Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Loon op Zand

Treasurystatuut

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieLoon op Zand
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingTreasurystatuut
CiteertitelTreasurystatuut
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling bevat de vroegst mogelijke datum van inwerkingtreding.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 212 Gemeentewet
  2. Wet dualisering gemeentebestuur
  3. Wet financiering decentrale overheden
  4. Financiële verordening van de Gemeente Loon op Zand
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

08-09-201823-04-2021nieuwe regeling

25-08-2015

Gemeenteblad 2018, 191021

.

Tekst van de regeling

Intitulé

Treasurystatuut

Het College van burgemeester en wethouders;

Gelet op artikel 212 van de Gemeentewet, Wet dualisering gemeentebestuur, de Wet financiering decentrale overheden en de financiële verordening van de Gemeente Loon op Zand;

 

Besluit:

 

Vast te stellen het navolgende Treasurystatuut.

 

I Begrippenkader

Artikel 1

In dit statuut wordt verstaan onder:

  • -

    Administratie

    Het systematisch verzamelen, vastleggen en verwerken van gegevens en het verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, het functioneren en het beheersen van de gemeentelijke organisatie en het afleggen van verantwoording hierover, ook omvattende de administratie en verantwoording aangaande de geldmiddelen:

  • -

    Administratieve Organisatie

    Het stelsel van organisatorische maatregelen gericht op het tot stand brengen en in stand houden van de goede werking van de administratie:

  • -

    Derivaten

    Financiële instrumenten die hun bestaan ontlenen aan een bepaalde onderliggende waarde. De onderliggende waarden kunnen financiële producten, zoals leningen of obligaties zijn. Derivaten worden onder andere gebruikt om renterisico’s te sturen en financieringskosten te minimaliseren;

  • -

    Financiering

    Het aantrekken van benodigde financiële middelen voor een periode van minimaal een jaar. Deze middelen kunnen bestaan uit zowel eigen vermogen als vreemd vermogen;

  • -

    Geldstromenbeheer

    Al die activiteiten die nodig zijn om liquiditeiten te transfereren zowel binnen de organisatie zelf als tussen de organisatie en derden (betalingsverkeer);

  • -

    Intern liquiditeitsrisico

    De risico's van mogelijke wijzigingen in de liquiditeitsplanning en meerjaren-investeringsplanning waardoor financiële resultaten kunnen afwijken van de verwachtingen;

  • -

    Kasgeldlimiet

    Een bedrag op basis van de Wet Fido ter grootte van een percentage van het totaal van de jaarbegroting van de gemeente bij aanvang van het jaar;

  • -

    Koersrisico

    Het risico dat de financiële activa van de organisatie in waarde verminderen door negatieve koersontwikkelingen;

  • -

    Kredietrisico

    De risico's op een waardedaling van een vordering ten gevolge van het niet (tijdig) na kunnen komen van de verplichtingen door de tegenpartij als gevolg van insolventie of deficit;

  • -

    Liquiditeiten beheer

    Het aantrekken en uitzetten van middelen voor een periode tot een jaar;

  • -

    Liquiditeiten planning

    Een gestructureerd overzicht van de toekomstige inkomsten en uitgaven ingedeeld naar aard en tijdseenheid;

  • -

    Rating

    De inschatting van de kans op eventuele wanbetalingen bij toekomstige en aflossingsbetalingen op schuldpapier;

  • -

    Renterisico

    Het gevaar van ongewenste veranderingen van de (financiële) resultaten van de gemeente door rentewijzigingen;

  • -

    Rente risiconorm

    Een bij de aanvang van enig jaar op basis van de Wet Fido gefixeerd percentage van het totaal van de vaste schuld van de gemeente, dat bij de realisatie niet mag worden overschreden;

  • -

    Rentetypische looptijd

    Het tijdsinterval gedurende de looptijd van een geldlening, waarin op basis van de voorwaarden van de geldlening sprake is van een door de verstrekker van de geldlening niet beïnvloedbare, constante rentevergoeding;

  • -

    Saldobeheer

    Het beheer van de dagelijkse saldi op de rekeningen;

  • -

    Rentevisie

    Toekomstverwachting over de rente ontwikkeling;

  • -

    Solvabiliteitsratio van 0%

    Status die door een bancaire toezichthouder in een lidstaat van de Europese Economische Ruimte (lidstaten van de Europese Unie uitgebreid met Noorwegen, IJsland en Liechtenstein) aan het schuldpapier van een instelling kan worden toegekend;

  • -

    Treasuryfunctie

    De treasuryfunctie omvat alle activiteiten die zich richten op het besturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële stromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s. De treasuryfunctie bestaat uit vier deelfuncties: risicobeheer, gemeentefinanciering, kasbeheer en debiteuren- en crediteurenbeheer;

  • -

    Uitzetting

    Het tijdelijk toevertrouwen van liquiditeiten aan derden tegen vooraf overeengekomen condities en bedingen. Kortlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode tot een jaar en langlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode van een jaar of langer.

II Doelstellingen van de treasuryfunctie

Artikel 2

Het college onderscheidt een vijftal doelstellingen van de treasuryfunctie:

  • 1

    Het verzekeren van duurzame toegang tot financiële markten tegen acceptabele condities;

  • 2

    Het beschermen van gemeentelijke vermogens- en (rente-)resultaten tegen ongewenste financiële risico's zoals renterisico's, koersrisico's, kredietrisico's en liquiditeitsrisico's;

  • 3

    Het minimaliseren van de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities;

  • 4

    Het optimaliseren van de renteresultaten binnen de kaders van de Wet Fido respectievelijk de limieten en richtlijnen van het treasurystatuut;

  • 5

    Waarborgen dat de taken en verantwoordelijkheden op dit onderdeel duidelijk worden geregeld.

