Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Loon op Zand

Financiële verordening gemeente Loon op Zand 2017

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieLoon op Zand
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingFinanciële verordening gemeente Loon op Zand 2017
CiteertitelFinanciële verordening gemeente Loon op Zand 2017
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Financiële verordening 2015 gemeente Loon op Zand.

Deze regeling bevat de vroegst mogelijke datum van inwerkingtreding

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

31-08-201823-04-2021nieuwe regeling

14-12-2016

Gemeenteblad 2018, 185704

.

Tekst van de regeling

Intitulé

Financiële verordening gemeente Loon op Zand 2017

 

 

Hoofdstuk 1. Algemene Bepalingen

Artikel 1. Begripsbepaling

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • 1.

    Administratie: onder administratie wordt verstaan het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, functioneren en beheersen van de gemeentelijke organisatie en de verantwoording die daarover moet worden afgelegd.

  • 2.

    Afdeling: de organisatorische eenheid binnen de gemeentelijke organisatie met een eigen rechtstreekse verantwoordelijkheid aan het college;

  • 3.

    Agio of disagio: de waarde boven respectievelijk onder de nominale waarde.

  • 4.

    Inkomsten: het totaal van de baten vóór onttrekking reserves;

  • 5.

    Netto schuld: de bruto schuld minus de omvang van de geldelijke bezittingen die niet zijn ingezet voor de publieke taak. Onder bruto schuld wordt verstaan het totaal van langlopende leningen, kortlopende schulden, crediteuren en overlopende passiva. Onder geldelijke bezittingen die niet zijn ingezet voor de publieke taak wordt verstaan het totaal van langlopende uitzettingen, vorderingen, liquide middelen en overlopende activa;

  • 6.

    Overheidsbedrijf: de onderneming met privaatrechtelijke rechtspersoonlijkheid, niet zijnde een personenvennootschap met rechtspersoonlijkheid, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon, al dan niet samen met een of meer andere publiekrechtelijke rechtspersonen, in staat is het beleid te bepalen of een onderneming in de vorm van een personenvennootschap, waarin een publiekrechtelijke rechtsperson deelneemt;

  • 7.

    Oonbenutte belastingcapaciteit onroerende zaakbelasting: verschil tussen de opbrengst onroerende zaakbelasting bij de tarieven die minimaal nodig zijn voor toegang tot de procedure van artikel 12 van de Financiële-verhoudingswet en de (geraamde) opbrengst onroerende zaakbelasting.

  • 8.

    Taakveld, heeft betrekking op de taken en daaraan gerelateerde activiteiten waar baten en lasten mee gemoeid zijn. Zij clusteren niet alleen producten (goederen en diensten), maar ook taken en activiteiten die niet direct te vertalen zijn in kosten per hoeveelheid.

  • 9.

    Verbonden partij: een privaatrechtelijke of publiekrechtelijke organisatie waarin de gemeente een bestuurlijk en financieel belang heeft.

Hoofdstuk 2. Begroting en verantwoording

Artikel 2. Programma-indeling

  • 1.

    De begroting is ingedeeld naar programma’s zoals door de minister en in het BBV (Besluit Begroting en Verantwoording) is voorgeschreven.

  • 2.

    De programma’s zijn ingedeeld naar taakvelden zoals door de minister en het BBV zijn voorgeschreven.

  • 3.

    Voor het meten van het afleggen van verantwoording over de gemeentelijke productie van goederen en diensten en van de maatschappelijke effecten van het gemeentelijk beleid, worden per programma in elk geval de door de minister voorgeschreven indicatoren gebruikt.

  • 4.

    De raad kan bij aanvang van iedere raadsperiode de onderwerpen en of thema’s bepalen waarover hij in extra paragrafen, naast de door het BBV verplicht voorgeschreven paragrafen, in de begroting en de rekening wil worden geïnformeerd.

Artikel 3. Inrichting begroting en jaarstukken

  • 1.

    Bij de begroting worden onder elk van de programma’s de lasten en baten per taakveld weergegeven en bij de jaarstukken worden onder elk van de programma’s de gerealiseerde lasten en baten per taakveld weergegeven.

  • 2.

    Bij de uiteenzetting van de financiele positie in de begroting wordt van de nieuwe investeringen per investering het benodigde investeringskrediet weergegeven en wordt van de lopende investeringen het geautoriseerde investeringskrediet en de raming van de uitputting van het krediet in het lopende boekjaar weergegeven.

