Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Noordoostpolder

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Noordoostpolder houdende regels omtrent jeugdhulp Verordening Jeugdhulp gemeente Noordoostpolder 2019

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieNoordoostpolder
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening van de gemeenteraad van de gemeente Noordoostpolder houdende regels omtrent jeugdhulp Verordening Jeugdhulp gemeente Noordoostpolder 2019
CiteertitelVerordening Jeugdhulp gemeente Noordoostpolder 2019
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Verordening Jeugdhulp gemeente Noordoostpolder 2015.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 2.9 Jeugdwet
  2. artikel 2.10 Jeugdwet
  3. artikel 2.12 Jeugdwet
  4. artikel 8.1.1 lid 3 Jeugdwet
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2019nieuwe regeling

17-12-2018

Gemeenteblad 2018, 282817

18.0000831

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening jeugdhulp gemeente Noordoostpolder 2019

De raad van de gemeente Noordoostpolder,

 

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Noordoostpolder van 6 november 2018, no. 18.0000831;

 

gelet op de artikelen 2.9, 2.10, 2.12 en 8.1.1., derde lid van de Jeugdwet;

 

gezien het advies van Participatieraad;

 

overwegende dat:

 

  • ·

    gemeenten op grond van de Jeugdwet verantwoordelijk zijn voor het organiseren van goede en toegankelijke jeugdhulp;

  • ·

    het uitgangspunt is dat de verantwoordelijkheid voor het gezond en veilig opgroeien van jeugdigen allereerst bij de ouders en de jeugdige zelf ligt;

  • ·

    het noodzakelijk is om regels vast te stellen over:

    • -

      de door het college te verlenen maatwerk voorzieningen, algemene voorzieningen en andere voorzieningen;

    • -

      de voorwaarden voor toekenning, de wijze van beoordeling van en de afwegingsfactoren ten aanzien van een maatwerkvoorziening;

    • -

      de wijze waarop de toegang tot en de toekenning van een maatwerkvoorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen;

    • -

      de wijze waarop de hoogte van een pgb budget wordt vastgesteld;

    • -

      de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van een maatwerkvoorziening of een pgb, alsmede misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet;

    • -

      de waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van jeugdhulp of de uitvoering van een jeugdbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit daarvan;

       

overwegende dat het voorts wenselijk is te bepalen onder welke voorwaarden degene aan wie een pgb wordt verstrekt de jeugdhulp kan betrekken van een persoon die behoort tot diens sociaal netwerk;

 

besluit vast te stellen de

 

Verordening jeugdhulp gemeente Noordoostpolder 2019.

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1.

    In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    • a.

      algemene voorziening: jeugdhulpvoorziening op grond van de wet die rechtstreeks toegankelijk is zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften en persoonskenmerken van de jeugdige en/of zijn ouders of wettelijke vertegenwoordigers;

       

    • b.

      andere voorziening: voorziening anders dan in het kader van de Jeugdwet, bijvoorbeeld op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen;

       

    • c.

      budgethouder: ouders van de jeugdige die een pgb ontvangt op grond van de Jeugdwet;

       

    • d.

      budgetplan: een plan met daarin de motivatie van de ouders en/of de jeugdige, waarom een pgb gewenst is voor de hulpvraag van de jeugdige en/of zijn ouders. In dit plan maken de jeugdige of zijn ouders inzichtelijk welke hulp zij willen inkopen voor het beschikbare budget, het bedrag dat per hulpverlener besteed gaat worden, welke resultaten de jeugdige en/of zijn ouders willen bereiken en hoe de hulp die hij wil inkopen hieraan bijdraagt;

       

    • e.

      familiegroepsplan: een plan dat ouders en/of de jeugdige samen met familie, vrienden en anderen uit hun sociaal netwerk maken om een vraag of een probleem aan te pakken zoals bedoeld in de artikelen 1.1, 2.1, 4.1.2 en 6.1.10. van de Jeugdwet. Indien gewenst kan een medewerker van het sociaal team de jeugdige en zijn ouders helpen bij het opstellen van het familiegroepsplan;

       

    • f.

      gebruikelijke hulp: hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van ouders;

       

    • g.

      hulpvraag: verzoek om hulp van een jeugdige en/of zijn ouders in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen, als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van de wet;

       

    • h.

      jeugdige: persoon die de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt;

       

    • i.

      maatwerkvoorziening: een individuele voorziening, zoals bedoeld in artikel 2.9 van de wet, die via een verleningsbesluit toegankelijke op de jeugdige en/of zijn ouders toegesneden jeugdhulp die door het college in natura of via een pgb wordt verstrekt;

