Organisatie | Noordoostpolder |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Noordoostpolder houdende regels omtrent jeugdhulp Beleidsregels jeugdhulp gemeente Noordoostpolder 2019 |
Citeertitel | Beleidsregels jeugdhulp gemeente Noordoostpolder 2019 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2019 | nieuwe regeling | 18-12-2018 | Onbekend |
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Noordoostpolder,
overwegende dat het wenselijk is beleidsregels vast te stellen voor de uitvoering van de Jeugdwet en de Verordening jeugdhulp gemeente Noordoostpolder 2019;
gelet op artikel 1:3 lid 4 van de Algemene wet bestuursrecht, gelet op Titel 4.3 “Beleidsregels” van de Algemene wet bestuursrecht en gelet op de Verordening jeugdhulp Noordoostpolder 2019;
Hoofdstuk 2 Uitgangspunten beleidsplan Krachtig Noordoostpolder voor de jeugd.
Jongeren in Noordoostpolder moeten zo gezond en veilig mogelijk kunnen opgroeien. Dat is in de eerste plaats de verantwoordelijkheid van jongeren, hun ouders en hun netwerk. Als zij daarbij hulp nodig hebben, dan kunnen zij een beroep doen op ondersteuning door de gemeente. Deze hulp wordt zo vroeg mogelijk aangeboden, om het beroep op dure, gespecialiseerde hulp te verminderen. Daarbij staat het versterken van de eigen kracht van de jongere en van het zorgend en probleemoplossend vermogen van het gezin en de sociale omgeving voorop.
Het kind is het vertrekpunt, het kind in zijn context.
Kinderen groeien op in hun directe leefomgeving, in hun persoonlijk netwerk. Ouders zijn primair verantwoordelijk voor de opvoeding van hun kind. Zij worden bij hun taak geholpen door het sociaal netwerk. Iedereen die betrokken is bij een kind en de ouders heeft een verantwoordelijkheid om vanuit zijn rol een bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van het kind en waar nodig ondersteuning te bieden.
Gezinnen richten hun eigen leven in en worden daar waar nodig ondersteund vanuit betrokkenheid.
Ondersteuning en hulp zijn gericht op het versterken van eigen mogelijkheden en de mogelijkheden van ouders, netwerk, vrijwilligers en professionals in de directe omgeving. De professional verbindt zich met de leefwereld van ouders en hun sociale omgeving om zo hun kracht optimaal te kunnen benutten.
Er zijn ook ouders, die niet volledig in staat zijn, hun kind die opvoeding te bieden, die het nodig heeft. Andere betekenisvolle volwassenen zijn dan belangrijk om de ouder en het kind te ondersteunen.
Bij tegenstrijdige belangen tussen ouders en kinderen, staat het belang van het kind voorop. Er moet voor het kind sprake zijn van een veilige omgeving, eten en drinken en een dak boven het hoofd.
Hoofdstuk 3 Toegang tot jeugdhulp
De toegang tot jeugdhulp kan op verschillende manieren plaatsvinden, te weten:
De inwoner heeft zelf een plan opgesteld om zijn hulpvraag op te lossen. Voor deze oplossing is een maatwerkvoorziening nodig. De inwoner legt zijn plan voor aan het college. Het college toetst het plan. Verwijzing naar het sociaal team is niet nodig. De inwoner kan een beroep doen op onafhankelijke cliëntondersteuning.
Via het sociaal team in de gemeente.
Een hulpvraag van een jeugdige en/of zijn ouder kan binnenkomen bij het sociale team. In een gesprek met de jeugdige en/of zijn ouders zal gekeken worden wat de jeugdige en/of zijn ouders zelf of met hulp van hun netwerk kunnen doen om het probleem op te lossen. Eerst wordt onderzocht of een algemene voorziening passend is. Indien dat niet het geval is wordt een specialist geraadpleegd om te onderzoeken of een maatwerkvoorziening passend is. Wanneer een maatwerkvoorziening passend is dan geeft het college (op advies van een deskundige) een besluit af zodat de noodzakelijke jeugdhulp kan worden ingeschakeld. Het sociaal team attendeert de inwoner op onafhankelijke cliëntondersteuning.