  • 3.

    Bij de uiteenzetting van de financiele positie in de begroting wordt inzicht gegeven in de ontwikkeling van de schuldpositie als gevolg van de begroting, de meerjarenraming en de investeringen.

  • 4.

    In de jaarrekening wordt van de investeringen en meerjarige projecten de uitputting van de geautoriseerde investeringskredieten en de actuele raming van de totale uitgaven weergegeven.

Artikel 4. Kaders begroting

  • 1.

    Het college biedt jaarlijks aan de raad een kadernota aan met een voorstel voor het beleid en de financiële kaders van de begroting voor het volgende begrotingsjaar en de meerjarenraming.

  • 2.

    In de begroting wordt een post onvoorzien voor de begroting in zijn geheel opgenomen.

Artikel 5. Autorisatie begroting en investeringskredieten

  • 1.

    De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de baten en de lasten per programma.

  • 2.

    Bij de begrotingsbehandeling geeft de raad aan van welke nieuwe investeringen hij op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het investeringskrediet wil ontvangen. De overige nieuwe investeringen worden bij de begrotingsbehandeling met het vaststellen van de financiele positie geautoriseerd.

  • 3.

    Het college informeert de raad als ze verwacht dat de lasten de geautoriseerde lasten of de investeringsuitgaven de geautoriseerde investeringskredieten dreigen te overschrijden of de baten de geautoriseerde baten dreigen te overschrijden. De raad geeft vervolgens aan of hij hiervoor een voorstel wil voor wijziging van het budget of een voorstel voor bijstelling van het beleid.

  • 4.

    Bij behandeling van de tussenrapportage(s) in de raad doet het college voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde budgetten en de investeringskredieten en het bijstellen van het beleid.

  • 5.

    Voor een investering waarvan het investeringskrediet niet met het vaststellen van de begroting is geautoriseerd, legt het college vooraf aan het aangaan van verplichtingen een investeringsvoorstel met een voorstel voor het vaststellen van een investeringskrediet aan de raad voor. Bij investeringen groter dan € 100.000, informeert het college de raad in het voorstel over een eventueel effect van de investering op de schuldpositie van de gemeente.

Artikel 6. Tussentijdse rapportage

  • 1.

    Het college informeert de raad door middel van een of meer tussentijdse rapportages over de realisatie van de begroting, op programma niveau, van de gemeente van het lopende boekjaar.

  • 2.

    De tussenrapportage gaat in op:

    • a.

      verwachte afwijkingen (> € 25.000) ten aanzien van de baten en lasten per programma en onderscheiden taakveld.

    • b.

      verwachte afwijkingen op het beleid;

    • c.

      de ontwikkeling van de vrij besteedbare vermogenspositie.

Artikel 7. Informatieplicht

Het college informeert in ieder geval vooraf de raad en neemt pas een besluit, nadat de raad in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen voorzover het betreft niet bij begroting vastgestelde afzonderlijke verplichtingen inzake:

  • a.

    investeringen en éénmalige verplichtingen groter dan € 100.000;

  • b.

    aankoop en verkoop van goederen en diensten groter dan € 100.000;

  • c.

    nieuwe meerjarige verplichtingen waarvan de jaarlijkse lasten groter zijn dan €15.000.

Artikel 8 EMU-saldo

Wanneer het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU-tekort, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeert het college de raad of een aanpassing van de begroting nodig is. Als het college een aanpassing nodig acht, doet het college een voorstel voor het wijzigen van de begroting.

Hoofdstuk 3. Financieel beleid

Artikel 9. Waardering en afschrijving vaste activa

  • 1.

    Materiële vaste activa met een meerjarig economisch en maatschappelijk nut worden geactiveerd onder aftrek van bijdragen van derden.

  • 2.

    Materiële vaste activa worden afgeschreven volgens de methodiek en de termijnen zoals vermeld in de bijlage afschrijvingsbeleid bij deze verordening.

  • 3.

    Kosten voor het afsluiten van geldleningen worden direct ten laste van de exploitatie gebracht.

  • 4.

    Geactiveerde kosten voor onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief worden lineair in maximaal 5 jaar afgeschreven.

  • 5.

    Een saldo voor agio of disagio wordt lineair in maximaal 5 jaar afgeschreven.