Risicobeheer

III Uitgangspunten risicobeheer

Artikel 3

Met betrekking tot risicobeheer gelden de volgende algemene uitgangspunten:

  • 1

    Het college van B&W kan middelen uitzetten uit hoofde van de treasuryfunctie indien deze uitzettingen een prudent karakter hebben en niet zijn gericht op het genereren van inkomen door het lopen van overmatig risico. Het prudente karakter van deze uitzettingen wordt gewaarborgd middels de richtlijnen en limieten van dit treasurystatuut;

  • 2

    Het gebruik van derivaten is toegestaan maar deze worden uitsluitend toegepast ter beperking van financiële risico's. Een eventuele derivatentransactie wordt alleen afgesloten na advies van een financieel adviseur.

IV Renterisicobeheer

Artikel 4
  • 1

    Conform de Wet Fido wordt de kasgeldlimiet, zo nodig, maximaal gedurende twee opeenvolgende kwartalen overschreden.

  • 2

    De rente risiconorm wordt niet overschreden conform de Wet Fido;

  • 3

    Nieuwe leningen/uitzettingen worden afgestemd op de bestaande financiële positie en de liquiditeitenplanning;

  • 4

    De rente-typische looptijd en het renteniveau van de betreffende lening/uitzetting wordt zo veel mogelijk afgestemd op de actuele rentestand;

  • 5

    Binnen de kaders gesteld onder lid 3 en lid 4, streeft de gemeente tevens naar spreiding in de rente-typische looptijden van leningen/uitzettingen, opdat ook in de toekomst geen overmatige blootstelling aan rentebewegingen optreedt.

V Koersrisicobeheer

Artikel 5
  • 1

    De gemeente beperkt de koersrisico's op uitzettingen uit hoofde van treasury, door daarbij uitsluitend de volgende producten te hanteren: hoofdsomgarantie aan het einde van de looptijd en/of uitzettingen in vastrentende waarden;

  • 2

    Tevens beperkt de gemeente de koersrisico's door conform artikel 7 de looptijd van de uitzettingen af te stemmen op de meerjaren-liquiditeitenplanning.

  • 3

    De gemeente moet alle overtollige middelen in de schatkist van het ministerie van Financiën aanhouden. Met uitzondering van 0,75% van het begrotingstotaal, hiervan mag de gemeente zelf bepalen waar dit wordt aangehouden.

  • 4

    Als alternatief voor het aanhouden van overtollige middelen in de schatkist kan er voor gekozen worden om deze middelen in te zetten om schulden af te lossen of om aan elkaar (gemeenten, provincies en waterschappen) leningen te verstrekken. Voor dergelijke onderlinge kredietverlening geldt wel als voorwaarde dat er geen (verticale) toezichtrelatie mag bestaan tussen de betrokken decentrale overheden.

VI Kredietrisicobeheer

Artikel 6
  • 1

    Bij het uitzetten van middelen (welke niet tot het schatkistbankieren horen) en aangaan van verbintenissen met betrekking tot financiële derivaten uit hoofde van treasury gelden de volgende uitgangspunten:

    • a.

      Uitzettingen en het aangaan verbintenissen met betrekking tot financiële derivaten vinden uitsluitend plaats bij:

      • I.

        Instellingen, voor wiens waardepapier een solvabiliteitsratio van 0 % geldt;

      • II.

        Financiële instellingen waarvan het land van vestiging tot de Europese Economische Ruimte behoort (EU + Noorwegen, IJsland en Liechtenstein)

    • b.

      Uitzettingen of verbintenissen met betrekking tot financiële ondernemingen met ten minste een AA- minusrating toegekend door minimaal twee van de drie gerenommeerde ratingsbureaus (Moddy’s, S&P, Fitch);

    • c.

      Uitzettingen of verbintenissen met betrekking tot financiële derivaten tot 3 maanden mogen alleen bij financiële ondernemingen met tenminste een A-rating, toegekend door minimaal twee van de drie gerenommeerde ratingbureaus;

    • d.

      Tijdelijk overtollige gelden van aangetrokken leningen voor projectfinanciering mogen uitsluitend worden uitgezet bij de financiële onderneming waar de leningen zijn aangegaan. Hiervoor kan een nettingsovereenkomst worden gesloten, zodat bij niet nakomen van verplichtingen, vorderingen en schulden tegen elkaar kunnen worden weggestreept. Indien een dergelijke overeenkomst niet is afgesloten, moet de financiële onderneming voldoen aan de ratingvereisten voor het uitzetten van middelen.

  • 2

    Bij het verstrekken van leningen uit hoofde van de publieke taak worden, zoveel mogelijk, zekerheden geëist.

VII Intern liquiditeitsrisicobeheer

Artikel 7

De gemeente beperkt haar interne liquiditeitsrisico's door haar treasury activiteiten te baseren op een korte termijn liquiditeitenplanning voor de komende 12 maanden, per kwartaal wordt deze planning geanalyseerd en worden voorkomende verschillen verklaard. Tevens wordt een meerjarige liquiditeitenplanning opgesteld gelijk aan de in de meerjarenraming opgenomen periode.

VIII Valutarisicobeheer

Artikel 8

Valutarisico's worden in de gemeente uitgesloten door uitsluitend leningen te verstrekken, aan te gaan of te garanderen in de euro.

Gemeentefinanciering

IX Financiering

Artikel 9

Bij het aantrekken van financieringen voor een periode van een jaar en langer gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1

    Financieringen worden uitsluitend aangetrokken ten behoeve van de uitoefening van de publieke taak, er worden geen leningen aangegaan met het enkele doel de aangetrokken gelden tegen een hoger rendement uit te zetten.

  • 2

    Financiering met externe financieringsmiddelen wordt zoveel mogelijk beperkt door primair de beschikbare interne financieringsmiddelen te gebruiken teneinde de renterisico’s te minimaliseren en het renteresultaat te optimaliseren;

  • 3

    Toegestane instrumenten bij het aantrekken van financieringen zijn: onderhandse leningen, commercial paper (CP) en medium term notes (MTN);

  • 4

    De gemeente vraagt offertes op bij minimaal 3 instellingen alvorens een financiering wordt aangetrokken, welke schriftelijk worden vastgelegd.