Na verwijzing door de huisarts, medisch specialist of jeugdarts.
De Jeugdwet regelt dat jeugdhulp ook toegankelijk is met een verwijzing van de huisarts, de jeugdarts en de medisch specialist. In de praktijk zullen de huisarts, medisch specialist en jeugdarts niet altijd bepalen welke specifieke vorm van hulp nodig is, maar verwijzen naar een van de jeugdhulpaanbieders die de gemeente heeft ingekocht. De jeugdhulpaanbieder beoordeelt vervolgens op basis van zijn professie welke behandelvorm nodig is (de frequentie en de omvang). Daarbij dient de jeugdhulpaanbieder zich te houden aan de afspraken die hij daarover met de gemeente heeft gemaakt in het kader van zijn contract- of subsidierelatie, en met de regels die daarover zijn neergelegd in de verordening.
De inwoner kan een beroep doen op onafhankelijke cliëntondersteuning.
Via de gecertificeerde instellingen, rechter, OM of justitiële jeugdinrichting (JJI).
In het kader van de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering kan een gecertificeerde instelling zelfstandig bepalen dat jeugdhulp nodig is (artikel 3.5 lid 1 van de Jeugdwet). Bij jeugdreclassering heeft niet alleen de gecertificeerde instelling deze bevoegdheid, maar kunnen ook andere instanties besluiten dat jeugdhulp nodig is. Deze andere instanties zijn de rechter, de officier van justitie, de directeur van de JJI, en de selectiefunctionaris van de JJI.
De gemeente is er verantwoordelijk voor dat de jeugdhulp wordt ingezet die deze instanties nodig achten ter uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering. Hier geldt dus een leveringsplicht van de gemeente (zie artikel 2.4 lid 2 onderdeel b van de Jeugdwet). Wel geldt als uitgangspunt dat rekening wordt gehouden met de jeugdhulp die de gemeente heeft ingekocht.
Via Veilig Thuis (het Advies- en Meldpunt Huiselijk geweld en Kindermishandeling: AMHK).
Ten slotte kan ook via Veilig Thuis toegang tot (onder andere) jeugdhulp worden verkregen. Veilig Thuis geeft advies over vermoedens en gevallen van huiselijk geweld en kindermishandeling, onderzoekt indien nodig op basis van een melding of er sprake is van kindermishandeling, motiveert zo nodig ouders tot accepteren van jeugdhulp en legt daartoe contacten met de hulpverlening. Wel geldt als uitgangspunt dat rekening wordt gehouden met de jeugdhulp die de gemeente heeft ingekocht.
Hoofdstuk 4 De aanvraag: de maatwerkbijlage bij het familiegroepsplan
Het familiegroepsplan is de opvolger van het ondersteuningsplan.
Het familiegroepsplan gaat “terug naar de bedoeling”, volgens de oorspronkelijk opzet in de Jeugdwet. De Jeugdwet definieert het als een hulpverleningsplan of plan van aanpak dat de ouders van de jeugdige samen met (bloed)verwanten en andere personen uit het sociale netwerk opstellen. De bedoeling is dat ouders, familieleden en andere betrokkenen de mogelijkheid krijgen mee te denken en te helpen aan een oplossing voor de ondersteuningsvraag. De inwoner kan bij het opstellen van een familiegroepsplan ook een beroep doen op onafhankelijke cliëntondersteuning en/of een medewerker van het sociaal team.
Het familiegroepsplan is vormvrij.
De Jeugdwet beoogt de regie bij gezinnen te laten en hulpverlening aan te laten sluiten bij de vraag van het gezin. Het familiegroepsplan is daarbij een belangrijk middel. Gezinnen bepalen of en hoe zij hun familiegroepsplan willen opstellen; zij hebben de regie over het familiegroepsplan.
Het sociaal team ondersteunt de inwoner bij het opstellen van het familiegroepsplan.
