Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Loon op Zand

Besluit individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Loon op Zand 2011

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieLoon op Zand
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBesluit individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Loon op Zand 2011
CiteertitelBesluit individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Loon op Zand
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

De bekendmaking van de regeling is niet meer te achterhalen.

Deze regeling vervangt het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Loon op Zand 2010 versie 2.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend.

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2011nieuwe regeling

10-12-2010

Onbekend.

Onbekend.

Tekst van de regeling

Intitulé

Besluit individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Loon op Zand 2011

 

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

1.1 Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a.

    Verzamelinkomen: zoals bedoeld in artikel 2.18 van de Wet inkomstenbelasting 2001.

  • b.

    Belastbaar loon: zoals bedoeld in artikel 9 van de Wet op de loonbelasting 1964.

  • c.

    Peiljaar: het tweede kalenderjaar voorafgaande aan het jaar waarin aan een persoon maatschappelijke ondersteuning is verleend.

  • d.

    Kernassortiment natura voorzieningen: voor de voorzieningen in natura wordt gewerkt met een kernassortiment. Dit is het assortiment hulpmiddelen dat is aanbesteed door de gemeente Loon op Zand.

  • e.

    Gemaximeerde vergoeding: Een vorm van financiele tegemoetkoming, die los van het inkomen van de aanvrager en los van de werkelijke kosten van de voorziening wordt verstrekt.

  • f.

    Verordening: Verordening individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Loon op Zand (2010).

  • g.

    College: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Loon op Zand

Hoofdstuk 2 Bijzondere regels met betrekking tot het persoonsgebonden budget

2.1 Verstrekking van Persoonsgebonden budget

  • 1.

    Het persoonsgebonden budget dat voor een individuele voorziening wordt uitgekeerd is bestemd voor de aanschaf (en eventuele reparatie, onderhoud en verzekering) van de voorziening dan wel voor de inkoop van dienstverlening.

  • 2.

    Op het persoonsgebonden budget, zoals genoemd in artikel 6 van de wet, zijn de volgende voorwaarden van toepassing:

    • a.

      Een persoonsgebonden budget wordt alleen verstrekt ten aanzien van individuele voorzieningen;

    • b.

      Er wordt geen persoonsgebonden budget verstrekt voor algemene en collectieve voorzieningen.

    • c.

      De omvang van het persoonsgebonden budget is de tegenwaarde van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate te verstrekken voorziening in natura, indien nodig aangevuld met een vergoeding voor instandhoudingskosten.

    • d.

      Verstrekking van een toegekende individuele voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget vindt plaats op verzoek van de belanghebbende.

    • e.

      De toekenning van het te verstrekken persoonsgebonden budget, de omvang en de looptijd ervan worden bij beschikking vastgesteld.

    • f.

      Bij de beschikking wordt indien van toepassing een Programma van Eisen verstrekt waarin aangegeven is aan welke vereisten de met het persoonsgebonden budget te verwerven voorziening dient te voldoen.

    • g.

      Na verzending van de beschikking wordt het persoonsgebonden budget, eventueel in delen, ter beschikking gesteld door storting op de rekening van de belanghebbende.

    • h.

      Het persoonsgebonden budget wordt bij hulp bij het huishouden na overleg van de arbeidsovereenkomst tussen aanvrager en zorgverlener ter beschikking gesteld door storting op de rekening van de belanghebbende..

2.2 Budgetperiode voor persoonsgebonden budget hulpmiddelen

Het persoonsgebonden budget wordt geacht in ieder geval toereikend te zijn voor een periode overeenkomend met de normale afschrijvingstermijn die, voor zover van toepassing, geldt voor de met het persoonsgebonden budget te verwerven voorziening.

2.3 Afwijzingsgronden persoonsgebonden budget

Verstrekking als persoonsgebonden budget vindt niet plaats indien:

  • a.

    op grond van aanwijzingen die tijdens het onderzoek duidelijk zijn geworden het ernstige vermoeden bestaat dat de belanghebbende problemen zal hebben met het omgaan met een persoonsgebonden budget en hiervoor geen beheerder kan worden aangewezen;

  • b.

    de belanghebbende eerder een persoonsgebonden budget is verleend op grond van deze verordening en de belanghebbende zich niet gehouden heeft aan de bij de verlening van dat eerdere persoonsgebonden budget opgelegde verplichtingen;

  • c.

    op grond van aanwijzingen, die tijdens het onderzoek duidelijk zijn geworden, het ernstige vermoeden bestaat dat de belanghebbende het persoonsgebonden budget om financiele redenen niet zal aanwenden voor de aanschaf/inzet van de voorziening;

2.4 Algemene verplichtingen persoonsgebonden budget

Bij de verlening van het persoonsgebonden budget gelden in ieder geval de volgende verplichtingen:

  • a.

    het persoonsgebonden budget wordt uitsluitend gebruikt voor betaling van de geindiceerde voorziening en de daarmee samenhangende kosten;

  • b.

    indien de belanghebbende een zodanig veranderend of progressief ziektebeeld heeft dient het persoonsgebonden budget ingezet te worden om een voorziening te huren.

  • c.

    indien het persoonsgebonden budget niet vastgesteld kan worden aan de hand van het kernassortiment natura voorzieningen dient de belanghebbende 2 offertes te overleggen. Indien nodig kan het college ook zelf een offerte opvragen;

  • d.

    de belanghebbende bewaart de rekening(en) en betalingsbewijs (betalingsbewijzen) van de met het persoonsgebonden budget ingekochte geindiceerde voorziening gedurende vijf jaar of, indien de normale afschrijvingsduur langer is dan deze termijn, overeenkomstig deze langere termijn en stelt deze desgevraagd ter beschikking van het College.

2.5 Controle persoonsgebonden budget

De controle van het persoonsgebonden budget vindt steekproefsgewijs plaats op de volgende wijze::

  • a.

    Bij de ontvanger van een persoonsgebonden budget wordt aan de hand van:

    • I.

      De arbeidsovereenkomst tussen belanghebbende en zorgverlener;

    • II.

      de nota/factuur van de aangeschafte voorziening;

    • III.

      een betalingsbewijs van aanschaf van de voorziening of

    • IV.

      een overzicht van de salarisadministratie met bewijsmiddelen

    • V.

