Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Stede Broec

Verordening sociaal culturele deelname gemeente Stede Broec 1996

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieStede Broec
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening sociaal culturele deelname gemeente Stede Broec 1996
CiteertitelVerordening sociaal culturele deelname gemeente Stede Broec 1996
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Bij raadsbesluit van 10-12-2012 is deze verordening vanaf 1-1-2013 beperkt voor ouders met schoolgaande kinderen tot en met 17 jaar

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet, art. 147

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-10-199601-01-2015nieuwe regeling

02-05-1996

De Middenstander, 15-05-1996

Onbekend.

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening sociaal culturele deelname gemeente Stede Broec 1996

De raad der gemeente Stede Broec;

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d.;

 

gelet op artikel 147 van de gemeentewet;

 

b e s l u i t:

 

vast te stellen de

 

VERORDENING SOCIAAL CULTURELE DEELNAME GEMEENTE STEDE BROEC 1996.

 

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder

1. Inwoner

  • a.

    De persoon die de Nederlandse nationaliteit bezit en ingeschreven staat in het bevolkingsregister van de gemeente Stede Broec op het moment van de aanvraag;

  • b.

    De persoon, die niet de Nederlandse nationaliteit bezit, maar die tot permanente vestiging in Nederland is toegelaten door het bevoegd gezag, dan wel wier verblijf door het bevoegd gezag is gedoogd en die blijkens een registratie bij de afdeling dienstverlening bevolking in de gemeente Stede Broec gevestigd is op het moment van de aanvraag.

     

  • 2.

    Huishouden van niet-alleenstaanden

  • a.

    een gezin;

  • b.

    een één-ouder gezin;

  • c.

    twee of meer samenwonenden, zonder met elkaar te zijn gehuwd, met of zonder minderjarige of meerderjarige kinderen, c.q. stiefkinderen, woonachtig op hetzelfde adres.

     

    3.Huishouden van alleenstaanden

  • a.

    de alleenwonende;

  • b.

    de zelfstandig wonende, die door middel van een schriftelijke overeenkomst van een erkend kamerverhuurbedriif kan aantonen kamerbewoner te zijn.

     

Artikel 2 Aanspraak

  • 1.

    Aan een huishouden als bedoeld in artikel 1, leden 2 en 3, bestaande uit (een) inwoner(s) van de gemeente Stede Broec, kan door burgemeester en wethouders een tegemoetkoming worden toegekend in de kosten van sociaal-culturele deelname, wanneer het netto inkomen van het hoofd/de hoofden van het huishouden tezamen minder bedraagt dan het voor het huishouden geldende toetsingsbedrag, als bedoeld in artikel 6.

     

  • 2.

    Onder inkomen als bedoeld in het eerste lid wordt in elk geval verstaan het netto maandinkomen:

  • a.

    uit of in verband met arbeid in dienstbetrekking, dan wel uit of in verband met arbeid als zelfstandige;

  • b.

    ingevolge enige sociale verzekeringswet, dan wel krachtens enige pensloenregeling;

  • c.

    voor algemene bestaanskosten ingevolge de Algemene Bijstandswet, voor zover niet zijnde een toes!ag ter tegemoetkoming in de woonkosten;

  • d.

    voor levensonderhoud van een onderhoudsplichtige jegens zijn of haar (gewezen) echtgeno(o)t(e) en/of kinderen;

  • e.

    in verband met bedrijfsbeëindiging volgens regelen vastgesteld door de minister

    van economische zaken;

  • f.

    berekend naar het theoretisch inkomensdeel ten behoeve van levensonderhoud in de studiebeurs op grond van de Wet op de studiefinanciering;

  • g.

    uit kamerhuur, kostgeld of onderhuur, te stellen op ƒ 200,00 per maand per kamerhuurder, kostganger of onderhuurder;

  • h.

    uit overige in het jaar genoten bestanddelen van het onzuiver inkomen, zoals die bepaald worden krachtens de Wet op de inkomensbelasting 1964.

     

Artikel 3 Vermogen

Met vermogen, dat geen bepaalde bestemming heeft, wordt rekening gehouden overeenkomstig het gestelde in de artikelen 51 t/m 54 van de Abw.

 

Artikel 4 De tegemoetkoming

1. De tegemoetkoming bedraagt:

  • a.

    een basisbedrag van maximaal ƒ 100,00 per jaar per huishouden, te vermeerderen met:

  • b.

    een bedrag van maximaal ƒ 50,00 per lid van het huishouden.

  • 2.

    De tegemoetkoming wordt verleend voor de kosten van sociaal-culturele deelname als genoemd inbijlage 1 bij deze verordening.

    3. Burgemeester en wethouders kunnen wijzigingen in bijlage 1 aanbrengen.

    4. De te verstrekken tegemoetkoming is gebaseerd op de werkelijk gemaakte kosten.

    5. De tegemoetkoming wordt niet uitbetaald, indien deze kosten minder bedragen dan ƒ 10,00.

     

Artikel 5 De aanvraag

  • 1.