       

    • j.

      ouders: de ouder zoals bedoeld in artikel 1.1 van de wet, zijnde de gezaghebbende ouder, adoptiefouder, stiefouder of een ander die een jeugdige als behorend tot zijn gezin verzorgt en opvoedt, niet zijnde een pleegouder;

       

    • k.

      persoonsgebonden budget (pgb): het persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 8.1.1 van de wet, zijnde een door het college verstrekt budget aan een jeugdige of zijn ouders, dat hen in staat stelt de jeugdhulp die tot een maatwerk- voorziening behoort, van derden te betrekken;

       

    • l.

      sociaal netwerk: personen uit de huiselijke kring en andere personen met wie iemand een sociale relatie onderhoudt, zoals familieleden die niet in hetzelfde huis wonen, buren, vrienden en kennissen;

       

    • m.

      sociaal team: een groep van generalistische ambulante werkers die gebiedsgericht werken en het mandaat hebben om maatwerkvoorzieningen in te zetten;

       

    • n.

      specialisten: een groep van personen met diverse specialistische kennis over ernstige opvoed- en ontwikkelingsproblematiek van jeugdigen, inclusief kennis over psychiatrische aandoeningen, verstandelijke of lichamelijke beperkingen, die het sociaal team kan raadplegen bij het opstellen van het familiegroepsplan en het onderzoeken van de hulpvraag;

       

    • o.

      toezicht: het verzamelen van de informatie over de vraag of een handeling of zaak voldoet aan de daaraan gestelde eisen, het zich daarna vormen van een oordeel daarover en het eventueel naar aanleiding daarvan interveniëren;

       

    • p.

      onafhankelijke clientondersteuning: onafhankelijke ondersteuning met informatie, advies en algemene ondersteuning die bijdraagt aan het versterken van de zelfredzaamheid en participatie en het verkrijgen van een zo integraal mogelijke dienstverlening op het gebied van maatschappelijke ondersteuning, preventieve zorg, zorg, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen.

       

    • q.

      toezichthouder: de ambtelijke toezichthouder als bedoeld in artikel 16 van deze verordening, die belast is met het houden van toezicht ter bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik zoals bedoeld in art. 2.9 van de Jeugdwet en onder de voorwaarden benoemd in § 6b Regeling Jeugdhulp van 28-7-2018;

       

    • r.

      Veilig Thuis Flevoland: het regionale advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling als bedoeld in artikel 1.1. van de wet;

       

    • s.

      vraagverhelderingsgesprek: een gesprek naar aanleiding van een hulpvraag waarin onderwerpen als bedoeld in artikel 8 aan bod komen, het vraagverhelderingsgesprek is onderdeel de maatwerkbijlage van het familiegroepsplan;

       

    • t.

      Wet: Jeugdwet;

       

    • u.

      zorg in natura (ZIN): ondersteuning of jeugdhulp die door een door de gemeente gecontracteerde aanbieder geboden wordt.

  • 2.

    Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet, het Besluit Jeugdwet en de Algemene wet bestuursrecht.

HOOFDSTUK 2 ALGEMENE EN MAATWERKVOORZIENINGEN

Artikel 2. Toegang algemene voorziening

Een algemene voorziening is rechtstreeks toegankelijk zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften en persoonskenmerken van de jeugdige of zijn ouders.

Artikel 3. Beschikbare algemene voorzieningen

  • 1.

    De volgende algemene voorzieningen zijn beschikbaar:

    • a.

      jeugdgezondheidszorg 0 – 19 jaar;

    • b.

      informatieverstrekking over opvoeden en opgroeien;

    • c.

      basisondersteuning waaronder het bieden van informatie, advies en consultatie bij opgroei- en opvoedvragen;

    • d.

      vrij toegankelijk lichte ondersteuning en lichte hulp voor jeugdigen en/of zijn ouders zoals vormen van hulp, gericht op het creëren van een stabiele opvoed- en opgroeisituatie;

    • e.

      vertrouwenspersoon;

    • f.

      onafhankelijke cliëntondersteuning.

  • 2.

    Het college kan nadere regels vaststellen over welke algemene voorzieningen op basis van het eerste lid beschikbaar zijn.

Artikel 4. Beschikbare maatwerkvoorzieningen

  • 1.