      De gemeente voort een controle uit en geeft goedkeuring van de daadwerkelijk aangeschafte voorziening. nagegaan of het persoonsgebonden budget besteed is aan het doel waarvoor het bestemd is.

  • b.

    De verantwoording van het totale persoonsgebonden budget door de budgethouder aan het college vindt plaats:

    • I.

      voor hulp bij het huishouden: na afloop van de verstrekking dan wel na afloop van elk kalenderjaar;

    • II.

      overige voorzieningen: na realisatie of aanschaf van de voorziening waarvoor het persoonsgebonden budget is verstrekt.

  • 2c.

    Indien het persoonsgebonden budget anders is besteed dan bedoeld, dan behoudt het college het recht het persoonsgebonden budget geheel of gedeeltelijk terug te vorderen.

  • d.

    De verzekerde mag in een kalenderjaar maximaal € 250,00 van het voor dat jaar beschikbare persoonsgebonden budget ten behoeve van Hulp in het huishouden gebruiken voor andere betalingen dan ten behoeve van deze zorg, maar waarmee wel hulp georganiseerd wordt. De verantwoordingsplicnt, bedoeld onder a., geldt niet voor dit deel van het budget.

2.6 Uitbetaling persoonsgebonden budget

Bij betaling van het persoonsgebonden budget ten behoeve van Hulp bij het huishouden worden de volgende regels gehanteerd: Het college bevoorschot de belanghebbende het verleende persoonsgebonden budget per periode van 4 weken of in een tijdseenheid dat een veelvoud is van 4 weken.

Hoofdstuk 3 Eigen bijdragen en eigen aandeel

3.1 De eigen bijdrage

  • 1.

    Conform artikel 4 lid 2 van de wet houdt het college bij het bepalen van voorzieningen rekening met de capaciteit van de aanvrager om uit een oogpunt van kosten zelf in maatregelen te voorzien, waaronder het opleggen van een eigen bijdrage voor hulp bij het huishouden, woonvoorzieningen en vervoersvoorzieningen.

  • 2.

    Het CAK berekent, legt op en int de eigen bijdrage.

  • 3.

    De eigen bijdrage voor een nagelvaste woonvoorzieningen en woningaanpassing wordt over maximaal 39 perioden van vier weken geheven.

  • 4.

    Bij een roerende voorziening die in bruikleen wordt verstrekt, wordt de eigen bijdrage gedurende de looptijd van de voorziening geheven.

  • 5.

    Bij een roerende voorziening die verstrekt wordt in de vorm van een PGB, wordt de eigen bijdrage geheven overeenkomstig de technische levensduur van deze voorziening.

3.2. Maximum eigen bijdrage en eigen aandeel in de kosten

Aan de totale verschuldigde eigen bijdrage en het aandeel in de kosten van maatschappelijke ondersteuning dat bij de toekenning van persoonsgebonden budget respectievelijk een financiele tegemoetkoming of voorziening in natura voor eigen rekening blijft, zijn de volgende maxima verbonden.

  • a.

    Het bedrag dat de ongehuwde persoon jonger dan 65 jaar moet betalen bedraagt € 17,80 per vier weken, met dien verstande dat indien zijn inkomen meer bedraagt dan € 22.636,00 het bedrag van € 17,80 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen zijn inkomen en € 22.636,00 ;'

  • b.

    Het bedrag dat de ongehuwde persoon van 65 jaar of ouder moet betalen bedraagt € 17,80 per vier weken, met dien verstande dat indien zijn inkomen meer bedraagt dan € 15.838,00 het bedrag van € 17,80 wordt verhoogdmet een dertiende dee[ van 15% van het verschil tussen zijn inkomen en € 15.838,00;_

  • c.

    Het bedrag dat de gehuwde personen indien een van beiden jonger is dan 65 jaar moeten' betalen bedraagt € 25,40 per vier weken, met dien verstande dat indien hun gezamenlijke inkomen meer bedraagt dan € 27.902,00 het bedrag van € 25,40 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen hun gezamenlijke inkomen en € 27.902,00 ;

  • d.

    het bedrag dat de gehuwde personen die beiden 65 jaar of ouder zijn moeten betalen bedraagt € 25,40 per vier weken, met dien verstande dat indien hun gezamenlijke inkomen meer bedraagt dan € 22.100,00 het bedrag van € 25,40 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen hun gezamenlijke inkomen en €j^2J00,00i

3.3 Algemeen gebruikelijke voorzieningen

Het college stelt een lijst vast met voorzieningen die zij algemeen gebruikelijk achten. Indien iemand een inkomen heeft lager dan, de door het college vastgestelde norm van 1 x de WWB norm, worden deze voorzieningen niet als algemeen gebruikelijk gezien. Op deze voorzieningen is, in een dergelijke situatie, geen eigen bijdrage van toepassing.

Hoofdstuk 4 Individuele voorzieningen voor het voeren van een huishouden

4 A Hulp bij het huishouden

Artikel 4.1 Categorieen hulp bij het huishouden

Hulp bij het huishouden kan worden verstrekt in de volgende categorieen:

Categorie 1 (hbhl): huishoudelijke werkzaamheden;

Categorie 2 (hbh2): huishoudelijke werkzaamheden met aanvullende ondersteuning in de (ontregelde) huishouding.

4.2 Hoogte persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden

De vaststelling van een persoonsgebonden budget vindt ten aanzien van hulp bij de huishouding als volgt plaats:

Tarief voor belanghebbenden met hbhl indicatie die ondersteuning inkopen bij een professionele zorgverlener €21,50 peruur*

Tarief voor belanghebbenden met hbh2 indicatie die ondersteuning inkopen bij een professionele zorgverlener €25,50 per uur*

Tarief voor belanghebbenden met hbhl of hbh2 indicatie die ondersteuning inkomen bij een niet professionele dienstverlener (zoals familie, buren, bekenden, ed) € 12,80 per uur*

 

* Het pgb is gebaseerd op het aantal geindiceerde uren per week vermenigvuldigd met het toepasselijk zijnde uurtarief. Dit bedrag wordt vermenigvuldigd met 4 in verband met vierwekelijkse betaling. Jaarlijks per 1 januari wordt het persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden gei'ndexeerd op basis van de prijsindex voor de CAO lonen in de gezondheids- en welzijnszorg van het CBS.

