voorkomende gevallen kan het opnemen van contact met de huisarts over de ouder, partner of huisgenoot helpen om een oordeel te vormen.
Soms is het duidelijk dat de ouder, partner of huisgenoot overbelast is, maar soms ook niet. Er bestaat niet één, simpel af te nemen test, die hierover direct uitsluitsel geeft. Wel gebruiken behandelaars en hulpverleners vragenlijsten waarmee overbelasting (mede) onderbouwd kan worden. Niet alleen de omvang van de planbare zorgtaken, maar ook de mate van de noodzaak tot het continu aanwezig zijn om onplanbare hulp te leveren is van invloed op de belastbaarheid van de gebruikelijke hulpverlener. Met andere woorden: het uitvoeren van enkele zorgtaken op vooraf afgesproken momenten is vaak minder belastend dan het uitvoeren van dezelfde zorgtaken, waarbij continue aanwezigheid en alertheid van de gebruikelijke hulpverlener noodzakelijk is. Klachten en symptomen die bij een aanpassingsstoornis optreden, kunnen op overbelasting wijzen zonder dat van een stoornis in psychiatrische zin sprake hoeft te zijn. Het gaat om klachten en symptomen zoals:
Er moet een verband zijn tussen de overbelasting en de zorg die iemand (aan partner of kind) biedt. Bij overbelasting door een dienstverband van te veel uren of als gevolg van spanningen op het werk, zal de oplossing in de eerste plaats gezocht moeten worden in minder uren gaan werken of aanpak van de spanningen op het werk.
Steeds zal daarom in het besluit worden aangegeven dat, wanneer de overbelasting bijvoorbeeld door het herinrichten van het huiselijk leven en/of werk kan worden teruggedrongen, dit dan ook van een ouder, partner of huisgenoot wordt verwacht. Wanneer de geldigheidsduur van het besluit verlopen is en een nieuwe aanvraag wordt gedaan, zal worden gekeken of en welke inspanningen zijn gedaan om de overbelasting terug te dringen.
Richtlijnen ten aanzien van gebruikelijke hulp van ouders voor kinderen met een normaal ontwikkelingsprofiel in verschillende levensfasen van het kind in relatie tot individuele maatwerk-voorzieningen op grond van Wmo en Jeugdwet.
Bijlage 4: Pgb-vergoedingenlijst Apeldoorn
Bijlage 5: Richtlijnen individuele weging aanvullende uren
Richtlijn 1: Richtlijn individuele weging aanvullende uren ‘Schoon Huis’
Richtlijn 2: Richtlijn individuele weging aanvullende uren ‘Regie op een gestructureerd huishouden’
Bijlage 6: Zelfredzaamheidsmatrix (ZRM)
Met deze matrix wordt de situatie van de cliënt op verschillende levensdomeinen beoordeeld.
Score 5: volledig zelfredzaam,
Score 4: voldoende zelfredzaam,
Score 1: acute problematiek (crisis).
Een minimale score van 2 op het gebied van Geestelijke gezondheid is leidend. Score 1, acute
problematiek, komt daarom ook niet voor in bovenstaande tabel. Score 1 bij geestelijke gezondheid
is een acute fase, waarbij intramurale behandeling in een instelling nodig is. Score 1 in de andere
levensdomeinen is ook een contra-indicatie voor Beschermd Wonen. Score 1 impliceert acute
problematiek en deze heeft prioriteit. De crisis moet eerst voorbij zijn. Er moet enige stabiliteit op
alle levensdomeinen zijn, pas dan is Beschermd Wonen passend.