VERORDENING OP DE HEFFING EN INVORDERING VAN
RECLAMEBELASTING BUDEL-CENTRUM 2016
DE RAAD VAN DE GEMEENTE CRANENDONCK
Gezien het voorstel van het college van Burgemeester en Wethouders van de
gemeente Cranendonck d.d. 3 november 2015
Gelet op artikel : 227 van de Gemeentewet;
B E S L U I T
vast te stellen de
VERORDENING OP DE HEFFING EN INVORDERING VAN
RECLAMEBELASTING BUDEL-CENTRUM 2016
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Deze verordening verstaat onder:
- a.
reclameobject: een openbare aankondiging in letters, cijfers,
tekens, symbolen of kleuren, of een combinatie daarvan, zichtbaar
vanaf de openbare weg.
- b.
Wet WOZ: de Wet waardering onroerende zaken.
- c.
WOZ-waarde: de op de voet van hoofdstuk IV van de Wet WOZ voor het
betreffende kalenderjaar voor de onroerende zaak vastgestelde
waarde.
- d.
vestiging: de onroerende zaak als bedoeld in artikel 16 van de Wet
WOZ die, of een deel daarvan dat door één organisatie of bedrijf
wordt gebruikt.
- e.
voorziening: specifiek hulpmiddel bestemd voor het aanbrengen van
één of meer (al dan niet wisselende) openbare aankondigingen.
- f.
Artikel 2 Gebiedsomschrijving
Deze verordening is van toepassing binnen het gebied van de gemeente
Cranendonck, zoals aangegeven op de bij deze verordening behorende en
daarvan deel uitmakende kaart (Bijlage 1).
Artikel 3 Belastbaar feit
Onder de naam ‘reclamebelasting’ wordt, onder de bij deze verordening
gestelde voorwaarden, binnen het gebied als bedoeld in artikel 2 een directe
belasting geheven voor een openbare aankondiging die zichtbaar is vanaf de
openbare weg.
Artikel 4 Belastingplicht
De reclamebelasting wordt geheven van de gebruiker van de vestiging, waarop,
waaraan en/of waarbij één of meer reclameobjecten zijn aangebracht.
Artikel 5 Maatstaf van heffing en belastingtarief
- 1.
De reclamebelasting wordt geheven per vestiging.
- 2.
Indien de vestiging gelijk is aan de onroerende zaak, als bedoeld in
artikel 16 van de Wet WOZ, bedraagt de heffingsmaatstaf een vast bedrag, vermeerderd met een
bedrag dat afhankelijk is van de WOZ-waarde.
- 3.
In afwijking van het tweede lid, bedraagt de heffingsmaatstaf,
indien de vestiging deel uitmaakt van één onroerende zaak, als
bedoeld in artikel 16 van de Wet WOZ, een vast bedrag vermeerderd
met een bedrag dat afhankelijk is van het deel van de vastgestelde
WOZ-waarde dat aan de vestiging kan worden toegerekend.
- 4.
Bij de bepaling van de heffingsmaatstaf wordt buiten aanmerking
gelaten de waarde van delen van de vestiging die in hoofdzaak tot
woning dienen dan wel in hoofdzaak dienstbaar zijn aan
woondoeleinden.
- 5.
Indien met betrekking tot een vestiging geen WOZ-waarde is
vastgesteld, wordt de heffingsmaatstaf van die onroerende zaak
bepaald met overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij of
krachtens de artikelen 17, 18 en 20, tweede lid, van de Wet
WOZ.
- 6.
Het vaste bedrag voor de reclamebelasting bedraagt € 252,- per
vestiging.
- 7.
Het in het vorige lid genoemde bedrag wordt vermeerderd met € 1,32
per € 1.000,- van de waarde van de vestiging, zoals deze met
inachtneming van het bepaalde in de voorgaande leden is bepaald,
voor zover de waarde meer bedraagt dan € 190.000,-, met een maximum
van € 352,80 per vestiging.
- 8.
Het totale tarief voor de reclamebelasting bedraagt maximaal €
604,80 per vestiging.
- 9.
