Organisatie | Beverwijk |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Beverwijk houdende algemene regels omtrent veiligheid en openbare orde Algemene Plaatselijke Verordening Beverwijk 2018 |
Citeertitel | Algemene Plaatselijke Verordening Beverwijk 2018 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Algemene Plaatselijke Verordening 2013.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2018 | 20-02-2019 | nieuwe regeling | 30-11-2017 | INT-17-39617 |
Artikel 1:5 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing is persoonlijk, tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald.
Artikel 1:6 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd:
Artikel 2:3 Kennisgeving betogingen en openbare plaatsen
Degene die het voornemen heeft op een openbare plaats een betoging te houden, waaronder begrepen een samenkomst als bedoeld in artikel 3, eerste lid van de Wet openbare manifestaties, geeft daarvan vóór de openbare aankondiging en ten minste 48 uur voordat de betoging wordt gehouden, schriftelijk kennis aan de burgemeester.
AFDELING 5. BRUIKBAARHEID EN AANZIEN VAN DE WEG
Artikel 2:10 Voorwerpen op of aan de weg
de voorwerpen of stoffen, die noodzakelijkerwijze kortstondig op de weg gebracht worden in verband met laden of lossen ervan en mits degene die de werkzaamheden verricht of doet verrichten ervoor zorgt, dat onmiddellijk na het beëindigen daarvan, in elk geval voor zonsondergang, de voorwerpen of stoffen van de weg verwijderd zijn;
Artikel 2:11 (Omgevings)vergunning voor het aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg
AFDELING 6. VEILIGHEID OP DE WEG
Artikel 2:15 Hinderlijke beplanting of gevaarlijk voorwerp
Het is verboden beplanting of een voorwerp aan te brengen of te hebben op zodanige wijze dat aan het wegverkeer het vrije uitzicht wordt belemmerd of dat er op andere wijze voor het wegverkeer hinder of gevaar ontstaat.
Artikel 2:16 Openen straatkolken e.d.
Het is aan degene die daartoe niet bevoegd is verboden een straatkolk, rioolput, brandkraan of een andere afsluiting die behoort tot een openbare nutsvoorziening, te openen, onzichtbaar te maken of af te dekken.
Artikel 2:21 Voorzieningen voor verkeer, verlichting, naamgeving en nummering
De rechthebbende op een bouwwerk is verplicht toe te laten dat op of aan dat bouwwerk voorwerpen of voorzieningen ten behoeve van het verkeer of de openbare verlichting, straatnaamborden, daarbij behorende onderschriften daaronder begrepen, wijkaanduidingen, aanduidingen voor brandkranen en brandputten worden aangebracht, onderhouden, gewijzigd of verwijderd.
In deze afdeling wordt verstaan onder :
Een evenement waarbij tijdens de voorbereiding en uitvoering van dit evenement een gecoördineerde aanpak van politie, brandweer, Geneeskundige Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen (GHOR), gemeente en organisator van het evenement noodzakelijk wordt geacht, dan wel een evenement dat voldoet aan drie van de volgende vier criteria:
Artikel 2:25 Evenementenvergunning
Voor het op het evenemententerrein te verrichten activiteiten die op grond van deze of een andere gemeentelijke verordening vergunningplichtig zijn, is tijdens de duur van het evenement, geen afzonderlijke vergunning nodig, mits de activiteiten zijn genoemd in de vergunning zoals bedoeld in het eerste lid.
De vergunninghouder die een evenement organiseert of degene die er feitelijk de leiding bij heeft, is, indien de burgemeester een bevel geeft met het oog op het waarborgen van de in het artikel 1:8 en de in het tweede lid bedoelde belangen, verplicht daaraan gevolg te geven en, indien nodig, het evenement onmiddellijk te beëindigen, waarbij hij dan ook verplicht is ervoor te zorgen dat er geen publiek meer wordt toegelaten.