    De volgende maatwerkvoorzieningen zijn beschikbaar:

    De onderstaande ondersteuning is als maatwerkvoorziening beschikbaar:

    • a.

      ambulante jeugdhulp;

    • b.

      begeleiding;

    • c.

      behandelingsgerichte dagbesteding;

    • d.

      beschermd wonen;

    • e.

      crisishulp;

    • f.

      deeltijd verblijf;

    • g.

      drang;

    • h.

      diagnostiek en behandeling ernstige enkelvoudige dyslexie;

    • i.

      jeugd GGZ;

    • j.

      jeugdreclassering;

    • k.

      jeugdzorg jongeren met een beperking;

    • l.

      jeugdzorg Plus;

    • m.

      jeugdbescherming;

    • n.

      pleegzorg;

    • o.

      persoonlijke verzorging;

    • p.

      verblijf in een jeugdinstelling.

  • 2.

    Het college kan nadere regels vaststellen over welke maatwerkvoorzieningen op basis van het eerste lid beschikbaar zijn.

HOOFDSTUK 3 TOEGANG PROCEDUREEL

Artikel 5. Aanvraagprocedure

  • 1.

    Een aanvraag voor een maatwerkvoorziening kan schriftelijk worden ingediend bij het college. De inwoner kan zelf een aanvraag doen of met behulp van een onafhankelijke cliëntondersteuner of een medewerker van het sociaal team.

  • 2.

    Als een jeugdige en/of zijn ouders de jeugdhulp zelf wensen in te kopen met een pgb, dienen zij daartoe een budgetplan in, zoals bedoeld in artikel 10 van deze verordening. Het budgetplan geldt als een aanvraag voor een pgb.

  • 3.

    Het college wijst de jeugdige en/of zijn ouders op de mogelijkheid gebruik te maken van onafhankelijke cliëntondersteuning.

  • 4.

    Het college kan nadere regels vaststellen met betrekking tot de procedure voor de aanvraag van een maatwerkvoorziening.

Artikel 6. Toegang en besluit

  • 1.

    Het college legt het besluit om een maatwerkvoorziening al dan niet te verlenen vast in een besluit.

  • 2.

    Het college neemt het besluit als bedoeld in het eerste lid op grond van de aanvraag, het onderzoek en de daaruit volgende maatwerkbijlage bij familiegroepsplan als bedoeld in artikel 8.

  • 3.

    In spoedeisende gevallen treft het college zo spoedig mogelijk een passende voorziening. Het college legt het besluit over de inzet van hulp in binnen redelijke termijn na de start van de hulp, vast in een besluit.

  • 4.

    Het college zorgt ervoor dat de jeugdige jeugdhulp krijgt, als de huisarts, de medisch specialist of jeugdarts de jeugdige doorverwijst naar een jeugdhulpaanbieder. Het college legt de te verlenen maatwerkvoorziening jeugdhulp vast in een besluit.

  • 5.

    De jeugdige en/of zijn ouders moeten zich binnen drie maanden na de besluitdatum hebben gemeld bij een jeugdhulpaanbieder, dan wel het pgb binnen drie maanden hebben besteed aan het resultaat waarvoor het is verstrekt.

  • 6.

    Het college kan de jeugdhulp verlengen. Dat kan maximaal tot de dag dat de jeugdige 23 jaar wordt.

  • 7.

    Het college is verantwoordelijk dat jeugdigen uit de jeugdhulp ondersteund blijven worden als ze 18 jaar worden. Deze verlengde jeugdhulp is onderdeel van het familiegroepsplan en de maatwerkbijlage.

Artikel 7. Inhoud en geldigheidsduur besluit

  • 1.

    In het besluit tot verstrekking van een maatwerkvoorziening wordt in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      welke maatwerkvoorziening verstrekt wordt, wie de jeugdhulp gaat bieden en wat het beoogde resultaat daarvan is;

    • b.

      wat de ingangsdatum en duur van de verstrekking is;

    • c.

      het moment van de tussentijdse evaluatie;

    • d.

      de termijn van drie maanden waarbinnen de jeugdige en/of zijn ouders zich moeten melden bij een jeugdhulpaanbieder dan wel het pgb moeten besteden als bedoeld in artikel 6 lid 5;

    • e.

      of de zorg in natura (ZIN) of als pgb wordt verstrekt, en;

    • f.

      indien van toepassing welke andere voorzieningen relevant zijn of kunnen zijn;

    • g.

      informatie over toezicht.

  • 2.

    De maatwerkbijlage maakt deel uit van het besluit.

  • 3.

    Bij het verstrekken van een voorziening in de vorm van een pgb vermeldt het besluit naast de in lid 1 genoemde zaken bovendien:

    • a.

      de hoogte van het pgb en hoe deze is bepaald;

    • b.

      welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het pgb;

    • c.

      welke verplichtingen verbonden zijn aan het pgb;

    • d.

      dat het pgb wordt overgemaakt aan de SVB;

    • e.

      de wijze van verantwoording van de besteding van het pgb.