Artikel 10. Oninbare vorderingen

  • 1.

    Voor vorderingen die naar verwachting oninbaar zijn wordt geen algemene voorziening gevormd. In plaats daarvan vindt jaarlijks in het 4e kwartaal een individuele beoordeling op openstaande vorderingen plaats. Bij het oordeel oninbaar vindt in hetzelfde kwartaal een daadwerkelijke afboeking plaats. Bij onduidelijkheid over de inbaarheid van een vordering boven de € 100.000 kan een uitzondering worden gemaakt door voor die vordering een afzonderlijke voorziening te vormen.

  • 2.

    Deze werkzaamheden worden vastgelegd in een bijlage bij een advies aan het college van burgemeester en wethouders, op grond waarvan het college de afboeking kan vaststellen.

Artikel 11. Reserves en voorzieningen

  • 1.

    In de programmabegroting, de financiële begroting, het jaarverslag en de jaarrekening kan de raad besluiten de toerekening van rente over de reserves en voorzieningen aan de taakvelden plaats te laten vinden.

  • 2.

    Het college biedt de raad eens in de 2 jaar een nota reserves en voorzieningen aan. Deze nota wordt door de raad vastgesteld en behandeld:

    • a.

      de vorming en besteding van reserves;

    • b.

      de vorming en besteding van voorzieningen en

    • c.

      de rentetoerekening aan reserves en voorzieningen.

  • 3.

    Bij een voorstel voor de instelling van een bestemmingsreserve voor een investeringsvoornemen wordt minimaal aangegeven:

    • a.

      het specifieke doel van de reserve;

    • b.

      de voeding van de reserve;

    • c.

      de maximale hoogte van de reserve.

    • d.

      de maximale looptijd.

    • e.

      Als een bestemmingsreserve voor een investeringsvoornemen binnen de aangegeven maximale looptijd niet heeft geleid tot een investering, valt de bestemmingsreserve vrij en wordt deze aan de algemene reserve toegevoegd.

  • 4.

    Een door de raad ingestelde egalisatiereserve heeft ook maximale hoogte. Die wordt bepaald door een maximale looptijd van het over een boekjaar gereserveerde bedrag. De gevormde reserve over het jaar t vervalt onder vermindering van eventuele tekorten van latere jaren uiterlijk einde jaar t+2.

Artikel 12. Kostprijsberekening

  • 1.

    Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van goederen, werken en diensten van de gemeente Loon op Zand wordt een systeem van kostentoerekening op basis van integrale kostprijs gehanteerd. Bij de kostentoerekening worden naast de directe kosten, verantwoord op de taakvelden, de overheadkosten en de rente van de inzet van vreemd vermogen, reserves en voorzieningen voor de financiering van de in gebruik zijn de activa betrokken, die samenhangen met de door de gemeente verleende diensten. De doorberekening vindt extracomptabel plaats op basis van tijdschrijfgegevens.

  • 2.

    Bij de directe kosten worden betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa, de kapitaallasten van de in gebruik zijnde activa en voor rioolheffing, en afvalstoffenheffing de compensabele BTW en de kosten van het kwijtscheldingsbeleid.

  • 3.

    Voor de toerekening van de overheadkosten worden de overheadkosten die kunnen worden toegerekend aan activiteiten welke geheel of deels worden bekostigd met een specifieke uitkering of subsidie, binnen het taakveld overhead apart geadministreerd en in de desbetreffende verantwoordingen over de besteding toegerekend aan die activiteiten.

  • 4.

    Voor de toerekening van de overheadkosten worden de overheadkosten die kunnen worden betrokken in de aangifte vennootschapsbelasting, binnen het taakveld overhead apart geadministreerd en voor de belastingaangifte aan de kostprijs van de vennootschapsbelastingplichtige activiteiten toegerekend.

  • 5.

    Voor de toerekening van de overheadkosten aan de kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken, diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, voor zover dat niet activiteiten als bedoeld in het derde en vierde lid betreffen, wordt uitgegaan van een aandeel in de totale overheadkosten ter grootte van de geraamde directe kosten van de economische categorieën 1.1 Salarissen en sociale lasten en 3.5.1 Ingeleend personeel die worden besteed aan de desbetreffende goederen, werken, diensten en heffingen, gedeeld door de totale geraamde directe kosten van de economische categorieën 1.1 Salarissen en sociale lasten en 3.5.1 Ingeleend personeel.