4.3 Primaat van de algemene hulp bij het huishouden

Het primaat van de algemene hulp bij het huishouden geldt aleen voor kortdurende hulp (drie tot zes maanden) en als hier geen overwegende bezwaren tegen zijn. Hiervoor is geen eigen bijdrage verschuldigd.

4.4 Protocol Gebruikelijke Zorg

De voorschriften genoemd in het Protocol Gebruikelijke Zorg (CIZ) zijn bepalend voor de inzet van hulp bij het huishouden. Het Protocol maakt als bijlage 1 deel uit van dit Besluit.

4 B Woonvoorzieningen

4.5 Financiële tegemoetkoming of persoonsgebonden budget voor voorzieningen in het kader van wonen

  • 1.

    De financiële tegemoetkoming of het persoonsgebonden budget voor voorzieningen in het kader van wonen wordt bepaald op basis van de tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in het kernassortiment naturavoorzieningen dan wel de door het college geaccepteerde offerte.

  • 2.

    Indien de verplichting wordt opgelegd om minimaal twee offertes op te vragen, wordt (indien van toepassing) daarin opgenomen een indicatie voor de onderhoudskosten en keuringskosten gedurende de afschrijvingsduur.

  • 3.

    Een woningaanpassing wordt verstrekt in de vorm van een financiële tegemoetkoming en wordt verstrekt aan de aanvrager of de eigenaar van de woning.

4.6 Persoonsgebonden budget voor onderhoud, reparatie en keuring van hulpmiddelen in h t kader van wonen

  • 1.

    Het persoonsgebonden budget voor onderhoud, reparatie en keuring van hulpmiddelen in het kader van wonen is een vast bedrag op jaarbasis.

  • 2.

    Het persoonsgebonden budget voor het onderhoud, reparatie en keuring van hulpmiddelen wordt jaarlijks uitgekeerd.

  • 3.

    In tegenstelling tot artikel 2.6 lid 1 wordt de omvang van het persoonsgebonden budget na overleg van de factuur achteraf bepaald en betaald.

  • 4.

    Geen persoonsgebonden budget wordt verstrekt ten behoeve van reparaties aan voorzieningen als gevolg van schade door schuld of nalatigheid.

4.7 De financiele tegemoetkoming voor verhuis- en inrichtingskosten

  • 1.

    De hoofdbewoner van de woonruimte en/of degene die op verzoek van de gemeente de woonruimte ontruimt ontvangt een gemaximeerde vergoeding.

  • 2.

    Een financiele tegemoetkoming in de verhuis- en (her)inrichtingskosten is een gemaximeerde vergoeding van € 2.500,--

4.8 Persoonsgebonden budget voor de alternatieve voorziening voor het voeren van en huishouden

Het persoonsgebonden budget voor de alternatieve voorziening voor het voeren van een huishouden wordt bepaald op basis van de tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in het door het College geaccepteerde offerte. Er bestaat de verplichting om minimaal twee offertes te vragen, met daarin opgenomen een indicatie voor de onderhoudskosten gedurende de afschrijvingsduur.

4.9 Financiele tegemoetkoming voor tijdelijke huisvesting

  • 1.

    De financiele tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting is een gemaximeerde vergoeding en bedraagt:

    • a.

      de werkelijke kosten met een maximum van € 488,61 per maand, als tegemoetkoming in de kosten van het tijdelijk betrekken van zelfstandige woonruimte of het langer moeten aanhouden van de te verlaten woonruimte;

    • b.

      de werkelijke kosten met een maximum van € 244,30 per maand ter tegemoetkoming in de kosten van het tijdelijk betrekken van een niet-zelfstandige woonruimte.

  • 2.

    De financiele tegemoetkoming wordt verleend uitsluitend voor de periode dat de aan te passen woonruimte ten gevolge van het realiseren van de woningaanpassing niet bewoond kan worden en de belanghebbende als gevolg daarvan voor dubbele woonlasten komt te staan.

  • 3.

    De financiele tegemoetkoming wordt maximaal zes maanden verstrekt of zoveel langer als nodig;

  • 4.

    De financiele tegemoetkoming wordt verstrekt aan de hoofdbewoner van de woonruimte.

4.10 Financiele tegemoetkoming voor huurderving

  • 1.

    Een financiele tegemoetkoming in de kosten van huurderving kan worden vertrekt indien de verhuurder een aangepaste woning op verzoek van de gemeente beschikbaar houdt voor een persoon met beperkingen.

  • 2.

    De financiele tegemoetkoming in de kosten van huurderving is een gemaximeerde vergoeding en is gelijk aan de werkelijke kosten van de kale huur en de subsidiabele servicekosten, maar niet meer dan de maximum huurgrens op grond van de Wet op de huurtoeslag.

  • 3.

    De financiele tegemoetkoming wordt maximaal zes maanden verstrekt;

4.11 Financiele tegemoetkoming voor het bezoekbaar maken van een woning

De financiele tegemoetkoming in de kosten van het bezoekbaar maken van een woning, zoals bedoeld in artikel 4.10 lid 2 van de verordening, is een gemaximeerde vergoeding en is gelijk aan de werkelijke kosten van het bezoekbaar maken met een maximum van € 2.500,--.

4.12 Financiele tegemoetkoming voor het aanpassen van een van een woning met levensduur van minder dan 5 jaar of een woning dat binnen dan 5 jaar wordt gesloopt

De financiele tegemoetkoming in de kosten van de aanpassing van een woonwagen met een levensduur of standplaats van minder dan 5 jaar, zoals bedoeld in artikel 4.14 van de verordening, is een gemaximeerde vergoeding en is gelijk aan de werkelijke kosten van de aanpassing met een maximum van € 2.500,-.