  • 4.

    In het besluit wordt informatie verstrekt over de rechten en de plichten van de jeugdige en/of zijn ouders op grond van de wet, de verordening en de nadere regels.

  • 5.

    Het college kan periodiek onderzoeken of er aanleiding is een besluit te heroverwegen en kan hierover nadere regels stellen.

HOOFDSTUK 4 BEOORDELING EN CRITERIA

Artikel 8. Onderzoek en opstellen maatwerkbijlage bij familiegroepsplan

  • 1.

    Het college onderzoekt in een gesprek met de jeugdige en/of zijn ouders zo spoedig mogelijk en voor zover nodig in het kader van de hulpvraag:

    • a.

      de behoeften, persoonskenmerken, voorkeuren, veiligheid, ontwikkeling en gezinssituatie van de jeugdige en/of zijn ouders en het probleem of de hulpvraag;

    • b.

      het gewenste resultaat van het verzoek om jeugdhulp;

    • c.

      het vermogen van de jeugdige en/of zijn ouders om zelf of met ondersteuning van de naaste omgeving een oplossing voor de hulpvraag te vinden;

    • d.

      de mogelijkheden om gebruik te maken van een andere voorziening;

    • e.

      de mogelijkheden om de hulpvraag te beantwoorden door het inzetten van een algemene voorziening;

    • f.

      de mogelijkheden om een maatwerkvoorziening te verstrekken;

    • g.

      de mogelijkheden om te kiezen voor een pgb, waarbij de jeugdige en/of zijn ouders in begrijpelijke taal worden ingelicht over de gevolgen van die keuze;

    • h.

      de wijze waarop een mogelijk toe te kennen maatwerkvoorziening kan worden afgestemd met andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, of werk en inkomen;

    • i.

      hoe rekening kan worden gehouden met de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de jeugdige en/of zijn ouders.

  • 2.

    Het college kan, met instemming van de jeugdige en/of zijn ouders, informatie inwinnen bij anderen en met deze in gesprek gaan over de problemen en de meest aangewezen hulp, tenzij er sprake is van vitaal belang.

  • 3.

    Het college en de jeugdige en/of zijn ouders leggen de zaken genoemd in het eerste lid vast in de maatwerkbijlage bij het familiegroepsplan.

  • 4.

    Met toestemming van de jeugdige en/of zijn ouders worden in de maatwerkbijlage bij het familiegroepsplan afspraken opgenomen over het moment en de wijze waarop de resultaten van de maatwerkbijlage bij het familiegroepsplan met de jeugdige en/of zijn ouders, het sociaal team en de jeugdhulpaanbieder besproken worden.

  • 5.

    Het college kan nadere regels vaststellen met betrekking tot de inhoud van en de wijze waarop het onderzoek wordt uitgevoerd.

Artikel 9. Criteria maatwerkvoorzieningen

  • 1.

    De jeugdige en/of zijn ouders kunnen slechts in aanmerking komen voor een maatwerkvoorziening voor zover zij zelf geen oplossing kunnen vinden voor de hulpvraag:

    • a.

      binnen hun eigen mogelijkheden en probleemoplossend vermogen, waaronder in ieder geval wordt verstaan:

      • i.

        gebruikelijke hulp van ouders en hulp van andere personen uit het sociaal netwerk;

      • ii.

        het aanspreken van een aanvullende verzekering die is afgesloten.

    • b.

      door gebruik te maken van een algemene voorziening, of;

    • c.

      door gebruik te maken van een andere voorziening.

  • 2.

    Indien de aanvraag betrekking heeft op kosten voor jeugdhulp die de jeugdige en/of zijn ouders voorafgaand aan de aanvraag hebben gemaakt, kan het college hier slechts een voorziening voor verstrekken:

    • a.

      als op het moment van de aanvraag nog steeds sprake is van opgroei- of opvoedingsproblemen, psychische problemen of stoornissen waarvoor de hulp is ingezet, en;

    • b.

      voor zover het college de noodzaak en passendheid van de maatwerkvoorziening en de gemaakte kosten achteraf kan beoordelen.

  • 3.

    Het college kan nadere regels stellen ter verdere uitwerking van de criteria, zoals genoemd in het eerste lid.

Artikel 10. Aanvullende criteria pgb

  • 1.