Artikel 2:27 Begripsomschrijving
In deze Afdeling wordt verstaan onder:
Horecabedrijf: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin tegen vergoeding dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt. Onder een horecabedrijf worden in ieder geval verstaan: een hotel, restaurant, pension, café, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis of clubhuis.
paracommercieel rechtspersoon: een rechtspersoon niet zijnde een naamloze vennootschap of besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, die zich naast activiteiten van recreatieve, sportieve, sociaal-culturele, educatieve, levensbeschouwelijke of godsdienstige aard richt op de exploitatie in eigen beheer van een horecabedrijf.
Artikel 2:30 Afwijking sluitingstijden, tijdelijke sluiting
De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, leefbaarheid, veiligheid, zedelijkheid of gezondheid, of in geval van bijzondere omstandigheden, te zijner beoordeling, voor een of meer horecabedrijven sluitingstijden vaststellen gedurende welke tijden het de houder en de leidinggevende verboden is dit voor bezoekers geopend te hebben en aldaar bezoekers toe te laten of te laten verblijven.
De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, leefbaarheid, veiligheid, zedelijkheid of gezondheid, of in geval van bijzondere omstandigheden, te zijner beoordeling, voor een of meer horecabedrijven tijdelijk sluitingstijden vaststellen gedurende welke tijden het de houder en de leidinggevende verboden is dit voor bezoekers geopend te hebben en aldaar bezoekers toe te laten of te laten verblijven of tijdelijke sluiting bevelen.
De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, leefbaarheid, veiligheid, zedelijkheid of gezondheid, of in geval van bijzondere omstandigheden, te zijner beoordeling, tijdelijk andere dan de krachtens artikel 2:29, eerste lid, geldende sluitingstijden voor een terras van een of meerdere horecabedrijven vaststellen of tijdelijke sluiting bevelen.
AFDELING 9. TOEZICHT OP INRICHTINGEN TOT HET VERSCHAFFEN VAN NACHTVERBLIJF
In deze afdeling wordt verstaan onder inrichting: elke al dan niet besloten ruimte waarin, in de uitoefening van beroep of bedrijf, aan personen de mogelijkheid van nachtverblijf of gelegenheid tot kamperen wordt verschaft.
AFDELING 10. TOEZICHT OP SPEELGELEGENHEDEN
Artikel 2:39 Speelgelegenheden
In dit artikel wordt onder speelgelegenheid verstaan: een voor het publiek toegankelijke gelegenheid waar bedrijfsmatig of in een omvang alsof deze bedrijfsmatig is de mogelijkheid wordt geboden enig spel te beoefenen, waarbij geld of in geld inwisselbare voorwerpen kunnen worden gewonnen of verloren.
Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een speelgelegenheid te exploiteren of te doen exploiteren. Het verbod is niet van toepassing op:
speelgelegenheden waar de mogelijkheid wordt geboden om het kleine kansspel als bedoeld in artikel 7c van de Wet op de kansspelen te beoefenen, of te spelen op speelautomaten als bedoeld in artikel 30 van de Wet op de kansspelen, of de handeling als in artikel l, onder a, van de Wet op de kansspelen te verrichten.
AFDELING 11. MAATREGELEN TEGEN OVERLAST EN BALDADIGHEID
Artikel 2:44 Vervoer inbrekerswerktuigen
Dit verbod is niet van toepassing indien de bedoelde werktuigen niet zijn gebruikt of niet zijn bestemd om zich onrechtmatig de toegang tot een gebouw of erf te verschaffen, onrechtmatig sluitingen te openen of te verbreken, diefstal door middel van braak te vergemakkelijken of het maken van sporen te voorkomen.
Artikel 2:47 Hinderlijk gedrag op openbare plaatsen
Het is verboden in de nacht van vrijdag op zaterdag voor Pinksteren tussen 00.00 uur en 08.00 uur op de weg of openbaar water of bij zich te hebben artikelen als boter, eieren, kaars, zeep, meel, mayonaise, lijm en/of andere middelen met het kennelijke doel roerende en/of onroerende zaken te besmeuren of op andere wijze te beschadigen.