4.13 Woonvoorzieningen van niet bouwkundige of technische aard

Indien een woonvoorziening een woningsanering betreft, die noodzakelijk is in verband met CARA en/of allergische aandoeningen, of de vervanging van tapijt dat niet is geschikt voor rolstoelgebruik, kan een financiele tegemoetkoming worden vertrekt als gemaximeerde vergoeding en berekend op de wijze zoals aangegeven onder A en B. Bij het bepalen van de hoogte van de vergoeding wordt rekening gehouden met de een reguliere afschrijftermijn van 8 jaar op de bestaande stoffering. Als de bestaande stoffering volgens deze afschrijftermijn aan vervanging toe zou zijn (dus ouder dan 8 jaar), dan wordt er geen vergoeding verstrekt. Het vervangen van de stoffering kan na 8 jaar immers als algemeen gebruikelijk worden beschouwd. Indien de bestaande stoffering niet ouder is dan 8 jaar, kunnen de kosten (gedeeltelijk) worden vergoed:

  • a.

    leeftijd tot 2 jaar: 100 % van de maximale vergoeding

  • b.

    leeftijd tot 4 jaar: 75 % van de maximale vergoeding

  • c.

    leeftijd tot 6 jaar: 50 % van de maximale vergoeding

  • d.

    leeftijd tot 8 jaar: 25 % van de maximale vergoeding

  • e.

    leeftijd > 8 jaar: geen vergoeding Het vervangen van de stoffering beperkt zich tot de woon- en slaapkamer.

 

B. Te vervangen Maximale financiële

Per tegemoetkoming

Vloerbedekking €11,00* M2

Gordijnen €9,00* Meter (140 cm breed)

Maakloon gordijnen € 8,60* Baan

 

* Bron: Nibud prijzengids

4.14 Terugbetaling bij verkoop

De in artikel 4.12 van de verordening genoemde regels worden als volgt nader omschreven:

  • a.

    Terugbetaling bij verkoop is van toepassing als de woonvoorziening gerealiseerd is in de vorm van uitbreiding van de woning door een aan- op- of bijbouw al dan niet gepaard gaande met verwerving van de voor de bouw benodigde grond.

  • b.

    De vaststelling van de eventuele meerwaarde geschiedt door een beëdigd taxateur, aan te wijzen door de woningeigenaar.

  • c.

    Het te restitueren bedrag bedraagt 100 procent van de meerwaarde, maar nooit meer dan het bedrag dat ten laste van de gemeente is gekomen in verband met de getroffen voorzieningen.

  • d.

    Op het te restitueren bedrag worden de kosten van de taxatie in mindering gebracht.

Hoofdstuk 5 Individuele voorzieningen voor het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

5.1 Persoonsgebonden budget voor individuele vervoersvoorzieningen

  • 1.

    Het persoonsgebonden budget voor individuele vervoersvoorzieningen, zoals bedoeld in artikel 5.1 onder b van de verordening wordt bepaald op basis van de tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in het kernassortiment naturavoorzieningen dan wel de door het college geaccepteerde offerte.

  • 2.

    Indien de verplichting wordt opgelegd om minimaal twee offertes op te vragen, wordt (indien van toepassing) daarin opgenomen een indicatie voor de wettelijk verplichte W.A.-verzekering, de onderhouds- en reparatiekosten gedurende de afschrijvingsduur.

  • 3.

    In tegenstelling tot artikel 2.6 worden de kosten van de W.A.-verzekering en/of het bedrag voor onderhoud en reparatie voor het eerste jaar meteen betaalbaar gesteld bij de toekenning van het persoonsgebonden budget. De kosten van de W.A.-verzekering en/of het bedrag voor onderhoud en reparatie voor elk volgend jaar worden betaalbaar gesteld in de maand voorafgaande aan het nieuwe jaar.

5.2 Financiële tegemoetkoming overige individuele vervoerskosten

De financiële tegemoetkoming voor overige individuele vervoerskosten is een gemaximeerde vergoeding en bedraagt per jaar:

  • a.

    voor gebruik van een (eigen) auto: €1045,20

  • b.

    voor gebruik van een taxi: €1045,20

  • c.

    voor gebruik van een rolstoeltaxi: € 1569,95

  • d.

    voor gebruikskosten bruikleenauto: € 676,62

Hoofdstuk 6. Individuele voorzieningen voor het verplaatsen in en rond de woning

6.1 Rolstoelvoorziening

  • 1.

    Het persoonsgebonden budget voor rolstoelvoorzieningen wordt bepaald op basis van de tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in het kernassortiment naturavoorzieningen dan wel de door het college geaccepteerde offerte.

  • 2.

    Indien de verplichting wordt opgelegd om minimaal twee offertes op te vragen, wordt (indien van toepassing) daarin opgenomen een indicatie voor de wettelijk verplichte W.A.-verzekering, de onderhouds- en reparatiekosten gedurende de afschrijvingsduur.

  • 3.

    In tegenstelling tot artikel 2.6 worden de kosten van de W.A.-verzekering en/of het bedrag voor onderhoud en reparatie voor het eerste jaar meteen betaalbaar gesteld bij de toekenning van het persoonsgebonden budget. De kosten van de W.A.-verzekering en/of het bedrag voor onderhoud en reparatie voor elk volgend jaar worden betaalbaar gesteld in de maand voorafgaande aan het nieuwe jaar.

6.2 Persoonsgebonden budget voor de alternatieve voorziening voor het verplaatsen in de rond de woning

Het persoonsgebonden budget voor de alternatieve voorziening voor het verplaatsen in en rond de woning wordt bepaald op basis van de tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in het door het college geaccepteerde offerte. Er bestaat de verplichting om minimaal twee offertes te vragen, met daarin opgenomen een indicatie voor de onderhoudskosten gedurende de afschrijvingsduur.

Hoofdstuk 7 Individuele voorzieningen voor het ontmoeten van medemensen en het aangaan van sociale verbanden

7.1 Financiele tegemoetkoming voor individuele sportvoorziening

  • 1.

    Voor een sportvoorziening, zoals bedoeld in artikel 7.3 van de verordening, wordt uitsluitend als een gemaximeerde vergoeding te besteden aan een sport verstrekt.

  • 2.