    Als een jeugdige en/of ouders in aanmerking komen voor een maatwerkvoorziening, en de ondersteuning zelf wenst in te kopen door middel van een pgb, dient hij daartoe een budgetplan in volgens een door het college ter beschikking gesteld format. In het budgetplan is opgenomen:

    • a.

      de reden waarom het natura-aanbod van de gemeente niet passend is en een pgb gewenst is;

    • b.

      de voorgenomen uitvoerder van de maatwerkvoorziening en de wijze waarop de jeugdhulp georganiseerd wordt;

    • c.

      op welke wijze de kwaliteit van de jeugdhulp is gewaarborgd;

    • d.

      de kosten van de uitvoering, uitgedrukt in aantal eenheden en tarief.

  • 2.

    De volgende kosten zijn uitgesloten voor vergoeding vanuit een pgb:

    • a.

      kosten voor bemiddeling,

    • b.

      kosten voor tussenpersonen of belangenbehartigers,

    • c.

      kosten voor het voeren van een pgb-administratie,

    • d.

      kosten voor ondersteuning bij het aanvragen en beheren van een pgb,

    • e.

      kosten voor feestdagenuitkering en een eenmalige uitkering,

    • f.

      kosten voor een voorziening die voor de jeugdige en/of zijn ouders algemeen gebruikelijk wordt geacht.

  • 3.

    De jeugdige en/of zijn ouders aan wie een pgb wordt verstrekt kan de jeugdhulp betrekken van een persoon die behoort bij het sociaal netwerk voor zover het niet gaat om behandeling geestelijke gezondheid (ggz).

  • 4.

    De jeugdige en/of zijn ouders aan wie een pgb wordt verstrekt kan de jeugdhulp betrekken van een persoon die behoort bij het sociaal netwerk voor zover dat aantoonbaar leidt tot effectievere en meer doelmatige jeugdhulp.

  • 5.

    De jeugdige en/of zijn ouders aan wie een pgb wordt verstrekt kan de jeugdhulp betrekken van een persoon die behoort bij het sociaal netwerk voor zover deze persoon deze ondersteuning feitelijk niet behoort te bieden als gebruikelijke hulp, maar daartoe niet in staat is wegens overbelasting of dreigende overbelasting.

  • 6.

    De jeugdige en/of zijn ouders aan wie een pgb is verleend komen met de hulpverlener in een schriftelijke overeenkomst overeen, waar tenminste afspraken in zijn opgenomen over de kwaliteit en het resultaat van de ondersteuning, de duur en de wijze van declareren.

  • 7.

    Het college kan in afwijking van het vorige lid andere eisen stellen aan de in het vorige lid bedoelde overeenkomst indien het persoonsgebonden budget wordt besteed aan een persoon uit het sociaal netwerk van de jeugdige en/of zijn ouders of aan een persoon die niet als beroepskracht wordt aangemerkt.

  • 8.

    Een declaratie van een hulpverlener bevat:

    • a.

      een overzicht van de dagen waarop is gewerkt, het uurtarief, het aantal te betalen uren, dagdelen of etmalen het Burgerservicenummer en de naam van de hulpverlener, en wordt door de hulpverlener ondertekend, als het gaat om informele hulp;

    • b.

      het Kamer van Koophandel nummer van de hulpverlener, een overzicht van de dagen waarop is gewerkt, het tarief, het aantal te betalen uren, dagdelen of etmalen, de naam en het adres van de hulpverlener. De declaratie wordt door de hulpverlener ondertekend, als het gaat om formele hulp;

  • 9.

    De jeugdige en/of zijn ouders stellen, op verzoek van het college of de Sociale verzekeringsbank, de in lid 6 bedoelde schriftelijke overeenkomst en/of declaraties tot vijf jaar na de datum van de verlening van het pgb ter beschikking van het college of de Sociale verzekeringsbank.

  • 10.

    Het college kan nadere regels vaststellen over de aan het pgb verbonden voorwaarden en verplichtingen.

Artikel 11. Onderscheid formele en informele hulp

  • 1.

    Van formele hulp is sprake als de hulp verleend wordt door onderstaande personen, met uitzondering van bloed- of aanverwanten in de 1e of 2e graad van de jeugdige:

    • a.

      personen die beschikken over relevante diploma’s die nodig zijn voor de uitoefening van de voor het pgb uit te voeren werkzaamheden en werkzaam zijn bij een instelling. Deze instelling staat in het Handelsregister (conform artikel 5 Handelsregisterwet 2007). Of,

    • b.

      personen die beschikken over de relevante diploma’s die nodig zijn voor de uitoefening van de voor het pgb uit te voeren werkzaamheden en die worden aangemerkt als Zelfstandige zonder personeel. Deze Zelfstandige zonder personeel staat in het Handelsregister (conform artikel 5 Handelsregisterwet 2007). Of,

    • c.

      personen die ingeschreven staan in het register, bedoeld in artikel 3 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (BIG-register) en/of artikel 5.2.1 van het Besluit Jeugdwet, voor het uitoefenen van een beroep voor het verlenen van jeugdhulp.