Indien de vastgestelde WOZ-waarde naar beneden wordt bijgesteld,
wordt de aanslag ambtshalve verminderd indien de lagere WOZ-waarde
leidt tot een lager belastingbedrag voor de reclamebelasting.
Artikel 6 Belastingtijdvak
Het belastingtijdvak is gelijk aan het kalenderjaar.
Artikel 7 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang
- 1.
De belastingschuld ontstaat bij het begin van het belastingtijdvak.
- 2.
Indien de belastingplicht na het begin van het belastingtijdvak
aanvangt, ontstaat de belastingschuld bij de aanvang van de
belastingplicht.
- 3.
Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak aanvangt,
is de reclamebelasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van
de voor dat jaar verschuldigde reclamebelasting als er in dat jaar, na
het tijdstip van de aanvang van de belastingplicht, nog volle
kalendermaanden overblijven.
- 4.
Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak eindigt,
wordt de aanslag op verzoek van belastingplichtige verminderd met zoveel
twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde reclamebelasting
als er in dat jaar, na het tijdstip van de beëindiging van de
belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
Artikel 8 Wijze van heffing
De reclamebelasting wordt geheven bij wege van aanslag.
Artikel 9 Vrijstellingen
De reclamebelasting wordt niet geheven voor openbare aankondigingen:
- a.
die korter dan 13 weken aanwezig zijn, tenzij deze openbare
aankondigingen zijn aangebracht in een voorziening waarin, waaraan
of waarop wisselende openbare aankondigingen worden aangebracht, die
individueel korter dan 13 weken aanwezig zijn, maar waarbij de
verschillende openbare aankondigingen gezamenlijk 13 weken of meer
aanwezig zijn;
- b.
die als algemene bewegwijzering waarmee een algemeen belang wordt
gediend, kunnen worden aangemerkt;
- c.
die door de gemeente of in opdracht van de gemeente is geplaatst of
aangebracht, indien en voor zover de openbare aankondiging geschiedt
ter uitvoering van de publieke taak;
- d.
die door (semi-)overheden of culturele, maatschappelijke of daarmee
gelijk te stellen lichamen met ideële doelstellingen zijn
aangebracht en betrekking hebben op activiteiten die uitsluitend een
cultureel, maatschappelijk, charitatief of ideëel belang
dienen;
- e.
aangebracht door of namens winkeliersverenigingen of
centrummanagement, waarbij het reclameobject uitsluitend bestaat uit
een vlag, banier of zuil met de naam van de winkeliersvereniging of
het centrummanagement;
- f.
aangebracht op bouwterreinen, voor zover deze opschriften
rechtstreeks betrekking hebben op de op dat terrein in uitvoering
zijnde bouwwerkzaamheden;
- g.
die door politieke partijen zijn aangebracht;
- h.
die onderdeel uitmaken van voor de verkoop of verhuur bestemde
artikelen en producten in een etalage of in de winkel;
- i.
bestemd voor de verkoop of verhuur van onroerende zaken, indien deze
aanwezig zijn in de onmiddellijke nabijheid van de te verkopen of te
verhuren zaak;
- j.
aangebracht op scholen, zorginstellingen, ziekenhuizen, kerken en
moskeeën, en die uitsluitend betrekking hebben op de functie van het
gebouw.
Artikel 10 Termijnen van betaling
- 1.
In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten
de aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste
vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de
dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden
later.
Indien de aanslag in één keer wordt betaald, moet dit vóór de eerste
vervaldag.
- 2.
De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste lid
gestelde termijnen.
Artikel 11 Kwijtschelding
Van deze belasting wordt geen kwijtschelding verleend.
Artikel 12 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels stellen met
betrekking tot de heffing en invordering van de reclamebelasting.
Artikel 13 Inwerkingtreding en citeertitel
- 1.
Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag volgend op haar
bekendmaking.
- 2.
De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2016.
- 3.
Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening Reclamebelasting
2016".
Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Cranendonck
in de openbare vergadering d.d. 15 december 2015.
DE RAAD VOORNOEMD,
De griffier, | De voorzitter, |
mr. P.J.F. Bemelmans | mr. M.M.D. Vermue-Vermue |