    De hoogte van deze vergoeding is gelijk aan de werkelijke kosten van de sportvoorziening tot een maximum van € 2.838,22 welk bedrag bedoeld is als tegemoetkoming in aanschaf, onderhoud en reparatie van een sportvoorziening voor een periode van drie jaar.

  • 3.

    Als de belanghebbende nog steeds actief lid van een sportvereniging is, kan aansluitend aan de in het tweede lid bedoelde periode van drie jaar jaarlijks een gemaximeerde vergoeding worden verstrekt van € 410,00 voor aanpassing, verzekering, onderhoud en reparatie van de sportvoorziening.

  • 4.

    De werkelijke kosten van de sportvoorziening worden bepaald op basis van de tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in het door het College geaccepteerde offerte. Er bestaat de verplichting om minimaal twee offertes te vragen, met daarin opgenomen een indicatie voor de onderhoudsen reparatiekosten gedurende de afschrijvingsduur.

7.2 Persoonsgebonden budget voor de alternatieve voorziening voor het ontmoeten van medemensen en het aangaan van sociale verbanden

Het persoonsgebonden budget voor de alternatieve voorziening voor het ontmoeten van medemensen en het aangaan van sociale verbanden, zoals bedoeld in artikel 7.5 van de verordening, wordt bepaald op basis van de tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in het door het College geaccepteerde offerte. Er bestaat de verplichting om minimaal twee offertes te vragen, met (indien van toepassing) daarin opgenomen een indicatie voor de onderhoudskosten gedurende de afschrijvingsduur.

7.3 Rolstoeltraining

Indien zulks naar het oordeel van het college noodzakelijk is, kunnen de kosten van maximaal 6 lessen rolstoeltraining voor een financiele tegemoetkoming in aanmerking komen.

Hoofdstuk 8 Overige bepalingen

8.1 Citeertitel en inwerkingtreding

  • 1.

    Dit besluit kan worden aangehaald als: "Besluit individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Loon op Zand ". Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2011.

  • 2.

    Hiermee komt het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Loon op Zand 2010 versie 2, te vervallen.

Toelichting op het Besluit individuele voorzieningen gemeente maatschappelijke ondersteuning Loon op Zand 2011

 

Alle bedragen die in dit besluit zijn genoemd zijn bruto bedragen. Dit betekent dat een eventuele eigen bijdrage op een later tijdstip door het CAK vastgesteld wordt.

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

 

1.1 Begripsbepalingen

Onder a, het genoemde artikel uit de Wet inkomstenbelasting 2001 luidt: met verzamelinkomen wordt bedoeld het gezamenlijk bedrag van: het inkomen uit werk en woning het inkomen uit aanmerkelijk belang en het belastbare inkomen uit sparen en beleggen, verminderd met daarin begrepen te conserveren inkomen.

Onder b, het genoemde artikel uit de Wet op de loonbelasting 1964 luidt: met belastbaar loon wordt bedoeld het loon verminderd met de zeedagenaftrek. De belasting wordt geheven op het belastbare loon.

De overige begripsbepalingen spreken voor zich.

 

Hoofdstuk 2 Bijzondere regels met betrekking tot het persoonsgebonden budget

 

2.1 Verstrekking van Persoonsgebonden budget

Verstrekking van een persoonsgebonden budget vindt plaats op verzoek van de belanghebbende. Dit kan bij voorkeur tegelijk met de aanvraag, indien op dat moment al duidelijk is dat de belanghebbende dit wenst. De omvang van het PGB wordt vastgesteld op basis het kernassortiment natura voorzieningen en als dat niet mogelijk is op basis van 2 offertes voor de voorzieningen . Hoewel het PGB gerelateerd is aan de goedkoopst adequate voorzieningen in natura acht de gemeente het niet reeel dat een individuele belanghebbende een hoge korting kan bedingen bij een leverancier. Sub e bepaalt dat in elk geval de belangrijkste aspecten van het Persoonsgebonden budget in de toekenningsbeschikking worden vastgelegd. Het gaat om de omvang ervan (de hoogte van het budget), maar het kan ook gaan om de periode waarover het wordt toegekend. Het spreekt voor zich dat dergelijke beschikkingen uiterst zorgvuldig worden geformuleerd. In sub f is neergelegd de algemene eis dat er een Programma van Eisen wordt vastgesteld, waarin wordt aangegeven aan welke eisen de met het Persoonsgebonden budget te verwerven voorziening moet voldoen. Het Programma van Eisen is dus een belangrijk document; als niet aan het Programma van Eisen wordt voldaan kan dat gevolgen hebben voor de afrekening van het toegekende budget.

 

2.2 Budgetperiode voor persoonsgebonden budget hulpmiddelen

Het PGB voor een hulpmiddel geldt voor de gehele afschrijvingstermijn van het hulpmiddel. Die is doorgaans 5 jaar.

 

2.3 Afwijzingsgronden persoonsgebonden budget

Er kunnen zich situaties voordoen waarin geen PGB wordt versterkt. Dit geldt als een algemene of collectieve voorziening een adequate en snelle oplossing biedt en in de situaties waarin het zeer te betwijfelen valt dat de aanvrager het PGB (goed) kan aanwenden.

 

2.4 Algemene verplichtingen persoonsgebonden budget

Aan het verstekken van een PGB worden algemene verplichtingen verbonden voor de aanvrager. Indien hij/zij zich hieraan houdt heeft hij/zij het recht het PGB vrij te besteden. Indien de aanvrager zich niet aan deze algemene verplichtingen voldoet zal de gemeente Loon op Zand besluiten het PGB niet te verstrekken of het reeds verstrekte PGB terug te vorderen.

 

2.5 Controle persoonsgebonden budget

De controle op een rechtmatig en doelmatige besteding van het persoonsgebonden budget is steekproefsgewijs. Als de PGB-houder wordt geselecteerd zal hij/zij alle van toepassing zijnde documenten (offertes, rekeningen, overige documentatie) moeten overleggen aan de gemeente voor onderzoek. De documenten moeten door de PGB-houder gedurende 5 jaar worden bewaard. Het college behoudt het recht om het persoonsgebonden budget geheel of gedeeltelijk terug te vorderen als het PGB anders besteed is als bedoeld. Daarbij zal leidend zijn of er opzet in het spel is geweest, of dat sprake is geweest van onwetendheid. In die laatste situatie kan overlegd worden dat deze situatie in de toekomst vermeden dient te worden. Bij opzet wordt teruggevorderd.