Inwoners kunnen het sociaal team vragen om hen te ondersteunen bij het opstellen van het familiegroepsplan met hun sociale netwerk. Uitgangspunt blijft dat de inwoner de regie heeft en houdt. Informele en formele oplossingen zijn onderdeel van het familiegroepsplan.
De maatwerkbijlage bij het familiegroepsplanWanneer er een maatwerkvoorziening nodig wordt geacht om bij te dragen aan een oplossing voor de hulpvraag, kan er door de gemandateerde medewerker van het sociaal team of door een specialist van het cluster uitvoering sociaal domein van de gemeente de maatwerkbijlage ingevuld worden. Deze bijlage wordt beschouwd als een aanvraag voor een maatwerkvoorziening. Deze maatwerkbijlage moet ondertekend zijn door de inwoner en een daartoe gemandateerde medewerker of specialist. In een aantal gevallen is een advies van een specialist nodig.
Een aanvraag zonder familiegroepsplan
De mogelijkheid bestaat om een aanvraag te doen zonder dat er een familiegroepsplan is gemaakt maar dat het gezin, al dan niet tezamen met hun netwerk en/of een hulpverlener een plan opstelt. In dat geval onderzoekt een specialist van de gemeente of het plan past bij de hulpvraag van het gezin. Op basis van het onderzoek kan de gemeente een maatwerkvoorziening toekennen.
Hoofdstuk 5 De maatwerkvoorzieningen
Als het gewenste effect van de jeugdhulp niet op eigen kracht (c.q. met gebruikelijke hulp) of met het sociale netwerk bereikt kan worden en het gewenste effect kan ook niet worden bereikt door een algemene voorziening zoals hulp door de jeugdgezondheidszorg, het algemeen maatschappelijk werk, een jeugdwelzijnsorganisatie en/ of voorliggende voorzieningen zoals Zvw of Wlz dan wordt een maatwerkvoorziening ingezet. Een maatwerkvoorziening is niet vrij toegankelijk. De inwoner heeft daarvoor een verwijzing nodig op basis waarvan de gemeente een besluit neemt. In hoofdstuk 3 staat hoe de toegang is geregeld. Het gaat om onderstaande maatwerkvoorzieningen:
a. Ondersteuning, en behandeling bij het opvoeden en opgroeien:
Gericht op hulp en zorg, niet zijnde preventie en begeleiding bij het verminderen, stabiliseren, behandelen en opheffen van of omgaan met de gevolgen van psychische problemen en stoornissen, psychosociale problemen, gedragsproblemen of een verstandelijke beperking van de jeugdige, opvoedingsproblemen van de ouders of adoptie gerelateerde problemen.
Behandeling/hulp ter bevordering van de deelname aan het maatschappelijk verkeer, niet zijnde preventie en ondersteuning, van het zelfstandig functioneren van jeugdigen met een somatische, verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperking, een chronisch psychisch probleem, niet aangeboren hersenletsel of een psychosociaal probleem.
Het bieden van behandeling/ondersteuning aan een jeugdige met psychische problemen en/of stoornissen, psychosociale problemen, gedragsproblemen of een verstandelijke beperking, opvoedingsproblemen van de ouders of adoptie gerelateerde problemen, zodat een jeugdige zo optimaal mogelijk kan deelnemen aan het maatschappelijk verkeer in een zo veilig mogelijke omgeving.
Kortdurend Verblijf en/of respijtzorg:
Kortdurend Verblijf omvat logeren in een andere omgeving dan het eigen woonadres gepaard gaande met ondersteuning voor een jeugdige, indien de jeugdige tijdelijk aangewezen is op permanent toezicht of in de nabijheid. Daarnaast moet Kortdurend Verblijf een ontwikkelingsgerichte functie hebben voor de jeugdige en de opvoeder(s) ter versterking van de belastbaarheid van jeugdige en/of ouder(s).Het wordt tijdelijk ingezet ter ontlasting van de persoon die gebruikelijke zorg of mantelzorg aan de jeugdige biedt en gericht op:
Om in aanmerking te komen voor de functie Kortdurend Verblijf dient sprake te zijn van de volgende cumulatieve voorwaarden:
Afhankelijk van de mate van ondersteuning en toezicht kan bepaald worden welk tarief moet worden gehanteerd. Het betreft een interne richtlijn.
