Organisatie | Valkenswaard |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening op de heffing en de invordering van afvalstoffenheffing en reinigingsrechten 2019. |
Citeertitel | Verordening afvalstoffenheffing en reinigingsheffingen 220019 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen
gelet op artikel 15.33 van de Wet milieubeheer
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2019 | 01-01-2020 | nieuwe regeling | 01-11-2018 | 857563/859743 |
De gemeenteraad van Valkenswaard in zijn openbare vergadering van 1 november 2018;
gezien het voorstel van het college van Valkenswaard d.d. 18 september 2018;
registratienummer: 857563/859743;
gelet op artikel 15.33 van de Wet milieubeheer:
vast te stellen de volgende verordening:
“Verordening op de heffing en de invordering van afvalstoffenheffing en reinigingsrechten 2019”.
Hoofdstuk I Algemene bepalingen
Artikel 2 Begripsomschrijvingen
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder
een gebouwd eigendom -of een gedeelte ervan- dat blijkens indeling en inrichting bestemd is om als afzonderlijk geheel door een particuliere huishouding te worden gebruikt en ook als zodanig wordt gebruikt.
Met perceel worden gelijkgesteld: een sta-caravan, een woonboot en een demontabel zomer- of vakantie-huisje, indien gebruikt door een particuliere huishouding.
een gebouwd eigendom -of een zelfstandig gebruikt gedeelte ervan- geen perceel zijnde.
Hoofdstuk II Afvalstoffenheffing
Artikel 3 Aard van de belasting en belastbaar feit
De afvalstoffenheffing bedoeld in deze verordening wordt naar afzonderlijke grondslagen geheven ter zake van het feitelijk gebruik van een perceel ten aanzien waarvan krachtens de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.
Hoofdstuk III Reinigingsrechten
Onder de naam 'reinigingsrechten' worden rechten geheven zowel voor het genot van door het gemeentebestuur verstrekte diensten als voor het gebruik van voor de openbare dienst bestemde gemeentebezittingen, werken of inrichtingen die bij de gemeente in beheer of in onderhoud zijn.
De rechten worden geheven van degene op wiens aanvraag dan wel ten behoeve van wie de dienst wordt verricht of van degene die van de bezittingen, werken of inrichtingen gebruik maakt.
Een belastingplichtige die middels een medische verklaring kan aantonen dat ten gevolge van een ziekte of een lichamelijk ongemak op zijn of haar perceel permanent meer restafval wordt geproduceerd dan op een perceel waar geen sprake is van deze ziekte of dat lichamelijk ongemak, wordt op verzoek achteraf vrijstelling verleend van de belasting als bedoeld in artikel 8.
Indien de ziekte of het lichamelijk ongemak is ontstaan in de loop van het belastingtijdvak is het bedrag van de vrijstelling gelijk aan zoveel twaalfde gedeelte van het volgens het eerste lid van dit artikel berekende bedrag als de belastingplichtige of de medebewoner van het perceel waarvoor hij belastingplichtig is in dat belastingtijdvak volle maanden een ziekte of lichamelijk ongemak heeft als bedoeld in het eerste lid.
Hoofdstuk IV Overige reinigingsrechten
Artikel 10 Maatstaf en tarief overige reinigingsrechten
Onverminderd het bepaalde in hoofdstuk II bedraagt de belasting:
a.voor het achterlaten van afvalcomponenten als volgt:
·autobanden personen-auto’s (max 4 stuks) ·kadavers van kleine huisdieren | ||||||
Hoofdstuk V Algemene Bepalingen
Het belastingjaar voor de belastingen, bedoeld in hoofdstuk II en III, is gelijk aan het kalenderjaar.
1. De belastingen bedoeld in hoofdstuk II en III worden bij wege van aanslag geheven.
2. De rechten bedoeld in hoofdstuk IV wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte en moet worden betaald op het tijdstip van aanvraag.
Artikel 13 Ontstaan van de belastingschuld en de heffing naar tijdsgelang voor de jaarlijks verschuldigde rechten
1. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
2. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
Artikel 14 Ontstaan van de belastingschuld voor de overige reinigingsrechten
De rechten bedoeld in hoofdstuk IV zijn verschuldigd bij de aanvang van de dienstverlening of bij de aanvang van het gebruik van de bezittingen, werken of inrichtingen.
Artikel 15 Termijnen van betaling
1. De aanslagen moeten worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.
2. In afwijking van het eerste lid geldt, zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in twaalf gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt een maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.
3. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.
4. De rechten bedoeld in hoofdstuk IV moeten worden betaald op het tijdstip van aanvraag.
Hoofdstuk VI Aanvullende bepalingen
Artikel 16 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de reinigingsheffingen.
Met betrekking tot de in deze verordening opgenomen afvalstoffenheffing kan kwijtschelding worden verleend tot een maximum van € 175,00.
De “Verordening afvalstoffenheffing en reinigingsheffingen 2018” vastgesteld bij raadsbesluit van 2 november 2017, wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 19, tweede lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.