X Langlopende uitzettingen

Artikel 10

Bij het uitzetten van middelen uit hoofde van de treasuryfunctie voor een periode van een jaar en langer gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1

    Uitzettingen worden uitsluitend gedaan onder de in artikel 4, 5 en 6 genoemde voorwaarden;

  • 2

    De gemeente vraagt bij minimaal 2 instellingen offertes op alvorens een langlopende uitzetting wordt gedaan, welke schriftelijk worden vastgelegd.

XI Relatiebeheer

Artikel 11

De gemeente beoogt het realiseren van gunstige c.q. marktconforme condities voor af te nemen financiële diensten. Hierbij gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1

    Bankrelaties en hun bancaire condities worden ten minste eens in de 4 jaar beoordeeld;

  • 2

    Bankrelaties dienen, wat betreft hun kredietwaardigheid, minimaal te voldoen aan de eisen die zijn gesteld in artikel 6;

  • 3

    Financiële instellingen (kredietinstellingen, beleggingsinstellingen, effecteninstellingen, verzekeraars en pensioenfondsen) dienen onder Nederlands of anderszins EER-toezicht te vallen, zoals De Nederlandsche Bank en de Verzekeringskamer;

  • 4

    Tussenpersonen dienen geregistreerd te staan bij de Autoriteit Financiële Markten (AFM) en daarvan een vergunning als makelaar te hebben ontvangen.

Kasbeheer

XII Geldstromenbeheer

Artikel 12

Teneinde de kosten van het geldstromenbeheer te minimaliseren wordt:

  • 1

    Het liquiditeitsgebruik beperkt door de geldstromen op gemeenteniveau op elkaar en de liquiditeitenplanning af te stemmen. Hierbij wordt erop toegezien dat de liquiditeitspositie voldoende is om te garanderen dat de verplichtingen tijdig kunnen worden nagekomen;

  • 2

    Het betalingsverkeer zoveel mogelijk elektronisch uitgevoerd door een bank.

XIII Saldo- en liquiditeitenbeheer

Artikel 13

Voor het saldobeheer en het liquiditeitenbeheer gelden de volgende specifieke richtlijnen:

  • 1

    De gemeente streeft naar concentratie van de liquiditeiten binnen een rente compensatiecircuit bij de bank met de gunstigste condities;

  • 2

    Gestreefd wordt naar een rendement gelijk aan minimaal het in de begroting van het betreffende jaar bepaalde rendement en prijsafspraken hierover worden aan het begin van het jaar gemaakt met de betreffende instanties;

  • 3

    Indien een liquiditeitsbehoefte ontstaat, kan de gemeente kortlopende middelen aantrekken. Hierbij wordt - conform artikel 4 lid 1 - de kasgeldlimiet niet langer dan gedurende maximaal twee opvolgende kwartalen overschreden;

  • 4

    Toegestane instrumenten bij het aantrekken van kortlopende middelen zijn daggeld, kasgeldleningen en kredietlimiet op rekening courant;

  • 5

    Toegestane instrumenten bij het extern uitzetten van gelden voor een periode korter dan een jaar zijn producten met hoofdsomgarantie aan het einde van de looptijd en/of uitzettingen in vastrentende waarden;

  • 6

    Bij het extern uitzetten van gelden korter dan een jaar zijn slechts de in artikel 6 genoemde tegenpartijen toegestaan;

  • 7

    De gemeente vraagt bij minimaal 2 instellingen offertes op alvorens middelen worden aangetrokken of uitgezet met een looptijd korter dan een jaar, welke schriftelijk worden vastgelegd.

Administratieve organisatie en interne controle

XIV Uitgangspunten administratieve organisatie en interne controle

Artikel 14

In het kader van de treasuryfunctie gelden de volgende algemene uitgangspunten op het gebied van administratieve organisatie en interne controle:

  • 1

    De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van treasury-activiteiten zijn op eenduidige wijze schriftelijk vastgelegd en worden aan de betrokken partijen kenbaar gemaakt;

  • 2

    De administratieve organisatie en interne controle waarborgen dat:

    • a.

      de uitvoering rechtmatig en doelmatig is;

    • b.

      de treasury-activiteiten adequaat kunnen worden uitgevoerd en bijgestuurd;

    • c.

      de juistheid, tijdigheid en volledigheid van de informatie verzekerd zijn;

  • 3

    Bevoegdheden zijn via delegatie en mandaat nader schriftelijk vastgelegd;

  • 4

    Bij de uit te voeren treasury-activiteiten is functiescheiding doorgevoerd met als belangrijkste voorwaarden:

    • a.

      iedere transactie wordt door minimaal twee functionarissen geautoriseerd;

    • b.

      de uitvoering en de controle geschiedt door afzonderlijke functionarissen;

    • c.

      de uitvoering en de registratie in de financiële administratie geschiedt door afzonderlijke functionarissen;

  • 5

    Een transactie wordt onmiddellijk geregistreerd door de functionaris die de transactie heeft afgesloten;

  • 6

    Tegenpartijen wordt opdracht gegeven de bevestigingen van iedere transactie te versturen naar de financiële administratie zonder tussenkomst van de personen die bevoegd zijn tot het sluiten van de transacties;

  • 7

    Na ontvangst van de transactiebevestiging wordt de transactie direct gecontroleerd door de functionaris die belast is met de interne controle.

XV Verantwoordelijkheden

Artikel 15

De taken en verantwoordelijkheden met betrekking tot de treasuryfunctie zijn in onderstaande tabel gedefinieerd.

 

Functie

Verantwoordelijkheden

Gemeenteraad

· Vaststellen van de publieke taak;

· Het vaststellen van treasurydoelstellingen, het treasurybeleid, beleidskaders en limieten, middels de financiële verordening;

· Het vaststellen van de paragraaf financiering in de begroting en de jaarrekening

· Het houden van toezicht op het treasurybeleid en de uitvoering hiervan;

· Het evalueren en als gevolg daarvan (eventueel) bijstellen van het treasurybeleid.