  • 6.

    Het percentage van de omslagrente voor de toerekening van rente voor de financiering van de in gebruik zijn de activa, bedoeld in het eerste lid, wordt jaarlijks met de begroting vastgesteld. Het percentage van deze omslagrente wordt bepaald uit het gewogen gemiddelde van het bij de begroting geraamde rentepercentage van de rentekosten op de opgenomen langlopende leningen, kortlopende leningen en kredieten en het rentepercentage van de rentevergoeding over de reserves en de voorzieningen zoals bepaald overeenkomstig het zevende lid. De uitkomst van dit percentage van de omslagrente wordt op een half procent afgerond.

  • 7.

    Het rentepercentage voor de rentevergoeding over de reserves en voorzieningen in de omslagrente voor de kostprijsberekening als bedoeld in het zevende lid, wordt jaarlijks met de begroting vastgesteld. De hoogte van het rentepercentage voor de rentevergoeding over de reserves en voorzieningen wordt bepaald aan de hand van de bij de begroting geraamde rentekosten als percentage van de opgenomen langlopende leningen, kortlopende leningen en kredieten. De uitkomst van dit rentepercentage voor de rentevergoeding over de reserves en voorzieningen wordt op een half procent afgerond.

  • 8.

    In paragraaf 1 Lokale Heffingen van begroting en rekening wordt een uiteenzetting gegeven over de kostprijsberekening. Deze is in overeenstemming met artikel 10 van het BBV, de toerekening van de overhead wordt niet op de taakvelden gerealiseerd, maar in een extracomptabele kostentoerekening.

  • 9.

    Hiervan wordt een sytematische vastlegging gemaakt opdat de controleerbaarheid door de accountant, de continuïteit en consistente opzet meerjarig is geborgd.

Artikel 13. Prijzen economische activiteiten

  • 1.

    Voor de levering van goederen, diensten of werken aan overheidsbedrijven en derden en met welke bijbehorende activiteiten de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt tenminste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht. Bij afwijking doet het college vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de activiteit wordt gemotiveerd.

  • 2.

    Bij het verstrekken van leningen of garanties aan overheidsbedrijven en derden kan de gemeente de geraamde kosten in rekening brengen.

  • 3.

    Bij het verstrekken van kapitaal door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden gaat het college uit van een vergoeding van tenminste de geraamde integrale kosten van de verstrekte middelen. Bij afwijking doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de kapitaalverstrekking wordt gemotiveerd.

  • 4.

    Raadbesluiten met de motivering van het publiek belang als bedoeld in de vorige leden zijn niet nodig als sprake is van:

    • a.

      leveringen van goederen, diensten of werken en het verstrekken van leningen, garanties en kapitaal aan andere overheden voor zover deze leveringen en verstrekkingen zijn bedoeld voor de uitoefening van de publieke taak door die andere overheid;

    • b.

      een bevoordeling van activiteiten in het kader van een bij wet opgedragen publiekrechtelijke taak;

    • c.

      een bevoordeling van activiteiten in het kader van een toegekend bijzonder of uitsluitend recht waarvoor prijsvoorschriften gelden;

    • d.

      een bevoordeling van sociale werkplaatsen;

    • e.

      een bevoordeling van onderwijsinstellingen;

    • f.

      een bevoordeling van publieke media-instellingen en

    • g.

      een bevoordeling die valt onder de reikwijdte van de staatssteunregels van het Werkingsverdrag van de Europese Unie en daarmee verenigbaar is.

Artikel 14. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen

  • 1.

    Het college legt jaarlijks in december een voorstel ter besluitvorming aan de raad voor over de tarieven, heffingen en prijzen per verstrekte dienst.

  • 2.

    In de paragraaf lokale heffingen van de begroting staan de kaders genoemd voor de prijzen voor de levering van gemeentelijke goederen, werken en diensten aan overheidsbedrijven en derden en voor de huren en de erfpachten.

  • 3.

    Het college legt bij een tussentijdse wijziging van prijzen, huren en erfpachten ten opzichte van de kaders uit de paragraaf lokale heffingen vooraf een besluit voor aan de raad.

Artikel 15. Financieringsfunctie

  • 1.

    Het college stelt voor de uitoefening van de financieringsfunctie een treasurystatuut vast.

  • 2.