  • 2.

    De jeugdhulp die geboden wordt door een bloed- of aanverwant in de 1e of 2e graad van de jeugdige is informele hulp.

  • 3.

    Indien de hulp wordt verleend door een andere persoon dan beschreven in lid 1 onder a, b of c, is sprake van informele hulp.

Artikel 12. Hoogte pgb

  • 1.

    De hoogte van het pgb voor formele hulp bedraagt 100% het tarief voor gecontracteerde jeugdhulp in natura, tenzij op basis van het door de jeugdige en/of zijn ouders ingediende budgetplan passende en toereikende jeugdhulp voor een lager tarief kan worden ingekocht.

  • 2.

    Indien het op basis van lid 1 vastgestelde pgb in een individueel geval onvoldoende is om de aangewezen jeugdhulp te kunnen inkopen, wordt het tarief zodanig aangepast dat de hulp hiermee bij tenminste één jeugdhulpaanbieder kan worden ingekocht.

  • 3.

    De hoogte van het pgb voor informele hulp is 50% van het tarief voor gecontracteerde jeugdhulp in natura. Daarnaast kan het  tarief voor een pgb voor informele hulp worden vastgesteld op het minimum uurloon, inclusief vakantiebijslag, zoals bedoeld in de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag voor een persoon van 22 jaar of ouder met een 36-urige werkweek.

  • 4.

    Het college kan nadere regels vaststellen over de hoogte van het pgb.

Artikel 13. Vereisten overeenkomst

  • 1.

    De jeugdige en/of zijn ouders sluiten een schriftelijke overeenkomst met iedere derde die zij ten laste van zijn pgb ondersteuning wensen te laten verlenen.

  • 2.

    Overeenkomsten, bedoeld in het eerste lid, worden opgesteld volgens de meest recentelijk door de Sociale verzekeringsbank vastgestelde toepasselijke modelovereenkomsten, die beschikbaar zijn gesteld ten tijde van het afsluiten van die overeenkomst.

  • 3.

    Indien na periodiek heronderzoek opnieuw een pgb wordt toegekend, wordt een nieuwe overeenkomst afgesloten zoals bepaald in het eerste lid en tweede lid van artikel 13.

HOOFDSTUK 5 HERZIENING, INTREKKING, TERUGVORDERING EN BESTRIJDING MISBRUIK

Artikel 14. Herziening, intrekking en terugvordering

  • 1.

    Degene aan wie krachtens deze verordening een maatwerkvoorziening is verstrekt, is verplicht op verzoek of direct uit eigen beweging aan het college mededeling te doen van feiten en omstandigheden waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing aangaande een maatwerkvoorziening.

  • 2.

    Het college kan een besluit, genomen op grond van deze verordening, herzien of intrekken als het college vaststelt dat:

    • a.

      de jeugdige en/of zijn ouders onjuiste of onvolledige gegevens hebben verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

    • b.

      de jeugdige en/of zijn ouders niet langer op de maatwerkvoorziening of het daarmee samenhangende pgb zijn aangewezen;

    • c.

      de maatwerkvoorziening of het daarmee samenhangende pgb niet meer toereikend is te achten;

    • d.

      de jeugdige en/of zijn ouders niet voldoen aan de voorwaarden van de maatwerk- voorziening of het pgb, of

    • e.

      de jeugdige en/of zijn ouders de maatwerkvoorziening of het daarmee samenhangende pgb niet of voor een ander doel gebruiken dan waarvoor het is bestemd.

  • 3.

    Als het college een besluit op grond van artikel 14 het tweede lid onderdeel a heeft herzien of ingetrokken, kan het college de geldswaarde vorderen van de teveel of ten onrechte genoten maatwerkvoorziening of het teveel of ten onrechte genoten pgb.

Artikel 15. Opschorting betaling uit het pgb

  • 1.

    Het college kan de Sociale verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een gehele of gedeeltelijke opschorting van betalingen uit het pgb voor ten hoogste dertien weken als er ten aanzien van een jeugdige een ernstig vermoeden is gerezen dat:

    • a.

      de jeugdige en/of zijn ouders onjuiste of onvolledige gegevens hebben verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

    • b.

      de jeugdige en/of zijn ouders niet voldoen aan de aan het pgb verbonden voorwaarden, of

    • c.

      de jeugdige en/of zijn ouders het pgb niet of voor een ander doel gebruiken.