College van B&W

 

 

 

· Vaststellen van het treasurystatuut;

· Het uitvoeren van het financieel/treasurybeleid (formele verantwoordelijkheid) binnen kaders van het treasurystatuut;

· Het achteraf bekrachtigen van de afgesloten transacties;

· Het rapporteren aan de Gemeenteraad over de uitvoering van het treasurybeleid.

Portefeuillehouder

Financiën

· Het uitvoeren van het treasurybeleid (politieke verantwoordelijkheid).

Hoofd afdeling Financiën

 

 

 

· Het opzetten van administratieve richtlijnen op het gebied van treasury;

· Het bewaken van de kwaliteit van de treasuryprocessen;

· Het controleren van de volledigheid en betrouwbaarheid van de informatievoorziening van de treasuryfunctie en hierover rapporteren aan het college van B&W;

· Aangaan van derivaten.

De afdelingshoofden

· Het zorg dragen voor een goede kwaliteit van de informatie die hun sector aanlevert aan de afdeling Financiën met betrekking tot toekomstige uitgaven en ontvangsten.

De budgethouders

 

· Het zorg dragen voor het tijdig aanleveren van betrouwbare operationele informatie over toekomstige geldstromen aan de afdeling Financiën;

· Het fiatteren van betalingen en ontvangsten, ten laste c.q. ten gunste van hun budgetten.

Treasurer

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

· Het uitvoeren van de aan haar/hem gemandateerde treasuryactiviteiten conform het treasurystatuut en de paragraaf financiering;

· Het zorg dragen voor juiste verantwoording van de uitvoering van de door haar/hem gemandateerde treasuryactiviteiten;

· Het rapporteren aan B&W over de uitvoering van het treasurybeheer;

· Het afleggen van verantwoording aan het college van B&W;

· Het uitvoeren van activiteiten met betrekking tot de volgende deelfuncties: het risicobeheer, gemeentefinanciering (financiering, uitzetting en relatiebeheer) en kasbeheer. Deze activiteiten moeten conform treasurystatuut en de paragraaf financiering worden uitgevoerd en de transacties dienen geautoriseerd te zijn door het hoofd afdeling Financiën.

· Het opstellen van de rentevisie;

· Het opstellen en bijhouden van liquiditeitenplanning;

· Het aantrekken en uitzetten van gelden in het kader van het saldo- en liquiditeitenbeheer;

· Het beheren van de geldstromen;

· Het onderhouden van contacten met banken, geldmakelaars en overige financiële instellingen:

· Het afsluiten van financiële contracten voortvloeiend uit bovenstaande deelfuncties;

· Het schriftelijk vastleggen van de treasurytransacties en het doorgeven hiervan aan de medewerker belast met de administratie;

· Het voorbereiden van beleidsvoorstellen en adviezen op treasurygebied;

· Het adviseren van de afdelingen over de financiële gevolgen van hun activiteiten en projecten;

· Het aanleveren van tijdige, volledige en betrouwbare gegevens aan de gemeentelijke administratie;

· Het afleggen van verantwoording aan het hoofd afdeling Financiën over de uitvoering van de aan haar/hem gemandateerde activiteiten.

Kassier

 

 

 

· Het overboeken van saldi tussen bankrekeningen;

· Het afhandelen van het contante en girale betalingsverkeer;

· Het aanleveren van tijdige, volledige en juiste gegevens aan gemeentelijke administratie;

· Het rapporteren aan het hoofd afdeling Financiën belast met controle over de uitvoering van de aan haar/hem gemandateerde activiteiten.

Financiële administratie

· Het juist en volledig administreren van de bezittingen, schulden, rechten, verplichtingen, inkomsten, uitgaven, ontvangsten en betalingen in de verplichtingen- en financiële administratie.

Medewerker van de afdeling Financiën belast met controle

 

 

· Het ontvangen van de orderbevestiging van derden en het controleren of deze overeenkomst met de transactie-informatie zoals verstrekt door de medewerker belast met treasury;

· Het voeren van de interne controle op de uigevoerde treasurytransacties en hierover rapporteren aan het hoofd afdeling Financiën;

· Het afleggen van verantwoording aan het hoofd afdeling Financiën over de uitvoering van de aan haar/hem gemandateerde activiteiten.

Externe accountant

· Het in het kader van haar reguliere controletaak adviseren en controleren omtrent de feitelijke naleving van het treasurystatuut.

 

XVI Bevoegdheden

Artikel 16

In onderstaande tabel staan de bevoegdheden met betrekking tot treasuryactiviteiten weergegeven alsmede de daarbij benodigde autorisatie.

 

 

Bevoegd functionaris

(eerste handtekening)

Autorisatie door

(tweede handtekening)

Saldo-, liquiditeiten- en geldstromenbeheer

 

 

1. Het uitzetten van middelen via callgeld, deposito en spaarrekening

Treasurer

Hoofd Financiën

2. Het aantrekken van middelen via callgeld of kasgeld

Treasurer

Hoofd Financiën

3. Betalingsopdrachten voorbereiden en versturen

Kassier

Treasurer

4. Het afsluiten van deposito’s in kader van schatkistbankieren

Treasurer

Hoofd Financiën

Bankrelatiebeheer

 

 

5. Bankrekeningen openen/sluiten/wijzigen

Treasurer

Hoofd Financiën

6. Bankcondities en tarieven afspreken

Treasurer

Hoofd Financiën

Risicobeheer

 

 

7. Het afsluiten van derivatentransacties

Hoofd Financiën

College van B&W

Financieringen uitzettingen

 

 

8. Het vaststellen van kredietfaciliteiten

Treasurer

Hoofd Financiën

9. Het aantrekken van middelen via onderhandse leningen en MTN’s zoals vastgelegd in de paragraaf financiering

Treasurer

Hoofd Financiën

10. Het uitzetten van middelen via (staats)obligaties, MTN’s, CP’s, CD’s, onderhandse geldleningen zoals vastgelegd in de paragraaf financiering