Voor de maatwerkvoorzieningen genoemd bij 5.1 tot en met 5.3 zijn de onderstaande mogelijkheden als het gaat om ZIN :
Bij jeugdhulp met verblijf wordt de jeugdige uit huis geplaatst. Hierbij heeft plaatsing in een pleeggezin de voorkeur.Pleegzorg is plaatsing in gezinsverband als hulp thuis niet meer mogelijk is en een jeugdige voor korte of langere tijd uit huis moet worden geplaatst. Het gaat om een combinatie van ‘zo gewoon mogelijk opgroeien’ en professionele hulp. Het uitgangspunt van pleegzorg is dat een jeugdige zoveel mogelijk gewoon opgroeit in een gezinsomgeving.
De jeugdhulpaanbieder die pleegzorg aanbiedt, draagt zorg voor de samenwerking tussen alle partijen rond de jeugdige en biedt, waar nodig professionele hulp aan de jeugdige, de pleegouders en de ouders.
In plaats van pleegzorg kan de jeugdige ook worden geplaatst in een instelling voor 24 uurs-zorg.
De medewerker die daartoe gemandateerd is met een advies van een specialist (jeugdarts/gedragsdeskundige/SAVE medewerker).
Ambulante crisishulp (regionaal):
Voor ambulante crisishulp gelden de volgende criteria:
Hulp is per direct nodig en het gezin wil ambulante hulp omdat
Zodra ambulante crisishulp wordt ingezet stopt reguliere (ambulante) hulp.
Wanneer er sprake is van crisis, is ambulante crisishulp voorliggend. Ambulante crisishulp varieert van een eenmalig participerend consult, waarbij de hulpverlener meegaat naar het gezin, tot en met een ambulant traject van 28 dagen. Ambulante crisishulp is intensieve hulp aan het gezin in hun eigen huis. In het uiterste geval wordt een logeerplek buiten het eigen huis ingezet. Wanneer de inzet van een logeerplek noodzakelijk is, gebeurt dit altijd in combinatie met ambulante crisishulp, om de jeugdige zo snel mogelijk weer in de thuissituatie te kunnen helpen. Indien een kind al een verblijfsindicatie (met uitzondering van pleegzorg) heeft wordt er geen beroep gedaan op crisisbedden.
De (huis)arts, het sociaal team, de gecertificeerde instellingen en Veilig Thuis.
Specialistische jeugdhulp in de vorm van begeleiding, ondersteuning of behandeling:
JeugdzorgPlus is voor jongeren met ernstige (gedrags)problemen. Zij kunnen in instellingen voor JeugdzorgPlus worden geplaatst (gesloten jeugdzorg). Zij hebben bescherming nodig tegen zichzelf of tegen anderen. Het is in het belang van de jongeren zelf dat zij een behandeling krijgen in geslotenheid. Dit voorkomt dat zij zich onttrekken aan de zorg die ze nodig hebben. Of door anderen worden onttrokken aan de zorg.
5.6 Doel is enerzijds veiligheid en bescherming bieden en anderzijds jeugdigen te stabiliseren en zodanig hulp te bieden dat het uiteindelijk bestendig op het perspectief van het traject (thuis, residentiële voorziening, pleeggezin) kan verblijven, waarbij hij een dagbesteding (onderwijs) heeft.
5.6 Het kenmerk van de maatwerkvoorziening JeugdzorgPlus is dat er beperkende maatregelen kunnen worden toegepast. De behandeling jeugdhulp is erop gericht om de impact van de beperkende maatregelen zo passend mogelijk te laten zijn, en de jeugdige voor te bereiden op een tijd waarin er geen noodzaak maar ook geen mogelijkheid meer is voor beperkende maatregelen. De jeugdige wordt geleerd om met een aantal chronisch aanwezige condities om te gaan. Deze condities kunnen gelegen zijn in de jeugdige (stoornissen, gedrag etc.), in het systeem van de Jeugdige (disfunctionele gezinssystemen) of in de bredere omgeving (vatbaarheid voor vriendengroepen, loverboys). Doel is om de jeugdige en het gezin vaardigheden bij te brengen die ervoor zorgen dat de jeugdige voldoende normaal en veilig kan participeren.