    Bij wijzigingen wordt het opnieuw vastgestelde treasurystatuut voor kennisgeving aan de gemeenteraad gestuurd.

Hoofdstuk 4 Paragrafen

Artikel 16. Lokale heffingen

Bij de begroting en jaarstukken doet het college in de paragraaf lokale heffingen verslag van

  • a.

    de geraamde inkomsten;

  • b.

    het beleid ten aanzien van de lokale heffingen, inclusief het tarievenbeleid en de gehanteerde systematiek van kostentoerekening;

  • c.

    een overzicht op hoofdlijnen van de diverse heffingen;

  • d.

    een aanduiding van de lokale lastendruk;

  • e.

    een beschrijving van het kwijtscheldingsbeleid.

  • f.

    de kostendekkendheid van de rioolrechten, reinigingsheffing en afvalstoffenheffing;

  • g.

    de lokale lastendruk voor eenpersoonshuishoudens, meerpersoonshuishoudens en bedrijven;

  • h.

    het aantal en het bedrag aan kwijtscheldingen;

  • i.

    de waardeontwikkeling van onroerende zaken in de gemeente.

  • j.

    de overige door de minister of het BBV voorgeschreven kengetallen en overzichten.

Artikel 17. Financiering

Bij de begroting en de jaarstukken doet het college in de paragraaf financiering in ieder geval verslag van:

  • a.

    de kasgeldlimiet;

  • b.

    de renterisiconorm;

  • c.

    de rentekosten en rente-opbrengsten verbonden aan de financieringsfunctie;

  • d.

    de schulden met een looptijd korter dan een jaar, de kasgeldleningen, en het verschuldigde rentepercentage;

  • e.

    schulden met een looptijd langer dan een jaar en het verschuldigde rentepercentage;

  • f.

    de overige door de minister of het BBV voorgeschreven kengetallen.

Artikel 18. Weerstandsvermogen en risicobeheersing

  • 1.

    In de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in ieder geval op:

    • a.

      de netto schuldquote;

    • b.

      de solvabiliteitsratio;

    • c.

      kengetal grondexploitatie;

    • d.

      structurele exploitatieruimte;

    • e.

      de belastingcapaciteit;

    • f.

      een inventarisatie van de weerstandscapaciteit;

    • g.

      een inventarisatie van de risico's;

    • h.

      het beleid over de weerstandscapaciteit en de risico's;

    • i.

      de overige door de minister of het BBV voorgeschreven kengetallen.

  • 2.

    Voor het in beeld brengen van de weerstandscapaciteit van de gemeente wordt beoordeeld of de gemeente bij een risicoscenario de schuldverplichtingen in de toekomst kan blijven. nakomen zonder dat de uitgaven aan en de investeringen in noodzakelijke publieke voorzieningen in de knel komen.

Artikel 19. Onderhoud kapitaalgoederen

  • 1.

    Bij de begroting en de jaarstukken doet het college in de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen verslag over de voortgang van het geplande onderhoud en het eventuele achterstallig onderhoud aan openbaar groen, water, wegen, kunstwerken, straatmeubilair, riolering, gebouwen.

  • 2.

    Het college biedt de raad tenminste eens in de 4 jaar een onderhoudsplan openbare ruimte aan. Het plan geeft het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud en de kosten van het onderhoud voor het openbaar groen, water, wegen, kunstwerken en straatmeubilair. De raad stelt het plan vast.

  • 3.

    Het college biedt de raad tenminste eens in de 4 jaar een rioleringsplan aan. Het plan geeft het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud, de uitbreiding van de riolering en de kosten van het onderhoud en de eventuele uitbreidingen. De raad stelt het plan vast.

  • 4.

    Het college biedt de raad tenminste eens in de 4 jaar een onderhoudsplan gebouwen aan. Het plan bevat voorstellen voor het te plegen onderhoud en de bijbehorende kosten aan de gemeentelijke gebouwen. De raad stelt het plan vast.

Artikel 20. Bedrijfsvoering

In de paragraaf bedrijfsvoering bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in ieder geval op:

  • a.

    de omvang, opbouw en ontwikkeling van het personeelsbestand en de loonkosten;

  • b.

    de kosten van inhuur derden;

  • c.

    de huisvestingskosten;

  • d.

    de kosten van informatisering en automatisering;

  • e.

    de overige kosten van bedrijfsvoering.

Artikel 21. Verbonden partijen

  • 2.