Treasurer

Hoofd Financiën

11. Het beleggen van middelen in garantieproducten

Hoofd Financiën

College van B&W

12. Het verstrekken van leningen aan derden uit hoofde van de publieke taak

Hoofd Financiën

College van B&W

13. Het garanderen van middelen uit hoofd van de publieke taak

Hoofd Financiën

College van B&W

 

XVII Informatievoorziening

Artikel 17

Met betrekking tot de treasuryactiviteiten dient ten minste de in de onderstaande tabel opgenomen informatie te worden verstrekt door de betreffende functionarissen:

 

Informatie

Frequentie

Informatie -verstrekker

Informatie - ontvanger

1. Gegevens m.b.t. toekomstige uitgaven en ontvangsten voor de liquiditeitenplanning;

 Kwartaal / incidenteel

Afdelingshoofden

Treasurer

2. Liquiditeitenplanning

Jaarlijks

Treasurer

Hoofd Financiën

3. Beleidsplannen voor de paragraaf financiering

Jaarlijks

Treasurer

Gemeenteraad

4. Evaluatie treasuryactiviteiten in paragraaf financiering van de jaarrekening;

Jaarlijks

Treasurer

Gemeenteraad

5. Informatie aan derden (toezichthouder en CBS) zoals genoemd in art. 8 Wet Fido;

Kwartaal

Treasurer

Derden

 

XVIII Inwerkingtreding

Artikel 18

Dit treasurystatuut treedt in werking met ingang van 24 september 2015.

Memorie van toelichting

 

In dit treasurystatuut is het treasurybeleid van de gemeente op hoofdlijnen vastgelegd. Dat gebeurt in de eerste plaats door het aangeven van de doelstellingen van de treasuryfunctie (in artikel 2). Vervolgens geeft het college van B&W in het treasurystatuut aan binnen welke richtlijnen en limieten de doelstellingen dienen te worden gerealiseerd. Een richtlijn is een bindend voorschrift voor een handelswijze die gevolgd moet worden en een limiet is een type richtlijn die een uiterste grens aangeeft. Een belangrijk deel van de limieten en richtlijnen is bepaald door de Wet Fido. Middels de limieten en richtlijnen wordt het "risicoprofiel" van de gemeente bepaald waarbinnen de treasuryactiviteiten dienen te worden uitgevoerd.

 

De paragraaf financiering bij de begroting geeft de beleidsplannen voor de treasuryfunctie voor de komende jaren en in het bijzonder voor het eerstkomende jaar weer. Het bevat onder meer gegevens over de algemene ontwikkelingen en de concrete beleidsplannen binnen de kaders van het treasurystatuut. Het gaat hierbij vooral om de plannen voor het risicobeheer, de gemeentefinanciering (analyse financieringspositie, leningen- en garantieportefeuille en uitzettingsportefeuille) en het kasbeheer. Uit de toelichting zal moeten blijken dat de beleidsplannen binnen de kaders van de Wet Fido en het treasurystatuut blijven. De paragraaf financiering in het jaarverslag geeft in het bijzonder een verschillenanalyse tussen de beleidsplannen zoals deze zijn opgenomen in de begroting en de realisatie hiervan.

 

Artikel 2

In artikel 2 worden de doelstellingen van de treasuryfunctie van de gemeente weergegeven. Hieronder worden deze afzonderlijk toegelicht.

 

Artikel 2 lid 1

In de eerste plaats dient de treasury ervoor te zorgen dat de gemeente "duurzaam toegang heeft tot de financiële markten tegen acceptabele condities". De treasury dient te waarborgen dat de gemeente duurzaam in staat is de voor haar activiteiten benodigde middelen aan te trekken c.q. haar overtollige middelen uit te zetten op de financiële markten (bijv. bij banken). De condities die daarbij worden bedongen dienen, in het licht van de op het betreffende moment gebruikelijke condities, acceptabel (tenminste marktconform) te zijn.

 

Artikel 2 lid 2

De gemeente loopt de volgende financiële risico's: renterisico's, koersrisico's, kredietrisico's, interne liquiditeitsrisico's en valutarisico's. Het is de taak van de treasury dergelijke risico's tegen acceptabele condities te beperken. In de artikelen 4 tot en met 8 wordt aangegeven op welke wijze dit wordt gewaarborgd.

 

Artikel 2 lid 3

De derde doelstelling van de treasuryfunctie is het minimaliseren van de kosten bij het beheren van de geldstromen en de financiële posities. Deze kosten bestaan o.a. uit rentekosten, provisies en kosten van het betalingsverkeer. Het is de taak van de treasury het beheer zo efficiënt en effectief mogelijk uit te voeren.

 

Artikel 2 lid 4

De gemeente streeft ernaar de renteresultaten te optimaliseren. Dit betekent dat de gemeente geen middelen onbenut laat en streeft naar zo hoog mogelijke renteopbrengsten (c.q. zo laag mogelijk rentekosten) zonder dat daarbij overmatige risico's worden gelopen. De prioriteiten van de treasuryfunctie liggen in eerste instantie bij het beheersen en beperken van financiële risico's; de treasuryfunctie is immers geen winstgerichte afdeling ("profit center"). Binnen het risicoprofiel zoals vastgesteld in de Wet Fido en dit treasurystatuut dient te worden gestreefd naar optimalisatie van de renteresultaten.

 

Artikel 3 lid 1

Conform de Wet Fido, dienen uitzettingen "uit hoofde van treasury" (zie toelichting artikel 3 lid 1) een prudent karakter te hebben. In de Wet Fido en de bijbehorende ministeriele regelingen wordt het begrip "prudent" nader uitgewerkt. Uitgangspunt is hierbij dat het nemen van overmatige risico's teneinde extra inkomsten te kunnen genereren nadrukkelijk niet is toegestaan (zie artikel 2 lid 2 Wet Fido en de memorie van toelichting op de Wet Fido). Bankachtige activiteiten - het aantrekken en uitzetten van middelen met als doel het genereren van inkomen - zijn als gevolg van deze bepaling verboden. De richtlijnen en limieten van dit treasurystatuut vallen binnen de kaders van de Wet Fido. De limieten en richtlijnen van dit treasurystatuut zijn specifiek geformuleerd om het prudente karakter van de uitzettingen uit hoofde van treasury te garanderen en hebben daarom geen betrekking op (eventueel) verstrekte leningen of garanties uit hoofde van de "publieke taak" van de gemeente.