De medewerker die daartoe gemandateerd is met een advies van een specialist (jeugdarts/gedragsdeskundige/SAVE medewerker).
Hierbij gaat het om het ondersteunen bij of het overnemen van activiteiten bij de algemene dagelijkse levensverrichtingen op het gebied van de persoonlijke verzorging in verband met een somatische of psychiatrische aandoening, of beperking, of een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap of niet aangeboren hersenletsel, gericht op het opheffen van een tekort aan zelfredzaamheid.
Hoofdstuk 7 Verlengde jeugdhulp (van 18- naar 18+ tot maximaal 23 jaar)
De gemeente is ervoor verantwoordelijk dat jeugdigen die uit de jeugdhulp komen, indien nodig, ondersteund blijven worden na hun 18e verjaardag. Dat wil zeggen dat de gemeente zorgt ervoor zorgt dat er een familiegroepsplan is voor de jongere op alle leefgebieden. Het kan hierbij gaan om voortzetting van ondersteuning (in dezelfde of aangepaste vorm) op grond van de Wmo of om verlengde jeugdhulp onder de Jeugdwet.
Artikel 8 Gebruikelijke en meer dan gebruikelijke hulp
Gebruikelijke hulp is de normale, dagelijkse hulp die van ouders en/of andere huisgenoten naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht. Voor jeugdigen geldt dat ouders de tot hun gezin behorende minderjarige kinderen behoren te verzorgen, op te voeden en toezicht op hen te bieden, ook al is er sprake van een jeugdige met een ziekte, aandoening of beperking. Het betreft hulp op het gebied van persoonlijke verzorging, begeleiding en verblijf. Voorbeelden van gebruikelijke hulp zijn onder andere:
De bovenstaande opsomming is niet limitatief. Gebruikelijke hulp per leeftijdscategorie is nader omschreven in bijlage 1 bij deze beleidsregels ‘Richtlijn gebruikelijke hulp van ouders voor kinderen met een normale ontwikkeling, per leeftijdscategorie’.
Blijvende en tijdelijke situaties.
Er is geen sprake van meer dan gebruikelijke hulp bij tijdelijke situaties. Bij tijdelijke situaties gaat het om kortdurende hulp waarbij er uitzicht is op herstel van de situatie van de jeugdige en/of de ouder(s) en de daarmee samenhangende zelfredzaamheid van de jeugdige en/of de ouder(s). Het gaat hierbij over het algemeen over een periode van maximaal drie maanden.
Hoofdstuk 9 Persoonsgebonden budget
Criteria persoonsgebonden budget.
Het college verstrekt een persoonsgebonden budget in overeenstemming met artikel 10, lid 1, van de verordening.
Een persoonsgebonden budget is een door het college verstrekt budget aan een jeugdige of zijn ouders, dat hen in staat stelt de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort van derden te betrekken. Bij een pgb hebben zij de vrijheid om zelf te kiezen welke zorgverleners zij willen en op welke tijdstippen zij de begeleiding wensen te ontvangen. In het budgetplan staan de resultaten die de jeugdige of zijn ouders met de pgb inzet wensen te behalen.
Een pgb kan niet worden aangevraagd voor een algemene voorziening. Het college stelt in deze beleidsregels vast dat ook
reiskosten, feestdagenuitkeringen, tussenpersonen en/of belangenbehartigers niet vanuit het pgb betaald mogen worden.
Jeugdhulp middels een pgb geboden door een niet-professional en/of iemand vanuit het informele netwerk is alleen mogelijk, als expliciet kan worden aangetoond dat dit leidt tot een betere en effectievere ondersteuning en dat dit aantoonbaar doelmatig is. Bijvoorbeeld om de ondersteuning flexibeler in te kunnen zetten.