  • 2.

    Het college stelt de budgethouder schriftelijk op de hoogte van het verzoek op grond van het eerste en tweede lid.

Artikel 16. Bestrijding oneigenlijk gebruik, misbruik en niet-gebruik

  • 1.

    Het college informeert de jeugdige en/of zijn ouders in begrijpelijke taal over de rechten en plichten die aan het ontvangen van een maatwerkvoorziening zijn verbonden en over de mogelijke gevolgen van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet.

  • 2.

    Het college onderzoekt, al dan niet steekproefsgewijs, of de verstrekte maatwerkvoorzieningen worden gebruikt of besteed ten behoeve van het doel waarvoor ze verstrekt zijn.

  • 3.

    Het college wijst een toezichthouder aan die belast is met het houden van toezicht op de naleving van rechtmatige uitvoering van de wet, waaronder de bestrijding van misbruik, oneigenlijk gebruik en niet-gebruik van deze wet.

  • 4.

    De toezichthouder kan in de rechtmatige uitoefening van zijn functie gebruik maken van de bevoegdheden genoemd in titel 5.2 van de Awb en onder de voorwaarden genoemd in § 6b Regeling Jeugdhulp.

  • 5.

    Het college kan nadere regels vaststellen over de bevoegdheden van de toezichthouder.

HOOFDSTUK 6 AFSTEMMING MET ANDERE VOORZIENINGEN

Artikel 17. Gezondheidszorg

Het college maakt afspraken met de huisartsen, de medisch specialisten, de jeugdartsen over de wijze waarop de verwijzing naar een maatwerkvoorziening voorziening bekrachtigd wordt in een besluit van het college als bedoeld in artikel 6 lid 4 van deze verordening.

Artikel 18. Gecertificeerde instellingen

Het college maakt afspraken met de gecertificeerde instellingen over:

  • a.

    het overleg over de aangewezen jeugdhulp in het kader van de jeugdbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering, zoals bedoeld in artikel 3.5 lid 1 van de wet;

  • b.

    het overleg over de eventueel gewenste jeugdhulp na beëindiging van de jeugdbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering;

  • c.

    de vorm en inhoud van het besluit tot inzet van jeugdhulp van de gecertificeerde instelling en hoe het college daarvan op de hoogte gesteld wordt;

  • d.

    wanneer en onder welke voorwaarden de gecertificeerde instelling budgethouder van een pgb kan zijn namens de jeugdige en/of zijn ouders;

  • e.

    hoe te handelen wanneer de gecertificeerde instelling meent dat niet gecontracteerde jeugdhulp ingezet dient te worden.

Artikel 19. Domein Justitie

Het college maakt afspraken met de gecertificeerde instellingen, de Raad voor de Kinderbescherming en Justitiële Jeugdinrichtingen over het overleg over de inzet van jeugdhulp bij de uitvoering van een strafrechtelijke beslissing en jeugdreclassering als bedoeld in artikel 2.4 lid 2 onderdeel b van de wet.

Artikel 20. Voorschoolse voorzieningen, onderwijs en leerplicht

  • 1.

    Het college zorgt ervoor dat alle locaties voor peuteropvang, kinderopvang, primair en voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs een contactpersoon hebben bij het sociaal team van de gemeente.

  • 2.

    Het college en de samenwerkingsverbanden primair en voortgezet onderwijs ontwikkelen samen onderwijs zorg arrangementen.

  • 3.

    Het college zorgt voor een goede afstemming tussen de in lid 1 genoemde contactpersonen en de leerplichtambtenaren.

  • 4.

    Afspraken over de afstemming van jeugdhulpvoorzieningen, onderwijszorg en leerplichtzaken worden vastgelegd in het familiegroepsplan van de jeugdige en/of zijn ouders.

Artikel 21. Veilig Thuis Flevoland

Het college maakt afspraken met Veilig Thuis Flevoland over de toegang naar algemene en maatwerkvoorzieningen.

Artikel 22. Wmo‐voorzieningen

  • 1.

    Het college zorgt voor een goede afstemming van de voorzieningen voor jeugdigen op grond van deze verordening en voorzieningen voor volwassenen op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.

  • 2.

    Het college zorg voor de continuïteit van zorg wanneer de jeugdige de leeftijd van 18 jaar bereikt en de hulpvraag voortduurt.