Artikel 2:50 Hinderlijk gedrag in voor het publiek toegankelijke ruimten
Het is verboden zich zonder redelijk doel en op een voor anderen hinderlijke wijze op te houden in of op een voor het publiek toegankelijke ruimte, dan wel deze te verontreinigen of te gebruiken voor een ander doel dan waarvoor deze ruimte is bestemd. Onder deze ruimten worden in elk geval begrepen: portalen, telefooncellen, wachtlokalen voor het openbaar vervoer, parkeergarages en rijwielstallingen.
Artikel 2:50a Liggen of slapen op of aan een openbare plaats
Het is verboden –al dan niet met gebruikmaking van enige vorm van beschutting, waaronder in ieder geval begrepen het gebruik van een auto, of caravan e.d.– op of aan een openbare plaats:
Artikel 2:51 Neerzetten van fietsen e.d.
Het is verboden op een openbare plaats een fiets of een bromfiets te plaatsen of te laten staan tegen een raam, een raamkozijn, een deur, de gevel van een gebouw of in de ingang van een portiek indien:
Artikel 2:52 Overlast van fiets of bromfiets op markt en kermisterrein e.d.
Het is verboden op uren en plaatsen die door het college of de burgemeester zijn aangewezen, zich met een fiets of bromfiets te bevinden op een door het college of de burgemeester aangewezen terrein waar een markt, kermis, uitvoering, bijeenkomst of plechtigheid wordt gehouden die publiek trekt, mits dit verbod kenbaar is aan de bezoekers van het terrein.
Artikel 2:58 Verontreiniging door honden
De eigenaar of houder van of degene, die het toezicht heeft over een hond is verplicht op eerste vordering van een ambtenaar, belast met zorg voor de naleving van het in deze afdeling bepaalde, aan te tonen dat hij bij het uitlaten van die hond (een) hulmiddel(en) bij zich heeft, bestemd om uitwerpselen te kunnen verwijderen.
AFDELING 12. BEPALINGEN TER BESTRIJDING VAN HELING VAN GOEDEREN
In deze afdeling wordt verstaan onder handelaar: een handelaar als bedoeld in artikel 1 van de algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
In deze afdeling wordt verstaan onder consumentenvuurwerk: hetgeen daaronder wordt verstaan in het Besluit van 22 januari 2002, houdende nieuwe regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk (Vuurwerkbesluit).
Artikel 2:74 Drugshandel op straat
Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden zich op een openbare plaats op te houden met het kennelijke doel om middelen als bedoeld in artikel 2 en 3 van de Opiumwet, of daarop gelijkende waar, al dan niet tegen betaling, af te leveren, aan te bieden of te verwerven, of daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.
Artikel 2:74a Openlijk drugsgebruik
Het is verboden op of aan de weg, op een andere openbare plaats of in een voor publiek toegankelijk gebouw middelen als bedoeld in de artikelen 2 of 3 van de Opiumwet of daarop gelijkende waar te gebruiken, toe te dienen, dan wel voorbereidingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen of stoffen voorhanden te hebben of deze voorwerpen of stoffen of onderdelen daarvan op een openbare plaats of in afvalbakken achter te laten.
AFDELING 15 BESTUURLIJKE OPHOUDING, VEILIGHEIDSRISICOGEBIEDEN, CAMERATOEZICHT OP OPENBARE PLAATSEN EN GEBIEDSONTZEGGING
Artikel 2:75 Bestuurlijke ophouding
De burgemeester is bevoegd overeenkomstig artikel 154a van de Gemeentewet te besluiten tot het tijdelijk doen ophouden van door hem aangewezen groepen van personen op een door hem aangewezen plaats indien deze personen het bepaalde in artikel 2:1 (samenscholing en ongeregeldheden); 2:10 (voorwerpen op of aan de weg); 2:16 (openen straatkolken e.d.)2:26 (ordeverstoring bij evenement); 2:47 (hinderlijk gedrag op openbare plaatsen);2:48 (verboden drankgebruik); 2:49 (verboden gedrag bij of in gebouwen); 2:50 (hinderlijk gedrag in voor publiek toegankelijke ruimten); groepsgewijs niet naleven.