Hoofdstuk 10 Woonplaatsbeginsel
De gemeente waar de ouder met gezag woont, is in beginsel verantwoordelijk voor de in te zetten jeugdhulp.
Als een jeugdige en zijn/haar ouders hulp nodig hebben, wordt eerst bekeken waar het gezag ligt. Daarna wordt vastgesteld wat het adres is. Zo wordt duidelijk welke gemeente verantwoordelijk is voor de desbetreffende jeugdige. Bij een verhuizing, een wijziging in het gezag of als de jeugdige meerderjarig wordt, verandert de situatie en moet de woonplaats opnieuw vastgesteld worden.
Dit betekent dat aan ouders die staan ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie van de gemeente Noordoostpolder een individuele voorziening kan worden toegekend.
De woonplaats wordt geregeld in titel 3 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek.
Opmerking In het nieuwe woonplaatsbeginsel (per 01-01-2020) hoeft voor het bepalen van de verantwoordelijke gemeente het gezag niet meer te worden uitgezocht en wordt voor de woonplaats aangesloten bij de Basisregistratie Personen (BRP). Bij verblijf is de gemeente van herkomst (financieel) verantwoordelijk voor het kind.
Hoofdstuk 11 Toezicht rechtmatigheid en handhaving
Het college zet in op fraudepreventie.
Het college zet in op fraudepreventie. Onderdeel daarvan is de wijze waarop het college ouders en jeugdigen informeert over de rechten en plichten die aan het ontvangen van een maatwerkvoorziening dan wel persoonsgebonden budget zijn verbonden en over de consequenties van misbruik en oneigenlijk gebruik.
De toezichthouder beoordeelt, al dan niet steekproefsgewijs, de besteding van het persoonsgebonden budget en/of zorg in natura als bedoeld in deze beleidsregels. Tevens beoordeelt de toezichthouder of de jeugdigen en zijn ouders nog voldoen aan de criteria om voor een persoonsgebonden budget in aanmerking te komen. Het college kan op basis van deze beoordeling het besluit tot toekenning van een individuele voorziening in natura of persoonsgebonden budget herzien of intrekken en/of:
De medewerkers van het sociaal team hebben een rol in het bepalen van de toegang tot maatwerkvoorzieningen. Het uitgangspunt van verantwoordelijkheid en regie bij burgers, vereist van medewerkers dat ze onderzoeken of een maatwerkvoorziening nodig is. Het rechtmatig inzetten van voorzieningen begint bij hen. Dat stelt eisen aan de gespreksvoering. Het is essentieel om de juiste vragen te stellen, door te vragen, af te wegen wat wenselijk en noodzakelijk is en mensen te wijzen op hun rechten en plichten, zoals het het recht op onafhankelijke cliëntondersteuning. Inwoners die zich gehoord weten en zich respectvol behandeld voelen, ervaren een grotere procedurele rechtvaardigheid. Inwoners vinden het belangrijk dat ze door de overheid prettig en netjes worden behandeld. Vaak net zo belangrijk als de vraag of de beslissing in hun voordeel of nadeel uitvalt.
Hoofdstuk 12 Cliëntondersteuning en vertrouwenspersoon
Er is onafhankelijkecliëntondersteuning beschikbaar
Een cliëntondersteuner kan een inwoner in het vraagverhelderingsgesprek helpen zijn ondersteuningsvraag te verwoorden en keuzes te maken. Het College stelt deze vorm van onafhankelijke cliëntondersteuning beschikbaar voor inwoners die maatschappelijke ondersteuning nodig hebben of problemen hebben op andere terreinen binnen het sociale domein. Bij de melding van de ondersteuningsvraag wijst het College erop dat gebruik kan worden gemaakt van onafhankelijk cliëntondersteuning. In de praktijk betekent dit dat de medewerker van het sociaal team de inwoner attendeert op onafhankelijke cliëntondersteuning en/of de medewerker van Voorlichting, Informatie en Advies (VIA) die het eerste contact heeft met de inwoner met een hulpvraag.