 

Artikel 3 lid 2

Derivaten zijn financiële instrumenten die hun bestaan ontlenen aan een bepaalde onderliggende waarde. Derivaten kennen een breed toepassingsgebied en worden onder andere gebruikt om renterisico's te sturen en financieringskosten te minimaliseren. De Wet Fido stelt dat derivaten uitsluitend mogen worden gebruikt ter beperking van financiële risico's. Gezien de (mogelijke) complexiteit van derivaten en de beperkte kennis binnen de organisatie over dergelijke instrumenten, zal vooraf advies worden ingewonnen van een onafhankelijke adviseur.

 

Artikel 4 lid 1

Renterisicobeheer omvat het beperken van de invloed van (externe-) rentewijzigingen op de financiële resultaten van de gemeente. Een belangrijk uitgangspunt van de Wet Fido is het vermijden van grote fluctuaties in de rentelasten van openbare lichamen. Teneinde een grens te stellen aan korte financiering (met een rentetypische looptijd tot een jaar) is in de Wet Fido (evenals in de Wet Fido) de kasgeldlimiet opgenomen. Juist voor korte financiering geldt dat het renterisico aanzienlijk kan zijn, aangezien fluctuaties in de rente bij korte financiering direct een relatief grote invloed hebben op de rentelasten. De kasgeldlimiet wordt berekend als een percentage (8,5%) van het totaal van de jaarbegroting van de gemeente bij aanvang van het jaar (zie artikel 3 en 4 van de Wet Fido en de Uitvoeringsregeling financiering decentrale overheden).

 

Artikel 4 lid 2

Het doel van de renterisiconorm is het beheersen van de renterisico's op de vaste schuld (schuld met een rentetypische looptijd van een jaar of langer) door het aanbrengen van spreiding in de looptijden in de leningenportefeuille. De renterisiconorm kan worden berekend door een vastgesteld percentage (20%) te vermenigvuldigen met de totale vaste schuld per 1 januari van enig jaar (zie artikel 6 van de Wet Fido en de Uitvoeringsregeling financiering decentrale overheden).

 

Artikel 4 lid 3

Afstemming op de liquiditeitenplanning beoogt middelen te lenen c.q. uit te zetten gedurende de periode dat zij daadwerkelijk nodig respectievelijk beschikbaar zijn.

 

Artikel 4 lid 5

Door spreiding aan te brengen in de rentetypische looptijd (de periode dat de rente van een uitzetting vast is) van uitzettingen, wordt de invloed van een rentedaling op de renteresultaten gespreid over meerdere jaren. Deze spreiding is slechts mogelijk indien uit de liquiditeitenplanning blijkt dat middelen gedurende een langere periode beschikbaar zijn.

 

Artikel 5 lid 1

Ten aanzien van de financiële instrumenten die kunnen worden gehanteerd voor uitzettingen in het kader van treasury, geldt in de Wet Fido als belangrijkste uitgangspunt dat de hoofdsom van de betreffende uitzetting aan het einde van looptijd in tact blijft. Bij alle in dit artikel genoemde producten wordt aan het einde van de looptijd ten minste de hoofdsom (bij vastrentende waarden de "nominale waarde") uitgekeerd. Bij het uitzetten van gelden op rekening courant, spaarrekening, daggeld of deposito's worden geen koersrisico's gelopen. Het kan bij dergelijke producten echter voorkomen dat de opnamemogelijkheden beperkt zijn (in het bijzonder bij deposito's en soms bij een spaarrekening). Certificates of deposit, commercial papers, obligaties en medium term notes zijn vastrentende waarden die (tussentijds) verhandelbaar zijn. Bij tussentijdse verkoop kunnen koersrisico's worden gelopen. Wanneer deze waarden tot het einde van hun looptijd worden aangehouden zal minimaal de nominale waarde en de vooraf overeengekomen (minimale) rente worden uitgekeerd. Garantieproducten zijn beleggingsproducten waarbij de uitgevende (financiële) instelling garandeert dat op de afloopdatum (een bepaald percentage van) de hoofdsom wordt uitgekeerd. Garantieproducten keren vaak minder of geen rente uit en bieden in plaats daarvan bijvoorbeeld een rendement dat gebaseerd is op een aandelenindex (zoals de AEX-index). Garantieproducten waarbij minder dan 100% van de hoofdsom wordt gegarandeerd zijn expliciet niet toegestaan onder de Wet Fido. Bij garantieproducten is veelal alleen de hoofdsom gegarandeerd. Aangezien de reële waarde (de koopkracht) van de hoofdsom door inflatie kan verminderen, verdient het de aanbeveling om bij een langere looptijd naast een hoofdsomgarantie een minimaal rendement (bijv. ter hoogte van het inflatieniveau) te eisen.

 

Voor uitzettingen uit hoofde van de publieke taak van de gemeente worden in dit treasurystatuut geen richtlijnen met betrekking tot producten opgenomen. Van belang is dat de Gemeenteraad bepaalt dat de betreffende uitzetting tot de "publieke taak" van de gemeente behoort. In dit kader is het bijvoorbeeld mogelijk dat uitzettingen in de vorm van aandelen tot de publieke taak behoren.

 

Artikel 5 lid 2

Koersrisico's kunnen nooit volledig worden uitgesloten. Als de organisatie in een vastrentend product heeft belegd maar - wegens wijziging in de liquiditeitenplanning - voor de afloopdatum deze uitzetting moet verkopen, dan wordt niet 100% van de hoofdsom ontvangen, maar de actuele waarde van de uitzetting op basis van de actuele rente en resterende looptijd. Om deze koersrisico's zoveel mogelijk te beperken stemt de gemeente de looptijd van de uitzetting af op de liquiditeitenplanning.