    In de begroting en de jaarstukken wordt in de paragraaf verbonden partijen in elk geval ingegaan op:

    • a.

      de visie op verbonden partijen in relatie tot de realisatie van de doelstellingen die zijn opgenomen in de begroting;

    • b.

      de beleidsvoornemens omtrent verbonden partijen;

    • c.

      de lijst van verbonden partijen.

  • 3.

    In de lijst van verbonden partijen wordt tenminste de volgende informatie opgenomen:

    • a.

      de naam en de vestigingsplaats;

    • b.

      het openbaar belang dat op deze wijze behartigd wordt – de doelstelling en de beleidsontwikkeling-;

    • c.

      het bestuurlijk belang, op welke wijze het gemeentebestuur is vertegenwoordigd bij de verbonden partij;

    • d.

      het financiële belang dat de gemeente in de verbonden partij heeft aan het begin en de verwachte omvang aan het einde van het begrotingsjaar;

    • e.

      de verwachte omvang van het eigen vermogen en het vreemd vermogen van de verbonden partij aan het begin en aan het einde van het begrotingsjaar;

    • f.

      de verwachte omvang van het financiele resultaat van de verbonden partij in het begrotingsjaar.

Artikel 22 Grondbeleid

  • 1.

    Het college biedt tenminste eens in de vier jaren een (bijgestelde) nota grondbeleid aan ter behandeling en vaststelling door de raad. In deze nota wordt aandacht besteed aan:

    • a.

      de relatie met de programma’s van de begroting;

    • b.

      de strategische visie van het toekomstig grondbeleid van de gemeente;

    • c.

      de te ontwikkelen en in ontwikkeling genomen projecten;

    • d.

      het verloop van de grondvoorraad;

    • e.

      de uitgangspunten voor de verkoopprijzen van de gronden.

  • 2.

    In de paragraaf grondbeleid van de begroting en de jaarstukken wordt ingegaan op de uitvoering van de nota grondbeleid, in het bijzonder de belangrijkste financiële ontwikkelingen zoals verlies/winstverwachtingen, de verwerving van gronden e.d. en de relaties van het grondbeleid met de programma’s.

  • 3.

    Via een afzonderlijke meerjarenprognose grondbeleid (MPG) doet het college verslag van:

    • a.

      een visie op het grondbeleid in relatie tot de realisatie van de doelstellingen van de programma’s die zijn opgenomen in de begroting;

    • b.

      een aanduiding van de wijze waarop de gemeente het grondbeleid uitvoert;

    • c.

      een actuele prognose van de te verwachten resultaten van de totale grondexploitatie;

    • d.

      een onderbouwing van de geraamde winstneming;

    • e.

      de beleidsuitgangspunten betreffende de reserves voor grondzaken in relatie tot de risico’s van de grondzaken;

    • f.

      huidige vastgoedpositie;

    • g.

      de aan- en verkoop van vastgoed;

    • h.

      de deelname in PPS-constructies;

    • i.

      de geraamde kosten en opbrengsten per in ontwikkeling genomen project.

Hoofdstuk 5 Financiele organisatie en financieel beheer

Artikel 23. Administratie

  • 1.

    De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

    • a.

      het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de afdelingen;

    • b.

      het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van de vaste activa, voorraden, vorderingen en schulden, contracten;

    • c.

      het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties;

    • d.

      het verschaffen van informatie over scores met betrekking tot de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijk beleid;

    • e.

      het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving en

    • f.

      de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

Artikel 24. Financiële organisatie

Het college draagt zorg voor:

  • a.

    een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidig toewijzing van de gemeentelijke taken aan de afdelingen;

  • b.

    een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden, zodat aan de eisen van interne controle wordt voldaan en de betrouwbaarheid van de verstrekte informatie aan beleids- en beheersorganen is gewaarborgd;

  • c.

    de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het aangaan van verplichtingen ten aanzien van uitzettingen, leningen, waarborgsommen en garanties;

  • d.

    de interne regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie;

  • e.

    de te maken afspraken met de afdelingen over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen;

  • f.

    een kostenverdeling voor het eenduidig toewijzen van de lasten en baten aan de taakvelden. Niet direct met een activiteit van een taakveld samenhangende kosten worden verantwoord op het taakveld “Overheadkosten”. Een en ander in overeenstemming met het BBV.