Inwoners hebben de mogelijkheid om een beroep te doen op het Advies- en Klachtenbureau Jeugdzorg (AKJ). Dit is een onafhankelijke landelijke organisatie.
Het AKJ voert het vertrouwenswerk namens alle gemeenten uit.
Jongeren, kinderen, ouders en verzorgers kunnen een beroep op het AKJ doen als zij vinden dat hun behandeling of bejegening beter kan en als zij een vraag hebben over hun rechtspositie in de jeugdzorg. Ook professionals zijn welkom met verzoeken om informatie en advies. Dit kan via www.akj.nl.
Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van gemeente Noordoostpolder op 18 december 2018,
Burgemeester en wethouders van Noordoostpolder,
Bijlage 1: Richtlijn gebruikelijke hulp van ouders voor kinderen met een normale ontwikkeling, per leeftijdscategorie
Bij de beoordeling van gebruikelijke zorg wordt gebruik gemaakt van de richtlijn die hieronder is opgenomen. Let op: Dit is een richtlijn, voor ieder kind is een individuele beoordeling van de zorgbehoefte noodzakelijk.
Opmerking: deze hulp voor kinderen van 3 tot 5 jaar is geen gebruikelijke hulp als is vastgesteld dat het gaat om een kind met ernstige meervoudig complexe handicaps (MCG), ook wel genoemd ernstige meervoudige beperkingen (EMB). MCG/EMB kinderen hebben een ernstige verstandelijke beperking met een blijvend zeer laag ontwikkelingsperspectief en een motorische beperking. Meestal is ook sprake van zintuigelijke problemen (waaronder prikkelverwerkingsstoornissen) en/of somatische aandoeningen.
hebben tot 18 jaar een woonomgeving nodig waarin hun fysieke en sociale veiligheid 24 uur per dag is gewaarborgd, een passend pedagogisch klimaat wordt geboden en hen hulp in de zin van verzorging, begeleiding en stimulans wordt geboden nodig en passend bij hun ontwikkeling naar zelfstandigheid en zelfredzaamheid.
Bijlage 2: De vijf zorgniveaus
De 5 zorgniveaus geven de mate van zorg die nodig is voor kind en gezin aan. De opschaling ziet er in overeenstemming met de 5 zorgniveaus als volgt uit:
Kind- en/of gezinssituatie met oplopende problematiek. Dus met oplopende zorg die door de ouders en de reguliere zorgverleners samen wordt georganiseerd en gegeven. Afhankelijk van de problematiek kan een familiegroepsplan worden gemaakt. Dat kan het gezin zelf of met behulp van een medewerker van het sociale team.
Kind- en/of gezinssituatie met problematiek op 2 of meer leefgebieden. Gezien de complexiteit is het nodig om met de ouders en de reguliere zorgverleners de zorg op maat af te stemmen, samen te werken en te coördineren en te volgen. Er wordt een familiegroepsplan gemaakt. Dit kan het gezin zelf of met behulp van een medewerker van het sociale team. Casusregie wordt ingezet. Casusregie kan ook worden uitgevoerd door een persoon uit het netwerk van het gezin/de inwoner.
a3.1 Het sociaal team helpt inwoners met een ondersteuningsvraag.
Het sociaal team heeft een spilfunctie als het gaat om onze inwoners en hun netwerk te helpen. Zij helpen, waar nodig toe te leiden naar algemene voorzieningen en/of individuele voorzieningen Het sociaal team bestaat uit generalistische ambulante werkers van Carrefour, GGD, Gemeente en ZONL. Het sociaal team werkt gebiedsgericht en heeft het mandaat om individuele voorzieningen (algemene, overige en individuele) in te zetten;
a3.2 Uitgangspunten sociaal team.