 

2.6. Uitbetaling persoonsgebonden budget

Deze betalingswijze geldt aleen het budget voor hulp bij het huishouden, omdat dit een voorziening is die voor een langere periode geldt. Ongeacht de hoogte van het persoonsgebonden budget, bevoorschot het college per periode van 4 weken of in een tijdseenheid dat een veelvoud van is vier weken.

 

Hoofdstuk 3 Eigen bijdragen en eigen aandeel

 

3.1 De eigen bijdrage

Een eigen bijdrage kan alleen worden gevraagd bij een individuele voorzieningen in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget. Bij het verstrekken van een financiële tegemoetkoming is er sprake van een eigen aandeel. De PGB's die worden uitgekeerd aan de belanghebbende zijn bestemd voor de aanschaf van de voorziening (inclusief eventuele reparatie, onderhoud en verzekering) dan wel voor het inkopen van de dienstverlening (hulp bij het huishouden). Dit betekent dat het uitgekeerde PGB niet gebruikt mag worden om de eventuele eigen bijdrage te betalen. Zie ook artikel 2.1 lid 1 van dit besluit. Overeenkomstig de technische levensduur van de betreffende voorziening, wordt de eigen bijdrage berekend. De technische levensduur wordt vastgesteld overeenkomstig de gehanteerde afschrijvingstermijn voor de betreffende naturavoorziening. De klant betaalt deze eigen bijdrage over deze volledige periode ongeacht daadwerkelijk gebruik van de voorziening. De werkelijke bruikleenkosten worden doorgegeven aan het CAK. Gedurende de periode dat men gebruik maakt van deze voorziening, wordt de eigen bijdrage doorberekend.

 

3.2. Maximum eigen bijdrage en eigen aandeel in de kosten

Hoofdstuk IV van de Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) handelt over eigen bijdragen en het eigen aandeel bij financiële tegemoetkomingen. In artikel 4.1 van de AMvB wordt onder a, b, c en d aangegeven welke bedragen de minister als minimum bedrag aan eigen bijdrage laat gelden voor welke groepen. Van het meerdere aan inkomen wordt maximum 15% als eigen bijdrage aangemerkt. De bepalingen in deze artikelen zijn letterlijk overgenomen van het AMvB. De hoogte van de eigen bijdrage is afhankelijk van de gezinssituatie en leeftijd Algemeen gebruikelijke woonvoorzieningen

 

3.3. algemeen gebruikelijke voorzieningen

Het college heeft een lijst samengesteld van woonvoorzieningen die zij algemeen gebruikelijk achten. Deze lijst is als bijlage aan het besluit toegevoegd. De algemene regels op het gebied van Algemeen gebruikelijk zoals omschreven in artikel 1.1 ad o liggen hieraan ten grondslag. Iemand met een inkomen boven de gestelde norm wordt geacht de kosten van dergelijke woonvoorzieningen zelf te kunnen dragen. De gemeente Loon op Zand hanteert een inkomensnorm, te weten: 1x WWB norm. Is het inkomen lager dan deze norm, worden de genoemde voorzieningen niet algemeen gebruikelijk geacht en dus verstrekt indien noodzakelijk. Op deze voorziening is de eigen bijdrage regeling vervolgens niet van toepassing.

 

Hoofdstuk 4. Individuele voorzieningen voor het voeren van een huishouden

 

4 A. Hulp bij het huishouden

 

4.1 Categorieën hulp bij het huishouden

Afhankelijk van de hulpvraag wordt naast hulp bij het huishouden ook aanvullende ondersteuning aangeboden.

 

4.2 Hoogte persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden

Voor het bepalen van de hoogte van het PGB is gekozen voor het urensysteem. Bij deze methodiek wordt het bedrag gebaseerd op de daadwerkelijk benodigd aantal uren hulp. Op basis van de beperking die iemand ondervindt, wordt beoordeeld welke werkzaamheden voor de cliënt niet meer mogelijk zijn.

 

4.3 Primaat van de algemene hulp bij het huishouden

Het primaat van de algemene hulp bij het huishouden geldt alleen voor kortdurende hulp (drie tot zes maanden).Hiervoor is geen eigen bijdrage verschuldigd, die geldt immers alleen bij een voorziening in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget

 

4.4 Protocol Gebruikelijke Zorg

Om de omvang van hulp bij het huishouden vast te stellen wordt dit protocol (landelijk) gebruikt.

 

4 B. Woonvoorzieningen

 

4.5 Financiële tegemoetkoming of persoonsgebonden budget voor voorzieningen in het kader van wonen

Onder hulpmiddelen in het kader van wonen worden onder meer verstaan de roerende woonvoorzieningen, de traplift, maar ook de woningaanpassing Bij een voorziening die voorkomt in het kernassortiment, zoals een toiletstoel, wordt het persoonsgebonden budget bepaald op basis van de prijslijst van het kernassortiment. Komt de voorziening niet voor in het kernassortiment dan dient belanghebbende 2 offertes te overleggen met daarin (indien van toepassing) opgenomen een indicatie voor de onderhoudskosten gedurende de afschrijvingsduur. Van elke offerte wordt het totaalbedrag berekend door de aanschafprijs + de kosten voor onderhoud voor 5 jaar bij elkaar op te tellen. Het laagste totaalbedrag wordt als PGB aan de belanghebbende uitgekeerd.

Voor de woningaanpassing worden altijd offertes opgevraagd (lid 2), omdat dit nooit in het kernassortiment voorkomt. Onder een woningaanpassing wordt verstaan een aanpassing van de woning zelf, ter compensatie van de problemen die in de woning spelen ten aanzien van de bewoner met een beperking, bijvoorbeeld de aanbouw van een gelijkvloerse slaapkamer of aanpassingen aan de badkamer. De woningaanpassing wordt niet in natura verstrekt. In dat geval zou de gemeente namelijk als opdrachtgever optreden. Omdat er met de woningaanpassingen grote bedragen gemoeid zijn, wordt boven de Europese aanbestedingsdrempel uitgekomen en zou de gemeente via een aanbesteding een aannemer moeten contracteren. De verwachting is dat de belanghebbende dan wel de verhuurder bij dergelijke grote woningaanpassingen de regie in eigen hand wil houden en dat een aanbesteding ten koste gaat van de keuzevrijheid van de woningeigenaar. Daarom wordt de woningaanpassing in de vorm financiële tegemoetkoming verstrekt aan de aanvrager (de persoon met beperkingen of de eigenaar van de woning (belanghebbende respectievelijk verhuurder). In de meeste gevallen is Casade Woondiensten de verhuurder.