    Een aanvraag voor een tegemoetkoming dient te worden ingediend door middel van een door burgemeester en wethouders beschikbaar gesteld formulier.

    2. De aanvraag kan worden ingediend door of namens de meerderjarige leden van het huishouden.

  • 3.

    De aanvraag kan worden ingediend binnen een redelijke termijn vóór het tijdstip of tijdvak, waarop zij betrekking heeft, doch uiterlijk tot 3 maanden na het kalenderjaar, waarin de kosten zijngemaakt.

  • 4.

    Bij de aanvraag dienen, naar genoegen van burgemeester en wethouders, bewijsstukken te worden overgelegd, waaruit blijkt dat aan alle eisen is voldaan.

  • 5.

    Burgemeester en wethouders kunnen de juistheid en volledigheid van de in het formulier vermelde gegevens onderzoeken of laten onderzoeken.

     

Artikel 6 Het toetsingsbedrag

Als toetsingsbedragen worden aangemerkt de normbedragen zoals genoemd in de artikelen 29 t/m 33 van de nabw, verhoogd met 15% van die normen.

 

Artikel 7 De berekening

De tegemoetkoming wordt als volgt berekend:

  • 1.

    Op het inkomen als bedoeld in artikel 2, tweede lid, inclusief vakantietoeslag, van de maand voorafgaande aan de datum van aanvraag, wordt in mindering gebracht:

  • a.

    de ten laste van aanvrager blijvende premie ziektekostenverzekering, niet zijnde de nominale premie/AWBZ-premie en aanvullende verzekeringen.

  • b.

    alimentatieverplichtingen of onderhoudsbijdragen ten behoeve van de (gewezen) echtgen(o)t(e) en zijn/haar minderjarige kinderen, voor zover aan deze verplichtingen wordt voldaan.

  • 2.

    Op het in het eerste lid berekende inkomen wordt vervolgens in mindering gebracht het van toepassing zijnde toetsingsbedrag als bedoeld in artikel 6.

  • 3.

    Ingeval het inkomen gelijk is aan, dan wel lager is dan het toetsingsbedrag, kan een tegemoetkoming worden verleend.

     

Artikel 8 Aanspraak zelfstandigen

In afwijking van het gestelde in artikel 7 wordt de aanspraak van een huishouden, dat voor de voorziening in het levensonderhoud grotendeels is aangewezen op het inkomen uit arbeid in het bedrijfs- en beroepsleven, als volgt berekend:

  • 1.

    Het bedrijfsresultaat over het door de zelfstandige en dienst echtgenoot in het boekjaar voorafgaande aan het jaar van aanvraag behaald, wordt verminderd met het in artikel 45, lid 2 Abw vermelde percentage;

  • 2.

    Op het aldus verkregen bedrag wordt in mindering gebracht de op jaarbasis verschuldigde premie voor een ziektekostenverzekering, niet zijnde de nominale premie/ AWBZ en aanvullende verzekeringen, alsmede op jaarbasis de opgelegde alimentatieplicht ten behoeve van de (gewezen) echtgeno(o)t(e) en/of minderjarige kinderen, voor zover aan deze verplichting wordt voldaan.

  • 3.

    Op het in het vorige lid berekende inkomen wordt, na herleiding tot een maandbedrag, in mindering gebracht het van toepassing zijnde toetsingsbedrag in artikel 6;

  • 4.

    Ingeval het inkomen gelijk is aan, dan wel lager is dan het toetsingsbedrag, kan een tegemoetkoming worden verleend.

     

Artikel 9 De beschikking

  • 1.

    Burgemeester en wethouders nemen een beslissing binnen acht weken na de datum waarop de aanvraag is ingekomen. De beslissing wordt de aanvrager schrlftelijlk meegedeeld.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders worden gemachtigd het nemen van een beslissing op een aanvraag op te dragen aan gemeente-ambtenaren, zulks onder nader door hen te stellen regelen en onder behoud van hun verantwoordelijkheid.

     

Artikel 10 Bezwaar

Binnen zes weken na de dag van verzending van de beschikking kan de aanvrager een bezwaarschrift indienen bij burgemeester en wethouders.

 

Artikel 11 Vertrouwelijke behandeling

  • 1.

    Burgemeester en wethouders dragen zorg voor een vertrouwelijke behandeling van de aanvraag.

  • 2.

    De verstrekte gegevens worden voor geen ander doel gebruikt dan voor de toepassing van deze verordening.

  • 3.

    Van het gestelde onder lid 2 kan uitsluitend worden afgeweken na schriftelijke toestemming van de aanvrager.

     

Artikel 12  

In gevallen waarin deze verordening niet voorziet beslissen burgemeester en wethouders.

 

Artikel 13  

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 oktober 1996. De verordening kan worden aangehaald als "Verordening sociaal-culturele deelname gemeente Stede Broec 1996".

 

 

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad der gemeente Stede Broec, gehouden op 2 mei 1996.

 

De secretaris, De voorzitter,