Het sociaal team is het aanspreekpunt voor vragen van inwoners die enige vorm van ondersteuning of hulp nodig zeggen te hebben, zij staan naast de inwoners om samen te kijken wat er nodig is. Zij doen dat op twee manieren, door in te spelen op signalen uit de wijk en in te gaan op vragen van individuele inwoners of gezinnen. Bij het inspelen op signalen zoeken ze inwonersinitiatieven op, vragen zo nodig buurtwerkers om te faciliteren. Bij hulpvragen gaan zij in gesprek met degenen die een vraag heeft en vragen de omgeving c.q. het netwerk mee te denken. Zij verlenen zelf geen hulp, maar zijn wel deskundig op een of meer gebieden en stimuleren inwoners om samen met hun omgeving zoveel mogelijk oplossingen te zoeken voor hun vragen. Hiermee werken zij preventief: dat sluit beter aan bij de inwoner en voorkomt inzetten van professionele zorg. Ze hebben voldoende kennis om te kunnen inschatten of die zorg wel degelijk nodig is en erbij gehaald moet worden.
Indien nodig stelt de medewerker sociaal team samen met de inwoner het familiegroepsplan op.
De focus ligt op de inwoner met een zorgvraag en niet op procedures.
• Laat de inwoner eigenaar zijn van zijn/haar (hulp)vraag;
• Staat naast de inwoner en werkt vanuit de leefwereld van de inwoner;
• Richt zich integraal op alle leefgebieden en het gehele systeem van de inwoner;
• Heeft oog voor kansen, wensen en mogelijkheden maar ook voor kwetsbaarheid;
• Beschikt over een breed informeel en formeel netwerk;
• Is verantwoordelijk voor het tijdig opschalen en betrekken van specialisten.
Het sociaal team werkt met de “Nieuwe Route”. (http://denieuweroute.com/).
Een compacte weergave van de benadering:
In de kern gaat er bij De Nieuwe Route om twee principes, leidend tot maximaal ‘eigenaarschap’ van degene die om hulp of ondersteuning vraagt:
Het lijkt een nuance, maar er is een groot verschil in uitwerking: van ééndimensionale vraagstelling naar vragen die de omgeving veel groter maken. Een eenvoudig voorbeeld: van de vraag om een traplift naar de vraag wat er voor nodig is zodat heer X veilig kan blijven wonen. Van overlast door familie X naar de vraag aan de omgeving wat er voor nodig is zodat mensen in de buurt het goed met elkaar hebben.
a3.7 Profiel medewerkers sociaal team.
De medewerkers van het sociaal beschikken over de onderstaande competenties:
Bijlage 4: Dienstverlening specialisten aan het sociaal team en procesregie
b4.1 Dienstverlening specialisten aan het sociaal team.
De sociale teams kunnen voor consultatie en advies terecht bij een jeugdarts en een gedragswetenschapper. Zij vormen het eerste aanspreekpunt voor veiligheid van jeugd en voor verblijf (als kinderen uit huis geplaatst worden). Er zijn ook andere jeugdartsen van de GGD beschikbaar voor consultatie en advies evenals andere specialisten, zoals de GZ-psycholoog en multiculturele deskundigen (vluchtelingen, oost Europa). De reguliere expertise ‘jeugdhulp’ (SKJ- normen) in het sociaal team is geborgd bij de daartoe gemandateerde medewerkers. De expertise ‘veiligheid’ is in het sociaal team geborgd door jaarlijkse bijscholing over de Meldcode, gebruik van zorgoog.nl en afspraken binnen de sociale teams wie veiligheidsplannen opstelt. De gedragsdeskundige is hiervoor te consulteren en is behulpzaam zijn bij het invullen van een risicotaxatie.
De specialisten sluiten aan bij de werkwijze van de nieuwe sociale teams. Ze kennen en werken vanuit De Nieuwe Route. Voor specialisten houdt dit in dat de inwoner met hulpvraag en zijn netwerk deelnemen aan het gesprek en het advies van de specialist kunnen begrijpen.
b4.4 Procesregie bij stagnerende casuïstiek.
Een procesregisseur van de GGD vervult deze rol. Procesregie is de functie die afstemming en uitvoering van de nodige hulp en zorg regelt, die aan inwoners van 0 – 100 jaar. Procesregie wordt ingezet als de hulp/zorg stagneert:
De procesregie is per definitie van korte duur en gaat zodra het kan terug naar reguliere casusregie.