 

4.6 Persoonsgebonden budget voor onderhoud, reparatie en keuring van hulpmiddelen in het kader van wonen

Voor onderhoud en reparatie is er voor gekozen om jaarlijks een PGB over te maken. Zo blijft de belanghebbende in beeld en blijft er jaarlijks aandacht voor onderhoud financieel mogelijk. het bedrag zoals vermeld in de offerte wordt overgenomen. De werkelijke kosten van keuring, onderhoud en reparatie worden gehanteerd. Het gaat hier vooral om voorzieningen die eerder op grond van de Wet voorzieningen gehandicapten zijn verstrekt en nog gebruikt worden door de belanghebbende.

 

4.7 De financiële tegemoetkoming voor verhuis- en inrichtingskosten

Tegemoetkoming voor verhuis en inrichtingskosten wordt verstrekt aan de persoon met beperkingen die gaat verhuizen naar een reeds aangepaste woning of aan de bewoner van een reeds aangepaste woning die deze vrij maakt voor een persoon met beperkingen. Het bedrag voor de tegemoetkoming voor verhuis- en inrichtingskosten is gemaximeerd. Voor het bepalen van de hoogte van de tegemoetkoming is gekeken naar de historische ontwikkeling van het bedrag dat voor deze voorziening is gehanteerd in combinatie met een regionale vergelijking.

 

4.8 Persoonsgebonden budget voor de alternatieve voorziening voor het voeren van een huishouden

Indien na samenspraak met de belanghebbende blijkt dat een alternatieve voorziening voor het voeren van een huishouden een oplossing biedt voor de hulpvraag van de belanghebbende dan moet deze (indien mogelijk) twee offertes te overleggen met daarin (indien van toepassing) opgenomen een indicatie voor de onderhoudskosten gedurende de afschrijvingsduur. Op basis van 2 offertes wordt de hoogte van het PGB voor de alternatieve voorziening voor het voeren van een huishouden bepaald. Van elke offerte wordt het totaalbedrag berekend door de aanschafprijs + de kosten voor onderhoud voor 5 jaar bij elkaar op te tellen. Het laagste totaalbedrag wordt als PGB aan de belanghebbende uitgekeerd.

 

4.9 Financiele tegemoetkoming voor tijdelijke huisvesting.

De tegemoetkoming wordt verstrekt voor de woning die aangepast wordt en niet voor de woning waarin de persoon met beperkingen tijdelijk verblijft. De persoon met beperkingen kan alieen huurtoeslag ontvangen voor de woning, waar hij/zij woont. De persoon met beperkingen zal dus zelf bij de belastingdienst de huurtoeslag moeten aanvragen voor zijn/haar tijdelijke woning. Op het moment dat de persoon met beperkingen verhuist naar de tijdelijke woning, stopt de huurtoeslag op de aan te passen woning.

Voor het bepalen van de hoogte van de tegemoetkoming is gekeken naar de historische ontwikkeling van het bedrag dat voor deze voorziening is gehanteerd in combinatie met een regionale vergelijking.

 

4.10 Financiele tegemoetkoming voor huurderving.

Voor de maximale hoogte van de vergoeding voor huurderving wordt aangesloten bij het bedrag dat maximaal subsidiabele huur op grond van de Wet op de huurtoeslag. Huurderving wordt in principe 6 maanden vergoed.

 

4.11 financiele tegemoetkoming voor het bezoekbaar maken van een woning

Dit artikel behoeft geen toelichting. Voor de nadere uitleg van deze voorziening wordt verwezen naar de verordening. Voor het bepalen van de hoogte van de tegemoetkoming is gekeken naar de historische ontwikkeling van het bedrag dat voor deze voorziening is gehanteerd in combinatie met een regionale vergelijking.

 

4.12 Financiele tegemoetkoming voor het aanpassen van een woning met levensduur van minder dan 5 jaar of een woning dat binnen dan 5 jaar wordt gesloopt.

Dit artikel behoeft geen toelichting. Voor de nadere uitleg van deze voorziening wordt verwezen naar de verordening. Voor het bepalen van de hoogte van de tegemoetkoming is gekeken naar de historische ontwikkeling van het bedrag dat voor deze voorziening is gehanteerd in combinatie met een regionale vergelijking.

 

4.13 Woonvoorzieningen van niet bouwkundige of technische aard

Voor het verstrekken van deze voorziening zoals vloerbedekking of gordijnen geldt dat dit alleen mogelijk is in die gevallen dat betreffende zaken nog niet zijn afgeschreven (veelal na circa 8 jaar). De bedragen zijn gebaseerd op de normbedragen van het NIBUD.

 

4.14 Terugbetaling bij verkoop

Dit betreft de eigen woning die door de gemeente is aangepast. Het betreft hier overigens altijd een aanpassing die de waarde van de woning doet stijgen. Deze meerwaarde bij verkoop dient weer terugbetaald te worden aan de gemeente.