Artikel 2:76 Veiligheidsrisicogebieden
De burgemeester is bevoegd overeenkomstig artikel 151b van de Gemeentewet bij verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van wapens, dan wel bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, een gebied, met inbegrip van de daarin gelegen voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven, aan te wijzen als veiligheidsrisicogebied.
Artikel 2:77 Cameratoezicht op openbare plaatsen
De burgemeester is bevoegd overeenkomstig artikel 151c van de Gemeentewet te besluiten tot plaatsing van camera’s voor een bepaalde duur ten behoeve van het toezicht op een openbare plaats.
Artikel 2:78 Gebiedsontzegging
De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, het voorkomen of beperken van overlast, het voorkomen of beperken van aantastingen van het woon – of leefklimaat, de veiligheid van personen of goederen, de gezondheid of de zedelijkheid aan degene die strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verricht een verbod opleggen om zich gedurende 24 uur te bevinden op in dat verbod aangewezen plaatsen, waar of in de nabijheid waarvan de gedragingen hebben plaatsgehad.
In geval van een evenement kan de burgemeester, ter bescherming van de in het eerste lid genoemde belangen, aan degene die strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verricht een verbod opleggen om zich gedurende de totale duur van het evenement, voor een periode van maximaal 72 uur, te bevinden op in dat verbod aangewezen plaatsen, waar of in de nabijheid waarvan de gedragingen hebben plaatsgehad.
Met het oog op de in het eerste lid bedoelde belangen kan de burgemeester, aan wie eerder een verbod als bedoeld in het eerste of tweede lid is opgelegd en ten aanzien van wie wordt geconstateerd dat hij opnieuw strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verricht, een verbod opleggen om zich gedurende een in dat verbod genoemd tijdvak van ten hoogste acht weken te bevinden op in dat verbod aangewezen plaatsen, waar of in de nabijheid waarvan de gedragingen hebben plaatsgehad.
Artikel 2:79 Woonoverlast als bedoeld in artikel 151d Gemeentewet
Degene die een woning of een bij die woning behorend erf gebruikt, of tegen betaling in gebruik geeft aan een persoon die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen is ingeschreven, draagt er zorg voor dat door gedragingen in of vanuit die woning of dat erf of in de onmiddellijke nabijheid van die woning of dat erf geen ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden wordt veroorzaakt.
Als de burgemeester een last onder dwangsom of onder bestuursdwang oplegt naar aanleiding van een schending van deze zorgplicht kan hij daarbij aanwijzingen geven over wat de overtreder dient te doen of na te laten om verdere schending te voorkomen. De burgemeester stelt beleidsregels vast over het gebruik van deze bevoegdheid.
Hoofdstuk 3. Seksinrichtingen, sekswinkels, straatprostitutie e.d.
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
seksinrichting: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
AFDELING 2. SEKSINRICHTINGEN, STRAATPROSTITUTIE, SEKSWINKELS EN DERGELIJKE
Artikel 3:5 Gedragseisen exploitant en beheerder
Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, zijn de exploitant en de beheerder niet:
binnen de laatste vijf jaar onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van zes maanden of meer door de rechter in Nederland, inclusief de drie openbare lichamen Bonaire, Saba en Sint-Eustatius, Aruba, Curaçao en Sint Maarten, dan wel door een andere rechter wegens een misdrijf waarvoor naar Nederlands recht een bevel tot voorlopige hechtenis ingevolge artikel 67, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering is toegelaten;
binnen de laatste vijf jaar bij ten minste twee rechterlijke uitspraken onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke geldboete van 500 euro of meer of tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a van het Wetboek van Strafrecht, wegens dan wel mede wegens overtreding van:
De exploitant of de beheerder zijn binnen de laatste vijf jaar geen exploitant of beheerder geweest van een seksinrichting of escortbedrijf die voor ten minste een maand door het bevoegde bestuursorgaan is gesloten, of waarvan de vergunning bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, is ingetrokken, tenzij aannemelijk is dat hem ter zake geen verwijt treft.