Artikel 23. Voorzieningen werk en inkomen

Het college zorgt ervoor dat het sociaal team, jeugdhulpaanbieders en de gecertificeerde instellingen financiële belemmeringen voor het slagen van preventie en jeugdhulp vroegtijdig signaleren en waar nodig jeugdigen en/of hun ouders helpen de juiste ondersteuning vanuit de gemeentelijke voorzieningen –zoals schuldhulpverlening, inkomensvoorzieningen, re-integratievoorzieningen en armoedevoorzieningen - te krijgen om deze belemmeringen weg te nemen.

HOOFDSTUK 7 WAARBORGEN VERHOUDING PRIJS EN KWALITEIT

Artikel 24. Verhouding prijs en kwaliteitverhouding

Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven voor de te leveren jeugdhulp of uit te voeren jeugdbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering, rekening met:

  • a.

    de aard en omvang van de te verrichten taken;

  • b.

    de voor de sector toepasselijke CAO- schalen in relatie tot de zwaarte van de functie;

  • c.

    een redelijke toeslag voor overheadkosten;

  • d.

    een voor de sector reële mate van non-productiviteit van het personeel als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg;

  • e.

    kosten voor bijscholing personeel.

HOOFDSTUK 8 KLACHTEN EN MEDEZEGGENSCHAP

Artikel 25. Regeling voor klachtenafhandeling

Het college behandelt klachten van de jeugdige en/of zijn ouders die betrekking hebben op de wijze van afhandeling van aanvragen als bedoeld in deze verordening zoals de bepalingen van de “Klachtenregeling bestuursdienst gemeente Noordoostpolder”.

Artikel 26. Betrekken inwoners bij ontwikkelen beleid

  • 1.

    Het college betrekt de inwoners van de gemeente bij de voorbereiding van het beleid betreffende jeugdhulp zoals gesteld in artikel 150 van de Gemeentewet gestelde regels met betrekking tot de wijze waarop inspraak wordt verleend.

  • 2.

    De wijze waarop inwoners worden betrokken bij het beleid is neergelegd in de Verordening Cliëntenparticipatie Sociaal Domein Noordoostpolder 2018.

Artikel 27. Vertrouwenspersoon

  • 1.

    Het college zorgt ervoor dat jeugdigen en ouders een beroep kunnen doen op een vertrouwenspersoon.

  • 2.

    Het college wijst jeugdigen en ouders erop dat zij zich desgewenst kunnen laten bijstaan door een vertrouwenspersoon.

HOOFDSTUK 9 GEGEVENSWERKING EN PRIVACY

Artikel 28. Gegevensverwerking en privacy

  • 1.

    Het college is bij de verwerking van persoonsgegevens gehouden aan de wettelijke bepalingen van in ieder geval de Jeugdwet, de daaruit afgeleide regelgeving, de Algemene wet bestuursrecht, de Algemene verordening gegevensbescherming en de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming.

  • 2.

    Het college draagt zorg voor het naleven van het door het college  vastgestelde Privacy-protocol.

  • 3.

    Het college informeert actief de bewoner/jeugdigen en hun ouders over zijn/hun privacyrechten en de gegevensverwerkingen die in het kader van de ondersteuning plaatsvinden.

HOOFDSTUK 10 SLOTBEPALINGEN

Artikel 29. Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de jeugdige en/of zijn ouders afwijken van wat in deze verordening is bepaald, indien toepassing daarvan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 30. Indexering

Het college kan jaarlijks per 1 januari de in het kader van deze verordening en het op deze berustende Beleidsregels jeugdhulp 2019 geldende bedragen verhogen of verlagen aan de hand van de prijsindex.

Artikel 31. Evaluatie

Het door het gemeentebestuur gevoerde beleid voor jeugdhulp wordt eenmaal per 4 jaar geëvalueerd. Indien de evaluatie daartoe aanleiding geeft wordt de verordening aangepast. Het college rapporteert ten behoeve van de evaluatie over de doeltreffendheid en de effectiviteit van de verordening in de praktijk.

Artikel 32. Intrekking oude verordening en overgangsrecht

  • 1.

    De Verordening Jeugdhulp gemeente Noordoostpolder 2015 wordt ingetrokken.

  • 2.

    Een jeugdige en/of zijn ouders houden recht op een lopende voorziening, verstrekt op grond van de Verordening Jeugdhulp Noordoostpolder 2015, totdat het college een nieuw besluit heeft genomen.

  • 3.

    Aanvragen die zijn ingediend onder de Verordening Jeugdhulp gemeente Noordoostpolder 2015 en waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van deze verordening, worden afgehandeld volgens deze verordening.

Artikel 33. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2019.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als Verordening Jeugdhulp gemeente Noordoostpolder 2019.

Aldus besloten in de openbare vergadering van 17 december 2018.

De griffier,

de voorzitter,