 

Hoofdstuk 5. Individuele voorzieningen voor het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

 

5.1 Persoonsgebonden budget voor individuele vervoersvoorzieningen.

Onder vervoermiddelen worden de hulpmiddelen verstaan die belanghebbende nodig heeft om zich te kunnen verplaatsen op korte en middenlange afstand zoals bijvoorbeeld de scootmobiel en de bijzondere fietsen, zoals een driewielfiets. De hoogte van het budget wordt bepaald aan de hand van de prijslijst van het kernassortiment. Als de voorziening niet voorkomt in het kernassortiment dient de aanvrager 2 offertes te overleggen met daarin (indien van toepassing) opgenomen een indicatie voor de eventuele verzekering, onderhoudsen reparatiekosten gedurende de afschrijvingsduur. Van elke offerte wordt het totaalbedrag berekend door de aanschafprijs + de kosten voor onderhoud voor 5 jaar bij elkaar op te tellen. Het laagste totaalbedrag wordt als PGB aan de belanghebbende uitgekeerd. Indien de aanvrager geen offertes indient kan het voor de bepaling van het PGB gebruik gemaakt van de prijzen van hulpmiddelen die binnen het kernassortiment natura voorzieningen vallen. Voor onderhoud en reparatie is er voor gekozen om jaarlijks een PGB (bedrag) over te maken.

 

5.2 Financiele tegemoetkoming vervoerskosten

In dit artikel zijn de maximale normbedragen weergegeven, zoals die gehanteerd worden bij de vaststelling van de hoogte van de tegemoetkoming vervoerskosten. Deze normbedragen worden per jaar verstrekt. De bedragen zijn gebaseerd op de vervoerskosten zoals gehanteerd door het NIBUD en de jurisprudentie over het aantal kilometers dat een gemeente dient te compenseren.

 

Hoofdstuk 6. Individuele voorzieningen voor het verplaatsen in en rond de woning.

 

6.1. Rolstoelvoorziening Komt de voorziening niet voor in het kernassortiment dan dient de aanvrager 2 offertes te overleggen met daarin (indien van toepassing) opgenomen een indicatie voor de eventuele verzekering, onderhouds- en reparatiekosten gedurende de afschrijvingsduur. Van elke offerte wordt het totaalbedrag berekend door de aanschafprijs en de kosten voor onderhoud voor 5 jaar bij elkaar op te tellen. Het laagste totaalbedrag wordt als PGB aan de belanghebbende uitgekeerd. Indien de aanvrager geen offertes indient kan het voor de bepaling van het PGB gebruik gemaakt van de prijzen van hulpmiddelen die binnen het kernassortiment natura voorzieningen vallen. Voor onderhoud en reparatie is er voor gekozen om jaarlijks een PGB (bedrag) over te maken.

 

6.2 Persoonsgebonden budget voor de alternatieve voorziening voor het verplaatsen in en rond de woning

Indien na samenspraak met de belanghebbende blijkt dat een alternatieve voorziening voor het verplaatsen in en rond de woning een oplossing biedt voor de hulpvraag van de belanghebbende dan moet deze (indien mogelijk) twee offertes te overleggen met daarin (indien van toepassing) opgenomen een indicatie voor de onderhoudskosten gedurende de afschrijvingsduur. Op basis van de offerte(s) wordt de hoogte van het PGB voor de alternatieve voorziening voor het verplaatsen in en rond de woning bepaald. Van elke offerte wordt het totaalbedrag berekend door de aanschafprijs + de kosten voor onderhoud voor 5 jaar bij elkaar op te tellen. Het laagste totaalbedrag wordt als PGB aan de belanghebbende uitgekeerd.

 

Hoofdstuk 7 Individuele voorzieningen voor het ontmoeten van medemensen en het aangaan van sociale verbanden

 

7.1 Financiele tegemoetkoming voor individuele sportvoorziening

In dit artikel zijn de maximale normbedragen weergegeven, zoals die gehanteerd worden bij de vaststelling van de hoogte van de tegemoetkoming voor de sportvoorziening. Deze normbedragen worden per drie jaar verstrekt De belanghebbende die in aanmerking komt voor een individuele sportvoorziening ontvangt een gemaximeerde financiele tegemoetkoming waar hij de sportvoorziening mee aan kan schaffen voor een periode van drie jaar. De hoogte van de tegemoetkoming is gemaximeerd. De werkelijke kosten van de sportvoorziening worden tot dit maximum gedekt. Voor het bepalen van de hoogte van de tegemoetkoming is gekeken naar de historische ontwikkeling van het bedrag dat voor deze voorziening is gehanteerd in combinatie met een regionale vergelijking. Om de werkelijke kosten van de sportvoorziening te kunnen bepalen dient de belanghebbende twee offertes te overleggen. Van elke offerte wordt het totaalbedrag berekend door de aanschafprijs + de kosten voor onderhoud voor 3 jaar bij elkaar op te tellen. Het laagste totaalbedrag wordt als financiele vergoeding aan de belanghebbende uitgekeerd.

 

7.2 Persoonsgeboden budget voor de alternatieve voorziening voor het ontmoeten van medemensen en het aangaan van sociale verbanden

indien na samenspraak met de belanghebbende blijkt dat een alternatieve voorziening voor het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel een oplossing biedt voor de hulpvraag van de belanghebbende dan moet deze (indien mogelijk) twee offertes te overleggen met daarin (indien van toepassing) opgenomen een indicatie voor de onderhoudskosten gedurende de afschrijvingsduur. Op basis van de offerte(s) wordt de hoogte van het PGB voor de alternatieve voorziening voor het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel bepaald. Van elke offerte wordt het totaalbedrag berekend door de aanschafprijs + de kosten voor onderhoud voor 5 jaar bij elkaar op te tellen. Het laagste totaalbedrag wordt als PGB aan de belanghebbende uitgekeerd. Voor zogenaamd boven regionaal vervoer binnen heel Nederland verzorgt Valys de reisservice. iedereen met een beperking, ongeacht het inkomen, kan gebruik maken van Valys. Het regelt van deur tot deur reizen, gebruik makend van vervoer per taxi. Als er medische redenen zijn waardoor men geen gebruik kan maken van Valys en de belanghebbende raakt zonder de bovenregionale contacten in een sociaal isolement, dan kan er sprake zijn van een afwijkende vervoersbehoefte waarvoor een individuele oplossing wordt bezien. Door deze oplossing kan de belanghebbende medemensen ontmoeten en sociale verbanden aangaan. 7.4 Rolstoeltraining De werkelijke kosten van maximaal 6 trainingen kunnen worden vergoed. Het betreft hier met name elektrische rolstoelen.

 

Hoofdstuk 8 Overige bepalingen

 

8.1 Citeertitel en inwerkingtreding

Dit artikel behoeft geen toelichting