 

Artikel 6

Ter beperking van kredietrisico's zijn in dit artikel richtlijnen opgenomen voor de minimale kredietwaardigheid van de partijen waar de gemeente uit hoofde van Treasury middelen kan uitzetten/beleggen.

 

Artikel 6 lid 1a

Een (credit-) rating is een beoordeling van de kredietwaardigheid van een instelling, die voor zowel de korte als voor de lange termijn wordt toegekend door gerenommeerde rating "agencies" zoals Standard & Poor's, Moody's en Fitch IBCA. De hoogste kredietwaardigheid wordt bij Standard & Poor's en Fitch IBCA weergegeven met A A A , gevolgd door A A en A. Moody's kwalificeert van hoog naar laag A a a , A a en A. Daarnaast kent men kwalificaties met letters B, C en D. Een A-rating staat voor "zeer kredietwaardig". Een solvabiliteitsratio van 0% (ofwel een "solvabiliteitsvrije status") is een status die door een bancaire toezichthouder in een EER-lidstaat (bijv. De Nederlandsche Bank) wordt toegekend aan het schuldpapier van een instelling. Deze status houdt in dat een bank voor desbetreffend papier geen reserves (0%) hoeft aan te houden en wordt onder meer toegekend aan papier uitgegeven of gegarandeerd door (centrale) overheden. Het is de gemeente dus toegestaan om bij andere overheden geld uit te zetten, of om te beleggen in papier waaraan een overheidsgarantie is verbonden.(zoals door het WSW geborgde leningen van woningcorporaties).

 

Artikel 6 lid 1b

Kredietrisico's kunnen worden verminderd door spreiding aan te brengen in de uitzettingen. In verband met de complexiteit van het beoordelen en het volgen van de kredietwaardigheid van een financiële instelling, wordt bij financiële instellingen met minimaal een A-rating geplaatst. De kredietrisico's kunnen verder worden gespreid door de middelen uit te zetten bij meerdere tegenpartijen. Dit wordt bereikt door het stellen van een maximum aan de bedragen die de gemeente bij een individuele geldnemer kan plaatsen. Deze limieten kunnen zowel worden vastgelegd in de vorm van percentages of bedragen, beide hebben voor- en nadelen. Het nadeel van een percentage (van het totaal aan uitzettingen) is dat er ook een spreiding dient te worden aangebracht op het moment dat het volume van de uitzettingen in absolute zin relatief klein is. Het nadeel van bedragen is dat het relatieve belang van het betreffende maximum uiteen kan lopen door wijzigingen in de financiële positie, bijvoorbeeld wanneer de uitzettingenportefeuille sterk fluctueert. In dit lid is gekozen voor bedragen. Overigens betreft het hier specifiek de geldnemer, die niet noodzakelijk overeenkomt met de instelling waar het betreffende product in portefeuille wordt gehouden (bij het kopen van een staatsobligatie via een bank is de Nederlandse Staat de geldnemer en niet de betreffende bank).

 

Artikel 6 lid 2

De Wet Fido stelt geen eisen aan de kwaliteit van de debiteuren bij het verstrekken van leningen of garanties aan derden in het kader van de publieke taak. Omdat de Gemeenteraad de publieke taak bepaalt, worden leningen of garanties uitsluitend verstrekt aan door de Gemeenteraad goedgekeurde partijen. Teneinde de kredietrisico's te beheersen kunnen zekerheden of garanties worden verlangd van de debiteuren.

 

Artikel 7

Interne liquiditeitsrisico's doen zich bijvoorbeeld voor wanneer de gemeente middelen voor een bepaalde periode heeft uitgezet en gedurende de looptijd van de uitzetting blijkt dat de middelen (onverwacht) nodig zijn voor het doen van een investering. Dit kan tot gevolg hebben dat de gemeente tijdelijk een lening moet aantrekken (wanneer de uitzettingen vast staan in bijvoorbeeld een deposito) ofwel tussentijds een uitzetting moet verkopen (bijvoorbeeld een obligatie). In beide gevallen kan dit negatieve gevolgen hebben voor de financiële resultaten. Ter beperking van dit risico baseert de gemeente haar financiële transacties op een liquiditeitenplanning waarin de toekomstige inkomsten en uitgaven van de gehele organisatie zijn gepland. In de praktijk is het opstellen van een betrouwbare en nauwkeurige liquiditeitenplanning niet eenvoudig. Dit heeft te maken met de inherente onzekerheden die verbonden zijn aan de activiteiten van de gemeente en de hieraan verbonden mogelijke financiële gevolgen. Het is daarom van groot belang dat de afdeling Financiën juist, tijdig en volledig wordt geïnformeerd door de overige afdelingen over de financiële vertaling van hun voorgenomen activiteiten.

 

Artikel 8

Dit betreft een ongewijzigde voortzetting van het beleid binnen de gemeente.

 

Artikel 9 lid 1

Het aantrekken van middelen met als doel deze met winstoogmerk te beleggen is door artikel 2 lid 2 van de Wet Fido (zie ook memorie van toelichting op de Wet Fido) nadrukkelijk niet toegestaan.

 

Artikel 9 lid 2

Teneinde de renteresultaten te optimaliseren wordt zoveel mogelijk intern gefinancierd.

 

Artikel 9 lid 3

Onderhandse geldleningen zijn leningen waarbij de voorwaarden van de lening in onderling overleg met de geldgevende partij kunnen worden vastgesteld. Een Medium Term Note (MTN) is een verhandelbare schuldbekentenis aan toonder, met een minimumlooptijd van twee jaar. Deze maakt onderdeel uit van een medium term note programma.

 

Artikel 9 lid 4

Deze richtlijn beoogt de marktconformiteit van financieringen te waarborgen, voor bijv. te betalen rentepercentages, provisies, (boete-) clausules bij vervroegde aflossing etc. Middels het opvragen van meerdere offertes wordt bereikt dat de gemeente een objectief beeld heeft van de op dat moment gebruikelijke tarieven en voorwaarden op de financiële markten. Op basis daarvan kan een afgewogen keuze worden gemaakt.