Artikel 3:8 Aanwezigheid van en toezicht door exploitant en beheerder
De exploitant en de beheerder zien er voortdurend op toe dat in de seksinrichting:
geen strafbare feiten plaatsvinden, waaronder in ieder geval de feiten genoemd in de titels XIV (misdrijven tegen de zeden), XVIII (misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid), XX (mishandeling), XXII (diefstal) en XXX (heling) van het Tweede Boek van het Wetboek van Strafrecht, in de Opiumwet en in de Wet wapens en munitie; en
AFDELING 3. BESLISTERMIJN: WEIGERINGSGRONDEN
Artikel 3:13 Weigeringsgronden
Voor seksinrichtingen en in Nederland gevestigde escortbedrijven kan, onverminderd het bepaalde in artikel 1:8, de vergunning bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, worden geweigerd dan wel de aanwijzing of vaststelling bedoeld in artikel 3:9, eerste lid, achterwege gelaten, in het belang van:
AFDELING 4. BEEINDIGING EXPLOITATIE; WIJZIGING BEHEER
Het beheer kan worden uitgeoefend door een nieuwe beheerder, indien het bevoegd bestuursorgaan op aanvraag van de exploitant besluit de verleende vergunning overeenkomstig de wijziging in het beheer te wijzigen. Het bepaalde in artikel 3:13, eerste lid, aanhef en onder a, is van overeenkomstige toepassing.
HOOFDSTUK 4. BESCHERMING VAN HET MILIEU EN HET NATUURSCHOON EN ZORG VOOR HET UITERLIJK AANZIEN VAN DE GEMEENTE
AFDELING 1. GELUIDHINDER EN VERLICHTING
Artikel 4:2 Aanwijzing collectieve festiviteiten
De geluidsnormen bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit en artikel 4:5 van deze verordening gelden niet op 31 december, de aan Koningsdag voorafgaande dag, Koningsdag en in de periode van de 2e woensdag in augustus tot en met de tweede zondag in augustus (Feestweek Beverwijk) en voorts niet voor door het college per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen.
De voorwaarden met betrekking tot de verlichting ten behoeve van sportbeoefening in de buitenlucht als bedoeld in artikel 3.148, eerste lid, van het Besluit gelden niet voor door het college per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen.
Op de dagen als bedoeld in het eerste lid dient het ten gehore brengen van extra muziek -hoger dan de geluidsnorm als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit en artikel 4:5 van deze verordening- uiterlijk om 01.30 uur op zover het de nacht van 31 december op 1 januari betreft en 00.30 uur voor alle overige dagen te worden beëindigd.
Artikel 4:3 Kennisgeving incidentele festiviteiten
Het is een inrichting toegestaan maximaal 12 incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij de geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit en artikel 4:5 van deze verordening niet van toepassing zijn, mits de houder van de inrichting ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.
Het is een inrichting toegestaan om tijdens maximaal 12 incidentele festiviteiten per kalenderjaar de verlichting langer aan te houden ten behoeve van sportactiviteiten waarbij artikel 3.148, eerste lid, van het Besluit niet van toepassing is, mits de houder van de inrichting ten minste tien werkdagen voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.
Op de dagen als bedoeld in het eerste lid wordt het ten gehore brengen van extra muziek - hoger dan de geluidsnorm als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit en artikel 4:5 van deze verordening - uiterlijk om 00.30 uur voor zover het een nacht van vrijdag op zaterdag, zaterdag op zondag en op een dag die wordt gevolgd door een algemeen erkende feestdag en om 23.00 uur op alle overige dagen beëindigd.
Artikel 4:5 Onversterkte muziek
AFDELING 3. HET BEWAREN VAN HOUTOPSTANDEN
Artikel 4:12 Uitzondering kapverbod
In afwijking van het bepaalde in artikel 4:11 mag een boom die op de bomenlijst vermeld is, nadat een beëdigd taxateur van bomen of een boomveiligheidscontroleur hierover is geraadpleegd en het voornemen om de boom te kappen bij het college is gemeld, worden geveld wanneer er sprake is van:
AFDELING 4. MAATREGELEN TEGEN ONTSIERING EN STANKOVERLAST
Artikel 4:13 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen enz.