  • g.

    het beleid en de interne regels voor de inkoop en de aanbesteding van goederen, werken en diensten;

  • h.

    het beleid en de interne regels voor de steunverlening en de toekenning van subsidies aan ondernemingen en instellingen en

  • i.

    het beleid en de interne regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen, opdat aan de eisen van rechtmatigheid, controle en verantwoording wordt voldaan.

Artikel 25. Interne controle

  • 1.

    Het college draagt ten behoeve van het getrouwe beeld en de rechtmatigheid van de jaarrekening zorg voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking, en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.

  • 2.

    Het college draagt zorg voor de interne toetsing van een aantal bedrijfsonderdelen op juistheid, volledigheid en tijdigheid van de bestuurlijke informatievoorziening, de rechtmatigheid van beheershandelingen en op misbruik en oneigenlijk gebruik van de gemeentelijke regelingen

  • 3.

    Het college zorgt op basis van de resultaten van de toetsen bedoeld in het tweede lid indien nodig voor een plan van verbetering. Het college neemt op basis van het plan van verbetering maatregelen voor herstel van de tekortkomingen.

  • 4.

    De resultaten van de in het tweede en derde lid genoemde toetsen en de bijbehorende plannen van verbetering worden ter kennisgeving aan de raad aangeboden.

Hoofdstuk 6. Slotbepalingen

Artikel 26. Intrekken oude verordening en overgangsrecht

De Financiële verordening 2015 gemeente Loon op Zand wordt ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de jaarrekening en het jaarverslag 2016 en bijbehorende stukken.

Artikel 27. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2017.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Financiële verordening gemeente Loon op Zand 2017.

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Loon op Zand van 14 december 2016.

De raad voornoemd,

voorzitter,

griffier,

Bijlage 1 afschrijvingsbeleid bij artikel 9

 

Afschrijvingsbeleid materiele vaste activa met economisch nut

 

  • 1.

    Geactiveerde kosten voor onderzoek en ontwikkeling, agio en disagio worden lineair in maximaal 5 jaar afgeschreven (immateriële vaste activa)

  • 2.

    Kosten voor het afsluiten van geldleningen worden direct ten laste van de exploitatie gebracht.

  • 3.

    Aankoop en vervaardiging van activa met een meerjarig economisch en maatschappelijk nut worden geactiveerd onder aftrek van bijdragen van derden.

  • 4.

    De volgende materiële vaste activa met economisch en maatschappelijk nut worden lineair afgeschreven in maximaal:

    • a.

      40 jaar: Gebouwen (nieuwbouw/permanent), onderwijs (schoolgebouwen)

    • b.

      20 jaar: Aanleg sportvelden, verbouwingen (semi-permanent); wegen van asfaltbeton; groenvoorzieningen in de openbare ruimte; voorzieningen aan terreinen (hekwerken e.d.)

    • c.

      60 jaar: rioleringen; leidingen drukriool

    • d.

      60 jaar: rioleringen; drukriolering bouwkundig

    • e.

      15 jaar: rioleringen; drukriolering mechanisch/elektrisch; wegen van klinkers (open verharding), palen en armaturen openbare verlichting

    • f.

      60 jaar; rioleringen; gemalen

    • g.

      25 jaar: renovatie, restauratie en aankoop woonruimten en bedrijfsgebouwen;

    • h.

      15 jaar: ·technische installaties in bedrijfsgebouwen; kantoormeubilair

    • i.

      10 jaar: ·veiligheidsvoorzieningen bedrijfsgebouwen; telefooninstallaties; schoolmeubilair; aanleg tijdelijke terreinwerken; nieuwbouw tijdelijke woonruimten en bedrijfsgebouwen; groot onderhoud woonruimten en bedrijfsgebouwen;

    • j.

      5 jaar: ·zware transportmiddelen; aanhangwagens; personenauto’s; lichte motorvoertuigen; automatiseringsapparatuur;

    • k.

      niet: gronden en terreinen.

 

Hierboven zijn de meest voorkomende activiteiten genoemd, in uitzonderlijke gevallen kan hiervan afgeweken worden en in eventueel niet benoemde gevallen kan worden gehandeld naar analogie van bovenstaande tabel.

 

Activa met een verkrijgingsprijs van minder dan € 5.000,00 worden, uitgezonderd gronden en terreinen, niet geactiveerd. Deze laatst genoemden worden altijd geactiveerd.