 

Artikel 10

Uitzetting betreft het uitzetten van middelen (uit hoofde van treasury) voor een periode langer dan een jaar. In het onderdeel Risicobeheer (artikel 3 tot en met 8) is gedefinieerd op welke wijze de gemeente het prudente karakter van haar uitzettingen waarborgt. In dit artikel worden aanvullende richtlijnen met betrekking tot uitzettingen geformuleerd.

 

Artikel 10 lid 2

Deze richtlijn beoogt de marktconformiteit van uitzettingen te waarborgen, voor bijv. het effectieve rendement, de hoogte van transactiekosten etc. Middels het opvragen van meerdere offertes wordt bereikt dat de gemeente een objectief beeld heeft van de actuele gebruikelijke tarieven en voorwaarden op de financiële markten. Op basis daarvan kan een afgewogen keuze worden gemaakt.

 

Artikel 11 lid 1

Op het gebied van relatiebeheer beoogt de treasury het realiseren van zo gunstig mogelijke condities voor de door haar af te nemen diensten. Teneinde structuur aan te brengen in de momenten waarop de beoordeling van bankrelaties plaats heeft, is opgenomen dat deze beoordeling minimaal eens in de 4 jaar plaats moet hebben.

 

Artikel 11 lid 3

Tussenpersonen hebben een intermediairfunctie bij het afsluiten van financiële transacties en vallen niet onder de "tegenpartijen". De vereisten van lid 2 zijn voor tussenpersonen dan ook niet van toepassing. Teneinde dit te ondervangen stelt de gemeente als eis dat tussenpersonen onder toezicht van de Autoriteit Financiële Markten (AFM) staan en daarvan een vergunning als makelaar hebben ontvangen.

 

Artikel 12 lid 1

Geldstromenbeheer omvat met name het zorg dragen voor een efficiënt betalingsverkeer. Geldstromen kunnen bijvoorbeeld op elkaar worden afgestemd door een betalingsdatum af te stemmen op verwachte ontvangsten. Hiermee wordt voorkomen dat de gemeente tijdelijk middelen aan moet trekken (c.q. middelen aan haar uitzettingenportefeuille moet onttrekken) teneinde de betreffende betaling (tijdelijk) te financieren.

 

Artikel 12 lid 2

Het laten uitvoeren van het betalingsverkeer door een bank heeft als voordeel dat de kosten van het overboeken van middelen tussen verschillende banken worden vermeden.

 

Artikel 13 lid 1

Het saldo en liquiditeitenbeheer betreft het beheer van de dagelijkse saldi op de rekeningen (-courant) van de gemeente . Teneinde de noodzaak tot het doen van interne overboekingen te beperken, worden verschillende rekeningen die de gemeente bij een bank aanhoudt, opgenomen in een rentecompensatiecircuit. Dit is een systeem waarbij de (valutaire) debet en creditsaldi van alle rekeningen van een organisatie worden samengevoegd tot een gecombineerd saldo, waarover de rente wordt berekend.

 

Artikel 13 lid 3

In dit lid worden limitatief de toegestane korte termijn financieringsinstrumenten benoemd. De term daggeld (ook wel callgeld genoemd) staat voor opgenomen of uitgezette middelen voor onbepaalde tijd die dagelijks gewijzigd kan worden. Kasgeldleningen zijn niet verhandelbare leningen voor een vast bedrag en een vaste periode (maximaal 2 jaar) en tegen een vooraf overeengekomen rentepercentage. Kredietlimiet op de rekening courant betreft de mogelijkheid debet ("rood") te staan op de rekening courant tegen vooraf overeengekomen condities.

 

Artikel 14

Bij de treasuryfunctie zijn meerdere personen en organen betrokken. Het treasurystatuut legt expliciet het delegatie- en mandateringspatroon vast, in casu welke taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden de betrokken partijen hebben. Met het oog op de omvang en de aard van de transacties en de hiermee samenhangende risico's, zijn in dit artikel een aantal specifieke uitgangspunten opgenomen teneinde een eenduidige functiescheiding aan te brengen tussen beleidsbepaling en de uitvoering en tussen de administratie en controle op financiële transacties.

 

Artikel 15

De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de functionarissen die binnen de gemeente betrokken zijn bij de treasuryactiviteiten zijn in artikel 15 respectievelijk artikel 16 beschreven. De toekenning van de genoemde functies en bijbehorende bevoegdheden en verantwoordelijkheden aan functies en/of functionarissen vindt plaats via de hiertoe dienende documenten (mandaten, besluiten e.d.). Deze verantwoordelijkheden dienen te worden gecommuniceerd naar de betrokkenen.

 

Artikel 16

De eindverantwoordelijkheid voor het treasurybeleid ligt primair bij het Dagelijks bestuur van de gemeente . Teneinde niet onnodig te worden belast met het dagelijkse treasurybeheer draagt het Dagelijks bestuur een deel van haar bevoegdheden over aan de ambtelijke organisatie. De praktische uitvoering van het beleid heeft dus vooral plaats op ambtelijk niveau plaats, met als voordeel een slagvaardiger optreden. Bij de toewijzing van bevoegdheden is zoveel mogelijk rekening gehouden met de vereiste functiescheiding tussen besluitvorming, uitvoering, administratie en controle.

 

Artikel 17

De tabel in dit artikel geeft weer op welke wijze de informatievoorziening wordt gewaarborgd voor: operationele informatie (punt 1 en 2), beleidsmatige informatie (punt 3) en verantwoordingsinformatie (punt 4, 5 en 6). Het verstrekken van juiste, tijdige, volledige en relevante verantwoordingsinformatie moet gerekend worden tot de belangrijkste succesfactoren voor het kunnen beheersen van de financiële en interne risico's van de gemeente.

 

Artikel 17 lid 1

Afdelingen dienen "incidenteel" informatie te verschaffen in een zo vroeg  mogelijk stadium waarin zich significante wijzigingen aandienen in hun verwachtingen omtrent tijdstip of omvang van toekomstige betalingen of ontvangsten (bijv. bij uitstel van een grote investering).