Het is verboden op door het college in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast dan wel voorkoming van schade aan de openbare gezondheid aangewezen plaatsen, buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, in de openlucht of buiten de weg de volgende voorwerpen of stoffen op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben:
AFDELING 5. KAMPEREN BUITEN KAMPEERTERREINEN
In deze afdeling wordt onder kampeermiddel verstaan: een onderkomen of voertuig waarvoor geen omgevingsvergunning voor het bouwen in de zin van artikel 2.1, eerste lid onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is vereist, dat bestemd of opgericht is dan wel gebruikt wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
HOOFDSTUK 5. ANDERE ONDERWERPEN BETREFFENDE DE HUISHOUDING DER GEMEENTE
Artikel 5:4 Defecte voertuigen
Het is verboden een voertuig waarmee als gevolg van andere dan eenvoudig te verhelpen gebreken niet kan of mag worden gereden, langer dan op drie achtereenvolgende dagen op de weg te parkeren.
Artikel 5:9 Parkeren van uitzichtbelemmerende voertuigen
Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter, op de weg te parkeren bij een voor bewoning of ander dagelijks gebruik bestemd gebouw op zodanige wijze dat daardoor het uitzicht van bewoners of gebruikers vanuit dat gebouw op hinderlijke wijze wordt belemmerd of hun anderszins hinder of overlast wordt aangedaan.
Artikel 5:12 Overlast van fiets of bromfiets
Het is verboden of bromfietsen onbeheerd buiten de daarvoor bestemde ruimten of plaatsen te laten staan op door het college, in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast, of ter voorkoming van schade aan de openbare gezondheid, aangewezen plaatsen.
Artikel 5:13 Inzameling van geld of goederen
Onder een inzameling van geld of goederen wordt mede verstaan: het bij het aanbieden van goederen, waartoe ook worden gerekend geschreven of gedrukte stukken, dan wel bij het aanbieden van diensten aanvaarden van geld of goederen, indien daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.
In deze afdeling wordt onder venten verstaan: het in de uitoefening van de ambulante handel te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten op een openbare en in de open lucht gelegen plaats of aan huis.
Onder venten wordt niet verstaan:
Artikel 5:18 Standplaatsvergunning en weigeringsgronden
Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de vergunning worden geweigerd indien als gevolg van bijzondere omstandigheden in de gemeente of in een deel van de gemeente redelijkerwijs te verwachten is dat door het verlenen van de vergunning voor een standplaats voor het verkopen van goederen een redelijk verzorgingsniveau voor de consument ter plaatse in gevaar komt.
AFDELING 7. CROSSTERREINEN EN GEMOTORISEERD EN RUITERVERKEER IN NATUURGEBIEDEN
Het is verboden op enig terrein, geen weg zijnde, met een motorvoertuig of een bromfiets een wedstrijd dan wel, ter voorbereiding van een wedstrijd, een trainings- of proefrit te houden of te doen houden dan wel daaraan deel te nemen, dan wel een motorvoertuig of een bromfiets met het kennelijke doel daartoe aanwezig te hebben.
Hoofdstuk 6. Bijzondere bepalingen met betrekking tot het strand
Artikel 6:2 Gemotoriseerde voertuigen op het strand
Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op bestuurders van motorvoertuigen ten behoeve van het reddingswezen, beheer en onderhoud van de zeewering/waterkering, politie, brandweer, ambulancediensten, burgemeester/strandvonder, buitengewoon opsporingsambtenaren en personen in dienst van de gemeente, allen in de uitoefening van hun taak.
Artikel 6:3 Niet-gemotoriseerde voertuigen
Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op bestuurders van een niet gemotoriseerd voertuig ten behoeve van het reddingswezen, beheer en onderhoud van de zeewering/waterkering, politie, brandweer, ambulancediensten, burgemeester/strandvonder, buitengewoon opsporingsambtenaren en personen in dienst van de gemeente, allen in de uitoefening van hun taak.
Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op motorvaartuigen ten behoeve van het reddingswezen, beheer en onderhoud van de zeewering/waterkering, politie, brandweer, burgemeester/strandvonder, buitengewoon opsporingsambtenaren en personen in dienst van de gemeente, allen in de uitoefening van hun taak.
Artikel 6:5 Niet-gemotoriseerde vaartuigen
Het is gedurende de zomerperiode verboden een niet-gemotoriseerd vaartuig op het strand te hebben en zich daarmee in zee te begeven of zich daarmee binnen 300 meter uit de laagwaterlijn te bevinden.
Artikel 6:6 Wind- en watersport
Het is verboden wind- en watersport op het strand of in zee uit te oefenen buiten het activiteitenstrand.
Artikel 6:7 Activiteitenstrand
Het college is bevoegd met het oog op de bescherming van de gezondheid van deelnemers aan sportactiviteiten en overige bezoekers van het activiteitenstrand, de openbare orde en veiligheid en het doelmatig gebruik van het strand nadere regels of beperkingen te stellen met betrekking tot de op het activiteitenstrand toegelaten activiteiten.
Artikel 6:8 Sport en spel in groepsverband
Het is verboden op het strand sport en spel uit te oefenen of zich te gedragen, op zodanige wijze dat daardoor gevaar of overlast voor personen, dan wel beschadiging van goederen kan ontstaan.
Artikel 6:12 Verhuren van voorwerpen/dieren op het strand
Het is verboden zonder vergunning van het college op het strand een voer - of vaartuig – hetzij geheel, hetzij per plaats - een strandstoel, ligstoel, tafel, bank, tent, cabine, of een ander dergelijk voorwerp dan wel een rij- of trekdier aan het publiek te huur of voor gebruik aan te bieden.
Artikel 7:2 Algemene vrijstelling voor zon- en feestdagen
Voor de in artikel 2 van de wet vervatte verboden geldt op zon- en feestdagen een algemene vrijstelling.
HOOFDSTUK 8 STRAF-, OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
Artikel 8:3 Binnentreden woningen
Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften die strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner.
Artikel 8:5 Overgangsbepalingen
Vergunningen en ontheffingen - hoe ook genaamd - verleend krachtens de verordening als bedoeld in artikel 8:4, eerste lid, blijven - indien en voorzover het gebod of verbod waarop de vergunning of ontheffing betrekking heeft, ook vervat is in deze verordening en voorzover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken - na inwerkingtreding van deze verordening van kracht.
Voorschriften en beperkingen opgelegd krachtens verordeningen bedoeld in artikel 8:4, eerste lid, blijven - indien en voorzover de bepalingen ingevolge welke deze voorschriften en bepalingen zijn opgelegd, ook zijn vervat in deze verordening en voorzover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken – na inwerkingtreding van deze verordening van kracht.
Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om een vergunning of ontheffing - hoe ook genaamd - op grond van de verordening bedoeld in artikel 8:4, eerste lid, is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening nog niet op die aanvraag is beslist, wordt daarop de overeenkomstige bepaling van deze verordening toegepast.
Op een aanhangig bezwaarschrift, betreffende een vergunning of ontheffing, bedoeld in het eerste lid, dan wel een voorschrift of beperking bedoeld in het tweede lid dat voor of na het tijdstip bedoeld in artikel 8:4, tweede lid, is ingekomen binnen de voordien geldende bezwaartermijn, wordt beslist met toepassing van de verordening bedoeld in artikel 8:4, eerste lid.
De intrekking van de verordening bedoeld in artikel 8:4, eerste lid, heeft geen gevolgen voor de geldigheid van op basis van die verordening genomen nadere regels, beleidsregels en aanwijzingsbesluiten, indien en voorzover de rechtsgrond waarop de aanwijzingsbesluiten zijn gebaseerd ook vervat is in deze verordening en voorzover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken.